Ds. Berkel met emeritaat
Critische beschouwingen over
christendom en humanisme
Zondagsschoolvereniging op
weg naar het eeuwfeest
Geld
Chili
Gesprekken met Eichmann
Gesprek met de
hofprediker
Salarissen voor
predikanten
Avondmaalswijn
zonder alcohol
voor
Slecht luisteren
Meer dan veertig jaar predikant
ZATERDAG 8 MEI 1965
Erbij
PAGINA TWEE
Muziek en zang
Emeritaat
Niet gezapig
inminiminmimin
Zondagsschoolleider
In veengebied
Onverwacht
Ds. J. F. Berkel, hofprediker van
koningin Juliana, oudste der Apel-
doornse predikanten en praeses
van de Nederlandse hervormde ge
meente van Apeldoorn en Het Loo,
is op 1 mei met emeritaat gegaan.
Hij zal het hofpredikerschap blij
ven vervullen. In bijgaand artikel
van een medewerker ziet ds. Ber
kel terug op zijn loopbaan.
Bij het landelijk verband van com-
nissies van beheer der gereformeerde
terken zal een plan worden besproken
)m het salaris van predikanten aan te
passen aan dat van leraren bij het mid
delbaar onderwijs. Het minimum sala
ris van een beginnend predikant in een
kleine gemeente (tot 250 zielen) zou
volgens deze norm 9000 gulden per
jaar moeten bedragen met vrij wonen
en een vakantietoeslag van vier per
cent.
Het plan verdeelt de gemeenten vol
gens aantal zielen in zes groepen. De
jaarlijkse verhogingen zouden moeten
variëren van 180 gulden in de laagste
tot 375 gulden in de hoogste gemeente-
groep. In deze hoogste groep (meer dan
850 zielen per predikant) zou het maxi
maal bereikbare salaris na 21 dienst
jaren 19.635 gulden worden plus vrij
wonen en vakantietoelage.
De bespreking van het concept ge
schiedt tijdens de landelijke jaarverga
dering van de commissie van beheer op
woensdag 19 mei in de Karseboom te
Hilversum. Tijdens de middagvergade
ring, die openbaar is, zal de voorzitter
van de stichting steun kerkbouw, dr.
P. G. Kunst uit Amsterdam, een ander
aspekt van het kerkelijke financiële be
heer belichten, namelijk de kerkbouw-
zorgen en de zorgen van het kerkver
band.
Bij de concept-salarisschaal voor pre
dikanten wordt opgemerkt, dat deze
niet de dupe mogen worden van het
feit dat voor kleine gemeenten de sa
larislasten te zwaar worden. Zonder de
ze gemeenten in te delen bij de hulp
behoevende kerken zou men hiervoor
aparte maatregelen willen treffen. Ook
vestigt het concept de aandacht op de
mogelijkheid om meer dan voorheen
tyree kleine gemeenten te combineren
in één gezamenlijke predikantsplaats.
De 99ste jaarvergadering van de Ne-
derlandsche Zondagsschool Vereeniging,
die 21 en 22 mei ir*. „Tivoli" te Utrecht
zal worden gehouden, zal een bijzon
der karakter dragen. Het zal de laatste
vergadering zijn vóór het grote eeuw
feest in 1966.
De N.Z.V.-jaarvergaderingen heb
ben altijd veel invloed op het werk in
het nieuwe verenigingsjaar en in het
programma van het komende zondags-
schoolberaad neemt de voorbereiding
van het honderdjarig bestaan dan ook
veel ruimte in.
De jaarrede van ds. J. ter Schegget
te Amsterdam, voorzitter der Vereéni-
ging, staat in het teken van het nade
rende jubileum. De gedachten, die vroe
ger rondom het zondagsschoolwerk be
stonden, doen nog steeds opgeld, maar
vereisen een eigentijdse vormgeving. Na
honderd jaar kap hier geen punt achter
gezet worden, maar moet het .voort
gaan en het werk krachtig en geestdrif
tig uitgebouwd worden.
