Vier nieuwelingen achter de regeringstafel Ministers en oud-ministers die weer terugkeren WOENSDAG 14 APRIL 1965 9 Prof. I. A. Diepenhorst Mr. M. Vrolijk J. Smallenbroek Drs. J. M. den Uyl P. J. S. de Jong Mr. B. W. Biesheuvel Dr. ir. A. Vondeling J. G. Suurhoff Dr. G. M. J. Veldkamp Drs. P. C. W. M. Bogaers Mr. Th. H. Bot Mr. J. M. A. H. Luns Prof. dr. I. Samkalden Mr. J. M. L. Th. Cals NEDERLAND HEEFT EEN NIEUW KABINET DEN HAAG. Mr. Cals is geslaagd met zijn formatie: Nederland heeft een nieuw kabinet van veertien ministers, waarvan er zes tot de K.V.P., vijf tot de P.v.d.A. en drie tot de A.R. Partij behoren. Bij de nieuwe regeringsploeg zijn vijf K.V.P.-ministers, die ook in het kabinet-Marijnen zitting hadden. Drie van de vijf P.v.d.A.-bewindslieden, de heer J. G. Suurhoff, dr. ir. A. Vondeling en prof. dr. I. Samkalden, zijn reeds eerder minister geweest, respectievelijk van Sociale Zaken en Volksgezondheid, van Landbouw en Visserij en van Justitie. Ook de nieuwe minister-president, mr. Cals, heeft een langdurige staat van dienst als bewindsman. Nieuwelingen achter de regeringstafel zijn twee A.R.-ministers: prof. dr. I. A. Diepenhorst en de heer J. Smallenbroek, en twee P.v.d.A.-bewindslieden: mr. M. Vrolijk en drs. J. M. den Uyl. Zij zijn echter geen onbekenden in de politieke arena aan het Haagse Binnenhof door hun lidmaatschap van de Eerste of Tweede Kamer. Over prof, mr. dr. I. A. Diepenhorst (A.R.) de nieuwe minister van Onderwijs en Wetenschappen, geboren Rotterdam mer, getogen Amsterdammer, 48 jaren oud en docent in het strafrecht aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, doen veel verhalen de ronde, zowel ernstige als vermakelijke. Hij heeft uitgebreide maatschappelijke bemoeienissen: zijn lid maatschap van de Eerste Kamer, zijn voorzitterschap van o.a. de Vereniging van Reclasseringsinstellingen en de Cen trale Bond voor „Inwendige Zending" en Christelijk Maatschappelijk Werk. Zijn po litieke vrienden en vijanden luisterden al tijd met genoegen naar zijn regelmatige radiorubriek „Volk en Staat", waarin prof. Diepenhorst altijd weer blijk gaf van zijn briljante, geestige spreektrant. Zo is het ooi: met zijn diverse televisie-forums ge- stelt. Hij lanceerde het nadien veel geïmi teerde zinnetje: „Rechts naast mij, voor u links in het beeld In 1934 begon „Ietje" Diepenhorst, zoals Prof. mr. dr. I. A. Dievenhorst. zijn studenten hem altijd noemden, zijn studies in theologie en rechten aan de Vrije Universiteit. In 1943 promoveerde hij op het proefschrift „Historisch-critische bijdrage tot de leer van den christelijken staat". Twee jaar later werd hij benoemd tot hoogleraar. Zijn inaugurele oratie ging over religiedelicten. Uit die tijd dateert de eerste anecdote over hem. Op een van de V.U.-dagen uit die tijd mengde hij zich in de pauze tus sen het studentengewoel. Een jonge stu dent sprak hem aan en zei tegen profes sor Diepenhorst. „Wat studeer jij eigen lijk?" Het antwoord was „Rechten, en jij". „Wis- en natuurkunde, ik ben der dejaars, schiet jij al een beetje op met je studie?" „Och," zei prof. Diepenhorst laconiek, „dat gaat wel, ik ben momen teel hoogleraar". Met een rood hoofd sta melde de student een excuus. Een an dere student, die tentamen moest doen bij „Ietje", klopte netjes aan, hoorde „bin nen" roepen, stapte naar binnen maar zag niemand. „Gaat u rustig zitten", zei een stem van onder de tafel. Professor Die penhorst las daar enige documenten, lig gend op de vloer. De eeuwige vrijgezel wordt hij ge noemd. En dat is dan ook de oorzaak, dat professor Diepenhorst niet altijd even zorgvuldig gekleed gaat. Jaren achtereen droeg hij een bruine das met witte stip pen. Tijdens een van zijn