Ds. Berkel met emeritaat Critische beschouwingen over christendom en humanisme Zondagsschoolvereniging op weg naar het eeuwfeest Geld Chili Gesprekken met Eichmann Gesprek met de hofprediker Salarissen voor predikanten Avondmaalswijn zonder alcohol voor Slecht luisteren Meer dan veertig jaar predikant ZATERDAG 8 MEI 1965 Erbij PAGINA TWEE Muziek en zang Emeritaat Niet gezapig inminiminmimin Zondagsschoolleider In veengebied Onverwacht Ds. J. F. Berkel, hofprediker van koningin Juliana, oudste der Apel- doornse predikanten en praeses van de Nederlandse hervormde ge meente van Apeldoorn en Het Loo, is op 1 mei met emeritaat gegaan. Hij zal het hofpredikerschap blij ven vervullen. In bijgaand artikel van een medewerker ziet ds. Ber kel terug op zijn loopbaan. Bij het landelijk verband van com- nissies van beheer der gereformeerde terken zal een plan worden besproken )m het salaris van predikanten aan te passen aan dat van leraren bij het mid delbaar onderwijs. Het minimum sala ris van een beginnend predikant in een kleine gemeente (tot 250 zielen) zou volgens deze norm 9000 gulden per jaar moeten bedragen met vrij wonen en een vakantietoeslag van vier per cent. Het plan verdeelt de gemeenten vol gens aantal zielen in zes groepen. De jaarlijkse verhogingen zouden moeten variëren van 180 gulden in de laagste tot 375 gulden in de hoogste gemeente- groep. In deze hoogste groep (meer dan 850 zielen per predikant) zou het maxi maal bereikbare salaris na 21 dienst jaren 19.635 gulden worden plus vrij wonen en vakantietoelage. De bespreking van het concept ge schiedt tijdens de landelijke jaarverga dering van de commissie van beheer op woensdag 19 mei in de Karseboom te Hilversum. Tijdens de middagvergade ring, die openbaar is, zal de voorzitter van de stichting steun kerkbouw, dr. P. G. Kunst uit Amsterdam, een ander aspekt van het kerkelijke financiële be heer belichten, namelijk de kerkbouw- zorgen en de zorgen van het kerkver band. Bij de concept-salarisschaal voor pre dikanten wordt opgemerkt, dat deze niet de dupe mogen worden van het feit dat voor kleine gemeenten de sa larislasten te zwaar worden. Zonder de ze gemeenten in te delen bij de hulp behoevende kerken zou men hiervoor aparte maatregelen willen treffen. Ook vestigt het concept de aandacht op de mogelijkheid om meer dan voorheen tyree kleine gemeenten te combineren in één gezamenlijke predikantsplaats. De 99ste jaarvergadering van de Ne- derlandsche Zondagsschool Vereeniging, die 21 en 22 mei ir*. „Tivoli" te Utrecht zal worden gehouden, zal een bijzon der karakter dragen. Het zal de laatste vergadering zijn vóór het grote eeuw feest in 1966. De N.Z.V.-jaarvergaderingen heb ben altijd veel invloed op het werk in het nieuwe verenigingsjaar en in het programma van het komende zondags- schoolberaad neemt de voorbereiding van het honderdjarig bestaan dan ook veel ruimte in. De jaarrede van ds. J. ter Schegget te Amsterdam, voorzitter der Vereéni- ging, staat in het teken van het nade rende jubileum. De gedachten, die vroe ger rondom het zondagsschoolwerk be stonden, doen nog steeds opgeld, maar vereisen een eigentijdse vormgeving. Na honderd jaar kap hier geen punt achter gezet worden, maar moet het .voort gaan en het werk krachtig en geestdrif tig uitgebouwd worden. In de avondbijeenkomst van de eer ste dag zullen verschillende bestuursle den hun aandeel in de jubileumactivi teiten toelichten: een groot spel een boek een fonds-actie. Door dit alles wil 't bestuur het jubileum levend ma ken bij de plaatselijke zondagsscholen. Zoals gebruikelijk, wordt straks in Utrecht ook diep ingegaan op de zon dagsschoolproblemen, waarbij het ver tellen, de zang en de muziek de voor naamste bestanddelen vormen. Het bijbelverhaal is de hoofdschotel