a
D
VERVALSINGEN WAREN
EEN KAPITAAL WAARD
H
i
ml
Laatste zucht van
het accordeon?"
ZATERDAG 3 APRIL 1965
Erbij
PAGINA VIJF
SIM TEUNISSE VERTELT IN DIT „WARE
VERHAAL" - DE EERSTE VAN EEN KLEINE
SERIE OVER MENSEN EN DINGEN IN DE
WEST - VAN DE KOMST (EN DE GLORIE)
VAN TWEE NUCHTERE HOLLANDERS IN
DE NIET - ZO - NUCHTERE KOLONIE VAN
HOLLANDERS OP HET EILANDJE ARUBA
HET VREEMDE verhaal van mis
ter John (in een der vorige ERBIJ's),
wiens naam de Britse posterijen nooit
hebben onthuld, heeft een vervolg
gehad. Destijds kon men de zaak niet
tot een oplossing brengen dank zij het
vette stempel dat mister John in
zijn hulppostkantoor gebruikte voor
de beurstelegrammen van Thread-
needlestreet. Mister John leefde ge
noeglijk en tevreden van zijn pensioen
in Buckinghamshire. De Britse post-
directie was al blij dat de zaak zo zon
der schandaal was afgelopen.tot
de filatelie zich ermee ging bemoeien.
Zesentwintig jaar na het ontslag van
mister John kwam de zaak aan het
rollen. De oorzaak was de nieuws
gierigheid van de Britse postzegel
handelaar Charles Nissen. Deze had
in het jaar 1898 bij een handelaar in
oud papier een grote hoeveelheid van
postzegels voorziene telegramformu
lieren gekocht.
DE DRAAGBARE radio en de on
draaglijke muziekautomaat zijn bezig
het eens zo geliefde accordeon in Ita
lië de nek om te draaien.
Deze slag treft vooral het plaatsje
Stradeüa in Noord-Italié. dat honderd
jaar lang een centrum 'Mn de accor-
deonfabrikage is geweest.
Nog maar tien jaar geleden hadden
50 accordeonfabrieken in Stradella
1.500 geschoolde arbeiders in dienst
en produceerden zij 2.000 accordeons
per maand. Er zijn thans nog slechts
vijf fabrieken met een paar honderd
arbeiders en een maandelijkse pro-
duktie van ongeveer 100 accordeons
over.
DE TWEE
DE sportbroeders Bill en Fred (de
Hollanders in dienst van de
Arubaanse grootindustrie moe
ten er nu eenmaal genoegen
mee nemen, dat zij bij een verameri-
kaanste voornaam worden genoemd)
behoorden niet tot de intelligentsia en
pretendeerden het nog minder.
Beiden waren degelijke en nuchtere
Hollanders, zoals er wel zelden hun
kille landje vaarwel zeiden om in de
wijde wereld fortuin te zoeken.
Zij waren het lang niet altijd roerend
met elkaar eens, doch dat belette niet,
dat zij toch steeds in eikaars gezelschap
worden gezien, waarbij spoedig bleek,
dat Bill niet alleen de oudste was van
het tweetal, doch ook de „manager".
Met hun komst op het eiland werd
voor een groep Hollandse vrienden heel
veel anders, want de broeders weiger
den pertinent mee te doen aan de fui
ven en aan de dolle dodenritten naar
de stad, zetel van het gouvernement.
Deze houding baarde groot opzien,
want hoe kon je het als jonge kerel
op een eiland vier lange jaren uithou
den, zonder af en toe eens glorieus uit
de band te springen? Zonder sterke
drank, zo heette het, kreeg je, met
al die „stropi's en limonade mieren in
je maag!
De verleiding was groot in een ge
meenschap, die eigenlijk een mannen
maatschappij was en waar de acht
uren dag niet zó de hele mens opeiste,
dat men 's avonds doodmoe onder de
klamboe dook. Neen, de olie-employé
in de wandeling „oliekoker" ge
noemd beschikte over veel vrije tijd,
waarin veel over boten en verlof werd
gepraat.
Na de dagdienst was er dan ook, om
een uur of vier in de middag, in de
vriendenkring waarvan hier sprake
is, reünie in één der „kasten".
Hoe welig tierde hier de kanker-
plant! Kankeren kon je op de hitte, op
de Yanks, die „cowboys" waren, halve
kwajongens, die nauwelijks het verschil
kenden tussen Holland en „Germany",
die, eeuwig-kauwend, golf of honkbal
speelden en een behoorlijke portie
eigendunk bezaten.