colleges behan delde hij de waarde van het getuigenbe- wijs en zei „Ik zal eens de proef op de som nemen". Hij hield twee handen voor zijn das. „Zeg nu maar eens wat voor een das ik draag". De studenten riepen in koor: „Bruin met witte stippen". „Nu zie ik, dat het tijd wordt dat ik een nieuwe das koop", was prof. Diepen horst reactie. De vrijgezellenstaat heeft hem nooit, al thans niet waarneembaar, bedroefd. Prof. Diepenhorst was gewend iedere vrijdag na het ochtendcollege spreekuur te houden. Toen het eens op 29 februari vrijdag was, snelde hij na zijn college naar de deur en riep in de deuropening: „Het spijt mij, dames en heren, ik ben vandaag niet te spreken. Het is namelijk schrikkeldag." Erg actief op theologisch gebied is prof. Diepenhorst nooit geweest. Slechts een en kele keer preekte hij en dan alleen over het onderwerp „Hij kent U kent U Hem?" Een plezierige en zeer geestige docént noemen allen hem. Enkele oud-studenten herinneren zich nog een uurlang durend referaat over voetballen, een tot in de puntjes verzorgd verhaal, uitgesproken door een man die nauwelijks wist dat een voetbal van leer is. Want prof. Diepenhorst is een meester in het zich inleven in situa ties en dingen waar hij nog nooit iets mee te maken heeft gehacfc En dat is een ple zierige eigenschap voor een minister van Onderwijs en Wetenschappen. Op mr. M. Vrolijk, de nieuwe minister van Maatschappelijk Werk en Culturele Zaken is het gezegde van toepassing, dat de journalistiek tot alles leidt. Niet dat men in Den Haag verbaasd is over zijn ministersbenoeming. In de kring van zijn vrienden en kennissen werd vaak gezegd: ,Daar zit een minister in". Trouwens, het Haagse college van B. en W. is in dit op zicht een doorgangshuis want de wethou der van Onderwijs, Kunsten en Sport, mr. Vrolijk, drukt nu de voetsporen van de vroegere wethouders Drees en Van Aart- sen. De meeste jaren van zijn loopbaan tot nu toe waren echter aan de journalistiek gewijd. Hij was een journalist uit overtui ging en beoefende het vak met overgave en bekwaamheid, maar misschien niet uit roeping. „Men moet nu niet denken dat ik de journalistiek iedere dag mis," zei hij eens, toen hij al enige jaren wethou der was. Maar ook in dit ambtelijk milieu wist hij veelal de typisch-journalistieke "benadering van de problemen te handha ven. De journalistiek kan tot alles leiden, want een grondige journalistieke scholing stelt tpt veel in staat. Met grote snelheid werkte hij zich in de gemeentelijke onderwijsvraagstukken in. Zijn medewerkers zagen niet zonder ver bazing hoe hij in korte tijd veel zaken in zich opnam en daaruit dadelijk de kern punten lichtte en samenvatte, een vaardig heid waarvan in enigszins andere vorm het Nederlandse radiopubliek ook kennis heeft kunnen nemen. Vele jaren heeft mr. Vrolijk het journalistenforum „Bij Nader Inzien" op zondagavonden voor de VARA- microfoon geleid. De meestal ongeregelde dagindeling van de journalist handhaafde hij ook in zijn wethoudersbestaan. Hij verscheen niet in alle vroegte in het stadhuis, maar als hij er eenmaal was werkte hij tot na de kan tooruren. Vrijwel nooit ging hij vóór twee uur naar bed. Zijn middagpauze bestond uit een wandelingetje in de omgeving van het stadhuis. Soms vergezelde hem daar bij een ambtenaar om tijdens dit wande lingetje nog enkele zaken te bespreken. Vóór de oorlog was mr. Vrolijk journa list bij het C.H.