SHIRLEY
„Ik heb nóóit een voetbalwedstrijd gezien"
PANDA EN DE DRUMDRUMS
Harvard Universiteit deelt
scherts-„Oscars" uit
MORGEN
RIPOLIH
DE DODE BRUID
I
B#
({0' MET
ffl
door Charlotte Brontë
De „sportbeeldhouwer
André Schalier legt
de laatste hand aan
zijn K.N.Y.B.-monument
SCHILDEREN
ïj
DINSDAG 13 APRIL 1965
Ons vervolgverhaal
11
Uitgangspunt
Ik zou 't niet kunnen"
Bij de foto's
„Publiek sbeeld"
Tevreden
99
99
door dr. Robert van Gulik
184)
„Ik wil niet wreed zijn," antwoord
de zij, zacht genoeg. Er was inder
daad iets zachts in haar gehele ma
nier van doen op haar gezicht, in
haar stem; maar er was ook reserve
en iets dat voorbijflitste, verdween,
ontastbaar was in haar houding.
„U doet mij werkelijk pijn," zei ik.
„Nauwelijks een week geleden noem
de u mij uw toekomstige echtgenoot
en behandelde u mij als zodanig. Nu
ben ik weer de goeverneur voor u.
Ik word aangesproken met meneer
Moore en mijnheer; uw lippen heb
ben het Louis vergeten."
„Neen, Louis, neen. Het is een ge
makkelijke zoet-vloeiende naam
die niet spoedig vergeten wordt."
„Vertrouw Louis dan; kom bij hem
laat hem bij u komen."
„Ik vertrouw hem," zei zij terwijl
zij als een witte schaduw op een af
stand bleef staan.
„Uw stem is heel lief en heel
zacht," antwoordde ik terwijl ik rus
tig naderbij kwam. „Het lijkt alsof
u berust maar toch onaangenaam
verrast bent
„Neen ik ben volkomen kalm en
voor niets bevreesd," verzekerde zij
mij.
„Voor niets behalve voor uw ver
eerder."
„Ik boog een knie naar de plavui
zen, waar zij op stond.
„U ziet dat ik in een nieuwe wereld
ben, meneer Moore. Ik ken mijzelf
niet, ik ken u niet. Maar sta op;
wanneer u zo doet voel ik mij ver
ward en verdrietig."
„Ik gehoorzaamde; het zou niets
voor mij geweest zijn lang in die
houding te volharden. Ik streefde
naar kalmte en vrijmoedigheid voor
haar en niet tevergeefs: zij ver
trouwde zich geheel aan mij toe en
klemde zich weer aan mij vast.
„Nu, Shirley," zei ik, „je kunt wel
begrijpen dat ik lang niet gelukkig ben
in mijn tegenwoordige onzekere, wan
kele positie."
„O jawel: je bent gelukkig!" riep
zij haastig. „Je weet niet hoe geluk
kig je bent! iedere verandering zal
geen verbetering zijn!"
„Gelukkig of niet, ik kan het niet
verdragen op deze wijze nog langer
door te gaan. Je bent te edelmoedig
om dat van mij te eisen."
„Wees redelijk, Louis, heb ge
duld! Ik houd van je omdat je gedul
dig bent."
„Houd dan maar niet meer van me
heb mij lief in plaats daarvan.
Stel onze huwelijksdag vast, denk er
vanavond over en neem een besluit."
„Zij fluisterde een onverstaanbaar
en toch onaandoenlijk gemurmel;
sprong of smolt weg uit mijn armen
en ik had haar verloren."
HOOFDSTUK XXVII
TER AFWIKKELING
Ja, lezer, wij moeten nu gaan af
rekenen Ik moet slechts in het kort
verhalen hoe het met sommigen van
de personen met wie wij in deze ge
schiedenis kennis gemaakt hebben, is
afgelopen en dan moeten u en ik el
kaar de hand drukken en voorlopig
uiteen gaan.
