Vier nieuwelingen achter
de regeringstafel
Ministers en oud-ministers
die weer terugkeren
WOENSDAG 14 APRIL 1965
9
Prof. I. A. Diepenhorst
Mr. M. Vrolijk
J. Smallenbroek
Drs. J. M. den Uyl
P. J. S. de Jong
Mr. B. W. Biesheuvel
Dr. ir. A. Vondeling
J. G. Suurhoff
Dr. G. M. J. Veldkamp
Drs. P. C. W. M. Bogaers
Mr. Th. H. Bot
Mr. J. M. A. H. Luns
Prof. dr. I. Samkalden
Mr. J. M. L. Th. Cals
NEDERLAND HEEFT EEN NIEUW KABINET
DEN HAAG. Mr. Cals is geslaagd met zijn formatie: Nederland heeft een
nieuw kabinet van veertien ministers, waarvan er zes tot de K.V.P., vijf tot de
P.v.d.A. en drie tot de A.R. Partij behoren. Bij de nieuwe regeringsploeg zijn
vijf K.V.P.-ministers, die ook in het kabinet-Marijnen zitting hadden. Drie van
de vijf P.v.d.A.-bewindslieden, de heer J. G. Suurhoff, dr. ir. A. Vondeling en
prof. dr. I. Samkalden, zijn reeds eerder minister geweest, respectievelijk van
Sociale Zaken en Volksgezondheid, van Landbouw en Visserij en van Justitie.
Ook de nieuwe minister-president, mr. Cals, heeft een langdurige staat van
dienst als bewindsman.
Nieuwelingen achter de regeringstafel zijn twee A.R.-ministers: prof. dr.
I. A. Diepenhorst en de heer J. Smallenbroek, en twee P.v.d.A.-bewindslieden:
mr. M. Vrolijk en drs. J. M. den Uyl. Zij zijn echter geen onbekenden in de
politieke arena aan het Haagse Binnenhof door hun lidmaatschap van de
Eerste of Tweede Kamer.
Over prof, mr. dr. I. A. Diepenhorst
(A.R.) de nieuwe minister van Onderwijs
en Wetenschappen, geboren Rotterdam
mer, getogen Amsterdammer, 48 jaren
oud en docent in het strafrecht aan de
Vrije Universiteit in Amsterdam, doen
veel verhalen de ronde, zowel ernstige als
vermakelijke. Hij heeft uitgebreide
maatschappelijke bemoeienissen: zijn lid
maatschap van de Eerste Kamer, zijn
voorzitterschap van o.a. de Vereniging
van Reclasseringsinstellingen en de Cen
trale Bond voor „Inwendige Zending" en
Christelijk Maatschappelijk Werk. Zijn po
litieke vrienden en vijanden luisterden al
tijd met genoegen naar zijn regelmatige
radiorubriek „Volk en Staat", waarin prof.
Diepenhorst altijd weer blijk gaf van zijn
briljante, geestige spreektrant. Zo is het
ooi: met zijn diverse televisie-forums ge-
stelt. Hij lanceerde het nadien veel geïmi
teerde zinnetje: „Rechts naast mij, voor
u links in het beeld
In 1934 begon „Ietje" Diepenhorst, zoals
Prof. mr. dr. I. A. Dievenhorst.
zijn studenten hem altijd noemden, zijn
studies in theologie en rechten aan de Vrije
Universiteit. In 1943 promoveerde hij
op het proefschrift „Historisch-critische
bijdrage tot de leer van den christelijken
staat". Twee jaar later werd hij benoemd
tot hoogleraar. Zijn inaugurele oratie ging
over religiedelicten.