Kankeren kon je ook op het Gouver
nement, dat „veel te slap" was, en
steeds maar weer de Amerikaanse geit
en de Hollandse kool spaarde, tenslotte
op de „management" van de instal
latie, die golf speelde en alleen de
kinderen van „God's Own Country
promotie liet maken.
Niet gekankerd werd er als er iets
te vieren viel, en dat kwam nog al eens
voor, in de regel niet met spuitwater,
maar met pittiger dranken, die via de
onberedeneerdste en onwaarschijnlijk
ste luchthartigheid tot dolle uitgelaten
heid en onvermijdelijkheid naar de gas
pedalen van de gereedstaande afdan
kertjes leidden, deze op hun beurt
van de „Wild-West" Oliekolonie naar
de Bar van het enige hotelletje in het
dommelende hoofdstadje, met zijn
hardwerkende, maar oersaaie gouver
nementsambtenaren.
Temidden van dit oord van ingetogen
rust plachten de spontaan-ontsprongen
fuiven naar een climax te voeren, tot
schrik van de elegant-slanke hotelier,
met het snorretje van de mondaie Zuid
amerikaan, en enige ambtenaren-van-
het-hoofdeiland-op-inspectie, die na een
overvloedige rijsttafel naar rust ver
langden.
Later deed de meer moderne cocktail
zijn intrede, het bereiden en het keuren
van welke veel tijd vergde en de zo
eenvoudig begonnen fuiven ontwikkel
den zich tot ingewikkelde „parties",
waarvoor men dagen van tevoren de
„Commissary" van de Amerikanen en
de inheemse Boticas moest afstropen.
De fuiven werden steeds talrijker. Er
was nu eenmaal niet iedere week een
film met „all-star-cast". Daarbij ging
het vervelen, dat men de schonen van
het eiland slechts kon aanbidden via
dikke tralies en onneembaar-hoge mu
ren, terwijl men bij bezoeken aan in
heemse families steeds maar weer de
oudste dochter voorgeschoven kreeg.
Een middenweg schijnt altijd moeilijk
te bewandelen. Er waren er onder de
duizendten employés die zich nooit een
pretje gunden; en aan de andere kant
waren er groepen die nooit anders de
den dan fuiven.
In veel fuivende vriendenkringen
heerste ook de mening, het voor je
morele gezondheid onvermijdelijk was,
af en toe eens uit je huid te kruipen;
alleen een flinke portie dagelijkse drank
kon je in de tropen voor een complete
ineenstorting behoeden, bewaarde je
voor de gewoonte van zovele „oud-
gasten" om in jezelf te praten en voor
„complexen".
Het glas en de lol werden dan ook in
ere gehouden en de draak werd gesto
ken met ieder die minder fantastisch
dacht en op „payday" meer geld naar
de Bank bracht.
Doch, hoe vreemd het moge klinken,
dit alles werd anders na de komst van
Bill en Fred, het Hollandse tweetal met
de „one million dollar" krullenkoppen
en de gespierde, stoere gestlaten, die hun
minachting voor de „après nous le dé-
luge"-filosofie duidelijk lieten blijken.
Terwijl de vrienden na vieren dan
gezellig zaten te bomen, of vervelend
zaten te kankeren, zagen zij de broeders
het trapje van de „bachelor-quarters"
afstijgen voor hun tocht naar het strand
om er te zwemmen en te trainen. Dat
was niet vreemd. Iedere nieuweling had
hetzelfde gedaan tot hij er genoeg
van had.
Om zes uur verschenen de sportjon-
gens, stralend van frisheid en fitheid
in de mess, waarna zij de avond op hun
kamer doorbrachten, met detective- en
andere verhalen. De oudste gasten lach
ten hierom hun superieure lachje. Elke
avond op je kamer! Dat hield geen zin
nig mens vol!
Daar het vreemde was, dat deze
knapen na maanden nog steeds
hun leven van sport en ingeto
genheid volhielden; de anderen
glimlachten er goedmoedig om, ook
toen er na 'n auto-ongeluk dat won
der boven wonder goed afliep een
tijdlang geen fuiven waren.
Het voorbeeld van de onverstoorbaar
hun gang gaande gebroeders ging nu
toch aanstekelijk werken. Meer en
meer gingen zij het onderwerp van de
gesprekken vormen. Zij dronken geen
borrel en bleven toch fit! Dat was
vreemd! In gesprekken bleek, dat niet
alleen hun uiterlijk fris was, maar dat
zij er ook gezonde ideeën op na hielden.
