Een uniek onderaards atelier in een Limburgse steen D S m DIEP IN DE BUIK VAN DE CANNERBERG SCHIEPEN GENERATIES VAN RELIGIEUZE DILETTANTEN IN DRIEKWART EEUW EEN WONDERLIJK MUSEUM VAN RARITEITEN... :::r m EVEN BEZIJDEN de boch- tige weg van Maastricht naar Kanne, onder de zacht-glooien- de heuvels van dit zuidelijk ste puntje van Nederland, ligt de Cannerberg, die er zo van buiten bezien vriendelijk genoeg uitziet. Maar onder die mollig- groene rondingen strekt zich een eindeloos labyrinth van on deraardse gangen uit, waar eens, eeuwen geleden, de mergel ge graven werd. Een stikdonkere doolhof van mergelgangen dat slechts voor een zeer gering dee^ in kaart gebracht is. i Heksenpoort" Uil de Romeinse tijd Verdwaald - verloren De NAVO als buurman Heerengracht" ^iniiwwiiiiitwittuuii/rnmmmrrrirHnuiuimimrrnmrmmmmmnmnmmmmrmnfrmmmmrÏA Sprookjes en monsters pHfflMl'i&f?* - Aait ,v. te. V .f> ÏV-V:" -V..- v 4 Na gedane grotarbeid is het goed schaf ten. Blijven de studenten-en-paters- hobbyisten wat lang aan een werkstuk bezig, dan kan ter plaatse gegeten wor den; 't atelier omvat ook een keukentje. kapt en gebeiteld aan een monster lijk-grote mosasaurus, een voorhistori sche hagedis van tien meter lengte en twee meter hoog. Er is een apart museum met vond sten uit de prehistorische tijd, er is een „visioen van doodsbeenderen", een „eeuwige drup" die in een vijvertje valt, een mausoleum ter nagedachtenis van hen die in het concentratiekamp Dachau het leven verloren, een gewel dig beeld van Ramses, in een mergel- muur uitgekapt en levensgrote gevleu gelde stieren. Het Alhambra in Limburg. IN DAT DEEL zetelt sinds 75 jaar een onder grondse hvbbywerkplaats van theologische stu denten en paters-Jezuïten die de grotten en groe ven in al die jaren versierd hebben met een groot aantal mooie of alleen maar leuke of bizarre ama teur-kunstwerken, waarvan vele in het zachte ge steente zijn uitgehouwen. De „Jezuïetenberg" noemt de volksmond dit ondergrondse museum atelier en als „bergbaas", alias beheerder-conser vator fungeert op het ogenblik de 29-jarige pater A. de Wijs uit Den Haag, die gelijk alle vorige „bergbazen" en „bergwerkers" theologie studeert aan het Jezuïeten Canisianum te Maastricht. VOOR DE onderaardse berg als hob by-atelier is de laatste jaren echter minder tijd beschikbaar. Er moeten godsdienstlessen gegeven worden aan middelbare scholen in de stad, er is druk werk met jeugdclubs en jongeren verenigingen. Tot voor enkele jaren, 1960 en 1961, gingen de paters en stu denten iedere woensdag in groepen van 20 tot 25 man -naar de berg om er te werken. Dat werken was dan een echte vrije tijdsbesteding in de hoge gangen en rui me „zalen" van de groeve. „Woensdag" zo vertelt de bergbaas, „noemen wij de „campagnedag". Bij ieder studenten huis is een „campagne", een buiten huis waar je op een namiddag naar toe kunt gaan. Je kunt er in de omgeving wat wandelen of lezen op de waranda's, er' worden groepsgesprekken gehouden of je kunt er rustig wat studeren". Maastricht nu heeft een bijzondere „campagne", die op de top van een heu vel ligt, vlak tegen de Belgisch-Neder landse grens aan, bij het kleine dorpje Kanne. Vanaf het buitenhuis, op de top van de heuvel, heeft men een prachtig uitzicht over Maastricht en het Maas dal. In de buik van de heuvel, ligt tien tallen meters onder de aarde, het eeu wig donkere labyrinth van mergelgan gen. Tot rond 1890 werden hier mergel- blokken gezaagd voor huizen- en kerk gebouw, vroeger ook voor vestingwer ken. Men zegt dat de Romeinen er al mergelblokken haalden. Toen de groeve werd stilgelegd gin gen de omwonenden er zondags op wandeling door deze mooie streek wel eens nieuwsgierig kijken. Iedereen kon vrij naar binnen wandelen door de openingen in de rotswand. Met een