Een kat tussen de
duiven
in
Vrouwtje Zonnebloem en de tuinkabouter
PANDA EN DE DRUMDRUMS
H
Jjruói
Ons vervolgverhaal
Een detectiveverhaal
door Agatha Christie
WONDERLAND
DE DODE BRUID door dr. Robert van Gulik
ZATERDAG 24 APRIL 1965
23
-
li
De kangoeroe
Ellen Beek
EJtice kuappslt vawbenstuk* PADoes-Fbei
/LIEVE Nvv;
(SnSJSumv LEWIS CARROLL
Slice hapt iw Her
9?
tfUMMMMWUMMMMIi
4)
„Schandelijk!" riep Lady Veronica
haar reeds van verre toe. „Ze heb
ben geprobeerd mij hier vandaan te
houden.ze wilden niet dat ik gaan
zoumaar ik heb Edith een pracht
van een poets gebakken. Ben zoge
naamd gaan rusten.maar heb de
auto gepakt en ben weggereden.
heb onderweg nog ruzie gehad met
een agent. Die beweerde namelijk
dat ik niet capabel was om achter
het stuur te zitten.Stel je voor,
wat 'n onzin! Ik ga juffrouw Bul-
strode vertellen, dat ik de meisjes
mee naar huis neemwil ze thuis
hebben. Dat is moederliefde. Het is
iets heerlijksmoederliefde!"
„Dat is uitstekend, Lady Veroni
ca," gaf juffrouw Chadwick haar ten
antwoord. „Wij vinden het bijzonder
aardig van u dat u komt. Ik zou u
graag de nieuwe sporthal eens willen
laten zien. U zult er vast verrukt
van zijn!"
Handig loodste zij de tamelijk on
vast lopende Lady Veronica in tegen
overgestelde richting, zodat zij zich
van het gebouw verwijderden.
„We zullen uw meisjes daar ook
wel aantreffen, denk ik", babbelde zij
vrolijk verder. „Het is een prachtige
sporthalmet nieuwe kastjes
een droogkamer voor de zwempakken
Hun stemmen stierven weg.
Juffrouw Bulstrode lette aandach
tig op. Eenmaal probeerde Lady Ve
ronica nog zich aan de greep te ont
trekken, maar juffrouw Chadwick
bleek tegen haar te zijn opgewassen.
Zij verdwenen samen achter het ro
dodendronbosje en koersten naar de
afgelegen nieuwe sporthal. Juffrouw
Bulstrode herademde. Chaddy was
schitterend. Altijd kon je op haar
aan. Zij was wat ouderwets. Niets
briljant behalve dan in wiskunde.
Maar een oerbetrouwbare hulp.
Met een zucht en enig schuldbe
sef schonk zij daarna weer aandacht
aan mevrouw Upjohn, die al die tijd
had staan praten„ofschoon ik
natuurlijk", vertelde deze op het ogen
blik, „nooit het echt-melodramatische
werk heb hoeven doen. Geen pa
rachutesprongen of sabotagedaden of
koeriersdiensten. Daarvoor zou mij
trouwens de durf hebben ontbroken.
Het was meestal stomvervelend bu
reauwerk, situatietekeningen maken
en in kaart brengen. Maar zo als ik
al zei, soms was het natuurlijk wei
eens grappig en opwindendwan
neer alle geheime agenten elkaar in
Genève achternazaten, omdat ze el
kaar van gezicht kenden en ook wel
in dezelfde kroeg terecht kwamen.
Ik was toen natuurlijk nog niet ge
trouwd. Ja, het is toch wel een aar
dige tijd geweest."
Ze zweeg plotseling met een ver
ontschuldigend, vriendelijk lachje.
„Het spijt me dat ik zo lang aan het
woord ben geweest en op uw tijd be
slag heb gelegd, op een moment dat
u heus nog wel andere mensen zult
hebben te ontvangen." Mevrouw Up
john stak haar hand uit, nam af
scheid en verdween.
Juffrouw Bulstrode bleef een ogen
blik in gedachten staan. Zonder pre
cies te kunnen zeggen waarom had
zij een onbehaaglijk gevoel. Er was
iets in haar, dat haar zeide dat zij
iets gemist had dat van belang zou
kunnen zijn.
Maar zij verbande deze gedachte.
Het was de opening van het zomerse
mester en zij moest nog heel wat
ouders ontvangen. Nimmer had haar
school grotere populariteit genoten.
Meadowbank had zijn hoogtepunt be
reikt.