van het zondagsschooluur. Met dat ver haal komen de kinderen thuis en horen daar allerlei reacties. Met deze gezins achtergrond moeten de vertellers reke ning houden. De vraag, hoe deze ver telling dan moet zijn, wordt door ver schillende sprekers beantwoord in zijn theologische, psychologische en pastora le betekenis: prof. dr. J. W. van Hulst: „Het bijbelverhaal en de kinderlijke verwondering"; ds. P. W. Spruyt: „Het bijbelverhaal en de resonantie in het gezin". Op aparte wijze zal jkvr. H. van Len- nep het boeiende onderwerp „De reli gieuze achtergrond van het muziekleven in de bijbellanden" ter sprake brengen. Dia's en geluidsopnamen zullen de om lijsting vormen van het vraaggesprek, waarbij de aanwezigen onmiddellijk de spreekster als in een persoonlijk ge sprek mogen interrumperen. De bekende Groningse dirigent Evert Westra zal oude en nieuwe liederen la ten zingen en muziekinstrumenten laten bespelen, om aan de hand van deze „illustraties" het kinderlijk beleven van het geestelijk lied na te gaan. Ten besluite van de reeks bijeenkom sten vindt zaterdagavond 22 mei om 7 uur in de Domkerk een wijdingsdienst plaats, waarin zal voorgaan ds. D. ter Steege uit Overveen. De kerkeraad van de doopsgezinde gemeente te Wormerveer heeft naar aanleiding van vragen uit de gemeente besloten bij de viering van het heilig avondmaal alcoholvrije wijn te gebrui ken. De kerkeraad zegt er begrip voor te hebben dat gemeenteleden die veel ellende van alcoholgebruik in het leven hebben gezien elk gebruik afwijzen en heeft voorts overwogen dat zij die een ontwenningskuur hebben ondergaan zelfs door het gebruik van een kleine hoeveelheid alcohol opnieuw van het goede pad kunnen afdwalen. De Nederlandse kerken hebben in antwoord op de oproep van de wereld raad van kerken, hulp te willen bieden aan de slachtoffers van de aardbeving in Chili, 43.000 gulden toegezegd. Evenals de Nederlandse hervormde kerk en de gereformeerde kerken heb ben de doopsgezinden, lutheranen en remonstranten bedragen toegezegd. De wilde gansuitzending van het I.K.O.R. bracht f 16.000,- op, op de giro van de stichting oecumenische hulp aan ker ken en vluchtelingen te Utrecht werd aan particuliere giften reeds 12.000,- ontvangen. „Kerk en Vrede" houdt de landelijke conferentie op 29 en 30 mei op Woud- schoten te Zeist. De ethische, sociaal- economische en politieke aspecten van „Ontwapening" zullen worden belicht door prof. dr. J. de Graaf, dr. J. M. E. M. A. Zonnenberg en L. O. ten Cate. Als „Witte Beertjes" van de uitgeve rij Bruna (aantrekkelijke boekjes van langwerpig formaat in witte kaft) zijn verschenen „Bezwaren tegen het chris tendom" en „Bezwaren tegen het huma nisme." Het eerste bundeltje bevat de tekst van vier openbare voordrachten voor studenten, gehouden in 1963 in Cam bridge (Engeland) door vier hooglera ren van de theologische faculteit aldaar (Bezzant, Mackinnon, Vidler en Wil liams), mede naar aanleiding van de discussies die in Engeland waren ont- -rmrmwrrmmmmmwwwmrrwrirrrnr, Ds. Groenenberg vindt dat veel kerk gangers niet wérkelijk kunnen horen. Dit naar aanleiding van ds. B. van Gin- kel die „langzamerhand van de gere formeerde bond opgeschoven is naar linksvrij zinnig": „Ik zou de stelling durven poneren dat bijna niemand van zijn kerkgangers de ze wijziging in zijn inzichten ontdekt heeft. Ze zitten nog in drommen bij hem in de kerk en ze vinden het alle maal nog even prachtig. Ze „missen" niets en ze „vinden" niets. Toen ze vroeger kwamen, kwamen ze niet om het evangelie, maar om iets anders. Nu ze nog steeds komen, komen ze niet om het „andere evangelie", maar om iets anders. Waarom dan? Toen ik in Amsterdam stond, heb ik in een lezing voor het ministerie van predikanten ge zegd: 't interesseert