Uit die tijd dateert de eerste anecdote
over hem. Op een van de V.U.-dagen uit
die tijd mengde hij zich in de pauze tus
sen het studentengewoel. Een jonge stu
dent sprak hem aan en zei tegen profes
sor Diepenhorst. „Wat studeer jij eigen
lijk?" Het antwoord was „Rechten, en
jij". „Wis- en natuurkunde, ik ben der
dejaars, schiet jij al een beetje op met
je studie?" „Och," zei prof. Diepenhorst
laconiek, „dat gaat wel, ik ben momen
teel hoogleraar". Met een rood hoofd sta
melde de student een excuus. Een an
dere student, die tentamen moest doen bij
„Ietje", klopte netjes aan, hoorde „bin
nen" roepen, stapte naar binnen maar
zag niemand. „Gaat u rustig zitten", zei
een stem van onder de tafel. Professor Die
penhorst las daar enige documenten, lig
gend op de vloer.
De eeuwige vrijgezel wordt hij ge
noemd. En dat is dan ook de oorzaak, dat
professor Diepenhorst niet altijd even
zorgvuldig gekleed gaat. Jaren achtereen
droeg hij een bruine das met witte stip
pen. Tijdens een van zijn colleges behan
delde hij de waarde van het getuigenbe-
wijs en zei „Ik zal eens de proef op de
som nemen". Hij hield twee handen voor
zijn das. „Zeg nu maar eens wat voor
een das ik draag". De studenten riepen
in koor: „Bruin met witte stippen". „Nu
zie ik, dat het tijd wordt dat ik een
nieuwe das koop", was prof. Diepen
horst reactie.
De vrijgezellenstaat heeft hem nooit, al
thans niet waarneembaar, bedroefd. Prof.
Diepenhorst was gewend iedere vrijdag na
het ochtendcollege spreekuur te houden.
Toen het eens op 29 februari vrijdag was,
snelde hij na zijn college naar de deur en
riep in de deuropening: „Het spijt mij,
dames en heren, ik ben vandaag niet te
spreken. Het is namelijk schrikkeldag."
Erg actief op theologisch gebied is prof.
Diepenhorst nooit geweest. Slechts een en
kele keer preekte hij en dan alleen over
het onderwerp „Hij kent U kent U
Hem?"
Een plezierige en zeer geestige docént
noemen allen hem. Enkele oud-studenten
herinneren zich nog een uurlang durend
referaat over voetballen, een tot in de
puntjes verzorgd verhaal, uitgesproken
door een man die nauwelijks wist dat een
voetbal van leer is. Want prof. Diepenhorst
is een meester in het zich inleven in situa
ties en dingen waar hij nog nooit iets mee
te maken heeft gehacfc En dat is een ple
zierige eigenschap voor een minister van
Onderwijs en Wetenschappen.
Op mr. M. Vrolijk, de nieuwe minister
van Maatschappelijk Werk en Culturele
Zaken is het gezegde van toepassing, dat
de journalistiek tot alles leidt. Niet dat
men in Den Haag verbaasd is over zijn
ministersbenoeming. In de kring van zijn
vrienden en kennissen werd vaak gezegd:
,Daar zit een minister in". Trouwens, het
Haagse college van B. en W. is in dit op
zicht een doorgangshuis want de wethou
der van Onderwijs, Kunsten en Sport, mr.
Vrolijk, drukt nu de voetsporen van de
vroegere wethouders Drees en Van Aart-
sen.
De meeste jaren van zijn loopbaan tot
nu toe waren echter aan de journalistiek
gewijd. Hij was een journalist uit overtui
ging en beoefende het vak met overgave
en bekwaamheid, maar misschien niet uit
roeping. „Men moet nu niet denken dat
ik de journalistiek iedere dag mis," zei
hij eens, toen hij al enige jaren wethou
der was. Maar ook in dit ambtelijk milieu
wist hij veelal de typisch-journalistieke
"benadering van de problemen te handha
ven. De journalistiek kan tot alles leiden,
want een grondige journalistieke scholing
stelt tpt veel in staat.
Met grote snelheid werkte hij zich in de
gemeentelijke onderwijsvraagstukken in.