-blad „De Nederlander". Daarna heeft hij rechten gestudeerd, een studie die hij als gevolg van de bezetting en van verzetswerk pas na de oorlog in Leiden heeft kunnen voltooien. Als „door- braaksocialist" kwam deze man van Chris- telijk-Historische huize bij „De Nieuwe Nederlander." Daarna werd hij parlemen tair redacteur bij „Het Vrije Volk" en lid van de Tweede Kamer. Na een kortston- Mr. M. Vroliik. dige werkkring bij de Regionale Dagblad- Pers werd hij in 1958 chef-redacteur van het Haagsch Dagblad. Hij is voorzitter ge weest van de Nederlandse Journalisten kring en lid van de Persraad. Groot is zijn belangstelling voor de sport. Zelf heeft hij vele jaren, hockey ge speeld. Een van zijn grote liefhebberijen is ook het kamperen met vrouw en drie kinderen van 17, 15 en 13 jaar. Ook de litteratuur geniet zijn belangstelling. Hij heeft zelf enkele gedichtenbundels op zijn naam staan. Toneelpremières slaat hij maar zelden over. Mr. Vrolijk was de eerste Haagse wet houder die in een sportnota zaken als ter rein- en zalenaccommodatie (dringend probleem in Den Haag), zelfwerkzaam heid van sportverenigingen, jeugdsportsub- sidies en schoolsport aan de orde wilde stellen. Mr. Vrolijk is een behendige debater, die ook als Tweede Kamerlid veel met sport en radio en TV te maken heeft gehad. De heer J. Smallenbroek (A.R.) minis ter v„n Binnenlandse Zaken, werd op 21 februari 1909 in Assen geboren. Na een h.b.s.-opleiding studeerde hij registratie en notariaat. Van 1931 tot 1936 was hij sur numerair bij de Registratie en Domeinen en daarna ontvanger bij deze dienst te Ol- deberkoop en later in Elburg. In 1939 werd hij lid van de gemeente raad van Elburg, waar hij ook wethouder en waarnemend burgemeester werd. In Assen was hij ontvanger van Registratie en Domeinen en later inspecteur van de rijksbelastingen. Sinds 1947 is hij hoofdin specteur op non-actief. In dat jaar werd hij gekozen tot lid van Gedeputeerde Sta ten van Drente. De heer Smallenbroek is voorzitter van het hoofdbestuur der Stichting 1940-1945, J. Smallenbroek. voorzitter van het provinciaal bestuur Drente van die stichting, lid van de Bui tengewone Pensioenraad en lid van de Ad viescommissie Verzetsdaden. Hij was voor zitter van de A.R.-Tweede-Kamerfractie. Na de bevrijding had hij zitting in het noodparlement dat van 20 november 1945 tot 3 juni 1946 optrad. Bij de„uitbreiding van de Staten-Generaal dn Ï95è kreeg hij opnieuw zitting in de Tweede Kamer voor de A.R.P. De heer Smallenbroek is ridder in de or de van de Nederlandse Leeuw en ere-lid van de Vereniging van Ex-politieke Ge vangenen uit de Bezettingstijd. Mevrouw A. W. Smallenbroek-Stoker, echtgenote van de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken verzucht: „Als we naar Den Haag moeten, laten we hier heel wat achter". Heel wat, dat is dan een fraaie villa aan de Iepenlaan in Assen met een ruimle en een comfort, die niet meer van deze tijd zijn, een tuin met een gazon zo groot, dat de heer Smallenbroek daar vaak met zijn gezin crocket op speelt. Hij is vader van drie zoons en een doch ter. Mevrouw Smallenbroek is wel gewend aan plotselinge sprongen in de carrière van haar echtgenoot. Hij is iemand, die recht op zijn doel afgaat, die niet van schip peren houdt en toch ook een echte politi cus. Hij houdt van het politieke spel. Hij is een harde werker. Het licht op zijn ka mer gaat meestal niet uit voor een uur of vier 's nachts. De laatste maanden kon hij alleen maar zondags thuis zijn, de rest van de tijd moest hij wel in Den Haag blijven. Hij is altijd geïnteresseerd ge weest in de politiek. Hij was ontvanger van de registratie tot 1942. Toen weigerde hij de „Jodenverklaring" te ondertekenen en moest hij onderduiken. Tot het einde van de oorlog heeft hij een zwervend bestaan geleid. Na de oorlog kreeg hij de leiding van de stichting 1940-'45. Hij had ook zit ting in een tribunaal, zo kwam van het een het ander en werd hij lid van Gedepu teerde Staten. Dat hij A.R.