Een kat tussen de
duiven
De beeldhouwer Brinkgreve (van Diogenes)
wil het gezicht van oud-Amsterdam redden
Reeks historische huisjes
in oude luister herrezen
PANDA EN DE DRUMDRUMS
as
m
De Gaulle's „hofkok" verlaat
de Elyseese fornuizen...
DE DODE BRUID
6
Ons vervolgverhaai
Een detectiveverhaal
door Agatha Christie
„De generaal stelt
exhorbitante eisen"
Versleten man
door dr. Robert van Gulik
MAANDAG 26 APRIL 1965
Paardetram-offensief
Diogenes' eerste ton
Afschuwelijke chaos
I: ir
Fascinerend proces
Jaap Stigter
99
99
Hg»
HWWI<IA<WIIIIWHAA<IA
5)
Latngzaam schudde prins Ali ontken
nend het hoofd. „Veertien dagen gele
den nog wel. Maar nu weet ik het
niet mteer. Ik ben er in ieder geval
niet zesker van."
Bob knikte. „Dat is 't hem juist.
Wat dit paleis van jou betreft, dat be
zorgt me alleen al kippevel!"
Ali toomde geen emotie. „Ja, in een
oaleis heib je overal spionnen om je
zeen. Ze 'horen alles ze weten ook
olies."
„Zelfs in onze hangars Bob
oltooide zijn zin niet. „De ouwe Ach-
med is volkomen te vertrouwen. Hij
houdt er een soort zesde zintuig op
na. Betrapte een van de meccano's
foen hij aan de motor zat te knoeien.,
nog wel een van de kerels van wie we
zouden hebben gezworen dat ze ons
trouw waren. Luister eens Ali, als we
nog een poging willen wagen om jou
hier veilig weg te krijgen, dan moet
dat deksels gauw gebeuren!"
„Dat weet ik dat weet ik. Ik
geloof.nee, ik weet zeker dat het
mijn dood is, als ik blijf."
Hij zei dit zonder bewogenheid of
teken van paniek, met een rustige on
bevangenheid.
„We lopén een fraaie kans er toch
in elk geval ons leven bij in te schie
ten," klonk het waarschuwend uit de
mond van Rawlinson, „want we moe
ten in noordelijke richting zien weg
te komen. Daar kunnen ze ons niet
onderscheppen. Maar dit betekent
dat we de bergen over moeten.en
dat in deze tijd van het jaar Hij
haalde zijn schouders op. „Je moet
het goed begrijpen. Het blijft ver
draaid riskant".
Ali Yusuf keek bedroefd zijn vriend
aan. „Als jou iets zou overkomen,
Bob..1'
„O, maak je over mij niet be
nauwd. Zo bedoelde ik het niet. Ik
ben van geen enkel belang. Hoe het
zij, ik ben nu eenmaal een type, dat
vroeg of laat doodvalt. Ik haal altijd
de gekste dingen uit. Neen, ik bedoel
de het voor jou. Maar ik wil je mijn
mening niet opdringen. Als je nog
een deel van het leger vertrouwen
kunt.
„Het idee om op de loop te gaan
ligt me niet," zei Ali eenvoudigweg.
„Maar ik voel ook hoegenaamd niets
voor het martelaarschap om door
een woedende menigte in stukken te
worden gescheurd."
Hij zweeg enige ogenblikken.
„Vooruit. Goed dan," sprak hij ten
slotte met een zucht. „Laten we een
poging ondernemen. Wanneer?"
Bob haalde zijn schouders op. „Hoe
eerder hoe beter. We moeten je op een
heel natuurlijke manier naar de start
baan zien te krijgen Als we eens
zeiden dat je de aanleg van de nieuwe
weg bij Al Jasar in ogenschouw wilt
nemen? Een plotselinge opwelling. En
dat dien we vanmiddag nog. Wan
neer je auto dan voorbij het vliegveld
komt stop je.Ik heb de kist dan
opgetuigd en startklaar gereedstaan.
Jouw idee is dan, dat wegennet eens
uit de lucht te bekijken snap je? We
stijgen op.en daar gaan we! Dan
kunnen we natuurlijk geen bagage
meenemen. Het moet helemaal een
geïmproviseerd geval blijven."