„In Holland", zo vertelden zij eens,
hebben we lang genoeg „zonder" gelo
pen om hier ons geld te grabbel te
gooien. We sparen elke cent, tot we in
Holland of in de States een zaak kun
nen beginnen.
Niet langer gingen Bill en Fred na
de „shift" nu alleen naar het strand.
Er waren enthousiaste navolgers, die
onder Bills strakke leiding wilden mee-
trainen.
Bil was niet gemakkelijk. Er werd
niet „zo maar wat" aan sport gedaan.
Neen, het viel niet mee, om na jaren
van verwaarlozing je body weer tot een
draaglijke staat van paraatheid en dis
cipline terug te voeren. Veel wilskracht
en doorzettingsvermogen waren nodig
om het peil van lenigheid te bereiken
dat Bill als doel stelde.
Na een uurtje trainen op het helder
witte strand, voelde men zijn spieren
soepel en wat belangrijker was
de ademhaling was diep geworden. Dan
nog wat polo in het heldere, zilte water
en als je dan na een zoetwaterdouche
in je lichte kleuren kwam, voelde je je
een ander mens, fit om bergen werk te
verzetten. Wat smaakte dan om zes uur
het maal in de mess! Nog beter dan na
de „onontbeerlijke"' aperitiefs en aan
geklede borrels! Hoe veranderde je hele
stemming! Er viel niets meer te kan
keren!
Hoe was het mogelijk, dat men zich
in de tropen zó goed, zó fit kon voelen!
Bill zocht het ook niet in recordjagerij.
Wat hemzelf betrof, was zijn lichaam
de uitdrukking van een onbuigzaam
harde wil. Hier waren „laiser-aller",
alle fatalisme, alle tropentraagheid op
dood gelopen! Hier was de brenger van
een nieuwe cultus, de cultus van oer
degelijke Hollandse nuchterheid, rea
lisme en sportiviteit. Bij hem geen zou
teloos gezwam over de funeste invloed
van de tropen. Een borrel „ter opwek
king" had hij niet nodig.
Toen Bill en Fred er meer dan de
helft van hun contract hadden opzitten,
onthulde Bill iets van zijn plannen met
Fred. Binnen enkele maanden zou deze
namelijk in de ring treden tegen een
geduchte Amerikaanse tegenstander. De
sportcommissie van de „olie" was, ter
afwisseling van de eeuwige, baseball-
tennis- en zwemwedstrijden, namelijk
sinds kort met bokswedstrijden op de
proppen gekomen en Bill was vastbe
sloten dat de smaad van een k.o. ge
slagen Hollandse pseudo-kampioen zou
worden uitgewist.
Bill zette zijn plannen door met een
doeltreffendheid en een dodelijke ernst.
De training werd nu enkele malen per
week zelfs 's avonds, in het schemer
duister van de sterrenhemel, voortgezet
en de belangstelling voor de 2 broers
en hun idealen was nu algemeen gewor
den. Niemand meer die om hen glim
lachte, zelfs Nol en John, om twee van
de meest wereldwijze „die-hards" te
noemen, niet!
De sportbeoefening was nu zulk een
allesoverheersende plaats in de vrije
tijdsbesteding van de vrienden gaan in
nemen, dat er geen fuiven meer waren.
In deze weken en maanden wist Bill
zijn broer en zijn satellieten tot steeds
groter krachtsinspanning aan te sporen.
Het meest „tastbaar" waren de resul
taten daarvan bij Fred, wiens bodv nu
uithoeken daarvan doorgedrongen en
ieder die hem zag, gaf hem een fraaie
kans. Men was de gebroeders sympa
thiek gaan vinden. Men bewonderde
hun doorzettingsvermogen en van hen
verwachtte men de redding van de
sporteer der Hollandse kolonie, die, zo
was men algemeen van gevoelen, door
de nseudo-kamnioen Frans door het
op Frank precies van toepassing was.
De smaad die de Hollandse kolonie
was aangedaan, moest en zou nu worden
uitgewist. Onder Bill's strakke coaching
was Fred in prima conditie gekomen en
wanneer men hem zag trainen, moest
men onwillekeurig denken aan een vol
bloed, die vóór een race ongeduldig aan
de teugels staat te rukken.
hard als staal en veerkrachtig als leer
was geworden. Ieder die daar lust in
had, kon dat, onveranderlijk met schade
voor zichzelf, vaststellen.