wezenlijk niemand wat je zegt, alleen maar hoe je het zegt. Als je het maar boeiend zegt, vindt men het „mooi" en dat is de enige maatstaf, die mensen aanleggen. Ds. Van Ginkel preekt nog steeds „mooi". En niemand heeft zelfs maar in de gateh, dat het anders is. En dat is iets mistroostigs. Voor allen, die op preek stoelen staan. Of ze nu staan voor een stampvolle kerk of voor stoelen en banken. Er is een nood van het horen". (Hervormd Utrecht). staan door het pamflet „Honest to God" van de bisschop van Woolwich. „Bezwaren tegen het humanisme" is een soort tegengebaar van humanisti sche zijde; het bundelt opstellen van Britse humanisten (Blackham, Hepburn, Kathleen Knott en Kingsley Martin). De titels van de boekjes zijn mislei dend. Het gaat niet om fundamentele bezwaren, maar om een critische bepa ling van de positie van de eigen levens beschouwing in de huidige wereld. Men had ze beter „Het christendom/Huma nisme in de branding" of iets dergelijks kunnen noemen, daarin zou dan meteen de betrekkelijke vaagheid van deze bun deltjes zijn gevangen, die een uitvloei sel is van de geringe samenhang tussen de verschillende bijdragen. De boekjes zijn nogal moeilijk lees baar, minder vanwege filosofische of theologische jargontaai dan door de vaagheid van de opzet van de serie, en voor wat betreft „Bezwaren tegen het christendom", dat bestaat uit de letter lijke tekst van redevoeringen, mede door taaie bandrecorderzinnen waarin de lezer makkelijk het spoor bijster raakt. Dit laatste bundeltje heeft ook het bezwaar dat de bijdragen nogal zijn geïnspireerd op het kerkelijke leven in Engeland, waardoor zij de Nederlandse lezer moeilijker zullen aanspreken. De bijdrage van Kingsley Martin (re dacteur van de New Statesman) in „Bezwaren tegen het humanisme" springt er uit als een pittig, afgerond stuk, waarvoor geen der bezwaren gel den die wij tegen de serie als geheel naar voren brachten. C. S. Wegens het bereiken van de pen sioengerechtigde leeftijd is met ingang van 1 mei emeritaat verleend aan ds. J. H. Grolle te Utrecht, predikant secretaris van de hervormde Raad voor de verhouding van Kerk en Israël en als zodanig predikant voor buitengewo ne werkzaamheden bij de Nederlandse Hervormde Kerk in haar geheel. Van 1925 to 1928 was ds. Grolle pre dikant in Hillegom. de gesprekken zal gaan, ze hebben acht bijbelstudies opgesteld. Eichmann krijgt niet eens de kans wat te zeggen. Hij moet de ene bijbelplaats na de andere opslaan en hardop lezen. Met een bij beltekst krijgt hij dan antwoord. Vaak ontstaat er dan een discussie over vragen, die niet wezenlijk zijn. Zo- als ds. Plomp schrijft: „Van waarach tige communicatie is nergens sprake". Hij voegt er aan toe dat deze er mis schien ook niet geweest zou zijn bij een andere benadering. Maar daarmee is de methode van ds. Huil niet goedgepraat. U vindt het misschien vreemd, maar ik heb als hofprediker geen instructies. Alles ging altijd heel gemoedelijk en nog. Met koningin Wilhelmina voerde ik meestal correspondentie als ze iets met me wilde bespreken. Ze schreef op blocnotevelletjes en ik antwoordde op dezelfde manier. Soms telefoneerde ze en vroeg of ik op 'n be paalde dag langs kon komen. Ze vroeg altijd: „kunt u dan en dan?" en als ik dan zei: „Ik heb dan een huwelijk of een begrafenis, of wat dan ook, dan werd er meteen een andere dag vast gesteld." In 1948 ben ik met de hofhouding overgegaan in dienst van koningin Ju liana. Het contact met het koninklijk huis is minder geworden, omdat het ge zin weinig op het Loo vertoeft, maar nu en dan moet ik bij een of ander ker kelijk gebeuren namens haar optreden of haar wensen overbrengen of zo. Als hofprediker heb ik natuurlijk, tezamen met mijn Waalse collega, veel te doen gehad met de begrafenis