In de avondbijeenkomst van de eer
ste dag zullen verschillende bestuursle
den hun aandeel in de jubileumactivi
teiten toelichten: een groot spel een
boek een fonds-actie. Door dit alles
wil 't bestuur het jubileum levend ma
ken bij de plaatselijke zondagsscholen.
Zoals gebruikelijk, wordt straks in
Utrecht ook diep ingegaan op de zon
dagsschoolproblemen, waarbij het ver
tellen, de zang en de muziek de voor
naamste bestanddelen vormen.
Het bijbelverhaal is de hoofdschotel
van het zondagsschooluur. Met dat ver
haal komen de kinderen thuis en horen
daar allerlei reacties. Met deze gezins
achtergrond moeten de vertellers reke
ning houden. De vraag, hoe deze ver
telling dan moet zijn, wordt door ver
schillende sprekers beantwoord in zijn
theologische, psychologische en pastora
le betekenis: prof. dr. J. W. van Hulst:
„Het bijbelverhaal en de kinderlijke
verwondering"; ds. P. W. Spruyt: „Het
bijbelverhaal en de resonantie in het
gezin".
Op aparte wijze zal jkvr. H. van Len-
nep het boeiende onderwerp „De reli
gieuze achtergrond van het muziekleven
in de bijbellanden" ter sprake brengen.
Dia's en geluidsopnamen zullen de om
lijsting vormen van het vraaggesprek,
waarbij de aanwezigen onmiddellijk de
spreekster als in een persoonlijk ge
sprek mogen interrumperen.
De bekende Groningse dirigent Evert
Westra zal oude en nieuwe liederen la
ten zingen en muziekinstrumenten laten
bespelen, om aan de hand van deze
„illustraties" het kinderlijk beleven van
het geestelijk lied na te gaan.
Ten besluite van de reeks bijeenkom
sten vindt zaterdagavond 22 mei om 7
uur in de Domkerk een wijdingsdienst
plaats, waarin zal voorgaan ds. D. ter
Steege uit Overveen.
De kerkeraad van de doopsgezinde
gemeente te Wormerveer heeft naar
aanleiding van vragen uit de gemeente
besloten bij de viering van het heilig
avondmaal alcoholvrije wijn te gebrui
ken. De kerkeraad zegt er begrip voor
te hebben dat gemeenteleden die veel
ellende van alcoholgebruik in het leven
hebben gezien elk gebruik afwijzen en
heeft voorts overwogen dat zij die een
ontwenningskuur hebben ondergaan
zelfs door het gebruik van een kleine
hoeveelheid alcohol opnieuw van het
goede pad kunnen afdwalen.
De Nederlandse kerken hebben in
antwoord op de oproep van de wereld
raad van kerken, hulp te willen bieden
aan de slachtoffers van de aardbeving
in Chili, 43.000 gulden toegezegd.
Evenals de Nederlandse hervormde
kerk en de gereformeerde kerken heb
ben de doopsgezinden, lutheranen en
remonstranten bedragen toegezegd. De
wilde gansuitzending van het I.K.O.R.
bracht f 16.000,- op, op de giro van de
stichting oecumenische hulp aan ker
ken en vluchtelingen te Utrecht werd
aan particuliere giften reeds 12.000,-
ontvangen.
„Kerk en Vrede" houdt de landelijke
conferentie op 29 en 30 mei op Woud-
schoten te Zeist. De ethische, sociaal-
economische en politieke aspecten van
„Ontwapening" zullen worden belicht
door prof. dr. J. de Graaf, dr. J. M. E.
M. A. Zonnenberg en L. O. ten Cate.
Als „Witte Beertjes" van de uitgeve
rij Bruna (aantrekkelijke boekjes van
langwerpig formaat in witte kaft) zijn
verschenen „Bezwaren tegen het chris
tendom" en „Bezwaren tegen het huma
nisme."