„Er is niets, dat ik zou willen mee
nemen behalve één ding.
Hij glimlachte en die glimlach op
zijn gezicht maakte opeens een ander
mens van hem. Nu was hij niet meer
de moderne, scrupuleuze, op het wes
ten georiënteerde jongeman maar
die glimlach onthulde de sluwheid van
zijn ras, die een lange reeks van voor
vaderen in staat had gesteld er het
leven af te brengen.
„Jij bent mijn enige vriend, Bob,
jij moogt het zien!"
Hij stak zijn hand in zijn hemd en
zocht daar iets. Toen toonde hij een
zeemleren zakje.
„Wat is dat?" vroeg Bob, het voor
hoofd fronsend.
Ali maakte het zakje los en stortte
de inhoud voor Bobs verbaasde ogen
op tafel. Bob hield even de adem in
en floot daarna zachtjes.
„Grote goden! Zijn die allemaal
echt?"
Ali had er plezier in. „Natuurlijk
zijn ze echt. De meeste had mijn va
der al. Ieder jaar kocht hij er nieu
we bij. Ik ook. Ze komen overal van
daan en zijn voor mijn familie opge
kocht, door lieden die wij konden ver
trouwen in Londen, Calcutta en
Zuid-Afrika. Dit is 'n familie-traditie
Deze stenen beschikbaar te houden
voor geval van nood." Heel zakelijk
liet hij erop volgen: „Ze vertegen
woordigen op het ogenblik een markt
waarde van driekwart miljoen."
„Driekwart miljoen pond!" Bob
floot weer even, pakte enkele edelste
nen op en liet ze door zijn vingers glij
den. „Het is ongelofelijk! Iets als in
een sprookje. Daar raakt een mens
ondersteboven van."
„Ja.' De donkerkleurige jongeman
knikte bevestigend. Weer gleed die
zelfde eeuwenoude, vermoeide trek
over zijn gelaat. „Bij juwelen blijven
de mensen nooit dezelfde die zij zijn.
Die dingen laten altijd een spoor van
gewelddadigheden achter. Bloedige
gevechten, moord en doodslag. En
vrouwen zijn daarbij nog het ergste.
Want bij vrouwen gaat het niet alleen
om de geldswaarde. Het gaat om de
juwelen zelf. Prachtige juwelen kun
nen vrouwen stapelgek maken. Ze wil
len ze hebben om ze om hun hals en
op hun boezem te dragen. Ik zou de
ze nooit aan een vrouw toevertrouwen.
Maar ik vertrouw ze jou toe."
„Mij?" Bob zette grote ogen op.
„Ja. Ik wil niet dat de juwelen in
handen vallen van mijn vijanden.
Ik weet niet, wanneer ze tegen mij
in opstand zullen komen. Het
plan kan voor vandaag zijn vastge
steld. Misschien kom ik niet eens le
vend op het vliegveld. Neem die ste
nen dus en handel ermee zo goed je
kunt."
„Maar luister eens even. Ik be
grijp het niet. Wat moet ik ermee be
ginnen?"
„Zorg ervoor dat ze veilig het land
uitkomen."
Ali keek rustig en onbewogen naar
zijn verbouwereerde vriend.
„Je bedoelt dat ik ze bij me moet
steken in jouw plaats?"
„Zo kun je het zeggen. Maar ik
denk heus dat je nog wel een betere
oplossing zult weten te bedenken om
ze veilig naar Europa te krijgen."
„Maar luister eens, Ali, ik heb niet
het flauwste idee hoe ik dat zou kun
nen lappen."
Ali leunde achterover in zijn stoel.
Hij glimlachte bijna vrolijk.
„Je hebt je gezonde verstand. En
je bent eerlijk. Ik herinner me uit
onze schooljaren hoe vindingrijk jij
altijd geweest bent.Ik zal je trou
wens naam en adres opgeven van
iemand die dergelijke zaken voor mij
opknapt dat wil zeggen voor
het geval dat ik het leven erbij in
schiet. Kijk niet zo bezorgd, Bob. Doe
je uiterste best. Meer vraag ik niet
van je. Ik zal je heus niets verwijten,
wanneer het je niet lukken mócht.
Het zal gaan zoals Allah wil. Dat
maakt voor mij alles zo eenvoudig.