Zijn medewerkers zagen niet zonder ver
bazing hoe hij in korte tijd veel zaken in
zich opnam en daaruit dadelijk de kern
punten lichtte en samenvatte, een vaardig
heid waarvan in enigszins andere vorm
het Nederlandse radiopubliek ook kennis
heeft kunnen nemen. Vele jaren heeft mr.
Vrolijk het journalistenforum „Bij Nader
Inzien" op zondagavonden voor de VARA-
microfoon geleid.
De meestal ongeregelde dagindeling van
de journalist handhaafde hij ook in zijn
wethoudersbestaan. Hij verscheen niet in
alle vroegte in het stadhuis, maar als hij
er eenmaal was werkte hij tot na de kan
tooruren. Vrijwel nooit ging hij vóór twee
uur naar bed. Zijn middagpauze bestond
uit een wandelingetje in de omgeving van
het stadhuis. Soms vergezelde hem daar
bij een ambtenaar om tijdens dit wande
lingetje nog enkele zaken te bespreken.
Vóór de oorlog was mr. Vrolijk journa
list bij het C.H.-blad „De Nederlander".
Daarna heeft hij rechten gestudeerd, een
studie die hij als gevolg van de bezetting
en van verzetswerk pas na de oorlog in
Leiden heeft kunnen voltooien. Als „door-
braaksocialist" kwam deze man van Chris-
telijk-Historische huize bij „De Nieuwe
Nederlander." Daarna werd hij parlemen
tair redacteur bij „Het Vrije Volk" en lid
van de Tweede Kamer. Na een kortston-
Mr. M. Vroliik.
dige werkkring bij de Regionale Dagblad-
Pers werd hij in 1958 chef-redacteur van
het Haagsch Dagblad. Hij is voorzitter ge
weest van de Nederlandse Journalisten
kring en lid van de Persraad.
Groot is zijn belangstelling voor de
sport. Zelf heeft hij vele jaren, hockey ge
speeld. Een van zijn grote liefhebberijen
is ook het kamperen met vrouw en drie
kinderen van 17, 15 en 13 jaar. Ook de
litteratuur geniet zijn belangstelling. Hij
heeft zelf enkele gedichtenbundels op zijn
naam staan. Toneelpremières slaat hij
maar zelden over.
Mr. Vrolijk was de eerste Haagse wet
houder die in een sportnota zaken als ter
rein- en zalenaccommodatie (dringend
probleem in Den Haag), zelfwerkzaam
heid van sportverenigingen, jeugdsportsub-
sidies en schoolsport aan de orde wilde
stellen.
Mr. Vrolijk is een behendige debater,
die ook als Tweede Kamerlid veel met
sport en radio en TV te maken heeft
gehad.
De heer J. Smallenbroek (A.R.) minis
ter v„n Binnenlandse Zaken, werd op 21
februari 1909 in Assen geboren. Na een
h.b.s.-opleiding studeerde hij registratie en
notariaat. Van 1931 tot 1936 was hij sur
numerair bij de Registratie en Domeinen
en daarna ontvanger bij deze dienst te Ol-
deberkoop en later in Elburg.
In 1939 werd hij lid van de gemeente
raad van Elburg, waar hij ook wethouder
en waarnemend burgemeester werd. In
Assen was hij ontvanger van Registratie
en Domeinen en later inspecteur van de
rijksbelastingen. Sinds 1947 is hij hoofdin
specteur op non-actief. In dat jaar werd
hij gekozen tot lid van Gedeputeerde Sta
ten van Drente.
De heer Smallenbroek is voorzitter van
het hoofdbestuur der Stichting 1940-1945,
J. Smallenbroek.
voorzitter van het provinciaal bestuur
Drente van die stichting, lid van de Bui
tengewone Pensioenraad en lid van de Ad
viescommissie Verzetsdaden. Hij was voor
zitter van de A.R.-Tweede-Kamerfractie.
Na de bevrijding had hij zitting in het
noodparlement dat van 20 november 1945
tot 3 juni 1946 optrad. Bij de„uitbreiding
van de Staten-Generaal dn Ï95è kreeg hij
opnieuw zitting in de Tweede Kamer voor
de A.R.P.