-fractievoorzit- ter werd in de Tweede Kamer kwam als een verrassing voor hem. Het ministerschap op Binnenlandse Zaken ligt in zijn lijn, met zijn achtergrond van Gedeputeerde. De nieuwe minister van Economische Zaken, Drs. J. M. den Uyl (P.v.d.A.), was wethouder van Amsterdam. Hij werd op 9 augustus 1919 in Hilversum geboren. Na daar het Christelijke Lyceum doorlopen te hebben, studeerde hij aan de Amsterdam se gemeentelijke universiteit. Kort na de oorlog werd hij bij „Het Parool" sociaal redacteur, nadien bij „Vrij Nederland" tot eind 1948. Van 1949 tot 1962 was drs. Den Uyl directeur van de Wiardi Beck- manstichting, het wetenschappelijk bu reau van de Partij van de Arbeid, voor welk instituut hij onder andere de publika- ties „De weg naar Vrijheid" (1952), „Soci alisme en Liberalisme" (1956) en „Om de kwaliteit van het Bestaan" (1963) deed ver schijnen. Van 1956 tot 1963 was hij lid van de Tweede Kamer, waarin hij vanwege zijn wethouderschap nadien niet terug keerde. Zijn benoeming tot minister van Econo mische Zaken betekent dat Amsterdam zijn belangrijkste wethouder moet afstaan: Drs. Den Uijl beheerde niet minder dan drie portefeuilles. Hij was wethouder van Publieke Werken, waaronder ook de stads ontwikkeling valt. Hij was wethouder van Economische Zaken en wethouder van Ha vens en Handelsinrichtingen. Drs. Den Uyl is een man, die 's mor gens om half negen in het hoofdstedelijke stadhuis achter zijn bureau zat en soms pas om elf uur 's avonds naar huis terug keerde. Hij heeft altijd haast Hij rent meer dan hij loopt en als een ander de Tien zetels in het nieuwe kabinet worden bezet door bewindslieden die reeds eerder achter de regeringstafel zaten. Vijf K.V.P.-ministers zijn overgegaan uit het kabinet-Marijnen. Premier Cals was staatssecretaris van O., K. en W. in het ministerie-Drees (1951) en daarna minister van dit departement in de daarna volgende ministeries Drees, Beel en De Quay. Prof. Samkalden was ook minister van Justitie in het ministerie-Drees (1956-1958). Dr. ir. Vondeling was in 1958 bijna een jaar minister van Landbouw in het kabinet-Drees (1956-1958), waarin ook de heer J. G. Suurhoff eerst als minister van Binnenlandse Zaken ad interim en later als minister van Sociale Zaken zitting had. Het ministerie van Defensie blijft onder leiding van minister P. J. S. de Jong, die reeds in 1959 als staatssecretaris voor Ma rine aan dit departement verbonden was. De heer De Jong, geboren op 3 april 1915 te Apeldoorn, kreeg een opleiding aan het Koninklijk Instituut voor de Marine in Willemsoord. Een groot deel van zijn ma rineloopbaan bracht de heer De Jong voor en tijdens de laatste wereldoorlog door bij de Onderzeedienst. Hij is commandant ge weest van verschillende onderzeeboten. Met de 0-24 week hij in de meidagen van 1940 uit naar Engeland. Hij werd op 1 juni 1948 adjudant van de minister van Marine. In 1953 werd hij staf-officier bij de staf van de „Allied Commander in Chief Chan nel" te Portsmouth. In 1955 werd hij waar nemend chef-staf van de inspecteur-gene raal van de Marine en adjudant van de koningin. Drie jaar later werd hij com mandant van de jager „Gelderland". In 1959 werd hij staatssecretaris van Defen sie voor marinezaken en in 1963 minister van Defensie. Mr. B. W. Biesheuvel (A.R.) die het vi- ce-premierschap en het bewind van Land bouw en Visserij prolongeert is op 5 april 1920 te Haarlemmerliede geboren. Hij volgde de gymnasiale afdeling van het Christelijk Lyceum in Haarlem en stu deerde daarna rechten aan de Vrije Uni versiteit te Amsterdam, waar hij in 1945 het doctoraal examen aflegde. In dat jaar werd hij benoemd tot secretaris van de voedselcommissaris Noord-Holland in Alk maar. In 1947 werd hij secretarie -van de