a D VERVALSINGEN WAREN EEN KAPITAAL WAARD H i ml Laatste zucht van het accordeon?" ZATERDAG 3 APRIL 1965 Erbij PAGINA VIJF SIM TEUNISSE VERTELT IN DIT „WARE VERHAAL" - DE EERSTE VAN EEN KLEINE SERIE OVER MENSEN EN DINGEN IN DE WEST - VAN DE KOMST (EN DE GLORIE) VAN TWEE NUCHTERE HOLLANDERS IN DE NIET - ZO - NUCHTERE KOLONIE VAN HOLLANDERS OP HET EILANDJE ARUBA HET VREEMDE verhaal van mis ter John (in een der vorige ERBIJ's), wiens naam de Britse posterijen nooit hebben onthuld, heeft een vervolg gehad. Destijds kon men de zaak niet tot een oplossing brengen dank zij het vette stempel dat mister John in zijn hulppostkantoor gebruikte voor de beurstelegrammen van Thread- needlestreet. Mister John leefde ge noeglijk en tevreden van zijn pensioen in Buckinghamshire. De Britse post- directie was al blij dat de zaak zo zon der schandaal was afgelopen.tot de filatelie zich ermee ging bemoeien. Zesentwintig jaar na het ontslag van mister John kwam de zaak aan het rollen. De oorzaak was de nieuws gierigheid van de Britse postzegel handelaar Charles Nissen. Deze had in het jaar 1898 bij een handelaar in oud papier een grote hoeveelheid van postzegels voorziene telegramformu lieren gekocht. DE DRAAGBARE radio en de on draaglijke muziekautomaat zijn bezig het eens zo geliefde accordeon in Ita lië de nek om te draaien. Deze slag treft vooral het plaatsje Stradeüa in Noord-Italié. dat honderd jaar lang een centrum 'Mn de accor- deonfabrikage is geweest. Nog maar tien jaar geleden hadden 50 accordeonfabrieken in Stradella 1.500 geschoolde arbeiders in dienst en produceerden zij 2.000 accordeons per maand. Er zijn thans nog slechts vijf fabrieken met een paar honderd arbeiders en een maandelijkse pro- duktie van ongeveer 100 accordeons over. DE TWEE DE sportbroeders Bill en Fred (de Hollanders in dienst van de Arubaanse grootindustrie moe ten er nu eenmaal genoegen mee nemen, dat zij bij een verameri- kaanste voornaam worden genoemd) behoorden niet tot de intelligentsia en pretendeerden het nog minder. Beiden waren degelijke en nuchtere Hollanders, zoals er wel zelden hun kille landje vaarwel zeiden om in de wijde wereld fortuin te zoeken. Zij waren het lang niet altijd roerend met elkaar eens, doch dat belette niet, dat zij toch steeds in eikaars gezelschap worden gezien, waarbij spoedig bleek, dat Bill niet alleen de oudste was van het tweetal, doch ook de „manager". Met hun komst op het eiland werd voor een groep Hollandse vrienden heel veel anders, want de broeders weiger den pertinent mee te doen aan de fui ven en aan de dolle dodenritten naar de stad, zetel van het gouvernement. Deze houding baarde groot opzien, want hoe kon je het als jonge kerel op een eiland vier lange jaren uithou den, zonder af en toe eens glorieus uit de band te springen? Zonder sterke drank, zo heette het, kreeg je, met al die „stropi's en limonade mieren in je maag! De verleiding was groot in een ge meenschap, die eigenlijk een mannen maatschappij was en waar de acht uren dag niet zó de hele mens opeiste, dat men 's avonds doodmoe onder de klamboe dook. Neen, de olie-employé in de wandeling „oliekoker" ge noemd beschikte over veel vrije tijd, waarin veel over boten en verlof werd gepraat. Na de dagdienst was er dan ook, om een uur of vier in de middag, in de vriendenkring waarvan hier sprake is, reünie in één der „kasten". Hoe welig tierde hier de kanker- plant! Kankeren kon je op de hitte, op de Yanks, die „cowboys" waren, halve kwajongens, die nauwelijks het verschil kenden tussen Holland en „Germany", die, eeuwig-kauwend, golf of honkbal speelden en een behoorlijke portie eigendunk bezaten. Kankeren kon je ook op het Gouver nement, dat „veel te slap" was, en steeds maar weer de Amerikaanse geit en de Hollandse kool spaarde, tenslotte op de „management" van de instal latie, die golf