Laten wij ons tot de hulppredikers
wenden, tot de zeer beminden, of
schoon lang verwaarloosden. Kom
naar voren, bescheiden, verdienstelij
ke man! Ik zie dat Malone aan de
oproep prompt gehoor geeft: hij kent
de beschrijving van zichzelf wanneer
hij die hoort. Neen, Peter Augustus,
wij kunnen niets tegen u zeggen. Het
gaat niet. Het is onmogelijk, ver
trouwend op eigen krachten, het ont
roerende verhaal van uw daden en
bestemming te doen. Weet je niet,
Peter, dat een scherpzinnig publiek
zijn stokpaardjes heeft, dat de zuive
re waarheid niet aan het doel beant
woordt, dat eenvoudige feiten niet
aannemelijk zijn? Weet je niet dat
het gepiep van een echt varkentje nu
niet meer op prijs gesteld wordt dan
vroeger? Indien ik het drama van uw
leven en van uw omgang zou weer
geven, zou het publiek in gillende
zenuwaanvallen uitbarsten en er zou
een wild geroep om vlugzout en
brandende veren ontstaan. „Onmoge
lijk!" zou men hier horen: „niet
waar!" zou daar gezegd worden.
„Onartistiek!" zou plechtig verklaard
worden. Let goed op! Altijd wanneer
men de feitelijke, eenvoudige waar
heid naar voren brengt wordt deze op
de een of andere manier steeds voor
een leugen uitgemaakt; men verwerpt
haar, verloochent haar, laat de pa
rochie ervoor opdraaien; terwijl het
produkt van uw eigen verbeelding,
het pure verdichtsel, het verzinsel
zonder meer, aangenomen, gelief
koosd, mooi, keurig, echt, natuurlijk
wordt genoemd; de kleine, stumperige
bastaard krijgt het suikergoed, de
eerlijke, wettige kleuter alle klappen.
Zo gaat het in de wereld, Peter; en
daar jij de wettige rakker bent, on
beschoft, ongewassen en zelfs ondeu
gend moet jij vanzelfsprekend het
lootje leggen.
Maak plaats voor de heer Sweeting.
Daar komt hij aan met zijn vrouw
aan zijn arm; de prachtigste en ge
wichtigste vrouw in Yorkshire: me
vrouw Sweeting, vroger Dora Sykes.
Zij zijn onder de gunstigste voorteke
nen gehuwd; de heer Sweeting had
juist een goede standplaats gekregen
en de heer Sykes was in staat Dora
een ruime bruidsschat mee te geven.
Zij leefden lang en gelukkig tezamen;
geliefd door hun gemeenteleden en
door een talrijke vriendenkring.
Ziedaar! Ik geloof dat het vernis
er heel mooi op is aangebracht. Kom
naar voren, meneer Donne.
Deze heer heeft het er bewonde
renswaardig goed afgebracht: veel
beter dan u of ik hadden kunnen ver
moeden, lezer Hij trouwde ook met
een heel verstandig, rustig, beschaafd
vrouwtje. Dat huwelijk gaf hem zijn
kans. Hij werd een voorbeeldig huis
vader en een waarlijk aktieve hulp
prediker (hij weigerde tot zijn dood
toe als predikant op te treden). De
buitenkant van de beker en de schaal
maakte hij glimmend me* het beste
poetsgoed; hij zorgde voor het meubi
lair van het altaar en de kerk met
de ijver van een stoffeerder de
zorg van een meubelmaker. Zijn
schooltje, zijn kerkje, zijn kleine pas
torie hadden alle hun oprichting aan
hem te danken en zij deden hem eer
aan: elk was op zijn manier een voor
beeld. Indien gelijkvormigheid en
smaak in de bouwkunst hetzelfde was
geweest als bestendigheid en ernst in
de godsdienst, wat zou de heer Donne
dan een goede herder voor een chris
telijke kudde zijn geweest! Er was
één kunst waarin geen sterveling de
heer Donne ooit overtroffen heeft en
dat was de kunst van bedelen. Door
eigen inspanning, zonder enige hulp,
bedelde hij al het geld voor zijn
bouwwerken bij elkaar. Op dit gebied
had hij een gave om een plan te
maken, een aktie te ontwerpen, die
volkomen uniek waren. Hij vroeg aan
hoog en 'aag aan het kind uit een
hut dat op blote voeten liep en aan
de hertog met zijn kroon; hij zond
overal bedelbrieven heen aan de
oude koningin Charlotte, aan de prin
sessen, haar dochters, aan de konink
lijke hertogen, haar zoons, aan de
Prins-Regent, aan Lord Castlereagh,
aan ieder lid van het Kabinet, dat
toen in funktie was; en wat merk
waardig is, hij kreeg van al deze
mensen iets los. Het staat vast dat
hij vijf pond van de gierige oude
dame, Koningin Charlotte, kreeg en
iets meer dan twee pond van die
koninklijke losbol, haar oudste zoon.