Het eerste bundeltje bevat de tekst
van vier openbare voordrachten voor
studenten, gehouden in 1963 in Cam
bridge (Engeland) door vier hooglera
ren van de theologische faculteit aldaar
(Bezzant, Mackinnon, Vidler en Wil
liams), mede naar aanleiding van de
discussies die in Engeland waren ont-
-rmrmwrrmmmmmwwwmrrwrirrrnr,
Ds. Groenenberg vindt dat veel kerk
gangers niet wérkelijk kunnen horen.
Dit naar aanleiding van ds. B. van Gin-
kel die „langzamerhand van de gere
formeerde bond opgeschoven is naar
linksvrij zinnig":
„Ik zou de stelling durven poneren dat
bijna niemand van zijn kerkgangers de
ze wijziging in zijn inzichten ontdekt
heeft. Ze zitten nog in drommen bij
hem in de kerk en ze vinden het alle
maal nog even prachtig. Ze „missen"
niets en ze „vinden" niets. Toen ze
vroeger kwamen, kwamen ze niet om
het evangelie, maar om iets anders.
Nu ze nog steeds komen, komen ze niet
om het „andere evangelie", maar om
iets anders. Waarom dan? Toen ik in
Amsterdam stond, heb ik in een lezing
voor het ministerie van predikanten ge
zegd: 't interesseert wezenlijk niemand
wat je zegt, alleen maar hoe je het
zegt. Als je het maar boeiend zegt,
vindt men het „mooi" en dat is de enige
maatstaf, die mensen aanleggen. Ds.
Van Ginkel preekt nog steeds „mooi".
En niemand heeft zelfs maar in de
gateh, dat het anders is. En dat is iets
mistroostigs. Voor allen, die op preek
stoelen staan. Of ze nu staan voor een
stampvolle kerk of voor stoelen en
banken. Er is een nood van het horen".
(Hervormd Utrecht).
staan door het pamflet „Honest to God"
van de bisschop van Woolwich.
„Bezwaren tegen het humanisme" is
een soort tegengebaar van humanisti
sche zijde; het bundelt opstellen van
Britse humanisten (Blackham, Hepburn,
Kathleen Knott en Kingsley Martin).
De titels van de boekjes zijn mislei
dend. Het gaat niet om fundamentele
bezwaren, maar om een critische bepa
ling van de positie van de eigen levens
beschouwing in de huidige wereld. Men
had ze beter „Het christendom/Huma
nisme in de branding" of iets dergelijks
kunnen noemen, daarin zou dan meteen
de betrekkelijke vaagheid van deze bun
deltjes zijn gevangen, die een uitvloei
sel is van de geringe samenhang tussen
de verschillende bijdragen.
De boekjes zijn nogal moeilijk lees
baar, minder vanwege filosofische of
theologische jargontaai dan door de
vaagheid van de opzet van de serie, en
voor wat betreft „Bezwaren tegen het
christendom", dat bestaat uit de letter
lijke tekst van redevoeringen, mede
door taaie bandrecorderzinnen waarin
de lezer makkelijk het spoor bijster
raakt. Dit laatste bundeltje heeft ook
het bezwaar dat de bijdragen nogal zijn
geïnspireerd op het kerkelijke leven in
Engeland, waardoor zij de Nederlandse
lezer moeilijker zullen aanspreken.
De bijdrage van Kingsley Martin (re
dacteur van de New Statesman) in
„Bezwaren tegen het humanisme"
springt er uit als een pittig, afgerond
stuk, waarvoor geen der bezwaren gel
den die wij tegen de serie als geheel
naar voren brachten.
C. S.
Wegens het bereiken van de pen
sioengerechtigde leeftijd is met ingang
van 1 mei emeritaat verleend aan ds.