HOOFDSTUK I
Revolutie in Ramat
Ongeveer twee maanden tevoren
hadden er enige gebeurtenissen
plaatsgevonden, die een onverwach
te neerslag zouden vinden op de be
roemde meisjesschool van Meadow
bank.
In het paleis te Ramat zaten twee
jongemannen te roken en zich in de
mogelijkheden van de naaste toe
komst te verdiepen. De ene was een
donker type, met een glad, olijf
kleurig gezicht en grote, droefgees
tige ogen. Dat was prins Ali Yusuf,
erfelijk sjeik van Ramat, een klein
gebied, doch een van de rijkste lan
den van het Midden-Oosten. De ande
re jongeman was blond. Hij bezat geen
cent, behalve het hoge salaris, dat
hij als piloot van Zijne Hoogheid
prins Ali Yusuf genoot. Ondanks dit
verschil in maatschappelijke rang
verkeerden zij samen op voet van
volkomen gelijkheid. Zij waren samen
op dezelfde kostschool geweest en
waren daar vrienden voor het leven
geworden.
„We zijn, geloof ik, beschoten, Bob!"
verklaarde prins Ali een tikje onge
lovig.
„En of we beschoten zijn!" verze
kerde Rob Rawlinson. Ali dacht even
na. „Zouden we eigenlijk nog wel
een tweede poging wagen?"
„Dan zouden we weieens minder
gelukkig kunnen zijn. Het is een feit.
Ali, we zijn hier veel te lang geble
ven. Je had hier twee weken gele
den al weg moeten gaan. Dat heb ik
je trouwens dadelijk gezegd."
„Men gaat niet zo gauw op de
loop," verklaarde de vorst van Ra
mat.
„Nee, maar bedenk wat Shakespea
re of zo'n andere dichter gezegd
heeft: zij, die op tijd hun heil in de
vlucht zoeken, zijn op een andere dag
weer in staat slag te leveren."
„Als ik dan bedenk," sprak de jon
ge prins met gevoel, „hoe ontzettend
veel geld en inspanning het gekost
heeft om hier de zegeningen van een
welvaartsbewind te brengen, zieken
huizen, scholen, geneeskundige ver
zorging.
Bob Rawlinson onderbrak de op
somming. „Zou onze ambassade uit
komst kunnen brengen?"
Ali Yusuf kreeg een kleur van drift.
„Uitwijken naar de ambassade? Dat
nooit! De extremisten zouden het ge
bouw stormenderhand veroveren. Bo
vendien, een dergelijke stap zou mij
hier finaal onmogelijk maken. Hun
voornaamste beschuldiging is nu toch
immers al dat ik te westers georiën
teerd ben?"
Hij slaakte een zucht. „Ik begrijp
er niets van. Mijn grootvader is een
wreedaard geweest, een echte tiran.
Hij hield er honderden slaven op na
die hij genadeloos mishandelde. Hij
heeft al zijn vijanden op afschuwelij
ke wijze ter dood laten brengen. Ie
dereen werd bleek, wanneer zijn
naam alleen maar werd gefluisterd!
Maar toch hij is een vereerde my
the geworden, nog altijd geprezen en
bewonderd. De grote Achmed Abdul
lah! En ik? Wat heb ik niet allemaal
voor ze gedaan? Zouden ze liever een
schrikbewind hebben gezien, zoals
dat van mijn grootvader?"
„Het begint er wel op te lijken,"
gaf Rob Rawlinson ten antwoord.
„Het is in hoge mate onbillijk, maar
zo is 't nu eenmaal."
„Maar waarom, Bob? Waarom?"
Bob Rawlinson zuchtte en draaide
heen en weer op zijn stoel, bij zijn
poging om zijn gevoelens onder woor
den te brengen. „Nou.sprak hij,
„de man heeft gezorgd voor meer
vertoning dat is 't, geloof ik. Hij
was een soort dramaturg als
je begrijpt wat ik bedoel."
Hij keek daarbij zijn vriend eens
aan, die er beslist geen toneelallures
op na hield. En zo iets had je in een
oosterse omgeving beslist nodig, daar
van van Bob overtuigd.
„Maar democratie begon Ali.
„Och, dat is een woord dat overal
weer een andere betekenis heeft."