Ik wil alleen niet dat deze edelstenen
geroofd worden van mijn ontzielde li
chaam. Overigens.." Hij trok de
schouders op. „Het is zoals ik zei. Al
les gaat toch zoals Allah wil."
„Je bent gek".
„Nee ik ben fatalist".
„Maar je moet eens luisteren, Ali.
Je zei daarnet dat ik eerlijk ben.
Maar driekwart miljoen.Geloof je
niet dat er een grens is aan iemands
eerlijkheid?"
Ali Yusuf keek zijn vriend met ge
negenheid aan. „Hoe vreemd het ook
is, ik voel op dit punt niet de minste
twijfel", verklaarde hij.
De vrouw op het balkon
Bob Rawlinson had zich, zijn leven
lang, nog nooit zo ongelukkig gevoeld
als toen hij wegwandelde door de hol
klinkende gangen van het paleis. De
wetenschap dat hij driekwart miljoen
pond in zijn broekzak bij zich droeg
stemde hem miserabel. Hij had het ge
voel dat iedere hofdignitaris die hij
tegenkwam op de hoogte was van het
feit. Hij dacht zelfs dat ze het aan
zijn gezicht konden zien.
De schildwachten buiten presenteer
den het geweer. Bob wandelde de
drukke hoofdstraat van Ramat af,
maar zijn geest was versuft. Waar
ging hij eigenlijk naar toe? Wat wa
ren zijn plannen? Hij wist het zelf
niet. Hij had bovendien niet veel tijd.
(Wordt vervolgd)
WWHWVWWVWWWVWWWWBWWWWWVWWWWWWWflMWWWWWVWWWVWWWWWVWVWVWWWWV
Drie voormalige „rotte kiezen", aan
de Egelantiersgracht, omgetoverd tot
juweeltjes waar onlangs o.a. de
schrijvers Theun de Vries en Jan
Willem Hofstra hun intrek hebben
genomen.
„DOODSKLOK luidt over het historische hart van Amsterdam". „Prachtige
gevels uit de 17de en 18de eeuw vallen in puin". „Een dor fraaiste stukjes
stedenschoon ter wereld verliest zijn gezicht". Dit zijn enkele alarmerende
krantekoppen van een 6 a 7 jaar geleden. En hoe is de situatie thans.
„Er is veel bereikt, maar nog lang niet genoeg. In elk geval blijft waakzaam
heid gebodenzegt Geurt Brinkgreve, de man, die een idee verwerkelijkte,
waar weinig mensen aanvankelijk iets in zagen. Uit vervallen en vaak op in
storting staande krotten rotte kiezen in het stadsbeeld liet de stichting
„Diogenes"waarvan de beeldhouwer-journalist Geurt Brinkgreve voorzitter
is, een keten van gerestaureerde juweeltjes van burgerlijke bouwkunst uit vroe
ger eeuwen herrijzen. Men heeft er thans in het geheel 48, waarvan een groot
gedeelte over de Jordaan verspreid ligt. Het zijn ware meesterstukjes van
architectonische schoonheid geworden soliede, historisch verantwoord, roman
tisch en comfortabel. Amsterdam mag er trots op zijn, want iets dergelijks
heeft in ons land nergens zijn weerga.
WIE ER KOMT, staat verbijsterd
en is terecht jaloers op de kunstenaars
(schilders, schrijvers, musici, enz.), die
het voorrecht kregen temidden van het
speelse lijnenspel van spiltrappen,
eikenhouten plafondbalken, frisse bak
steen (en niet te vergeten het uitzicht
op de grachten en oude torens van
Amsterdam) te mogen leven.
Natuurlijk dit heeft tonnen en nog
eens tonnen gekost. Hoe kon Brinkgre
ve met lege handen deze hele machine
rie op gang brengen? In het „Aals
meerder Veerhuis", waarheen „Dioge
nes" sedert kort met het gezin Brink
greve verhuisd is en deze reconstruc
tie van de stichting Hendrick de Key-
ser is waarlijk indrukwekkend, heeft
hij ons het verhaal verteld.