J. H. Grolle te Utrecht, predikant
secretaris van de hervormde Raad voor
de verhouding van Kerk en Israël en
als zodanig predikant voor buitengewo
ne werkzaamheden bij de Nederlandse
Hervormde Kerk in haar geheel.
Van 1925 to 1928 was ds. Grolle pre
dikant in Hillegom.
de gesprekken zal gaan, ze hebben acht
bijbelstudies opgesteld. Eichmann krijgt
niet eens de kans wat te zeggen. Hij
moet de ene bijbelplaats na de andere
opslaan en hardop lezen. Met een bij
beltekst krijgt hij dan antwoord.
Vaak ontstaat er dan een discussie
over vragen, die niet wezenlijk zijn. Zo-
als ds. Plomp schrijft: „Van waarach
tige communicatie is nergens sprake".
Hij voegt er aan toe dat deze er mis
schien ook niet geweest zou zijn bij een
andere benadering. Maar daarmee is de
methode van ds. Huil niet goedgepraat.
U vindt het misschien vreemd, maar
ik heb als hofprediker geen instructies.
Alles ging altijd heel gemoedelijk en
nog. Met koningin Wilhelmina voerde
ik meestal correspondentie als ze iets
met me wilde bespreken.
Ze schreef op blocnotevelletjes en ik
antwoordde op dezelfde manier. Soms
telefoneerde ze en vroeg of ik op 'n be
paalde dag langs kon komen. Ze vroeg
altijd: „kunt u dan en dan?" en als
ik dan zei: „Ik heb dan een huwelijk
of een begrafenis, of wat dan ook, dan
werd er meteen een andere dag vast
gesteld."
In 1948 ben ik met de hofhouding
overgegaan in dienst van koningin Ju
liana. Het contact met het koninklijk
huis is minder geworden, omdat het ge
zin weinig op het Loo vertoeft, maar nu
en dan moet ik bij een of ander ker
kelijk gebeuren namens haar optreden
of haar wensen overbrengen of zo. Als
hofprediker heb ik natuurlijk, tezamen
met mijn Waalse collega, veel te doen
gehad met de begrafenis van koningin
Wilhelmina. Haar dood heeft me diep
getroffen, ik heb buitengewoon grote
eerbied voor haar gekregen. Ze was,
hoe moet ik het zeggen, zo'n persoon
lijke vrouw, niet alleen een persoon
lijkheid maar ook een vrouw, die je
tegemoettrad met gemeende vriende
lijkheid en aandacht.
M'n rechten en plichten, zoals u ze
noemt, als hofprediker zijn nergens
vastgelegd. Dat wil zeggen: ik ben ver
plicht te zorgen voor de geestelijke
verzorging van patiënten en personeel
van het sanatorium Oranje Nassau-
oord. Dat stamt nog uit de tijd van ko
ningin-moeder Emma. Ik behoef er zelf
dus niet de geestelijke verzorging in
handen te hebben, maar moet er wel
voor zorgen dat er iemand voor is. En
elk jaar ben ik bij de kerstviering, sa
men met de pastoor, maar „onder lei
ding van de hofprediker". Zo staat het
namelijk in de opdracht.
Of het me spijt dat ik met emeritaat
ga? Ja, voluit ja. Maar ik blijf wel de
gelijk preken, want van dan af verleen
ik, zoals dat heet, bijstand in het pasto
raat.
U wilt tenslotte weten of ik vind dat
het kerkelijk leven verarmt? U be
doelt: minder kerkbezoek? Er wordt,
tenminste in Apeldoorn, de ene nieu
we kerk na de andere gebouwd en dus
gaat het kerkbezoek hier percentsge
wijs achteruit. Maar 't is eigenlijk meer
een verplaatsing van de mensen. Ja, en
er zijn tegenwoordig misschien ook wel
veel mensen, die niet meer naar de
kerk gaan. De mens is eerlijker gewor
den. Vroeger ging hij vaak omdat het
nu eenmaal zo hoorde, nu zegt hij:
als ik er geen behoefte aan heb ga ik
niet.