kaars of stallamp zochten de bezoe kers voorzichtig in de wir-war van gan gen. Wie in deze enorme doolhof de weg in de eeuwige duisternis kwijtraakt, komt er nooit meer levend uit. Meer dan eens moesten reddingsploegen de groeve in om verdwaalde mannen of jongelui te zoeken. Sommigen werden nooit gevonden. Van anderen eens naar vijf alfabets (of alfabetten?) voor evenveel inheemse talen die tot nog toe slechts als spreektalen bestaan hebben. De „vertaling" van die spreek taalklanken in schrijftaaltekens is opgedragen aan de beroemde Fran se filoloog Pierre Lacroix, hoogle raar aan de school voor Oosterse talen en privaatdocent aan de Sor- bonne in Parijs. Het project staat onder auspiciën van de Unesco en maakt deel uit van een landelijke campagne tegen het analfabetisme. Er is haast bij omdat de stammen en groepen die deze talen spreken, zonder een schrijftaal niet aan de emancipatie kunnen deelnemen. PROF. LACROIX heeft in Nia mey, de hoofdstad van Niger reeds inleidende besprekingen gevoerd. „De kinderen leren thans op school Frans spreken en schrijven, de of ficiële voertaal. Dit is heel moeilijk voor hen. Nog veel moeilijker is het, volwassen mensen een hun totaal wezensvreemde taal als het Frans te leren", zegt hij. DE VIJF talen waar het om gaat zijn het Hausa, Peul, Songhay-Jar- ma, Tamasjak en Kanuri: stam- en streektalen die in sommige opzich ten onderling sterk verschillen. Toch gelooft prof. Lacroix dat voor de eerste drie talen ongeveer hetzelfde Toearegstammen in het Saharage- bied. Een schrijftaal voor deze stammen dient niet alleen de cam pagne tegen het analfabetisme, zij is ook van groot belang voor het vastleggen van de traditionele stam- litteratuur, de poëzie en de histo rische sagen en legenden, die in gesproken vorm al uit de vijf tiende eeuw dateren, en van vader op kind zijn oververteld. PROF. LACROIX die ook taalstu dies elders in Afrika gemaakt heeft, zegt er het volgende van. „Totnog toe zijn diverse Afrikaanse talen op schrift vastgelegd door missionaris sen, linguisten en andere specialis ten. Zij gebruikten veelal het Euro pese fonetische systeem, hetgeen soms tot vervorming van de klan ken leidde. Bovendien kwamen er variaties al naar gelang de trans criptie b.v. door een Fransman of door een Engelsman verricht was. De Engelsen schrijven b.v. „Hau sa", de Fransen „Haoussa". Nu hebben Afrikaanse talen meestal meer klankbuigingsnuances dan Europese. Zij hebben bepaalde klan ken die uniek zijn, meestal keel- en stemspleetklanken. Stembuiging en toon zijn uitermate belangrijk. De zelfde combinatie van klanken kan twee of drie verschillende dingen aanduiden, afhankelijk van de uit spraak en in het bijzonder de toon- ge toon in de eerste lettergreep „boei" of „kluister" als dezelfde let tergreep een lage toon heeft. Daar om is het volstrekt onmogelijk een Afrikaanse taal in zuiver Europese schrijftekens vast te leggen." Prof. Lacroix vestigt daarom zijn hoop eerder op een van de twee in ternationale systemen van symbo len, ontworpen door de Internatio nal Association of Phonetics en be kend onder de naam „systeem-Pas- sy". Dit systeem gebruikt als basis het normale Latijnse alfabet van 26 letters plus een twaalftal andere letters als symbolen voor specifiek- Afrikaanse klanken. DE FRANSE hoogleraar hoopt zijn transcriptie-projekt in Niger in drie maanden te voltooien. Daarna zal hij de regeringsautoriteiten hel pen, een dictionaire samen te stel len voor de spelling en uitspraak van circa 3000 woorden in elk der drie hoofdtalen Hausa, Peul en Songhay-Jerma. Deze 3000 woorden zullen ruim voldoende zijn voor dagelijks gebruik een gemiddelde Europese arbeider gebruikt voor zijn omgangstaal slechts enkele honderden woorden! De dictionai res zullen natuurlijk „met hun tijd