De heer Smallenbroek is ridder in de or
de van de Nederlandse Leeuw en ere-lid
van de Vereniging van Ex-politieke Ge
vangenen uit de Bezettingstijd.
Mevrouw A. W. Smallenbroek-Stoker,
echtgenote van de nieuwe minister van
Binnenlandse Zaken verzucht: „Als we
naar Den Haag moeten, laten we hier
heel wat achter". Heel wat, dat is dan een
fraaie villa aan de Iepenlaan in Assen
met een ruimle en een comfort, die niet
meer van deze tijd zijn, een tuin met een
gazon zo groot, dat de heer Smallenbroek
daar vaak met zijn gezin crocket op speelt.
Hij is vader van drie zoons en een doch
ter.
Mevrouw Smallenbroek is wel gewend
aan plotselinge sprongen in de carrière van
haar echtgenoot. Hij is iemand, die recht
op zijn doel afgaat, die niet van schip
peren houdt en toch ook een echte politi
cus. Hij houdt van het politieke spel. Hij
is een harde werker. Het licht op zijn ka
mer gaat meestal niet uit voor een uur
of vier 's nachts. De laatste maanden kon
hij alleen maar zondags thuis zijn, de rest
van de tijd moest hij wel in Den Haag
blijven. Hij is altijd geïnteresseerd ge
weest in de politiek. Hij was ontvanger van
de registratie tot 1942. Toen weigerde hij
de „Jodenverklaring" te ondertekenen en
moest hij onderduiken. Tot het einde van
de oorlog heeft hij een zwervend bestaan
geleid. Na de oorlog kreeg hij de leiding
van de stichting 1940-'45. Hij had ook zit
ting in een tribunaal, zo kwam van het
een het ander en werd hij lid van Gedepu
teerde Staten. Dat hij A.R.-fractievoorzit-
ter werd in de Tweede Kamer kwam als
een verrassing voor hem.
Het ministerschap op Binnenlandse Zaken
ligt in zijn lijn, met zijn achtergrond van
Gedeputeerde.
De nieuwe minister van Economische
Zaken, Drs. J. M. den Uyl (P.v.d.A.), was
wethouder van Amsterdam. Hij werd op
9 augustus 1919 in Hilversum geboren. Na
daar het Christelijke Lyceum doorlopen te
hebben, studeerde hij aan de Amsterdam
se gemeentelijke universiteit. Kort na de
oorlog werd hij bij „Het Parool" sociaal
redacteur, nadien bij „Vrij Nederland"
tot eind 1948. Van 1949 tot 1962 was drs.
Den Uyl directeur van de Wiardi Beck-
manstichting, het wetenschappelijk bu
reau van de Partij van de Arbeid, voor
welk instituut hij onder andere de publika-
ties „De weg naar Vrijheid" (1952), „Soci
alisme en Liberalisme" (1956) en „Om de
kwaliteit van het Bestaan" (1963) deed ver
schijnen. Van 1956 tot 1963 was hij lid van
de Tweede Kamer, waarin hij vanwege
zijn wethouderschap nadien niet terug
keerde.
Zijn benoeming tot minister van Econo
mische Zaken betekent dat Amsterdam
zijn belangrijkste wethouder moet afstaan:
Drs. Den Uijl beheerde niet minder dan
drie portefeuilles. Hij was wethouder van
Publieke Werken, waaronder ook de stads
ontwikkeling valt. Hij was wethouder van
Economische Zaken en wethouder van Ha
vens en Handelsinrichtingen.