Bob zwaaide met zijn pijp. „Eén
ding is zeker, het heeft niet meer de
zelfde betekenis die het oorspronke
lijk in Hellas heeft gehad. Ik wil wed
den om wat je maar wilt dat, als ze
jou hier wippen, er dan een of andere
gladde jongen aan het bewind komt,
die eigen roem uitbazuint, zich tot
een almachtige godheid weet op te
blazen en iedereen die hem een stro
breed in de weg legt naar de galg of
het schavot laat slepen. En, let op,
dan noemt hij dat een democratisch
bewind. Van het volk, voor het volk.
Ik denk dat het volk dan dan ook
prachtig zal vinden. Opwindend.
Want dan vloeit er weer bloed!"
„Misschien heb je gelijk!" stemde
Ali somber toe.
„Hoofdzaak blijft op het ogenblik:
hoe krijgen we jou hier veilig van
daan? Is er bij het leger iemand in
wie je werkelijk vertrouwen kunt stel
len?"
(Wordt vervolgd)
■•■Tifin iiïi Mjïmïmi
VROUWTJE ZONNEBLOEM klom
uit haar bed. Het was zeven uur in de
morgen. Ze schoof de gordijntjes open
en keek haar tuintje in. Twee keer tik
te ze tegen de ruit en zwaaide toen
naar de kabouter die achter haar huis
je tussen de groene grassprieten stond.
De kabouter droeg een knalrood jasje
en een groene broek. Op zijn kleine
hoofd stond een vrolijke rode puntmuts.
Tot op de knopen van zijn jasje hing
een dikke witte baard. Hij rookte
ook, want in zijn mond hing een dikke
pijp. Met zijn handen duwde hij een
kruiwagen, vol met mooie bloemen.
Maar de kruiwagen stond stil en de
kabouter ook. Al bleef je een uurlang
naar hem kijken, hij zou geen stapje
zetten. De kabouter van Vrouwtje Zon
nebloem was van steen. Zijn kruiwa
gen ook. Alleen de mooie bloemen wa
ren echt.
VROUWTJE Zonnebloem kleedde zich
aan. Eigenlijk heette ze mevrouw Jas
pers, maar omdat ze zo goed voor haar
bloemen zorgde en altijd vrolijk was,
noemden de mensen haar Vrouwtje
Zonnebloem. Toen ze klaar was met
eten liep ze naar buiten.
Met een grote doek in haar hand
stapte ze naar de kabouter. Terwijl ze
hem helemaal afpoetste en zijn kleer
tjes glimmend wreef, praatte ze te
gen hem. „Heb je het niet te koud
gehad vannacht? Dadelijk komt de zon,
die maakt je weer lekker warm. Fijn
hè, dat het weer zomer wordt!", zei
ze. „Ja, ja, ik heb vannacht lekker
geslapen, dankje wel", antwoordde ze.
De kabouter had natuurlijk niets ge
zegd, maar Vrouwtje Zonnebloem deed
altijd net alsof hij echt kon praten.,
„Zal ik je eens iets in je oortje fluis
teren. Morgen ben ik jarig! Dan wordt I
ik zeventig. Maar jij bent vast en ze
ker nog veel ouder. Wat zeg je kabou
ter? Ben jij al 150 jaar? Oei, oei, dat|
is pas oud, zeg!"
TOEN DE kabouter glom als een I
spiegel, dribbelde ze haar huisje weer
in. Ze kwam terug met een hele grote
gieter en gaf de mooie bloemen te
drinken die in de kruiwagen van de
kabouter stonden. Daarna de andere
bloemen in het tuintje en even later
was ze het onkruid aan het uittrekken.
Al die dieren die mensen soms houden,
honden of katten, een paard of een koe
waren te gewoon voor meneer
Van der Woude;
I die hield écht waar hoor
een kangoeroe.
Als hij ging fietsen of als hij ging lopen,
Had hij het dier aan een witzijden koord,
Als hij gehakt of andijvie ging kopen,
hupte die kangoeroe braaf naast hem voort j
Als hij naar school ging (want hij was
leraar),
I riepen ze: moet je dat daar nou es zien!
Vast een ontsnapte, en die meneer daar
brengt hem terug weer naar Artis
misschien.
Dat zou je denken, maar niks hoor,
hij voerde
rustig zijn lievelingsdier naar de klas.
't Volgde daar netjes gehurkt op de
vloer de
lessen, alsof het een leerlinge was.
Maar in haar buidel dat wisten de
klassen
droeg ze een kan met kamillenthee.
Daar kon haar baas zo geweldig op vlassen. I
daarom moest hij altijd dat kannetje mee.