Wanneer de heer Donne op een bedel-
expeditie uit ging, stak hij zich vol
ledig in een harnas van onbe
schaamdheid. Dat u gisteren honderd
pond had gegeven was voor hem geen
reden waarom u vandaag niet twee
honderd pond zou geven. Hij zei u
dat in uw gezicht en tien tegen één
kreeg hij het geld van u; de mensen
gaven om van hem af te komen. Ten
slotte deed hij wat goeds met de con
tanten; hij was nuttig in zijn tijd en
in zijn generatie.
Misschien zou ik moeten opmerken,
dat na de vroegtijdige en plotselinge
verdwijning van de heer Malone van
het toneel in de Briarfield parochie
(u kunt niet weten hoe het gebeurd
is, lezer; van uw nieuwsgierigheid
moet iets afgenomen worden om uw
smaakvolle liefde voor het mooie en
aangename te betalen), weer een
Ierse hulppredikant als zijn opvolger
kwam, de heer Macarthey.
(Wordt vervolgd)
i
„NEE, IK HEB NOG NOOIT een wedstrijd gezien. Op school heb ik wel
gevoetbald. Omdat ik de langste was uit de klas, werd ik keeper. Ik kon bij de
lat. Als iedereen rende, kon ik lekker lui in mijn poortje staanHet zal
u misschien weinig interesseren te vernemen of de 44-jarige Amsterdamse
beeldhouwer André Schalier wel of geen voetbalwedstrijden bezocht. Maar
wanneer we er bij vertellen, dat hij de man is, die het enorme beeld maakt
dat de jarige KNVB door zijn leden wordt geschonken, zult u waarschijnlijk
uw oren spitsen. En wanneer u dan op deze pagina de figuren van dat beeld
bekijkt, zal het u opvallen, dat Schalier enkele „standjes" heeft weten te
fixeren, waar menig voetballer jaloers op zou zijn. Hoe kan dat?
WIJ VROEGEN het hem dezer da
gen in zijn moderne atelier aan de
Amsterdamse Wibautstraat, waar hit
de laatste hand aan het model op wa
re grootte legde alvorens het naar
Binder in Haarlem gaat om daar in
brons gegoten te worden.
„IK HAD AL eens een keeper ge
maakt. Die is in 1956 door het Neder
lands Olympisch Comité aangekocht.
Ik kreeg er bovendien een eervolle
vermelding van het Prins Bemhard
Fonds voor. De opdrachtgevers kenden
dat beeldje. Zo kwamen ze ook door
m'n Van Gogh-monument bij mij
met het verzoek of ik een beeld voor
de 75-jarige KNVB zou willen maken.
Het was een vrije opdracht, maar wel
zou het een sportbeeld moeten zijn.
Het hoefde geen voetbal te betreffen;
het moest komen te staan bij de ge
bouwen van het centrale trainingscom-
plex in Zeist, dat architect Maaskant
heeft ontworpen. Het beeld moest de
verbindende relatie tussen de gebou
wen worden."
ZO BEGON de opdracht.
Welke eisen stelde André Schalier er
zichzelf? Waarom is het geworden, zo
als het nu in zijn atelier staat?
Uitgangspunt voor de beeldhouwer,
van 1938-44 leerling van prof. Bronner
en door zijn praktische ervaring bij
Frits van Hall, die hij nog altijd dank
baar gedenkt, al vroeg in aanraking
gekomen met monumentale problemen
was: „Wie zijn mijn opdrachtgevers?
Voor wie is het bestemd?"
Dit beeld is van (en voor) wat men
pleegt te noemen „het grote publiek".
Met kleine bedragen hebben alle clubs,
die bij de KNVB zijn aangesloten, dit
jubileumgeschenk bijeengebracht. Voor
Schalier stond het dan ook al dadelijk
vast, dat het een beeld moest worden,
dat, zoals hij het uitdrukt: „visueel be
leefd kan worden."