Drs. Den Uyl is een man, die 's mor
gens om half negen in het hoofdstedelijke
stadhuis achter zijn bureau zat en soms
pas om elf uur 's avonds naar huis terug
keerde. Hij heeft altijd haast Hij rent
meer dan hij loopt en als een ander de
Tien zetels in het nieuwe kabinet worden bezet door bewindslieden die reeds
eerder achter de regeringstafel zaten. Vijf K.V.P.-ministers zijn overgegaan uit
het kabinet-Marijnen. Premier Cals was staatssecretaris van O., K. en W. in het
ministerie-Drees (1951) en daarna minister van dit departement in de daarna
volgende ministeries Drees, Beel en De Quay. Prof. Samkalden was ook minister
van Justitie in het ministerie-Drees (1956-1958). Dr. ir. Vondeling was in 1958
bijna een jaar minister van Landbouw in het kabinet-Drees (1956-1958), waarin
ook de heer J. G. Suurhoff eerst als minister van Binnenlandse Zaken ad interim
en later als minister van Sociale Zaken zitting had.
Het ministerie van Defensie blijft onder
leiding van minister P. J. S. de Jong, die
reeds in 1959 als staatssecretaris voor Ma
rine aan dit departement verbonden was.
De heer De Jong, geboren op 3 april
1915 te Apeldoorn, kreeg een opleiding aan
het Koninklijk Instituut voor de Marine in
Willemsoord. Een groot deel van zijn ma
rineloopbaan bracht de heer De Jong voor
en tijdens de laatste wereldoorlog door bij
de Onderzeedienst. Hij is commandant ge
weest van verschillende onderzeeboten.
Met de 0-24 week hij in de meidagen van
1940 uit naar Engeland. Hij werd op 1
juni 1948 adjudant van de minister van
Marine.
In 1953 werd hij staf-officier bij de staf
van de „Allied Commander in Chief Chan
nel" te Portsmouth. In 1955 werd hij waar
nemend chef-staf van de inspecteur-gene
raal van de Marine en adjudant van de
koningin. Drie jaar later werd hij com
mandant van de jager „Gelderland". In
1959 werd hij staatssecretaris van Defen
sie voor marinezaken en in 1963 minister
van Defensie.
Mr. B. W. Biesheuvel (A.R.) die het vi-
ce-premierschap en het bewind van Land
bouw en Visserij prolongeert is op 5 april
1920 te Haarlemmerliede geboren. Hij
volgde de gymnasiale afdeling van het
Christelijk Lyceum in Haarlem en stu
deerde daarna rechten aan de Vrije Uni
versiteit te Amsterdam, waar hij in 1945
het doctoraal examen aflegde. In dat jaar
werd hij benoemd tot secretaris van de
voedselcommissaris Noord-Holland in Alk
maar. In 1947 werd hij secretarie -van de
afdeling buitenland van de Stichting voor
de Landbuw. Hij vervulde deze functie vijf
jaar en werd daarna eerst secretaris en
later voorzitter van de Ned. Chr. Boeren-
en Tuindersbond (C.B.T.B.).
Sedert 1947 woonde mr. Biesheuvel alle
conferenties bij van de „International Fe
deration of Agricultural Producers"
(I.F.A.P.), welke organisatie hij in 1955
presideerde. In 1956 werd mr. Biesheuvel
lid van de Tweede Kamer en lid van het
Europese Parlement in Straatsburg. In
1963 werd hij vice-premier en minister
van landbouw. Sedertdien is hij een der
hoofdfiguren bij het E.E.G.-overleg inza
ke de landbouwregelingen op de Europese
markt. Als vice-premier ressorteren de be
trekkingen met Suriname en de Nederland
se Antillen onder zijn kabinet.
Drs. J. M. den Uijl:
tijd neemt om op de lift te wachten, heeft
hij al met drie treden tegelijk de trap ge
nomen. Over zijn uiterlijk maakt hij zich
weinig zorgen. Drs. Den Uyl was de
slechtst geklede stadsbestuurder van Am
sterdam.
Hoewel hij als wethouder 3 portefeuil
les beheerde, wist hij nog tijd te vinden
voor een privé leven. Vrienden kennen
hem als een uitstekende vader die de wei
nige vrije ogenblikken waarover hij be
schikt, geheel aan zijn kinderen wijdt.