De komende ontmoeting begon de ge
moederen op het eiland in beweging te
brengen. Fred's naam was tot in alle
slijk was gehaald omdat hij na zijn
laatste overwinning op zijn lauweren
was gaan rusten, zich door de vrouwen
liet bewonderen en voor zijn sport geen
offers meer bracht. Voor dit soort
„sportsmen" had een doorgewinterde
Yank een kernachtige uitdrukking, die
e lang-verbeide avond van de
ontmoeting brak aan. In de grote
zaal van het clubgebouw was
geen plaats onbezet gebleven. De
directie van het mammout-bedrijf en
het eilandbestuur waren voltallig aan
wezig en wisselden suikerzoete begroe
tingen. De stemming was opgewonden
en er hing iets van vijandigheid in de
lucht, die met elektriciteit geladen
schéén.
De olie-band speelde de laatste schla
gers, maar de „crooner" werd zo goed
als geheel overstemd door de cacofonie
van allerlei uitroepen en rumoer. Vooral
het Amerikaanse kamp deed luidruchtig
en had bij voorbaat al uitbundige pret
om de zekere nederlaag van de Holland
se kaaskop.
Van de match kan ik u helaas geen
beschrijving geven. Ik ben onbekend
met de technische termen en ik moet
eerlijk bekennen dat de bokssport nooit
mijn belangstelling heeft gehad. Die
avond echter voelde ik mij geheel op
genomen in de buitengewoon spannende
kamp die zich vóór mij afspeelde en die
ik in ademloze spanning volgde.
Niet alleen ik! Iedereen zag dat de
twee tegenstanders volkomen tegen el
kaar waren opgewassen. De Amerikaan,
een slanke, pezige knaap vocht verbeten
en leek aanvankelijk onoverwinnelijk.
Doch zijn slagen, hoe raak ook, stuitten
af op de gestaalde spierenbundels van
zijn tegenstander, die vocht met feil
loze techniek.
Het was tenslotte deze feilloze tech
niek en zijn groter uithoudingsvermogen
die Fred de zege brachten, een overwin
ning op punten en bevochten met onbe
twistbare fairheid.
Een stormachtig gejuich brak los toen
de scheidsrechter Fred als overwinnaar
op punten aanwees. Een geweldige
geestdrift had zich van allen meester
gemaakt, want zelden zag men een
fraaier kamp.
Toen eindelijk het handgeklap en het
gejoel wat waren bedaard, trad de gene
ral manager van de grote industrie in
de ring. Amerikaan in hart en nieren,
moest hij hier hulde brengen aan een
Hollandse sportsman die door zijn vol
maakt eerlijk spel en door zijn persoon
lijkheid in het algemeen aller harten
had gewonnen. Het was duidelijk, dat in
deze ring geen blote, of liever, geen ge-
handschoende vuist, maar een levens
houding had getriomfeerd. Slechts een
DE MEESTE van deze formulieren
waren gedateerd 1872 en Nissen was
bijzonder geïntrigeerd door het feit dat
de stempels zo vet waren doorgeslagen.
Hij besloot een paar experimenten te
wagen. Hij weekte zorgvuldig een aan
tal shillingzegels af en legde ze in
benzine. Hij verwachtte dat er een
watermerk zichtbaar zou worden. Dat
watermerk was vóór 1872 een roze-
tak, bij wijze van bescherming van de
posterijen tegen vervalsingen. De post
zegels die hij op deze wijze behandelde
vertoonden geen enkel watermerk. Dat
betekende dat het vervalsingen moes
ten zijn. Nissen haastte zich alle post
zegels te onderzoeken; hij vond geen
enkel watermerk. Hij ging met een
deel van de vervalsingen naar zijn col
lega Stanley Gibbons, firmant van een
der grootste en vermaardste postzegel
firma's ter wereld. De ontdekking van
Nissen verwekte grote opwinding bij
Gibbons. Men had daar ook van die 1
shilling-zegels zonder watermerk. Gib
bons, die een eigen maandblad uitgaf
waarschuwde tegen deze vervalsingen.