afdeling buitenland van de Stichting voor de Landbuw. Hij vervulde deze functie vijf jaar en werd daarna eerst secretaris en later voorzitter van de Ned. Chr. Boeren- en Tuindersbond (C.B.T.B.). Sedert 1947 woonde mr. Biesheuvel alle conferenties bij van de „International Fe deration of Agricultural Producers" (I.F.A.P.), welke organisatie hij in 1955 presideerde. In 1956 werd mr. Biesheuvel lid van de Tweede Kamer en lid van het Europese Parlement in Straatsburg. In 1963 werd hij vice-premier en minister van landbouw. Sedertdien is hij een der hoofdfiguren bij het E.E.G.-overleg inza ke de landbouwregelingen op de Europese markt. Als vice-premier ressorteren de be trekkingen met Suriname en de Nederland se Antillen onder zijn kabinet. Drs. J. M. den Uijl: tijd neemt om op de lift te wachten, heeft hij al met drie treden tegelijk de trap ge nomen. Over zijn uiterlijk maakt hij zich weinig zorgen. Drs. Den Uyl was de slechtst geklede stadsbestuurder van Am sterdam. Hoewel hij als wethouder 3 portefeuil les beheerde, wist hij nog tijd te vinden voor een privé leven. Vrienden kennen hem als een uitstekende vader die de wei nige vrije ogenblikken waarover hij be schikt, geheel aan zijn kinderen wijdt. Hoewel het gezin onlangs is uitgebreid met een zevende kind het „uilskuiken" zoals de vader het noemt woont het gezin in een vijf kamerwoning in de hoofd stad. Drs. Den Uyl beschikt voor zijn werk slechts over een zolderkamertje. In de vakanties trekt hij erop uit met zijn stationcar, waarin hij zijn gehele ge zin het oudste kind, een dochter, is 17 plus een kampeeruitrusting weet te ber gen. De vlotte en enigszins bohemien-achtige nieuwe minister zal in het hoogste be stuurscollege van het land, evenmin als hij in Amsterdam is geweest, de eenzijdige econoom zijn. Hij zal zonder twijfel een belangrijke invloed uitoefenen op rege ringsbeslissingen van algemene aard. Hij weet over velerlei vraagstukken een indrin gend betoog te houden, uLgcsp.oken op de voor drs.'Den Uyl stereotiepe wijze: met toegeknepen ogen. Dr. ir. A. Vondeling (P.v.d.A.), de nieu we minister van Financiën, werd op 2 maart 1916 in het Friese dorp Appelscha, geboren. Hij doorliep de rijks-h.b.s. in Assen en studeerde aan de landbouwhoge school in Wageningen. In 1948 promoveer de hij op het proefschrift: „De bedrijfs- vergelijking in de landbouw". Na zijn studie werd hij door het provin ciaal bestuur van Friesland toegevoegd aan de commissie-Noordoostpolder. Daarna werd hij directeur van de coöpe ratieve Centrale Landbouwboekhouding te Leeuwarden en voorzitter van de stichting „De Friesche Pers". In 1946 werd hij voor het eerst gekozen in de Tweede Kamer. In 1958 was hij enige tijd minister van Landbouw en vervolgens buiten gewoon hoogleraar voor onderwijs op het gebied van internationale organisa ties aan de rijksuniversiteit te Groningen. Dr. Vondeling is ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw. Hij is een groot sport liefhebber. De nieuwe minister van Verkeer en Wa terstaat, de heer J. G. Suurhoff (P.v.d.A.) bekleedt sedert 1 april 1961 het voorzit-* terschap van de Partij van de Arbeid. In 1952 trad hij op als minister van Sociale Zaken in het derde kabinet-Drees. Deze functie bekleedde hij tot december 1958. Tijdens die ministersperiode kwam onder meer de Algemene Ouderdomswet tot stand. Hij is lid van de Tweede Kamer sedert 1939. J. G. Suurhpff werd op 23 juni 1905 in Amsterdam geboren. Na zijn schooljaren was hij werkzaam op verschillende scheep vaartkantoren. Reeds vroeg ging zijn 'be langstelling uit naar jeugdbeweging, poli tiek en vakbeweging. Op zijn twintigste jaar was hij reeds secretaris van de Am sterdamse afdeling van de S.D.A.P. In 