ONZE PAASPUZZEL
HET GEHEIM VAN DE PAASEIEREN
DE ROOFRIDDERS
m
VAN DE NOORDZEE
Op expeditie naar de lachmeeuw
—door prof. dr. Anthonie Stolk—
$IL
ZATERDAG 17 APRIL 1965
Erbij
PAGINA DRIE
50.-
25.-
10.-.
Q
DE FAMILIE SNOEK negen koppen sterk, in alle maten
en leeftijden is gewoon stapelgek op puzzelen. Ze kunnen
het eenvoudig niet laten. Zelfs op christelijke zon- en feest
dagen, als de andere families verpozing zoeken op de auto
snelwegen of langs derzelver groene bermen, bij benzinedamp
en transistorgebrul, zelfs dan nog hokken de Snoekjes bijeen
in hun ruime huiskamer om in edele wedijver puzzels, raadsels
en prijsvragen te ontrafelen. Je hoort er, zeggen de buren,
de hersentjes knarsen en kraken.
EN WAT het allemaal nog veel leuker maakt: zij bedenken,
bij toerbeurt en volgens dienstrooster, bijna alle puzzels
zelf. Zo ook weer ditmaal, nu de beurt aan Annelies was
(links van de tafel). Annelies is pas zestien en blond, het
geen haar niet belette, een bijzonder geraffineerde paaspuzzel
uit te knobbelen met natuurlijk de versierde paaseieren
als begin- en eindpunt. Vader Snoek die met het ruitjesvest
en de lepe oogjes zal er wel niet veel moeite mee hebben,
maar die loopt dan ook al bijna zestig jaar mee in het puzzel
vak. Maar of Oma er uit komt, of de Beatleharige tweeling,
da's een vraag, die wij niet zomaar met ja kunnen beant
woorden. En u wat zou u ervan terechtbrengen, ais u d'r
nou eens echt met alle energie en geestkracht indook?
Laten we maar eens horen, wat Annelies erbij te vertellen
heeft. Daar gaat zij dan:
„Kom maar binnen allemaal!" kirde ze en één voor één
kwamen de Snoeken de kamer in. Op tafel stonden 9 prachtige
Paasmanden. „Voor ieder één", zei Annelies, „maar nu goed
opletten, dan zal ik jullie deze puzzel even uitleggen. Alle
letters van jullie namen heb ik een bepaald motief gegeven
en deze motieven op een aantal eieren geschilderd. Daarna
heb ik in elke mand dié eieren gelegd, waarvan de door
motieven vervangen letters steeds één van jullie namen
kunnen vormen. En nu moeten jullie je eigen naam gaan
zoeken. Heb je hem gevonden, dan mag je de mand houden!"
„Nou, nou, dat lijkt me niet zo eenvoudig!" bromde vader
Snoek, en hij krabbelde zich bedenkelijk achter het oor. „In
elke mand liggen acht eieren en het woord „Vader" telt, als
ik het wel heb maar vijf letters!"
„Dat klopt", zei Annelies, „het moet niet tè gemakkelijk
zijn: ik heb het aantal „echte" letter-eieren zo nodig aangevuld
met „onechte", dus eieren met een willekeurig motiefje. Jullie
moeten héél goed gaan nadenken en combineren dan lukt
het zeker wel! En om jullie (en ook u, puzzelaars!) wat te
helpen, twee gegevens:
a) ik heb mijn mand alvast uitgezocht en hier in mijn handen;
b) de E-eieren hebben een zwart topje!
Ziezo, méér verklap ik écht niet! En nu maar vlug aan de slag
allemaal. U moet de oplossing als volgt noteren:
Elke Snoek heeft een nummer: Vader (1), Moeder (2), Oma
(3), Margriet (4), Leonard (5), Daan (6), Hans (7), en Frans
(8), en aan elke mand hangt een nummer zo u ziet (behalve
aan die van Annelies, want die doet natuurlijk niet mee). U
zet nu achter elkaar de twee nummers, die bij elkaar horen,
bijv. 1—6 (dus: Vader en mand no. 6).
Hebt u alles ontcijferd (of liever: ontletterd), schrijf dan
de acht nummer-combinaties onder elkaar op een briefkaart
en verzend of bezorg die, voorzien van uw naam en adres,
vóór 3 mei a.s. aan het bureau van ons blad. In de linker
bovenhoek aan de adreszijde vermelden „PAASPUZZEL".
Onder de goede oplossers zullen de volgende geldprijzen
verloot worden:
1 prijs van
2 prijzen van
5 prijzen van
Inzendingen die na 3
mee naar de prijzen.
mei in ons bezit komen, dingen niet
/A NWILLEKEURIG moest ik aan Texel denken. Ik weet niet, of u de broed-
plaatsen op ons vogeleiland kent en bezocht hebt. Is dat het geval, dan weet
u maar al te goed, dat u in de Westerduinen achter de vogelwachter aan de nesten
van de zilvermeeuwen kunt bezichtigen ook wel van andere vogels natuurlijk,
maar zilvermeeuwen zijn er in geweldige aantallen, zoveel zelfs, dat het nodig is om
hen wat in toom te houden en een deel van de eieren te rapen. Maar hoe het ook
zij, de vogelwachter wijst u het ene nest na het andere. U moet oppassen, dat u
niet op eieren of jonge vogels trapt, en als u dit alles nog nooit gezien hebt, is dat
werkelijk een sensatie. Dat heb ik vorig jaar nog eens kunnen merken. Kort voordat
ik mijn expeditie naar het Amazonas-gebied begon, waar ik in de jungle de resten
van een oude Chibcha-nederzetting ontdekte, waren we met het Pinkster-weekeinde
naar Texel gegaan, vier jonge dames en ik, om de nesten te bekijken. De officiële
beschermde broedplaatsen hebben we niet bezocht. Het is namelijk heel wat interes
santer, ên het geeft ook veel meer voldoening, om één nest zelf te vinden dan om
er tien door de vogel wachter aangewezen te krijgen.