van koningin Wilhelmina. Haar dood heeft me diep getroffen, ik heb buitengewoon grote eerbied voor haar gekregen. Ze was, hoe moet ik het zeggen, zo'n persoon lijke vrouw, niet alleen een persoon lijkheid maar ook een vrouw, die je tegemoettrad met gemeende vriende lijkheid en aandacht. M'n rechten en plichten, zoals u ze noemt, als hofprediker zijn nergens vastgelegd. Dat wil zeggen: ik ben ver plicht te zorgen voor de geestelijke verzorging van patiënten en personeel van het sanatorium Oranje Nassau- oord. Dat stamt nog uit de tijd van ko ningin-moeder Emma. Ik behoef er zelf dus niet de geestelijke verzorging in handen te hebben, maar moet er wel voor zorgen dat er iemand voor is. En elk jaar ben ik bij de kerstviering, sa men met de pastoor, maar „onder lei ding van de hofprediker". Zo staat het namelijk in de opdracht. Of het me spijt dat ik met emeritaat ga? Ja, voluit ja. Maar ik blijf wel de gelijk preken, want van dan af verleen ik, zoals dat heet, bijstand in het pasto raat. U wilt tenslotte weten of ik vind dat het kerkelijk leven verarmt? U be doelt: minder kerkbezoek? Er wordt, tenminste in Apeldoorn, de ene nieu we kerk na de andere gebouwd en dus gaat het kerkbezoek hier percentsge wijs achteruit. Maar 't is eigenlijk meer een verplaatsing van de mensen. Ja, en er zijn tegenwoordig misschien ook wel veel mensen, die niet meer naar de kerk gaan. De mens is eerlijker gewor den. Vroeger ging hij vaak omdat het nu eenmaal zo hoorde, nu zegt hij: als ik er geen behoefte aan heb ga ik niet. En er komt nog iets bij: de kerk is ook duurder geworden. Vroeger kostte het niks, nu is er een hoofdelijke om slag, die voor menigeen de doorslag geeft. Ontegenzeggelijk is er een ver vlakking, maar u mag me niet in het vakje stoppen van de klagers, die vin den dat het helemaal de verkeerde kant op gaat, want dat vind ik niet. 't Hele leven is nu eenmaal anders geworden: een beetje slapper zou ik willen zeggen en in ieder geval drukker. J. Louwen Ik heb er vijf jaar gestaan, bijna al die tijd met vetleren laarzen aan en een stok in de hand anders kon je het veen niet in. Ik herinner me een keer, 't was 's avonds half tien, dat ik gevraagd werd naar een stervendte te komen. Nou was dat 12 kilometer fiet sen en dan nog eens een half uur in het veen lopen naar de hut, want we gen waren er niet. En er was maar één in het dorp, die een auto had. Dat was de dokter, maar de man naar wie ik toe moest, was zijn patiënt niet, dus ging hij er niet heen. En de enige mo torfiets in Schoonebeek lag uit elkaar. Ik ben dus maar op de beproefde ma nier gegaan en toen ik een paar jaar geleden nog eens in Schoonebeek preek te kwam de weduwe me gedag zeggen. Ze woonde destijds in een plaggehut, nu had ze enkele huizen van zichzelf. 'tWas een heel bijzonder gebied daar. Als je er 's avonds en 's nachts wan delde hoorde je overal fluitsignalen en zag je licht knipperen: het zat er vol met smokkelaars en dientengevolge met douane. Ik ben Apeldoorner geworden, inder daad. In het westen denken ze altijd aan Apeldoorn als een gezapig dorp met rijke lui en gepensioneerden. Maar dat is helemaal niet waar. Een collega van me, die van hier naar Amsterdam ging en dat ook te horen kreeg zei: „Meneer, de cocosmat waarop u loopt is waarschijnlijk in Apeldoorn ge maakt, het papier waarop u schrijft komt uit Apeldoorn en de inkt die u er op laat vloeien ook. „Wat weten die mensen van de industrie hier?" Hofprediker ja, dat ben ik inder daad. Schrijft u niet hofpredikant, want dat is het niet. Trouwens, 't is ook geen prediker, 'tls eigenlijk moeilijk uit te Nadat het doodvonnis over Eichmann was uitgesproken heeft hy nog een ziel zorger op bezoek gehad. Dat was niet de Berlijnse Probst Grüber, die toen hij als getuige