1939 kreeg hij zitting in de gemeenteraad van Amsterdam. Tevens werd hij gekozen tot lid van de Tweede Kamer. Tijdens de oorlog werd hij verscheidene malen gear resteerd en gedurende meer dan een jaar gegijzeld. Hij was actief betrokken bij het verzet. Na de bevrijding keerde hij in de Ka mer terug. Hij werd toen tweede voorzit ter van het N.V.V. en redacteur van De Vakbeweging. De heer Suurhoff is ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw en grootofficier in de orde van Oranje-Nas- sau. Dr. G. M. J. Veldkamp, (K.V.P.) die mi nister van Sociale Zaken en Volksgezond heid blijft, werd op 27 juni 1921 in Breda geboren. Na het lyceum te hebben doorlo pen studeerde hij aan de Katholieke Hoge school in Tilburg, waar hij in 1948 docto raal examen deed in de economisch-socio- logische richting. Hij promoveerde een jaar later cum laude tot doctor in de economische wetenschappen. Van 1941 tot 1950 was hij werkzaam bij de Raad van Arbeid in Breda. Hij was van 1947 tot 1952 voorzitter van de K.V.P. fractie in de gemeenteraad van Breda en lid van de Tweede Kamer en in die pe riode (1950-1952) wetenschappelijk adviseur van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Van oktober 1952 tot juli 1961 was dr. Veldkamp staatssecretaris van Economi sche Zaken en daarna minister van So ciale Zaken en Volksgezondheid. Zijn ambtsperiode kenmerkte zich door een omvangrijke wetgevende arbeid. Tot stand kwamen onder meer een nieuwe Drank en Horeca-wet, de Wet op de Geneesmid delenvoorziening, de invoering van een so ciaal minimum in A.O.W. en A.W.W., en het ontwerp van Wet op de Arbeidsonge schiktheidsverzekering. Drs. P. C. W. M. Bogaers (K.V.P.), die minister van Volkshuisvesting en Bouw nijverheid blijft, is in Cuyk geboren. Hij is 39 jaar. Na het Bisschoppelijk College in Roermond te hebben doorlopen studeer de hij economie aan de Katholieke Econo mische Hogeschool in Tilburg. In 1947 deed hij zijn doctoraal examen. Aanvankelijk was hij assistent van prof. Van den Brink. In 1948 werd hij econo misch adviseur van de Katholieke Arbei dersbeweging. Hij kreeg zitting in de Cen trale Plancommissie en in de Centrale Commissie voor de Statistiek en werd plaatsvervangend lid van de Sociaal-Eco nomische Raad en lid van de Commissie Bedrijfsregelingen. In 1950 was hij advi seur van de Nederlandse delegatie bij de Europese Gemeenschap voor Kolen- en Staal en van het Verbond van Christelijke Werkgevers in deze gemeenschap. Voorts had hij o.m. zitting in de partijraad van de K.V.P. Drs. Bogaers werd in 1959 lid van de Tweede Kamer. In 1963 werd hij minis I ter van Volkshuisvesting en Bouwnijver- I heid. Hij is officier in de orde van Oran- l je Nassau. Mr. Th. Bot, (K.V.P.) minster zon der potefeuille, belast met ontwikkelings hulp, was in het kabinet-Marijnen minis ter van Onderwijs Kunsten en Wetenschap pen. Hij is op 20 juli 1911 in Dordrecht geboren, studeerde rechten en idologie in Utrecht en ging in 1936 naar Nederlands Indië, waar hij werkzaam was bij de Dienst voor Oost-Aziatische Zaken in Ba tavia en als ambtenaar bij het Binnenlands Bestuur in Purwakarta en Sukabumi. Hij verbleef tot de bevrijding in krijgsgevan genkampen op Java, in Birma en Thailand. In 1945 werd mr. Bot met de politieke voorlichting in Batavia belast. In 1946 kwam hij naar Nederland, waar hij waar nemend hoofd van de afdeling voorberei ding staatsrechtelijke hervorming van het ministerie van Overzeese Rijksdelen werd. Na de souvereiniteitsoverdracht was hij adviseur van de hoge vertegenwoordiger van de Kroon. In 1949 werd hij secretaris generaal van'de R.T.C.