ZO HADDEN WE al heel wat nesten
gevonden van kieviten, grutto's, ture
luurs, wulpen en scholeksters bijvoor
beeld; we hadden een bezoek aan de on
volprezen Slufter gebracht, waar we
zelfs een klutennest hadden gevonden,
en toen besloten we om naar de zilver
meeuwenkolonie te gaan, die in de zo
genaamde Slufterbollen is gelegen, de
prachtige duinen die zich onmiddellijk
ten zuiden van de uitgestrekte Slufter
vlakte bevinden. Daar treft men name
lijk een zilvermeeuwenkolonie aan, die
niet aan iedereen bekend is. Het moest
een belevenis zijn om die kolonie 's a-
vonds te bezoeken. Welnu, het werd een
belevenis van de eerste orde. Het was al
behoorlijk donker toen we langs het
strand trokken, breed, verlaten en ge
heimzinnig. We waren alleen. Er viel
geen mens te bekennen. Er was slechts
het geluid van de branding, dat nooit
verveelt en op elke strandwandeling
een welkome muzikale omlijsting is.
Maar nee, er was nog een ander geluid,
het karakteristieke geschreeuw van de
zilvermeeuwen, die de eerste duinenrij
passeerden om verderop hun nesten te
bereiken. Voelden zij wat we gingen
doen en brachten zij elkaar van het
nieuws op de hoogte? We gingen nog
wat verder en begonnen toen de duinen
te beklimmen. Sommige hellingen zijn
hier behoorlijk steil en de duindoorns
en vlierstruiken vormen plaatselijk een
niet te onderschatten belemmering.
Maar dat is een plezierige omstandig
heid. Het doet de geest van Robinson
Crusoe in je ontwaken en je kunt je
zelfs een mens in de oertijd wanen.
WIJ VOLGDEN de diepe duinvallei
en om zo omzichtig mogelijk te nade
ren en de vogels niet nodeloos te ver
schrikken. Het was inmiddels nog don
kerder geworden. De contouren waren
vervaagd en de struiken leken onwe
zenlijk in een waas van duisternis. De
volgende duinenrij werd uiterst voor
zichtig beklommen. Bij de top lieten we
ons behoedzaam in het zand zakken en
keken we met de kijker in de verte.
Eenvoudig was dit overigens niet. Het
schaarse licht was nog maar juist vol
doende.
De tocht was echter niet vergeefs ge
weest. Ginds lagen de nesten. De witte
koppen van de meeuwen waren nog dui
delijk te zien. Het leken wel roofridder
burchten, zo hoog lagen ze en zo onaan
tastbaar. Dit was echter maar schijn.
Met behulp van de kijker zochten we
een punt op met veel witte koppen en
toen ging het er op los. Het was nog
een hele klim op de zilvermeeuwenhel
lingen en je moest je uiterste best doen
om de juiste richting te behouden,
maar uiteindelijk werd het doel toch
bereikt. De vogels waren inmiddels ver
dwenen. Met een hevig gekrijs waren
ze op de wieken gegaan. Het vinden
van de nesten was nu een kleinigheid.
Al spoedig hadden we de eerste gevon
den, betrekkelijk ruwe nesten met gro
te, olijfgroen-gevlekte eieren. In de om
geving visresten en de karakteristieke
witte ontlasting. Eveneens verbrijzelde
schelpen. Je kijkt ernaar als naar iets
onwezenlijks, iets dat niet werkelijk be
staat. Dat je dit in deze tijd in ons
land nog kunt zien, een tijd van jets,
atoomenergie en ruimtevaart, is zon
der meer een groot wonder,
TOEN WE de terugtocht hadden aan
vaard door de nu aardedonkere Slufter
vlakte, moest ik daar voortdurend aan
denken. Ik moest er ook aan denken,
toen ik de kolonie lachmeeuwen be
zocht. Daarvan wilde ik u het een en
ander vertellen.
IK HEB de zilvermeeuwnesten van de
Slufterbollen roofridderburchten ge
noemd. Maar hoe zou ik dan de nes
ten van de lachmeeuwen moeten noe
men? Ze waren uiterst moeilijk bereik
baar, want ze lagen hier hoog op de
rotsen. Het werd nu geen tocht door de
schemering met een lieftallig gezel
schap, maar een stevige klimpartij
langs de steile en gevaarlijke rotshel
lingen. Men diende hier werkelijk met
de situatie op de hoogte te zijn, want
anders kon men voor onaangename ver
rassingen komen te staan. Sommige hel
lingen zijn namelijk zo steil, dat je bij
een misstap een behoorlijke val kunt
maken. Het is alweer enige jaren gele
den, dat de verloofde van een jonge En
gelse ornitholoog op deze wijze de dood
vond. Op de steile krijtrotsen van een
Noordzee-eiland zocht ze naar nesten en
ze verloor daarbij de veiligheid wat al
(Zie verder pagina 9).