speelde en alleen de kinderen van „God's Own Country promotie liet maken. Niet gekankerd werd er als er iets te vieren viel, en dat kwam nog al eens voor, in de regel niet met spuitwater, maar met pittiger dranken, die via de onberedeneerdste en onwaarschijnlijk ste luchthartigheid tot dolle uitgelaten heid en onvermijdelijkheid naar de gas pedalen van de gereedstaande afdan kertjes leidden, deze op hun beurt van de „Wild-West" Oliekolonie naar de Bar van het enige hotelletje in het dommelende hoofdstadje, met zijn hardwerkende, maar oersaaie gouver nementsambtenaren. Temidden van dit oord van ingetogen rust plachten de spontaan-ontsprongen fuiven naar een climax te voeren, tot schrik van de elegant-slanke hotelier, met het snorretje van de mondaie Zuid amerikaan, en enige ambtenaren-van- het-hoofdeiland-op-inspectie, die na een overvloedige rijsttafel naar rust ver langden. Later deed de meer moderne cocktail zijn intrede, het bereiden en het keuren van welke veel tijd vergde en de zo eenvoudig begonnen fuiven ontwikkel den zich tot ingewikkelde „parties", waarvoor men dagen van tevoren de „Commissary" van de Amerikanen en de inheemse Boticas moest afstropen. De fuiven werden steeds talrijker. Er was nu eenmaal niet iedere week een film met „all-star-cast". Daarbij ging het vervelen, dat men de schonen van het eiland slechts kon aanbidden via dikke tralies en onneembaar-hoge mu ren, terwijl men bij bezoeken aan in heemse families steeds maar weer de oudste dochter voorgeschoven kreeg. Een middenweg schijnt altijd moeilijk te bewandelen. Er waren er onder de duizendten employés die zich nooit een pretje gunden; en aan de andere kant waren er groepen die nooit anders de den dan fuiven. In veel fuivende vriendenkringen heerste ook de mening, het voor je morele gezondheid onvermijdelijk was, af en toe eens uit je huid te kruipen; alleen een flinke portie dagelijkse drank kon je in de tropen voor een complete ineenstorting behoeden, bewaarde je voor de gewoonte van zovele „oud- gasten" om in jezelf te praten en voor „complexen". Het glas en de lol werden dan ook in ere gehouden en de draak werd gesto ken met ieder die minder fantastisch dacht en op „payday" meer geld naar de Bank bracht. Doch, hoe vreemd het moge klinken, dit alles werd anders na de komst van Bill en Fred, het Hollandse tweetal met de „one million dollar" krullenkoppen en de gespierde, stoere gestlaten, die hun minachting voor de „après nous le dé- luge"-filosofie duidelijk lieten blijken. Terwijl de vrienden na vieren dan gezellig zaten te bomen, of vervelend zaten te kankeren, zagen zij de broeders het trapje van de „bachelor-quarters" afstijgen voor hun tocht naar het strand om er te zwemmen en te trainen. Dat was niet vreemd. Iedere nieuweling had hetzelfde gedaan tot hij er genoeg van had. Om zes uur verschenen de sportjon- gens, stralend van frisheid en fitheid in de mess, waarna zij de avond op hun kamer doorbrachten, met detective- en andere verhalen. De oudste gasten lach ten hierom hun superieure lachje. Elke avond op je kamer! Dat hield geen zin nig mens vol! Daar het vreemde was, dat deze knapen na maanden nog steeds hun leven van sport en ingeto genheid volhielden; de anderen glimlachten er goedmoedig om, ook toen er na 'n auto-ongeluk dat won der boven wonder goed afliep een tijdlang geen fuiven waren. Het voorbeeld van de onverstoorbaar hun gang gaande gebroeders ging nu toch aanstekelijk werken. Meer en meer gingen zij het onderwerp van de gesprekken vormen. Zij dronken geen borrel en bleven toch fit! Dat was vreemd! In gesprekken bleek, dat niet alleen hun uiterlijk fris was, maar dat zij er ook gezonde ideeën op na hielden. „In Holland", zo vertelden zij eens, hebben we lang genoeg „zonder" gelo pen om hier ons geld te grabbel te gooien. We sparen elke cent, tot we