De Britse postdirectie las die onthul
lingen over de 1 shilling groen van 1872
met enige wrevel. Ambtenaren bezoch
ten de postzegelhandelaren en vertelden
een verhaal over zegels die toevallig wa
ren vervaardigd op papier zonder wa
termerk. In de postzegelhandel blijft
niet veel geheim; de merkwaardige
zegels zonder watermerk, die voor ver
valsingen doorgingen, stegen plotseling
in waarde. Verzamelaars vroegen er
om
DE GEHEIMZINNIGHEID waarmee
de oorsprong van de Victoriazegels van
1872 werd omgeven was oorzaak dat de
waarde van de postzegels steeg. Men
twijfelde weliswaar aan de echtheid er
van maar nam aan dat er iets mee aan
de hand was ea vroeg zich af wat het
kon zijn. In afwachting van nadere ont
hullingen stegen de prijzen. De volgen
de akte van de tragikomedie speelde
veertien jaar later. In een oude papier
fabriek, die veel werk deed voor de
Britse posterijen, werden in oude voor
raden telegramformulieren gevonden
met zegels die van mister John afkom
stig waren. Een handelaar kocht de he
le verdachte partij en wendde zich vol
verontwaardiging tot het ministerie met
de mededeling dat de postzegels op de
telegramformulieren alle vals waren.
De posterijen waren onaangenaam ver
rast. Men dacht dat de zaak al lang
dood en begraven was. Het toeval wil
de dat een schoonzoon van de betrok
ken papierhandelaar parlementslid was
en daarmee kwam de zaak opnieuw
aan het rollen. Een staatssecretaris
pakte alle documenten in zijn aktentas
en ging op zoek naar „mister John".
Deze was inmiddels al meer dan tach
tig jaar oud; hij kweekte rozen en was
zeer spraakzaam, behalve wanneer het
over postzegels ging; de zaak was ver
jaard.
De postautoriteiten wisten precies wie
in 1872 aan het telegramloket in Thread-
needlestreet had gezeten. Mister John
weigerde echter iets te vertellen. Zijn
geheim is zijn geheim gebleven. Hij
heeft nooit verteld hoe hij de perfecte
duplicaten kon laten maken, al was het
dan zonder watermerk. Misschien heeft
hij het ook wel verteld, maar ook dan
rust zijn geheim veilig bij de posterijen.
De hele zaak zou met de mantel der
liefde bedekt zijn gebleven als de fila
telie het slotwoord niet had geleverd.
In de befaamde postzegelcatalogus van
Robson Lowe kan men lezen „De 1 sh.
postzegel van 1871/1872 werd vervalst en
staat bekend onder de naam van „Ex-
change"-vervalsing; deze zegels zijn
een veelvoud waard van de echte 1
shilling-zegels van hetzelfde jaar..."
POSTZEGELS hebben vele hartstoch
ten ontketend; zij hebben indirect de
dood van vele mensen veroorzaakt.Wei-
nige postzegelhandelaren hebben mee
gemaakt wat de internationale postze
gelhandelaar Péret meemaakte. Deze
was uitgenodigd om een collectie te ko
men keuren die ten verkoop werd aan
geboden door de bejaarde filatelist
Bourget.
Péret werd ontvangen in een dure
Parijse woning met vele kostbare kunst
voorwerpen. Alles rook er naar schim
mel en slecht geluchte kamers. Overal
hingen portières. Het was een décor uit
het tweede keizerrijk en de eigenaar
van de postzegels was in overeenstem
ming met zijn omgeving. Péret beland
de in een kleine zijkamer, waar op ta
fels stapels postzegelalbums lagen.
Bourget wees met een breed gebaar op
de albums en verkondigde „Mijn le
ven, een miljoenenwaarde
Péret was een geharde handelaar die
veel had meegemaakt. Hij verwachtte
een middelmatige collectie en maakte
zich geen illusies. Toen hij de eerste
bladzijden opsloeg maakte hij al zijn
taxatie. De hele collectie zou misschien
tien miljoen franc waard zijn, mis
schien iets meer, misschien iets min
der, dat hing af van de toestand van de
zegels. Toen Péret verder bladerde ver
anderde hij van mening. Album na al
bum keek hij door. „Ik bied vijftig mil
joen franc!" zei hij, „ongezien wat
er verder is en hoe de toestand van
de zegels is.