DAT VERHAAL is niet los te maken
van de jarenlange strijd om het hart
van Amsterdam zijn schoonheid ook in
de moderne tijd te laten behouden. Het
gekrakeel begon al omstreeks 1900, toen
het plan om een der mooiste grachten
de Reguliersgracht te dempen ten
bate van -de paardetram, door een
actie onder leiding van de bekende
schilder Jan Veth werd verijdeld.
In het strijdgewoel, dat in de loop
der jaren toenam, speelde de Bond
Heemschut een grote rol. De Vereeni-
ging Hendrick de Keyser, opgericht in
1918, bewees, dat men waardevolle ge
bouwen het best kan behouden door de
ze zelf te kopen en te herstellen. (Van
de huidige plm. 150 bezittingen ligt
ruim een derde in Amsterdam).
Tussen de beide wereldoorlogen ging
de vernieling verder. Het plan-Kaasja
ger om een groot deel der grachten ten
behoeve van het verkeer te dempen,
speelde nog maar tien jaar geleden.
Het wekte, zoals bekend, sterke tegen
krachten, waaruit de „Maatschappij
voor Stadsherstel" ontstond, die ver
waarloosde historische panden restau
reert tot gerieflijke woningen.
Enkele jaren later, in 1960,
kwam hiernaast dan de voor de
huisvesting' van kunstenaars wer
kende stichting „Diogenes"," die
speciaal het oog richtte op de tal
loze vervallen huisjes in de binnen
stad, die zo ongemerkt in veelal
rommelige straatjes aan het weg
rotten waren. Er was in de loop
der jaren zó aan geknoeid en het
verval had dermate doorgevreten,
dat de tijd reeds het vonnis scheen
te hebben uitgesproken. Het waren
de paria's in het stadsbeeld; de
vergetenen, die bij menigeen wei
nig associatie met het begrip „his
torische waarde" opriepen.
Dadelijk begon onze gastheer een
zijn bescheiden natuur! op de steun
van anderen te wijzen. („Houd mij
maar wat op de achtergrond"). Maar
Diogenes werd in feite geboren, toen
Brinkgreve op een dag in 1959 twijfe
lend naar zo'n „rotte kies" staarde en
dacht: „Na de slopershamer komt hier
1. Op een goede dag ging Panda weer eens op zoek
naar een baantje. „Ik zou wel eens wat nieuws willen!"
zei hij in zichzelf, al voortstappend. „Naar een vreemd
land of een onbekend gebied, of zo! Ja, dat zou ik best
willen! Maar wie heeft er nu zo'n soort baantje voor
me? Misschien bij een reisbureau? Of bij een rijke
dame die een bestuurder voor haar auto nodig heeft?
Of... of... misschien wel hier bij het Genootschap
van Ontdekkingsreizigers!" Zo denkende bleef hij stil
staan voor een groot gebouw en staarde aarzelend naar
de ingang. „Hier werkt meneer Drom!" mompelde hij.
Maar het is al zo lang geleden dat ik die voor het
laatst zag hij herkent me vast niet meer! En boven
dien zou het wel erg toevallig zijn als hij een baantje
voor me had..." Zijn gedachtengang werd plotseling on
derbroken doordat de voordeur van het Genootschap
werd opengeworpen om doorgang te verlenen aan een
heel hard lopende heer in tropenkostuum. „Ik wil niet
meer!" riep deze. „Ik wil nóóit meer ontdekken! Ik
bedank als lid! Zoek maar een ander om naar de
KlapTrap te..." Op dat moment liep hij in volle vaart
tegen Panda aan, en verloor het evenwicht. „Kom, kom,
meneer Stam!" zei een stem uit het binnenste van het
gebouw. „Zo'n vaart loopt het nu toch ook weer niet!
U kimt hoogstens geplet worden in de KlapTrap!"
een brok nieuwbouw. De ruïne moet
voor een appel en een ei te koop zijn...
en dan moeten we met behulp van een
stichting of zoiets geld bij elkaar zien
te krabben voor een restauratie in oude
stijl.
IEDER PLAN ook al is het nog
zo goed moet bevochten worden. Er
volgde een harde strijd, die allerminst
beslist was met de moeizame aankoop
van een eerste krot voor 4000,- in de
Tuindwarsstraat. Ondanks het feit dat
vele mensen met welklinkende namen
zich achter het streven schaarden, wil
den de particuliere beurzen slecht open.