in Holland of in de States een zaak kun nen beginnen. Niet langer gingen Bill en Fred na de „shift" nu alleen naar het strand. Er waren enthousiaste navolgers, die onder Bills strakke leiding wilden mee- trainen. Bil was niet gemakkelijk. Er werd niet „zo maar wat" aan sport gedaan. Neen, het viel niet mee, om na jaren van verwaarlozing je body weer tot een draaglijke staat van paraatheid en dis cipline terug te voeren. Veel wilskracht en doorzettingsvermogen waren nodig om het peil van lenigheid te bereiken dat Bill als doel stelde. Na een uurtje trainen op het helder witte strand, voelde men zijn spieren soepel en wat belangrijker was de ademhaling was diep geworden. Dan nog wat polo in het heldere, zilte water en als je dan na een zoetwaterdouche in je lichte kleuren kwam, voelde je je een ander mens, fit om bergen werk te verzetten. Wat smaakte dan om zes uur het maal in de mess! Nog beter dan na de „onontbeerlijke"' aperitiefs en aan geklede borrels! Hoe veranderde je hele stemming! Er viel niets meer te kan keren! Hoe was het mogelijk, dat men zich in de tropen zó goed, zó fit kon voelen! Bill zocht het ook niet in recordjagerij. Wat hemzelf betrof, was zijn lichaam de uitdrukking van een onbuigzaam harde wil. Hier waren „laiser-aller", alle fatalisme, alle tropentraagheid op dood gelopen! Hier was de brenger van een nieuwe cultus, de cultus van oer degelijke Hollandse nuchterheid, rea lisme en sportiviteit. Bij hem geen zou teloos gezwam over de funeste invloed van de tropen. Een borrel „ter opwek king" had hij niet nodig. Toen Bill en Fred er meer dan de helft van hun contract hadden opzitten, onthulde Bill iets van zijn plannen met Fred. Binnen enkele maanden zou deze namelijk in de ring treden tegen een geduchte Amerikaanse tegenstander. De sportcommissie van de „olie" was, ter afwisseling van de eeuwige, baseball- tennis- en zwemwedstrijden, namelijk sinds kort met bokswedstrijden op de proppen gekomen en Bill was vastbe sloten dat de smaad van een k.o. ge slagen Hollandse pseudo-kampioen zou worden uitgewist. Bill zette zijn plannen door met een doeltreffendheid en een dodelijke ernst. De training werd nu enkele malen per week zelfs 's avonds, in het schemer duister van de sterrenhemel, voortgezet en de belangstelling voor de 2 broers en hun idealen was nu algemeen gewor den. Niemand meer die om hen glim lachte, zelfs Nol en John, om twee van de meest wereldwijze „die-hards" te noemen, niet! De sportbeoefening was nu zulk een allesoverheersende plaats in de vrije tijdsbesteding van de vrienden gaan in nemen, dat er geen fuiven meer waren. In deze weken en maanden wist Bill zijn broer en zijn satellieten tot steeds groter krachtsinspanning aan te sporen. Het meest „tastbaar" waren de resul taten daarvan bij Fred, wiens bodv nu uithoeken daarvan doorgedrongen en ieder die hem zag, gaf hem een fraaie kans. Men was de gebroeders sympa thiek gaan vinden. Men bewonderde hun doorzettingsvermogen en van hen verwachtte men de redding van de sporteer der Hollandse kolonie, die, zo was men algemeen van gevoelen, door de nseudo-kamnioen Frans door het op Frank precies van toepassing was. De smaad die de Hollandse kolonie was aangedaan, moest en zou nu worden uitgewist. Onder Bill's strakke coaching was Fred in prima conditie gekomen en wanneer men hem zag trainen, moest men onwillekeurig denken aan een vol bloed, die vóór een race ongeduldig aan de teugels staat te rukken. hard als staal en veerkrachtig als leer was geworden. Ieder die daar lust in had, kon dat, onveranderlijk met schade voor zichzelf, vaststellen. De komende ontmoeting begon de ge moederen op het eiland in beweging te brengen. Fred's naam was tot in alle slijk was gehaald omdat hij na zijn laatste overwinning op zijn lauweren was gaan rusten, zich door de vrouwen liet bewonderen