„Ik had tien miljoenzei Bour
get en toen zweeg hij. Even later was
hij dood. Een hartaanval uit verbijste
ring had een einde gemaakt aan het le
ven van de filatelist. De verzameling
werd later officieel geveild en bracht
zestig miljoen franc op. Monsieur Bour
get, die al jarenlang postzegels verza
melde, had nooit rekening gehouden
met de waardevermeerdering van zegels
sedert de ondergang "van het tweede
keizerrijk. In zijn waarderingslijsten
vond men de gegevens van zijn vader
die een groot deel van de postzegels
had verworven in het tijdperk van de
tweede keizer. De bejaarde zoon had
de verzameling voortgezet maar voor
hem was een franc altijd een franc ge
bleven en hoewel hij miljoenen kon op
tellen besefte hij niet dat de miljoenen
van destijds wat anders waren dan de
miljoenen van 1925. De verrassing over
de waardevermeerdering bracht hem
een dodelijke hartaanval.
man die zich geheel aan de sport gaf en
bereid was, zich daarvoor alles te ont
zeggen, kon het tot zulk een prestatie
brengen.
De spreker achtte tevens een zekere
misvatting naar het rijk der fabelen
verwezen, namelijk dat een lang ver
blijf in de tropen slechts mogelijk zou
zijn bij gebruik van sterke drank. Hier
was gebleken, dat het mogelijk was om
bij overigens hygiënische toestan
den „vele boten te missen" en toch
een benijdenswaardige fitheid te be
houden.
Een daverend applaus volgde op deze
woorden, waarvan de juistheid deze
avond zo treffend was bewezen.
et spreekt wel vanzelf, dat Freds
overwinning door de Hollandse
kolonie die avond uitbundig werd
gevierd. Het was of ieder voelde,
in deze overwinning een persoonlijk
aandeel te hebben.
Nadat hij van zijn krachtsinspanning
wat was bekomen, verscheen zelfs Fred
in het hotelletje, dat reeds zovele fuiven
van ander allooi had gezien. Fred, na
tuurlijk in gezelschap van zijn coach en
manager Bill, had heel wat handen te
drukken, waaronder officiële. En ieder
vond het vanzelfsprekend, dat men Bill
in zijn gelukwensen betrok. Nog nooit
had men deze zo stralend gezien! Freds
overwinning was immers zijn overwin
ning en zelfs zij, die vroeger zo scep
tisch tegenover het streven van de
tweelingbroeders hadden gestaan, wa
ren één en al geestdrift.
Bill waagde zich deze avond zelfs aan
een splitje!
Fred echter hield zich ook deze avond
aan simpel sodawater, want de pas be
vochten overwinning was slechts een
eerste kilometerpaal op een weg die
hem nog ver zou voeren, dat beseften
wij allen.
DE „FISARMONICA". zoals het ac-
codeon in Italië wordt genoemd, is pas
een eeuw geleden op het Italiaanse to
neel verschenen en toen stormender
hand populair geworden. De overleve
ring wil, dat een van de eerste der toen
weinig bekende instrumenten naar
Italië is gebracht door een Oostenrijkse
toerist, die in 1863 een nacht doorbracht
in de woning van Paolo Soprani, een
boer in Castefidardo bij Ancona aan de
Adriatische kust. De boer had opge
merkt, dat de Oostenrijker een vreemd
soortige blaasbalg bij zich had, die, als
hij werd ingedrukt, geluiden voort
bracht. Hij bestudeerde het instrument
de hele nacht nauwkeurig en bedacht
een verbeterd model. Daarna richtte hij
in Castelfidardo een fabriek op, die nog
altijd produceert.
OMSTREEKS diezelfde tijd bedacht
Mariano Dalape, een alpenherder, een
overeenkomstig instrument, nam er pa
tent op en begon met de produktie te
Stradella, waar hij jaren de grootste ac
cordeonfabrikant ter wereld is geweest.
Het accordeon, waarop veel omvang
rijker akkoorden kunnen worden ge
speeld dan op de Spaanse gitaar of de
mandoline, werd snel populair bij de
Italiaanse musici en zangers van het
levenslied. De accordeons maakten een
zegetocht over de gehele wereld. Als
„schippersklavier", als solo-instrument
voor virtuozen in de amusements sec
tor en als onmisbaar onderdeel van alle
tango-orkesten. Zoveel opgang maakte
het instrument dat er in vele landen
ook in ons land accordeonclubs wer
den opgericht die regelmatig en masse
concerten gaven.
OOK ANDERE landen wierpen zich
op de accordeon-industrie, maar de
beste en mooiste komen, volgens de
kenners, nog altijd uit Italië. Steeds
minder echter want de jongelui van
tegenwoordig geven de voorkeur aan de
draagbare transistorradio of aan de
de jukebox in hun stamcafé's waar men
voor een kwartje de laatste tophit kan
genieten. En zo lijkt de trekharmonica
thans de weg op te gaan van het oude
straatorgel dat zij eens zelf heeft ver
drongen.