meegaan". Trouwens, dat doen de Niger-spreektalen ook. Een vlieg tuig heet in Hausa „vliegende ka no", een trein „grondkano". drie verdwaalde paters vond men na jaren bij toeval de geraamtes terug. Ook de paters van het Canisianum gingen 75 jaar geleden eens in die ge heimzinnige spelonk rondneuzen. Ze be schouwden het als een spannende vrije tijdsbesteding. Dwalend achter kaars of lamp door de gangen, versierden zij de zachte lichtgele mergelwand soms met houtskooltekeningen of met schil derstukken. Wat naar schatting 130 mil joen jaren geleden nog de bodem van een binnenzee was, werd stilaan na 1890 een hobby-atelier. „De onderaardse Cannerberg, licht bergbaas De Wijs toe, „bestaat uit de Bosberg en de Fallenberg. In de Bos berg huizen nu al enige tijd militairen van de NAVO. Onze ondergrondse in ternationale buren hebben dit gedeelte van de berg afgesloten en het is er „verboden toegang". In „onze" Fallen berg hebben in de afgelopen driekwart eeuw honderden paters en studenten hun tekeh- en beeldhouwdriften kunnen uitleven. Het is een echt onderaards museum geworden. Kleinkunst van amateurschilders, -tekenaars en -beeld houwers met penseel of houtskoolstift, met beitel, houweel en mergelzaag". Een mysterieus onderaards museum, ook als de suizende carbidlamp met een jas wordt afgedekt, is het er aar dedonker en er hangt een stilte die bij na angstwekkend is. Over het gele mer- gelzand loopt men zo zacht als was het een tapijt. De grote stukken die in dit unieke museum staan, hebben heel wat vrije woensdagen aan plezierige werk uren gekost. nissen in de mergelwand, aan iedere zijde vier. In iedere nis staat een be kend sprookje uitgebeeld, tot in details ui gewerkt door een zekere pater Kre kel, die hier ook voor zijn plezier werk te. Vandaar „de Krekelgang", ook wel „sprookjesgang" genoemd. In de „Tsjechische hoek" schilder den studenten uit Tsjecho-Slowakije landschappen uit hun vaderland. De Javanen die in het Canisianum stu deerden dat waren de mannen van het fijne werk schilderden wajang poppen, landschappen uit Indonesië, maakten een boeddha en een prachtige godentempel. Dik twee jaar werd ge- Voor de schafttijd is er een eigen keuken, vlak bij de kleedkamer met een garderobe voor overalls in blik. De vochtigheidsgraad in de grot is n.l. zo groot dat kleding aan een kapstok er binnen twee weken volledig is weg gerot. In 1920 stortte een dëel van de berg in; met een vuurspuwende „Vesu vius" en een oermens met knots en voorwereldlijke monsters, verdwenen toen tientallen werkstuken onder een lawine van mergelblokken en aarde. Wie de berg voor de eerste maal binnengaat, volgt een tweehonderd me ter lange, bochtige, kronkelgang. Door het „heksenpoortje" betreedt hij de in gewanden van de aarde. Het „heksenpoortje" staat altijd open. Door de luchtstroming in de berg heeft de tocht aan de deur „een stem", de stem van een „zuchtend spook", vandaar de naam. MEN VINDT er bijvoorbeeld een na bootsing van het origineel van het Al hambra, in prachtige kleuren geschil derd en compleet met vijver. Er werd drie jaar week-i n week-uit aan ge werkt. Een van de metershoge en bij na straatbrede gangen kreeg de naam van „Heerengracht". Niet omdat de gang zoveel op een Heerengracht leek, maar omdat de twee wanden van deze gang beschilderd zijn met koppen van de „heren Jezuïeten". Men vindt er bekende kopstukken onder als Leo Rood, Jac. Klijberg en Perquin. Het zijn zogenaamde „schaduw-kop-teke- ningen" op de vooraf gladgeschuurde mergelwand. Door het schijnsel van de lamp wordt de schaduw van het hoofd op de mergelwand als silhouet in pro fiel geprojecteerd en met houtskool zwart gemaakt. EEN ANDERE gang kreeg de naam van „de Krekelgang". Deze telt acht

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 13