en voor zijn sport geen offers meer bracht. Voor dit soort „sportsmen" had een doorgewinterde Yank een kernachtige uitdrukking, die e lang-verbeide avond van de ontmoeting brak aan. In de grote zaal van het clubgebouw was geen plaats onbezet gebleven. De directie van het mammout-bedrijf en het eilandbestuur waren voltallig aan wezig en wisselden suikerzoete begroe tingen. De stemming was opgewonden en er hing iets van vijandigheid in de lucht, die met elektriciteit geladen schéén. De olie-band speelde de laatste schla gers, maar de „crooner" werd zo goed als geheel overstemd door de cacofonie van allerlei uitroepen en rumoer. Vooral het Amerikaanse kamp deed luidruchtig en had bij voorbaat al uitbundige pret om de zekere nederlaag van de Holland se kaaskop. Van de match kan ik u helaas geen beschrijving geven. Ik ben onbekend met de technische termen en ik moet eerlijk bekennen dat de bokssport nooit mijn belangstelling heeft gehad. Die avond echter voelde ik mij geheel op genomen in de buitengewoon spannende kamp die zich vóór mij afspeelde en die ik in ademloze spanning volgde. Niet alleen ik! Iedereen zag dat de twee tegenstanders volkomen tegen el kaar waren opgewassen. De Amerikaan, een slanke, pezige knaap vocht verbeten en leek aanvankelijk onoverwinnelijk. Doch zijn slagen, hoe raak ook, stuitten af op de gestaalde spierenbundels van zijn tegenstander, die vocht met feil loze techniek. Het was tenslotte deze feilloze tech niek en zijn groter uithoudingsvermogen die Fred de zege brachten, een overwin ning op punten en bevochten met onbe twistbare fairheid. Een stormachtig gejuich brak los toen de scheidsrechter Fred als overwinnaar op punten aanwees. Een geweldige geestdrift had zich van allen meester gemaakt, want zelden zag men een fraaier kamp. Toen eindelijk het handgeklap en het gejoel wat waren bedaard, trad de gene ral manager van de grote industrie in de ring. Amerikaan in hart en nieren, moest hij hier hulde brengen aan een Hollandse sportsman die door zijn vol maakt eerlijk spel en door zijn persoon lijkheid in het algemeen aller harten had gewonnen. Het was duidelijk, dat in deze ring geen blote, of liever, geen ge- handschoende vuist, maar een levens houding had getriomfeerd. Slechts een DE MEESTE van deze formulieren waren gedateerd 1872 en Nissen was bijzonder geïntrigeerd door het feit dat de stempels zo vet waren doorgeslagen. Hij besloot een paar experimenten te wagen. Hij weekte zorgvuldig een aan tal shillingzegels af en legde ze in benzine. Hij verwachtte dat er een watermerk zichtbaar zou worden. Dat watermerk was vóór 1872 een roze- tak, bij wijze van bescherming van de posterijen tegen vervalsingen. De post zegels die hij op deze wijze behandelde vertoonden geen enkel watermerk. Dat betekende dat het vervalsingen moes ten zijn. Nissen haastte zich alle post zegels te onderzoeken; hij vond geen enkel watermerk. Hij ging met een deel van de vervalsingen naar zijn col lega Stanley Gibbons, firmant van een der grootste en vermaardste postzegel firma's ter wereld. De ontdekking van Nissen verwekte grote opwinding bij Gibbons. Men had daar ook van die 1 shilling-zegels zonder watermerk. Gib bons, die een eigen maandblad uitgaf waarschuwde tegen deze vervalsingen. De Britse postdirectie las die onthul lingen over de 1 shilling groen van 1872 met enige wrevel. Ambtenaren bezoch ten de postzegelhandelaren en vertelden een verhaal over zegels die toevallig wa ren vervaardigd op papier zonder wa termerk. In de postzegelhandel blijft niet veel geheim; de merkwaardige zegels zonder watermerk, die voor ver valsingen doorgingen, stegen plotseling in waarde. Verzamelaars vroegen er om DE GEHEIMZINNIGHEID waarmee de oorsprong van de Victoriazegels van 1872 werd omgeven was oorzaak dat de waarde van de postzegels steeg. Men twijfelde