„Het is bestemd voor gewone men-
52. De volgende morgen holde Panda al vroeg het
kantoor van de drumdrummanager Joris Goedbloed bin
nen. „Heb je dit al gezien?" vroeg hij, wapperend met
«en. krant. Notenbalkers aan de top bij tieners
staat er! Eerste drie plaatsen op hit-parade
schrijven ze hier! Wat is een hit-parade, Joris?" „Een
optocht van geslaagde muzikantjes, naar ik vermoed!"
antwoordde de manager. „Daarbij gaan de Notenbal
kers voorop. Dat betekent dat alle Drumdrums achter
blijven. En wie achterblijft, geeft zijn manager geen
inkomsten meer! Er is iets mis met onze drumdrums,
baasje! Morgen nog een optreden in Botervaartsgat,
doch verder is onze agenda leeg! Ik ben bang dat ge
Uw publiciteitstaak slecht hebt behartigd!" „Niet
waar!" riep Panda verontwaardigd. Gisteren spraken
ze voor het eerst met twee woorden en dat heb ik ze
geleerd! Weet je wat? Ik ga die Notenbalkers eens op
zoeken om te kijken hoe die zich gedragen!" Nu dat
was niet zo mooi, zoals Panda al gauw vaststelde. De
eerste persconferentie van het nieuwe muzikale groepje
verliep vrij rommelig. De ene geteisterde verslaggever
na de andere verliet dan ook al spoedig het vertrek,
onder het mompelen van lelijke woorden. „Die bederven
het voor zich-zelf!" dacht Panda. „Wat een lompe
rikken! Gelukkig maar dat ik de Drumdrums zo keurig
heb opgevoed!"
Boven (links: Een van Schallers
sportbeelden": geen spelmoment uit
een Europacupwedstrijd maar ge
woon „worstelaars". Rechts: de
beeldhouwer met een voorstudie
120 van zijn KNVB-beeld. Hier
naast het voetbalmonument in klei
in zijn atelier. Onder links zjjn
keepertje, in 1956 aangekocht door
het N.O.C.
sen, die van voetballen houden. Vorig
jaar, toen een model op kleine schaal
symbolisch aan het jubilerende KNVB-
bestuur is overgedragen, waren daar
vele mensen aanwezig, die wel ver
stand van sport, maar uiteraard min
der van kunst hadden. En die zeiden
meteen: „We zijn zo blij, dat het geen
zoekplaat je is: je kunt zien wat het
voorstelt!" Dat is heel belangrijk. Dit
is een collectief geschenk. Je moet als
kunstenaar antwoord kunnen geven op
hun verlangens met moderne midde
len. Ik zou het niet kunnen, de wensen
van de mensen negéren. En dat hield
voor mij in, dat ik bij een realistisch
gegeven tot een artistiek verantwoorde
vorm moest komen, met behoud van
het figuratieve."
SCHALLER werkt die gedachte nog
verder uit als hij er ons op wijst dat
dit probleem zich voor hem bij een
openbaar monument altijd voordoet.
Toen hij voor het nieuwe Arnhemse Pa
leis van Justitie het beeld „Salomo's
Oordeel" moest maken, ging hij er ook
van uit, dat de belangstellende leek het
symbool van deze gedachte moest kun
nen begrijpen en beleven. Het moest
het „naambordje" van het gebouw zijn
„opdat ook een boer uit Tiel, die voor
een burenruzie of een gestolen koe de
justitie heeft ingeschakeld, door dat
beeld weet waar hij moet wezen. Zo
komen daar uit de abstracte massa
twee figuren, het kind en de rechter,
te voorschijn."
Lachend zegt de beeldhouwer, die in
tussen voortdurend met zijn spuit de
twee ton zware kleiplastiek nat houdt:
„Dan zeggen ze wel tegen me: je
bent „sociaal gevoelig". Ik zou het lie
ver „sociale verantwoordelijkheid" noe
men. Je houdt rekening met je op
drachtgever; met je taak, met de
functie van wat je maakt; zoals je een
tafel, een fiets maakt. Heeft de kunst
een eigen functie? Los daarvan? Voor
de toekomst? Nee! Voor mij niet. Ik
leef NU. Ik werk voor NU\"
Denkt U niet, dat een Schalier de ar
tistieke problemen en gevaren van zijn
opvattingen niet ziet. In het geval van
het KNVB-beeld besefte hij dit:
„De smaak van het voetbalminnend
publiek, van de clubs, is en wordt ge
vormd door het poppetje van de wissel
beker, de trofee. Det is wat het pu
bliek kent. Van daaruit zien zij ook
mijn beeld. Maar enkelen, denk ik, be
leven er misschien iets meer aan, pu
ren er iets aan kunstgenot uit. Daar
kun je óók niet aan voorbij. Ik heb
mij ten doel gesteld: het beeld moet,
van alle kanten benaderd, interessant
zijn. Dus is het „open". Vandaar de
twee verschillende acties van de spe
lers, met ertussen de keeper als eigen
functie. „Hé", zeiden ze bij de over
dracht: „daar heb je Pieters Graaf
land". Maar die heb ik nog nooit van
m'n leven ontmoet, ik weet niet eens
hoe hij er uit ziet... Ik kan je wel zeg
gen, dat een werkelijke momentopna
me uit een echte wedstrijd volgens mij
niet te gebruiken is voor een kunste
naar. Je vindt hier een aantal opeen
volgende bewegingen. Het gaat om wat
je suggereert.