De weg naar subsidies van Monumen
tenzorg (die overigens zelf niets mag
kopen) was nog niet geëffend. Thans
heeft deze dienst zowel d« landelijke
als de stedelijke reeds tonnen naar
een stichting toegerold, die bij het
touwtrekken om de eerste ton (gelds)
in 1960 op de gedachte kwam, in ver
band met de hele situatie de wel zeer
toepasselijke naam „Diogenes" te kie
zen.
Maar, zoals Brinkgreve zegt: waak
zaamheid blijft geboden. „De huisves
ting van allerlei marginale bedrijven
is nergens zo onverantwoord als in
Amsterdam."
EEN TYPISCH voorbeeld van deze
problematiek levert een klein straatje
de Koestraat, tussen Kloveniers
burgwal en OZ Achterburgwal. Hier
vindt men naast het prachtig gerestau
reerde Wijnkopersgildehuis van „Hen
drick de Keyser" vier Diogenespanden
(waarvan twee reeds hersteld zijn,
maar het straatje is nog steeds een
afschuwelijke chaos. Een vodden-
pakhuis en opslagplaatsen voor oud pa
pier de laatste aan weerszijden van
de straat ondergebracht spuien ge
regeld hun voorraad naar buiten om
het wegdek te laten dichtgroeien door
het sorteerwerk.
„Als er brand uitbreekt, zitten de
boven de „onderstukken" wonende fa
milies als ratten in de val en stikken
ze in de rook."
De Koestraat behoort tot een merk
waardig buurtje, waar in de 16de eeuw
klooster naast klooster stond. Onder
een korst van vuil en. verval blijkt het
nog vol van verborgen schatten. Een
daarvan is door Diogenes opgedolven
en als een edelsteen gepolijst.
Het is het Gildehuis der Huidevetters
zelfs de gevelsteen is weer terugge-,
keerd als bruikleen van het Koninklijk
Oudheidkundig Genootschap. Dit pand
aan de Barndesteeg 15 was verknipt tot
miezerige voor- en achterwoninkjes
elk van één kamer met een alkoof.
Nu is het een huis geworden, zoals
men dit elders in ons land nergens
vindt. De vroegere gildekamers vormen
een stijlvolle woning (met rode balken
en vergulde, gebeeldhouwde consoles)
voor de musicus toneelschrijver hod.
de Boer. De zolder werd tot een prach
tig atelier voor de jonge portretschil
der Merkelbach uit Enkhuizen.
MEN KAN uren met Brinkgreve pra
ten over de problemen van oude bin
nensteden, over het verknoeien en ver
knippen van schitterende panden, het
zijns inziens „kortzichtige drijven" om
de kleine stadskernen met hoogbouw
en parkeergarages vol te proppen, over
de strijd, die gevoerd moet worden om
ons land niet te laten verworden tot
een monotone steenwoestijn en van het
inspirerende karakter van grote steden.
Maar steeds komt het gesprek weer te
rug op Diogenes.
„ZO'N GROEIPROCES uit een
bouwval is fascinerend. Ik verslinger
er nog steeds veel tijd aan om de zaak
technisch op de voet te volgen." Deze
„tijdverspilling" vervult hem doorlo
pend met gemengde gevoelens. Want
Geurt Brinkgreve is ook raadslid, voor
zitter van Nederlands oudste kunste
naarsvereniging „Arti et Amicitiae",
redacteur van het landelijke blad
„Heemschut" en bovendien een be-
gaa'fd beeldhouwer.
Men kent. hem vooral als de bekwa
me ontwerper van gedenkpenningen en
herinneringsplaquettes. Bijzonder fraai
en bij verzamelaars natuurlijk ge
wild is zijn penning (50 gr. munt-
goud) ter ere van het 150-jarig be
staan van ons Koninkrijk. Hiervan wer
den 2000 exemplaren op de Rijksmunt
geslagen (waarna het stempel gebro
ken werd) en voor 325,- in de. handel
gebracht.
Maar toch Geurt Brinkgreve leeft
niet in verschillende werelden. Want
door al zijn activiteiten loopt een rode
draad: de gehele persoonlijke inzet
voor de schoonheid der dingen. Hij zou
niet anders meer kunnen, al is de con
sequentie vaak, dat hij ten aanzien van
gemaakte afspraken in tijdnood raakt.