Hoewel het gezin onlangs is uitgebreid
met een zevende kind het „uilskuiken"
zoals de vader het noemt woont het
gezin in een vijf kamerwoning in de hoofd
stad. Drs. Den Uyl beschikt voor zijn werk
slechts over een zolderkamertje.
In de vakanties trekt hij erop uit met
zijn stationcar, waarin hij zijn gehele ge
zin het oudste kind, een dochter, is 17
plus een kampeeruitrusting weet te ber
gen.
De vlotte en enigszins bohemien-achtige
nieuwe minister zal in het hoogste be
stuurscollege van het land, evenmin als hij
in Amsterdam is geweest, de eenzijdige
econoom zijn. Hij zal zonder twijfel een
belangrijke invloed uitoefenen op rege
ringsbeslissingen van algemene aard. Hij
weet over velerlei vraagstukken een indrin
gend betoog te houden, uLgcsp.oken op de
voor drs.'Den Uyl stereotiepe wijze: met
toegeknepen ogen.
Dr. ir. A. Vondeling (P.v.d.A.), de nieu
we minister van Financiën, werd op 2
maart 1916 in het Friese dorp Appelscha,
geboren. Hij doorliep de rijks-h.b.s. in
Assen en studeerde aan de landbouwhoge
school in Wageningen. In 1948 promoveer
de hij op het proefschrift: „De bedrijfs-
vergelijking in de landbouw".
Na zijn studie werd hij door het provin
ciaal bestuur van Friesland toegevoegd
aan de commissie-Noordoostpolder.
Daarna werd hij directeur van de coöpe
ratieve Centrale Landbouwboekhouding te
Leeuwarden en voorzitter van de stichting
„De Friesche Pers". In 1946 werd hij voor
het eerst gekozen in de Tweede Kamer.
In 1958 was hij enige tijd minister
van Landbouw en vervolgens buiten
gewoon hoogleraar voor onderwijs
op het gebied van internationale organisa
ties aan de rijksuniversiteit te Groningen.
Dr. Vondeling is ridder in de orde van de
Nederlandse Leeuw. Hij is een groot sport
liefhebber.
De nieuwe minister van Verkeer en Wa
terstaat, de heer J. G. Suurhoff (P.v.d.A.)
bekleedt sedert 1 april 1961 het voorzit-*
terschap van de Partij van de Arbeid. In
1952 trad hij op als minister van Sociale
Zaken in het derde kabinet-Drees. Deze
functie bekleedde hij tot december 1958.
Tijdens die ministersperiode kwam onder
meer de Algemene Ouderdomswet tot
stand. Hij is lid van de Tweede Kamer
sedert 1939.
J. G. Suurhpff werd op 23 juni 1905 in
Amsterdam geboren. Na zijn schooljaren
was hij werkzaam op verschillende scheep
vaartkantoren. Reeds vroeg ging zijn 'be
langstelling uit naar jeugdbeweging, poli
tiek en vakbeweging. Op zijn twintigste
jaar was hij reeds secretaris van de Am
sterdamse afdeling van de S.D.A.P. In
1939 kreeg hij zitting in de gemeenteraad
van Amsterdam. Tevens werd hij gekozen
tot lid van de Tweede Kamer. Tijdens de
oorlog werd hij verscheidene malen gear
resteerd en gedurende meer dan een jaar
gegijzeld. Hij was actief betrokken bij het
verzet.
Na de bevrijding keerde hij in de Ka
mer terug. Hij werd toen tweede voorzit
ter van het N.V.V. en redacteur van De
Vakbeweging. De heer Suurhoff is ridder
in de orde van de Nederlandse Leeuw en
grootofficier in de orde van Oranje-Nas-
sau.
Dr. G. M. J. Veldkamp, (K.V.P.) die mi
nister van Sociale Zaken en Volksgezond
heid blijft, werd op 27 juni 1921 in Breda
geboren. Na het lyceum te hebben doorlo
pen studeerde hij aan de Katholieke Hoge
school in Tilburg, waar hij in 1948 docto
raal examen deed in de economisch-socio-
logische richting. Hij promoveerde een
jaar later cum laude tot doctor in de
economische wetenschappen.