-Nederland-Indone- sië in Den Haag. In 1950 volgde zijn benoeming tot raad adviseur voor het ministerie voor Unieza ken en tot adjunct-secretaris-generaal van de Nederlands Indonesische Unie. In dat jaar ging hij over naar het ministerie van Buitenlandse Zaken als raad-adviseur in algemene dienst. In 1954 werd hij chef van de Directi# Westelijke Samenwerking, in 1958 chef Di rectie NAVO- en WEU-zaken. In 1959 werd mr. Bot benoemd tot staats secretaris van binnenlandse Zaken, belast met de aangelegenheden betreffende Nieuw-Guinea. In 1963, in het kabinet-Marijnen kreeg mr. Bot de portefeuille van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Mr. J. M. A. H. Luns blijft minister van Buitenlandse Zakën. Hij maakt reeds van af 2 september 1952 onafgebroken deel uit van regeringscombinaties, aanvankelijk als minister zonder portefeuille. De heer Luns werd op 28 augustus 1911 in Rotterdam geboren. Hij studeerde aan het Ignatiuscollege te Amsterdam, het in- stuut St. Louis in Brussel, aan de rijks universiteit te Leiden, aan de gemeente universiteit te Amsterdam, aan de Lon don School of Economics en aan het Deut- sches Institut für Auslander in Berlijn. Van 1938 tot 1940 was hij werkzaam aan het departement van Buitenlandse Zaken. In diplomatieke dienst vervulde hij ach tereenvolgens functies in Bern, Lissabon, Londen en bij de Verenigde Naties in New York. Als minister zonder portefeuille werd hij belast met de verdediging van het Nederlandse standpunt in de kwestie Nieuw-Guinea in de Verenigde Naties. In 1959 was hij voorzitter van de NAVO- raad. Hij heeft ook tal van functies in an dere internationale organisaties bekleed. De nieuwe minister van Justitie, prof. dr. I. Samkalden (P.v.d.A.) geboren 10 augustus 1912 te Rotterdam was hoogle raar in het recht van de internationale or ganisaties aan de rijksuniversiteit te Lei den. Hij was lid van de Eerste Kamer. Prof. Samkalden studeerde indologie aan de rijksuniversiteit te Leiden en promo veerde in 1938 in de rechtsgeleerdheid op het proefschrift: „Het College van Gedele geerden uit de Volksraad". Hij was hoog leraar in het agrarisch recht aan de Land bouwhogeschool te Wageningen. In het laatste kabinet-Drees (1956-1958) was hij minister van Justitie. In de jaren 1959- 1960 was prof. dr. Samkalden lid van de Tweede Kamer. Prof. Samkalden is ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw. De nieuwe premier, mr. Cals, is een bekende figuur in het Nederlandse politie ke leven, vooral door zijn langdurig mi nisterschap van Onderwijs, Kunsten en We tenschappen. Hij heeft de Mammoetwet op zijn naam staan, waarin de vernieuwing van het middelbaar en voorbereidend ho ger onderwijs is geregeld. Zijn formatie periode werd gekenmerkt door zijn voort varende en doeltreffende werkwijze. J. M. L. Th. Cals werd op 18 juli 1914 in Nijmegen geboren. Hij doorliep de mid delbare school in Roermond en studeerde rechten aan de r.k. universiteit in Nijme gen. Daarna werd hij leraar in staatshuis houdkunde, staatsinrichting en het han delsrecht aan de hbs in Roermond. In 1941 vestigde mr. Cals zich als advocaat en procureur in zijn geboortestad. Gedurende enkele jaren was hij fractievoorzitter van de K.V.P. in de Nijmeegse gemeenteraad. In 1948 werd hij lid van de Tweede Ka mer, in 1950 staatssecretaris van Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen. Twee jaar later volgde hij op dit departement minister Rutten op. Wegens gezondheids redenen zag hij af van deelneming aan het kabinet-Marijnen en keerde hij in de Tweede Kamer terug. Daarnaast bekleed de hij eveneens tal van openbare functies. Hij is drager van een groot aantal bin nen- en buitenlandse onder, "heldingen, waaronder het grootkruis in de orde van Oranje-Nassau.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 9