weliswaar aan de echtheid er van maar nam aan dat er iets mee aan de hand was ea vroeg zich af wat het kon zijn. In afwachting van nadere ont hullingen stegen de prijzen. De volgen de akte van de tragikomedie speelde veertien jaar later. In een oude papier fabriek, die veel werk deed voor de Britse posterijen, werden in oude voor raden telegramformulieren gevonden met zegels die van mister John afkom stig waren. Een handelaar kocht de he le verdachte partij en wendde zich vol verontwaardiging tot het ministerie met de mededeling dat de postzegels op de telegramformulieren alle vals waren. De posterijen waren onaangenaam ver rast. Men dacht dat de zaak al lang dood en begraven was. Het toeval wil de dat een schoonzoon van de betrok ken papierhandelaar parlementslid was en daarmee kwam de zaak opnieuw aan het rollen. Een staatssecretaris pakte alle documenten in zijn aktentas en ging op zoek naar „mister John". Deze was inmiddels al meer dan tach tig jaar oud; hij kweekte rozen en was zeer spraakzaam, behalve wanneer het over postzegels ging; de zaak was ver jaard. De postautoriteiten wisten precies wie in 1872 aan het telegramloket in Thread- needlestreet had gezeten. Mister John weigerde echter iets te vertellen. Zijn geheim is zijn geheim gebleven. Hij heeft nooit verteld hoe hij de perfecte duplicaten kon laten maken, al was het dan zonder watermerk. Misschien heeft hij het ook wel verteld, maar ook dan rust zijn geheim veilig bij de posterijen. De hele zaak zou met de mantel der liefde bedekt zijn gebleven als de fila telie het slotwoord niet had geleverd. In de befaamde postzegelcatalogus van Robson Lowe kan men lezen „De 1 sh. postzegel van 1871/1872 werd vervalst en staat bekend onder de naam van „Ex- change"-vervalsing; deze zegels zijn een veelvoud waard van de echte 1 shilling-zegels van hetzelfde jaar..." POSTZEGELS hebben vele hartstoch ten ontketend; zij hebben indirect de dood van vele mensen veroorzaakt.Wei- nige postzegelhandelaren hebben mee gemaakt wat de internationale postze gelhandelaar Péret meemaakte. Deze was uitgenodigd om een collectie te ko men keuren die ten verkoop werd aan geboden door de bejaarde filatelist Bourget. Péret werd ontvangen in een dure Parijse woning met vele kostbare kunst voorwerpen. Alles rook er naar schim mel en slecht geluchte kamers. Overal hingen portières. Het was een décor uit het tweede keizerrijk en de eigenaar van de postzegels was in overeenstem ming met zijn omgeving. Péret beland de in een kleine zijkamer, waar op ta fels stapels postzegelalbums lagen. Bourget wees met een breed gebaar op de albums en verkondigde „Mijn le ven, een miljoenenwaarde Péret was een geharde handelaar die veel had meegemaakt. Hij verwachtte een middelmatige collectie en maakte zich geen illusies. Toen hij de eerste bladzijden opsloeg maakte hij al zijn taxatie. De hele collectie zou misschien tien miljoen franc waard zijn, mis schien iets meer, misschien iets min der, dat hing af van de toestand van de zegels. Toen Péret verder bladerde ver anderde hij van mening. Album na al bum keek hij door. „Ik bied vijftig mil joen franc!" zei hij, „ongezien wat er verder is en hoe de toestand van de zegels is. „Ik had tien miljoenzei Bour get en toen zweeg hij. Even later was hij dood. Een hartaanval uit verbijste ring had een einde gemaakt aan het le ven van de filatelist. De verzameling werd later officieel geveild en bracht zestig miljoen franc op. Monsieur Bour get, die al jarenlang postzegels verza melde, had nooit rekening gehouden met de waardevermeerdering van zegels sedert de ondergang "van het tweede keizerrijk. In zijn waarderingslijsten vond men de gegevens van zijn vader die een groot deel van de postzegels had verworven in het tijdperk van de tweede keizer. De bejaarde zoon had de verzameling voortgezet maar voor