Van 1941 tot 1950 was hij werkzaam bij
de Raad van Arbeid in Breda. Hij was
van 1947 tot 1952 voorzitter van de K.V.P.
fractie in de gemeenteraad van Breda en
lid van de Tweede Kamer en in die pe
riode (1950-1952) wetenschappelijk adviseur
van de minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid.
Van oktober 1952 tot juli 1961 was dr.
Veldkamp staatssecretaris van Economi
sche Zaken en daarna minister van So
ciale Zaken en Volksgezondheid. Zijn
ambtsperiode kenmerkte zich door een
omvangrijke wetgevende arbeid. Tot stand
kwamen onder meer een nieuwe Drank
en Horeca-wet, de Wet op de Geneesmid
delenvoorziening, de invoering van een so
ciaal minimum in A.O.W. en A.W.W., en
het ontwerp van Wet op de Arbeidsonge
schiktheidsverzekering.
Drs. P. C. W. M. Bogaers (K.V.P.), die
minister van Volkshuisvesting en Bouw
nijverheid blijft, is in Cuyk geboren. Hij
is 39 jaar. Na het Bisschoppelijk College
in Roermond te hebben doorlopen studeer
de hij economie aan de Katholieke Econo
mische Hogeschool in Tilburg. In 1947
deed hij zijn doctoraal examen.
Aanvankelijk was hij assistent van prof.
Van den Brink. In 1948 werd hij econo
misch adviseur van de Katholieke Arbei
dersbeweging. Hij kreeg zitting in de Cen
trale Plancommissie en in de Centrale
Commissie voor de Statistiek en werd
plaatsvervangend lid van de Sociaal-Eco
nomische Raad en lid van de Commissie
Bedrijfsregelingen. In 1950 was hij advi
seur van de Nederlandse delegatie bij de
Europese Gemeenschap voor Kolen- en
Staal en van het Verbond van Christelijke
Werkgevers in deze gemeenschap. Voorts
had hij o.m. zitting in de partijraad van
de K.V.P.
Drs. Bogaers werd in 1959 lid van de
Tweede Kamer. In 1963 werd hij minis
I ter van Volkshuisvesting en Bouwnijver-
I heid. Hij is officier in de orde van Oran-
l je Nassau.
Mr. Th. Bot, (K.V.P.) minster zon
der potefeuille, belast met ontwikkelings
hulp, was in het kabinet-Marijnen minis
ter van Onderwijs Kunsten en Wetenschap
pen. Hij is op 20 juli 1911 in Dordrecht
geboren, studeerde rechten en idologie in
Utrecht en ging in 1936 naar Nederlands
Indië, waar hij werkzaam was bij de
Dienst voor Oost-Aziatische Zaken in Ba
tavia en als ambtenaar bij het Binnenlands
Bestuur in Purwakarta en Sukabumi. Hij
verbleef tot de bevrijding in krijgsgevan
genkampen op Java, in Birma en Thailand.
In 1945 werd mr. Bot met de politieke
voorlichting in Batavia belast. In 1946
kwam hij naar Nederland, waar hij waar
nemend hoofd van de afdeling voorberei
ding staatsrechtelijke hervorming van het
ministerie van Overzeese Rijksdelen werd.
Na de souvereiniteitsoverdracht was hij
adviseur van de hoge vertegenwoordiger
van de Kroon. In 1949 werd hij secretaris
generaal van'de R.T.C.-Nederland-Indone-
sië in Den Haag.
In 1950 volgde zijn benoeming tot raad
adviseur voor het ministerie voor Unieza
ken en tot adjunct-secretaris-generaal van
de Nederlands Indonesische Unie. In dat
jaar ging hij over naar het ministerie van
Buitenlandse Zaken als raad-adviseur in
algemene dienst.
In 1954 werd hij chef van de Directi#
Westelijke Samenwerking, in 1958 chef Di
rectie NAVO- en WEU-zaken.