Af en toe nam dan meneer
Van der Woude
lekker een slokje, zo onder de les.
Fijn, zei hij dan, maar ik hou niet van I
koude,
en dit bespaart me een thermosfles.
Jac. van der Ster I
uuumnnn/yvv>ww<VMVWvvvvvvw»vv«»wvvwvvvvvvvv%~vvvvvvwwww»«wwwwvvvvw>~««<~www»vwv'
SSd
60. De heer Edelstein leunde makkelijk uit het portier
raam van zijn wagen en schudde Joris warm de hand.
„Ik zocht naar je!" verklaarde hij. „Ik wilde je nog
wat geld toestoppen!" „Aha!" prevelde Joris, terwijl
iets van een glimlach om zijn lippen terugkwam. „De
deugd wordt dan eindelijk beloond! Er is nog naasten
liefde op deze wereld!" „Natuurlijk!" riep de Noten-
balkersmanager uit. „Je hebt me een goede dienst be
wezen en zoiets vergeet ik niet gauw! Ik dacht eerst
dat je me wilde bedotten, toen je me die Notenbalkers
op de hals schoof! Maar ik weet nu wel beter! Die
jongens zijn een goudmijn!" Hij trok een bundel bank
biljetten ritselend uit de binnenzak en waaierde er
mee. „Houd je hand op, jongen!" sprak Edelstein. „Zo!
Nu is mijn geweten ontlast! Ik houd ervan om de
dingen mooi af te handelen!" „Inderdaad!" zei Joris,
„Als gewetensgeld is het lang niet kwaad. Hoewel ik
natuurlijk „Ik weet het, ik weet het!" riep de
weldoener, enig geld van de overhandigde stapel aftel
lend. „50 percent voor de manager gaat er nog af. En
dan de weduwen- en wezenrente, de pensioenpremie,
enige florijnen korting wegens contante betaling, en de
vermogens-, vermakelijkheids- en inkomsten-belasting!
Zo! En de uitkering van het Overbruggingsfonds voor
Werkeloze Managers mag je natuurlijk houden! Dat
was dat! Tot ziens en geen dank!" Panda keek een
beetje beteuterd naar het geldbriefje dat in Joris' hand
was overgebleven. „Wat jammer, hè?" zei hij. „Hij
heeft al het geld weer meegenomen!" „Niet alles, baas-
ke!" mompelde Joris. „Hij heeft mij leergeld betaald
en dat is heel duur!"
EINDE VAN DIT VERHAAL
Zo was vrouwtje Zonnebloem elke dag
druk in de weer. Voordat ze 's avonds
naar bed ging, liep ze nog even naar
de kabouter om hem welterusten te zeg
gen. Dat deed ze iedere avond.
TOEN HET HEEL donker was ge
worden en alle mensen sliepen ook
Vrouwtje Zonnebloem gebeurde er
iets wonderlijks in het tuintje. De ste
nen kabouter had zijn kruiwagen los
gelaten! Hij wreef zich in de handen en
stampte met zijn voeten, want die wa
ren alle vier een beetje stijf geworden.
Hij schoof zijn puntmuts naar achte
ren en zei met een grappige brom
stem: „Zo zo". Hij niesde een keertje
en keek naar een veldmuis die met
langs trippelde. „Hè muis," riep hij,"
zal ik je eens wat vertellen? Vrouwtje
Zonnebloem is morgen jarig!" De veld
muis keek helemaal niet raar toen hij
de kabouter hoorde praten, maar ging
er eens even voor zitten. „Ze wordt 70
jaar", zei de kabouter weer. „En nu
wil ik haar verrassen." De veldmuis
stak haar voorpootjes in de lucht.
„Hoera"! piepte ze „en wat wilde
je dan doen, kabouter?" „Ik ga haar
bloemen brengen uit mijn kruiwagen",
antwoordde de kabouter trots. Hij trok
eens flink aen zijn pijp zodat er
een dik wolkje uitkwam. „Goed zo, ka
bouter", riep de veldmuis, „wat zal ze
dat leuk vinden!"
Toen haalde de kabouter een klein
mesje uit zijn broekzak en sneed daar
mee allerlei mooie bloemen uit zijn
kruiwagen. Margrieten waren daarbij,
boterbloemen en natuurlijk ook een
kleine zonnebloem. Hij maakte er een
mooie bos van liep naar de achter
deur van het huisje van zijn vrindin en
wachtte daar tot het licht werd bui
ten
VROUWTJE Zonnebloem werd op
haar Verjaardag extra vroeg wakker.