En er komt nog iets bij: de kerk is
ook duurder geworden. Vroeger kostte
het niks, nu is er een hoofdelijke om
slag, die voor menigeen de doorslag
geeft. Ontegenzeggelijk is er een ver
vlakking, maar u mag me niet in het
vakje stoppen van de klagers, die vin
den dat het helemaal de verkeerde kant
op gaat, want dat vind ik niet. 't Hele
leven is nu eenmaal anders geworden:
een beetje slapper zou ik willen zeggen
en in ieder geval drukker.
J. Louwen
Ik heb er vijf jaar gestaan, bijna al
die tijd met vetleren laarzen aan en
een stok in de hand anders kon je
het veen niet in. Ik herinner me een
keer, 't was 's avonds half tien, dat ik
gevraagd werd naar een stervendte te
komen. Nou was dat 12 kilometer fiet
sen en dan nog eens een half uur in
het veen lopen naar de hut, want we
gen waren er niet. En er was maar één
in het dorp, die een auto had. Dat was
de dokter, maar de man naar wie ik
toe moest, was zijn patiënt niet, dus
ging hij er niet heen. En de enige mo
torfiets in Schoonebeek lag uit elkaar.
Ik ben dus maar op de beproefde ma
nier gegaan en toen ik een paar jaar
geleden nog eens in Schoonebeek preek
te kwam de weduwe me gedag zeggen.
Ze woonde destijds in een plaggehut,
nu had ze enkele huizen van zichzelf.
'tWas een heel bijzonder gebied daar.
Als je er 's avonds en 's nachts wan
delde hoorde je overal fluitsignalen en
zag je licht knipperen: het zat er vol
met smokkelaars en dientengevolge
met douane.
Ik ben Apeldoorner geworden, inder
daad. In het westen denken ze altijd
aan Apeldoorn als een gezapig dorp met
rijke lui en gepensioneerden. Maar
dat is helemaal niet waar. Een collega
van me, die van hier naar Amsterdam
ging en dat ook te horen kreeg zei:
„Meneer, de cocosmat waarop u loopt
is waarschijnlijk in Apeldoorn ge
maakt, het papier waarop u schrijft
komt uit Apeldoorn en de inkt die u er
op laat vloeien ook. „Wat weten die
mensen van de industrie hier?"
Hofprediker ja, dat ben ik inder
daad. Schrijft u niet hofpredikant, want
dat is het niet. Trouwens, 't is ook geen
prediker, 'tls eigenlijk moeilijk uit te
Nadat het doodvonnis over Eichmann
was uitgesproken heeft hy nog een ziel
zorger op bezoek gehad. Dat was niet
de Berlijnse Probst Grüber, die toen hij
als getuige optrad zei bereid te zijn
zijn Eichmann als zielzorger bij te
staan, maar een Amerikaanse zendeling,
William Hull.
In het Gereformeerde Weekblad ver
telt ds. Plomp onder de titel „Curieuze
zielzorg" over de bezoeken, die de Ame
rikaan, die bij het proces de prote
stantse geestelijkheid had vertegenwoor
digd, aan Eichmann heeft gebracht. Hij
heeft zijn kennis weer opgediept uit het
boek „Kampf um eine Seele, Ge-
sprache mit Eichmann" door de zende
ling geschreven.