(Van onze correspondent)
PARIJS. Bernard Cormier, de 45-jarige chef-kok van het Elysée-paleis zal
na 18 jaren trouwe dienst, zijn even warme als geurige en vooral vermoeiende
post verlaten. Chef Cormier, die als opperhoofd der Elyséese keukens 2000
francs (ongeveer f 1500) per maand verdient, wil een klein, maar select restau
rant Openen in een kalme hoek van de Parijse gordel. Franse en andere lekker
bekken zal hij dan in zijn eigen eethuis dezelfde kreeften en geraffineerde
sauzen serveren waarop hij bij generaal De Gaulle en diens talloze gekroonde
en ongekroonde gasten zijn onuitwisbare glorie heeft gevestigd.
mondig keuren moet". Na de trouw»
adjudant kolonel De Bonneval die, nau
welijks 50 jaren oud, kortgeleden ver
grijsd de presidentiële dienst als hoofd
der lijfwacht ook al heeft moeten op
geven, is Bernard Cormier nu een
nieuw slachtoffer van de zware eisen
die generaal De Gaulle aan alle leden
van zijn huishoudelijke staf stelt, om
van de vele ministers en andere top-
medewerkers die de generaal de laat
ste zeven jaar „versleten" heeft, maar
helemaal niet te spreken.
MAAR behalve vanwege het verlan
gen, wat meer geld te slaan uit zijn
internationale reputatie van eerste kok
van Frankrijk, verlaat Cormier zijn
glorieuze plaats achter de Elyseese for
nuizen ook omdat hij zich tegen de
verantwoordelijkheden en inspanningen
van het „hofkokschap" fysiek niet lan
ger opgewassen voelt. „Onder Auriol
kon ik het op mijn slofjes af, zo heeft
hij dezer dagen onthuld. President Re-
né Coty en vooral zijn vrouw, die zich
veel met de keuken bemoeide, stelden
mij evenmin voor taken waartegen
een normaal mens het op de duur wel
af moet leggen.
MAAR SEDERT president De Gaulle
het Elysee betrokken heeft, is de dienst
zo zwaar geworden dat ik me nu, op
mijn 45ste jaar een afgeleefde man
gevoel, Geen dag zijn we meer zonder
een 10 of 12 gasten en een tafel met
200 couverts is een heel gewoon ver
schijnsel. Mijn lever heeft griezelige
afmetingen aangenomen vanwege alle
pikante sauzen die ik dagelijks eigen-
DE UITGEPUTTE „chef", die het
Elysée nu dus de rug toekeert, zal
worden opgevolgd door de 36-jarige Ro
land Pelois, die Cormier al sedert twee
weken vervangt. In tegenstelling tot
zijn voorganger, die bij de beroemde
Amerikaanse bankiers Vanderbilt en
Morgan en later bij de Windsors de
keukenscepter zwaaide alvorens zijn
entree in het Elysée te maken, kan da
nieuwe functionaris slechts bogen op
een veel bescheidener carrière: hij wa>
voordien als kok op verschillende oor
logsbodems der Franse marine. Gene
raal De Gaulle heeft na een proeftijd
van twee weken zijn spijzen echter
goed bevonden en zo heeft Ronald Pe
lois de pollepels uit handen van zijn
voorganger nu definitief over kunnen
nemen.
JUIST, DE LIJKSCHOUWER SCHR'JFT HIER DAT HET DE
AFGEBROKEN PUNT VAN HET MOORDWAPEN IS. HU
VOND DIE TOEN HU DE WOND SONDEERDE. HETM0ET
EEN OUDERWETSE, BREDE EN STOMPE DOLK Z'JN
GEWEEST. ""N ANTIEK STUK, WANT HET
LEMMET WAS BROS
DIE DOLK MOET
DUS MET GROTE KRACHT
IN DE RUG GESTOTEN
ZUUJ
HA.HET RAPPORT
VANDELUKSCHOUWER
DE VERMOORDE BOEKHOUDER!
HÉ,WATM0ET DATSTUKJE
•JZER DAT H'JERB'J GE
LEGD HEEFT?