In 1959 werd mr. Bot benoemd tot staats
secretaris van binnenlandse Zaken, belast
met de aangelegenheden betreffende
Nieuw-Guinea.
In 1963, in het kabinet-Marijnen kreeg
mr. Bot de portefeuille van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen.
Mr. J. M. A. H. Luns blijft minister van
Buitenlandse Zakën. Hij maakt reeds van
af 2 september 1952 onafgebroken deel uit
van regeringscombinaties, aanvankelijk als
minister zonder portefeuille.
De heer Luns werd op 28 augustus 1911
in Rotterdam geboren. Hij studeerde aan
het Ignatiuscollege te Amsterdam, het in-
stuut St. Louis in Brussel, aan de rijks
universiteit te Leiden, aan de gemeente
universiteit te Amsterdam, aan de Lon
don School of Economics en aan het Deut-
sches Institut für Auslander in Berlijn.
Van 1938 tot 1940 was hij werkzaam aan
het departement van Buitenlandse Zaken.
In diplomatieke dienst vervulde hij ach
tereenvolgens functies in Bern, Lissabon,
Londen en bij de Verenigde Naties in New
York. Als minister zonder portefeuille
werd hij belast met de verdediging van
het Nederlandse standpunt in de kwestie
Nieuw-Guinea in de Verenigde Naties.
In 1959 was hij voorzitter van de NAVO-
raad. Hij heeft ook tal van functies in an
dere internationale organisaties bekleed.
De nieuwe minister van Justitie, prof.
dr. I. Samkalden (P.v.d.A.) geboren 10
augustus 1912 te Rotterdam was hoogle
raar in het recht van de internationale or
ganisaties aan de rijksuniversiteit te Lei
den. Hij was lid van de Eerste Kamer.
Prof. Samkalden studeerde indologie aan
de rijksuniversiteit te Leiden en promo
veerde in 1938 in de rechtsgeleerdheid op
het proefschrift: „Het College van Gedele
geerden uit de Volksraad". Hij was hoog
leraar in het agrarisch recht aan de Land
bouwhogeschool te Wageningen. In het
laatste kabinet-Drees (1956-1958) was hij
minister van Justitie. In de jaren 1959-
1960 was prof. dr. Samkalden lid van de
Tweede Kamer.
Prof. Samkalden is ridder in de orde
van de Nederlandse Leeuw.
De nieuwe premier, mr. Cals, is een
bekende figuur in het Nederlandse politie
ke leven, vooral door zijn langdurig mi
nisterschap van Onderwijs, Kunsten en We
tenschappen. Hij heeft de Mammoetwet op
zijn naam staan, waarin de vernieuwing
van het middelbaar en voorbereidend ho
ger onderwijs is geregeld. Zijn formatie
periode werd gekenmerkt door zijn voort
varende en doeltreffende werkwijze.
J. M. L. Th. Cals werd op 18 juli 1914
in Nijmegen geboren. Hij doorliep de mid
delbare school in Roermond en studeerde
rechten aan de r.k. universiteit in Nijme
gen. Daarna werd hij leraar in staatshuis
houdkunde, staatsinrichting en het han
delsrecht aan de hbs in Roermond. In 1941
vestigde mr. Cals zich als advocaat en
procureur in zijn geboortestad. Gedurende
enkele jaren was hij fractievoorzitter van
de K.V.P. in de Nijmeegse gemeenteraad.
In 1948 werd hij lid van de Tweede Ka
mer, in 1950 staatssecretaris van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen. Twee
jaar later volgde hij op dit departement
minister Rutten op. Wegens gezondheids
redenen zag hij af van deelneming aan
het kabinet-Marijnen en keerde hij in de
Tweede Kamer terug. Daarnaast bekleed
de hij eveneens tal van openbare functies.
Hij is drager van een groot aantal bin
nen- en buitenlandse onder, "heldingen,
waaronder het grootkruis in de orde van
Oranje-Nassau.