Eichmann zegt meteen al dat hij geen
prijs stelt op het contact met Huil,
maar een gesprek met zijn advocaat
doet hem blijkbaar van gedachten ver
anderen. Na het eerste bezoek hoort de
zendeling dat Eichmann geen prijs stelt
op verder contact. Hij schrijft later dat
hij verder spreken niet zinvol vindt,
maar het aan Huil overlaat als hij toch
wil blijven komen. Deze doet dat dan
ook. Het is echter een merkwaardige
vorm van huisbezoek, want aan een ge
sprek onder vier ogen komen de zen
deling en de terdoodveroordeelde lang
niet toe. De veroordeelde zit in zijn cel
achter een glazen wand. Men moet met
elkaar spreken via een telefoon. De di
recteur en een aantal bewakers zijn er
bij aanwezig. Bovendien spreekt Huil
geen Duits en moet zijn vrouw dus alles
voor hem vertalen.
Hoe pakt Huil de zaken nu aan? Laat
hij Eichmann praten, blijft hij luisteren
en probeert hij Eichmann's vertrouwen
te winnen? Nee. Zendeling Huil en zijn
vrouw hebben tevoren al precies vast
gesteld waarover het in de verschillen-
In de oude kerk te Krommenie is
tijdens de werkzaamheden een hou
ten wand tevoorschijn gekomen,
waarop de tien geboden zijn ge
schilderd. Deze zijn blijkbaar over
genomen uit de oude kerkbijbel. La
ter heeft men met witte verf alles
weer overtrokken, maar nu is men
bezig de oude tekst weer tevoorschijn
te toveren. De restauratie aan de
kerk zal nog anderhalf jaar duren.
Ja, hoe wordt iemand dominee, of liever, waarom word je dat? U moet niet
denken dat ik al als kind graag op de stoof klom op te preken, want dat is niet
waar, maar ik moet toegeven dat ik wel altijd voor net ambt gevoeld heb.
Ik woonde in Lage Vuursche, een gehucht waar veel zwaar gereformeerde
bonders zaten. Misschien dat ik me er daarom al vlug voor interesseerde. Ik
herinner me dat ik, toen ik elf jaar was, al op de zondagsschool hielp met geld
ophalen enzovoorts. Ik was, geloof ik, een beetje eigenwijs ventje, altijd de
vinger opsteken om vragen te stellen en niet erg verlegenToen ik twaalf
was, zei de zondagsschoolonderwijzer tenminste tegen me: „Gij jij nou maar
eens voor de klas staan om een verhaal te vertellen. Nou, dat deed ik, maar
ik deed het veel te vlug en had maar de helft van de tijd nodig die hiervoor
was uitgetrokken. Ik heb er toen nog maar een tweede verhaal aan vast
geknoopt".
Toen Vuursche vakant was kwam de
consulent uit Utrecht, dat was ds. H.
H. Meulenbelt, geregeld over om cate
chisatie te geven en misschien vond
hij dat ik te vaak de vinger ophief,
want hij zei tegen me: „Wat ben jij
voor een vent? Wat doet je vader?"
„Ik zei: „Mijn vader is dood, ik heb
alleen een moeder en zusjes." Toen
zei hij: „Ik heb altijd een zwak gehad
voor jongens zonder vader en ik kom
eens met je moeder praten".
Dat deed hij ook. Hij vroeg mijn
moeder wat ik wilde worden en zij ant
woordde dat ze hoopte dat het onder
wijzer zou zijn. Maar toen hij het mij
op de man af vroeg, zei ik: „Domi
nee". Ik had er namelijk werkelijk veel
belangstelling voor, hoewel ik natuurlijk
geen besef had van begrippen als „in
een pastorie wonen" en „salaris"
misschien maar goed ook. Als ze me
veel later gevraagd hadden wat ik zou
willen worden, had ik waarschijnlijk
zendeling gezegd.
Maar goed, ik zei dominee en Meulen
belt spande zich er hard voor in om
dat gedaan te krijgen. Ik zou naar het
internaat in Doetinchem gaan en ik wil
de het wel aan iedereen vertellen. Het
was me echter streng verboden om
ook maar iemand iets er van te zeggen,
voordat de zaak helemaal rond was.