hem was een franc altijd een franc ge bleven en hoewel hij miljoenen kon op tellen besefte hij niet dat de miljoenen van destijds wat anders waren dan de miljoenen van 1925. De verrassing over de waardevermeerdering bracht hem een dodelijke hartaanval. man die zich geheel aan de sport gaf en bereid was, zich daarvoor alles te ont zeggen, kon het tot zulk een prestatie brengen. De spreker achtte tevens een zekere misvatting naar het rijk der fabelen verwezen, namelijk dat een lang ver blijf in de tropen slechts mogelijk zou zijn bij gebruik van sterke drank. Hier was gebleken, dat het mogelijk was om bij overigens hygiënische toestan den „vele boten te missen" en toch een benijdenswaardige fitheid te be houden. Een daverend applaus volgde op deze woorden, waarvan de juistheid deze avond zo treffend was bewezen. et spreekt wel vanzelf, dat Freds overwinning door de Hollandse kolonie die avond uitbundig werd gevierd. Het was of ieder voelde, in deze overwinning een persoonlijk aandeel te hebben. Nadat hij van zijn krachtsinspanning wat was bekomen, verscheen zelfs Fred in het hotelletje, dat reeds zovele fuiven van ander allooi had gezien. Fred, na tuurlijk in gezelschap van zijn coach en manager Bill, had heel wat handen te drukken, waaronder officiële. En ieder vond het vanzelfsprekend, dat men Bill in zijn gelukwensen betrok. Nog nooit had men deze zo stralend gezien! Freds overwinning was immers zijn overwin ning en zelfs zij, die vroeger zo scep tisch tegenover het streven van de tweelingbroeders hadden gestaan, wa ren één en al geestdrift. Bill waagde zich deze avond zelfs aan een splitje! Fred echter hield zich ook deze avond aan simpel sodawater, want de pas be vochten overwinning was slechts een eerste kilometerpaal op een weg die hem nog ver zou voeren, dat beseften wij allen. DE „FISARMONICA". zoals het ac- codeon in Italië wordt genoemd, is pas een eeuw geleden op het Italiaanse to neel verschenen en toen stormender hand populair geworden. De overleve ring wil, dat een van de eerste der toen weinig bekende instrumenten naar Italië is gebracht door een Oostenrijkse toerist, die in 1863 een nacht doorbracht in de woning van Paolo Soprani, een boer in Castefidardo bij Ancona aan de Adriatische kust. De boer had opge merkt, dat de Oostenrijker een vreemd soortige blaasbalg bij zich had, die, als hij werd ingedrukt, geluiden voort bracht. Hij bestudeerde het instrument de hele nacht nauwkeurig en bedacht een verbeterd model. Daarna richtte hij in Castelfidardo een fabriek op, die nog altijd produceert. OMSTREEKS diezelfde tijd bedacht Mariano Dalape, een alpenherder, een overeenkomstig instrument, nam er pa tent op en begon met de produktie te Stradella, waar hij jaren de grootste ac cordeonfabrikant ter wereld is geweest. Het accordeon, waarop veel omvang rijker akkoorden kunnen worden ge speeld dan op de Spaanse gitaar of de mandoline, werd snel populair bij de Italiaanse musici en zangers van het levenslied. De accordeons maakten een zegetocht over de gehele wereld. Als „schippersklavier", als solo-instrument voor virtuozen in de amusements sec tor en als onmisbaar onderdeel van alle tango-orkesten. Zoveel opgang maakte het instrument dat er in vele landen ook in ons land accordeonclubs wer den opgericht die regelmatig en masse concerten gaven. OOK ANDERE landen wierpen zich op de accordeon-industrie, maar de beste en mooiste komen, volgens de kenners, nog altijd uit Italië. Steeds minder echter want de jongelui van tegenwoordig geven de voorkeur aan de draagbare transistorradio of aan de de jukebox in hun stamcafé's waar men voor een kwartje de laatste tophit kan genieten. En zo lijkt de trekharmonica thans de weg op te gaan van het oude straatorgel dat zij eens zelf heeft ver drongen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 19