Schallers beeld suggereert stellig
voetbalactie, van welke kant men het
benadert. In zijn atelier mist het uiter
aard de ruimte, waarvoor het gemaakt
is. Maar nu reeds verrast het de voet
balliefhebber door zijn, schijnbaar sim
pele, realisme.
André Schallers eerste belangrijke
opdracht was het Sint Jorismonument,
dat sinds 1948 in Lichtenvoorde staat.
Het is in steen uitgevoerd. Hij heeft,
als alle kunstenaars, met wisselvallig
materieel succes moeten werken. Hij
reist met zijn vrouw, als het even mo
gelijk is, naar zijn geliefd Afrika, waar
hij zich zowel ten Noorden als ten Zui
den van de Sahara ijverig verdiept in
het leven en de cultuur der daar wo
nende volkeren.
OP 1 SEPTEMBER moet zijn
KNVB-beeld klaar zijn en ingewijd wor
den. Het is allemaal vlug gegaan: am
per een jaar geleden begon hij met een
minuscuul ontwerpje: toen werd het
schaal 1 op 20. Hieruit volgde zijn
schets van 1 op 10, die na enkele maan
den werken zonder meer werd aan
vaard. Daarna kon een ontwerp op hal
ve grootte worden gemaakt, en nu i«
het dan, deels in plastic gewikkeld om
de klei niet te laten uitdrogen, klaar
voor de gieters naar wie het eind de
zer maand zal worden overgebracht. In
Zeist krijgt het straks een indrukwek
kende, vier meter hoge sokkel van be
ton en gepolijst natuursteen omdat het
daar moet „opboksen" tegen het mach
tige decor van eeuwenoude beuken die
het trainingscentrum omringen.
ER ZAL critiek komen, natuurlijk.
Vooral uit de kringen der abstracten
en nonfiguratieven; redelijke en onre
delijke critiek wellicht. André Schalier
legt die al bij voorbaat met een glim
lach naast zich neer: het is een beeld
voor de sportliefhebbers en als die
het mooi en goed vinden, dan is hij
tevreden.
Wim Klinkenberg
„Lampoon" het blad van de Harvard-
universiteit in Cambridge (VS), heeft zijn
jaarlijkse „Hollywood-onderscheidingen"
bekendgemaakt.
Carroll Baker is voor het gehele film-
Advertentie
oeuvre, waaraan zij meegewerkt heeft,
uitgeroepen tot de slechtste actrice van
het jaar. Zij kreeg haar „Roscoe" boven
dien om „haar volmaakte aanpassing aan
die typische onbedrevenheid en plompheid
die Hollywood sinds zijn eerste dagen ge-
kenmarkt heeft."
De overige studentenonderscheidingen
van Harvard, die bedoeld zijn als paro
dieën op de „Oscars" van Hollywood, gin
gen naar James Franciscus als de slecht
ste acteur van het jaar voor zijn rol in
„Yoreng Blood Hanke". Tot de slecht
ste films van het jaar zijn uitgeroepen:
„The Greatest Story ever told", „Th«
Carpetbaggers", „Sylvia", „Cheyenne
Autumn" en „Station Six Sahara."
Een extra „Roscoe" viel toe aan „de
gehele bevolking van West-Europa" voor
haar optreden in „The fall of the Roman
empire."
n9'r$hStc&£,yfrj-,
er\
OAT GEEF IK 6RIF70E, EDELACHT
SAKE. MAAR ERZUN GIFMENGERS
DIE VEEGIFTEN KENNEN WELKE
DEZELFDE SYMPTOMEN VEEOOR
ZAKEN ALS SLANGENGIF, MAAR
89 INNAME DODELUKZ'JN
ZO,ZO... WEY WEET ALS APOTHEKER
NATUURL'JK ALLES VAN GIFMEMGEW
DIE ZAL IK STRAKS SCHEEPONDER
VRAGEN !J
dankuzeerN
Lijkschouwer!^