Al om zes uur. Vlug schoof ze de gor
dijnen open, tikte op de ruit en toen.
toen zag ze dat de kabouter weg was!
Ze schrok vreselijk. „De kabouter weg,
en dat nog wel op mijn verjaardag",
zei ze zachtjes. „Ik ga meteen overal
zoeken. Ik kan geen feest vieren zon
der mijn vriendje." Ze deed de achter
deur open en
„Hoeraaa! Hartelijk gefeliciteerd met
je verjaardag, lief vriendinnetje" riep
de kabouter heel hard. Liggende op zijn
knietjes duwde hij zijn bos bloemen
onder de neus van het oude vrouwtje.
Die stond stokstijf van verbazing en
ze begon ervan te stotteren: maar-maar
hoe-hoe-hoe.„Omdat je altijd zo
goed voor me zorgt, en ik jou zo aar
dig vind, alsjeblieft!" riep de kabouter
weer. Wat lachte toen ineens Vrouwtje
Zonnebloem vrolijk!
„Dat is leuk van je, kabouter, wat
een prachtig cadeau!", antwoordde ze
heel blij. Ze pakte de bos bloemen aan
en stak haar neus erin want ze roken
zo heerlijk fris. Toen ze weer opkeek
was de kabouter verdwenen. Ze zocht
en zocht. Ineens zag ze hem weer in
het gras staan, achter zijn kruiwagen.
Héél stil, zonder zich te bewegen. Het
leek alsof hij nooit van zijn plaatsje
was weggeweest. Zachtjes liep Vrouw
tje Zonnebloem naar hem toe. Zou ze
gedroomd hebben? Maar nee! Toen ze
goed in de kruiwagen keek, zag ze wat
lege plekjes en korte afgesneden steel
tjes.
ZE GLIMLACHTE en aande de kabou
ter over zijn hoofd. Terwijl ze zich heel
dicht naar hem toeboog, fluisterde ze:
„Dankjewel, lieve kabouter. Wat heb
je me blij gemaakt. De bloemen zet ik
in mijn mooiste vaas op de tafel. Enne.,
als er straks mensen komen om me te
feliciteren en ze kijken naar mijn grote
vaas met bloemen, zeg ik lekker niet
van wie ik die gekregen heb. Want dat
is het mooiste geheimpje van mijn hele
leven. Een geheimpje alleen tussen ons
tweetjes...".
EN DIRECT GRD6 IT ZE RAZENDSNEL
(fll UREW BEN Ikf 0CZK3 MET
xJiCT LEGGEN) VAN
/MflflE...IK.>i Vl—eiTüES
(kom au oi
STUK3C PRPPPSTOEL
BN2evae'j6T hahirgewo
NC LENGTE TeruG.
WDN'JN
NflflR
DVWflLT
■zmzO. NU PEN IK MEZELF
weeftm«bk ik
KftNT
E>e krt (want dot
PIT CXKKJ VERTELT
RL ICE TENSLOTTE
WflflR. HET WITTE
KDN'JN HEEN
WILT
H'J GING
KANT
NOOR
HflflS
DflNK
PANK*
WflflR.
SCHUWING
VflN DE-
KAT, harst
ALICE ZICH
NAAR HET
VREEMDE.
HUIS MeT
HET RIE
TEN VPIKj
WflflR ve
GEKKE
HROSWbÖKT
(KVRfl
ME HF,
ER DflRR
MET ME ZAL
GEPEUREN i
ALLE
(VBKMOLST.
■rechter ve en 7smo tai
WANDELEN VAN DE GEVAN6ENJS
OVER DE BINNENPLAATS NAAE
DE RANSELAR'J
MOET BESLIST CONTACT MET
HAAR HOUDEN, TSJIAOTAI
DE OEHEIME BENDE WAAK
LOODS SOE-MEIACHTEEAAN
ZIT. ZOU BEST MET DE ZOUT
SMOKKEL TE MAKEN KUN"
HEBBEN
CHTBARE
DAT ZAL IK ZEKEE
ZE PRAAT VRIJUIT MET ME
OMDAT ZE ME VOOR EEN GEWOON
SOLDAAT HOUDT. MACHTIG KNAP
PE MEID, EN VECHTEN^
HET WAS EEN MOOIE
VECHTPART'JJAMMER
ALLEEN DAT DIE TWEE ANDERE
BOEVEN ER VANDOOR
GINGEN
mum