Zelfs mijn zusjes mocht ik niet in ver
trouwen nemen. We hadden toentertijd
een grote hond thuis en die heb ik het
toen verteld, ik moest het aan een le
vend wezen kwijt.
In Doetinchem doorliep ik netjes alle
klassen en ik hield er, toen ik wat
ouder was, zondagsschool. Later, als
student in Utrecht deed ik dat ook, in
Nieuwersluis. Daar was een jongens
club, we noemden zoiets destijds nog
knapenvereniging, waarvan ik voorzit
ter werd en we brachten alle jongens
clubs uit de omgeving samen in een
ring. We kampeerden geweldig veel en
dat heb ik hier in Apeldoorn voortgezet,
maar niet meer met de knapenvereni
ging maar met de padvinderij.
Of ik later, toen ik werkelijk dominee
was, een beetje teleurgesteld ben door
dat het predikantsambt zoveel andere
beslommeringen met zich meebrengt,
die misschien niet direkt te maken heb
ben met wat je zelf graag wilt? Tja, dat
is een moeilijke vraag. Kijk, ik ben
niet sportief, geen sportsman bedoel
ik, maar wel heb ik altijd een beetje
avonturenbloed gehad. Als u in deze ka
mer om u heen ziét, merkt u het wel.
Die moccasins komen uit Lapland, en
die pijl en boog uit Nieuw-Guinea heeft
mijn zoon Hans meegebracht, en op de
boekenkast staat een afgodsbeeld 't is
geen echte'domineeskamer eigenlijk. En
wat dat avontuur betreft.
Ik ben in Schoonebeek begonnen,
midden in het Drentse veengebied. Dat
was tussen 1924 en 1929 en daar had
je geen kans teleurgesteld te worden.
Schoonebeek was toentertijd voor mij
een soort weegschaal, die zorgde dat je
altijd in balans bleef. Aan de ene
kant had je er de onbeschrijflijke ar
moede in de plaghutten, aan de ande
re kant woonden er de gegoede boeren,
die al honderden jaren gematigd ortho
dox leefden. Ik bedoel ermee: je ver
dronk niet in het nieuwe, dankzij die
bezadigde boeren, maar je kreeg ook
geen kans in het oude te verstarren,
want daarvoor vormden de plaggehut-
bewoners een tegenwicht.
leggen. Het is een typische hoffunctie,
ook niet gebonden aan een plaats en
zelfs niet aan een kerk, hoewel het na
tuurlijk in de praktijk de hervormde
kerk is.
Ik ben ook niet door de kerk als hof
prediker aangesteld, ik ben in dienst
van de koningin. Zo'n keuze ligt geheel
in het privévlak, dat gaat niet met
sollicitaties of zo.
Voor mij kwam het volkomen onver
wacht. In 1947 was dat. Iemand van
het hof vroeg of ik bij hem langs wilde
komen en hij begon een heel lange in
leiding te houden, waaruit ik tenslotte
de conclusie trok dat koningin Wilhel
mina erg geïnteresseerd was in het
Apeldoorns kerk- en jeugdwerk. Ik ver
wachtte eigenlijk een koninklijke gift
daarvoor aangeboden te krijgen. Toen ik
hoorde dat de koningin mij tot hofpre
diker wenste, zakte ik bijna door mijn
stoel.
Ja, ik heb de koningin vaak onder
m'n gehoor gehad, vooral koningin Wil
helmina, die immers dikwijls op het
Loo was. Of dat van te voren werd
aangekondigd? Er is een verschil tus
sen voor en na de oorlog. Ervoor ston
den er een uur voordat de kerkdienst
begon marechaussee en politie en mili
tairen bij de ingang, na '45 kwam de
koningin meestal zomaar, onaangekon
digd. Je hoorde het dan van de koster in
de consistoriekamer. Koningin Wilhel
mina hield van eenvoud, ze had ook
geen speciale plaats of stoel in de kerk
en iedereen kon naast haar gaan zitten.