optrad zei bereid te zijn zijn Eichmann als zielzorger bij te staan, maar een Amerikaanse zendeling, William Hull. In het Gereformeerde Weekblad ver telt ds. Plomp onder de titel „Curieuze zielzorg" over de bezoeken, die de Ame rikaan, die bij het proces de prote stantse geestelijkheid had vertegenwoor digd, aan Eichmann heeft gebracht. Hij heeft zijn kennis weer opgediept uit het boek „Kampf um eine Seele, Ge- sprache mit Eichmann" door de zende ling geschreven. Eichmann zegt meteen al dat hij geen prijs stelt op het contact met Huil, maar een gesprek met zijn advocaat doet hem blijkbaar van gedachten ver anderen. Na het eerste bezoek hoort de zendeling dat Eichmann geen prijs stelt op verder contact. Hij schrijft later dat hij verder spreken niet zinvol vindt, maar het aan Huil overlaat als hij toch wil blijven komen. Deze doet dat dan ook. Het is echter een merkwaardige vorm van huisbezoek, want aan een ge sprek onder vier ogen komen de zen deling en de terdoodveroordeelde lang niet toe. De veroordeelde zit in zijn cel achter een glazen wand. Men moet met elkaar spreken via een telefoon. De di recteur en een aantal bewakers zijn er bij aanwezig. Bovendien spreekt Huil geen Duits en moet zijn vrouw dus alles voor hem vertalen. Hoe pakt Huil de zaken nu aan? Laat hij Eichmann praten, blijft hij luisteren en probeert hij Eichmann's vertrouwen te winnen? Nee. Zendeling Huil en zijn vrouw hebben tevoren al precies vast gesteld waarover het in de verschillen- In de oude kerk te Krommenie is tijdens de werkzaamheden een hou ten wand tevoorschijn gekomen, waarop de tien geboden zijn ge schilderd. Deze zijn blijkbaar over genomen uit de oude kerkbijbel. La ter heeft men met witte verf alles weer overtrokken, maar nu is men bezig de oude tekst weer tevoorschijn te toveren. De restauratie aan de kerk zal nog anderhalf jaar duren. Ja, hoe wordt iemand dominee, of liever, waarom word je dat? U moet niet denken dat ik al als kind graag op de stoof klom op te preken, want dat is niet waar, maar ik moet toegeven dat ik wel altijd voor net ambt gevoeld heb. Ik woonde in Lage Vuursche, een gehucht waar veel zwaar gereformeerde bonders zaten. Misschien dat ik me er daarom al vlug voor interesseerde. Ik herinner me dat ik, toen ik elf jaar was, al op de zondagsschool hielp met geld ophalen enzovoorts. Ik was, geloof ik, een beetje eigenwijs ventje, altijd de vinger opsteken om vragen te stellen en niet erg verlegenToen ik twaalf was, zei de zondagsschoolonderwijzer tenminste tegen me: „Gij jij nou maar eens voor de klas staan om een verhaal te vertellen. Nou, dat deed ik, maar ik deed het veel te vlug en had maar de helft van de tijd nodig die hiervoor was uitgetrokken. Ik heb er toen nog maar een tweede verhaal aan vast geknoopt". Toen Vuursche vakant was kwam de consulent uit Utrecht, dat was ds. H. H. Meulenbelt, geregeld over om cate chisatie te geven en misschien vond hij dat ik te vaak de vinger ophief, want hij zei tegen me: „Wat ben jij voor een vent? Wat doet je vader?" „Ik zei: „Mijn vader is dood, ik heb alleen een moeder en zusjes." Toen zei hij: „Ik heb altijd een zwak gehad voor jongens zonder vader en ik kom eens met je moeder praten". Dat deed hij ook. Hij vroeg mijn moeder wat ik wilde worden en zij ant woordde dat ze hoopte dat het onder wijzer zou zijn. Maar toen hij het mij op de man af vroeg, zei ik: „Domi nee". Ik had er namelijk werkelijk veel belangstelling voor, hoewel ik natuurlijk geen besef had van begrippen als „in een pastorie wonen" en „salaris" misschien maar goed ook. Als ze me veel later gevraagd hadden wat ik zou willen worden, had ik waarschijnlijk zendeling gezegd. Maar goed, ik zei dominee en Meulen belt spande zich er hard voor in om dat gedaan te krijgen. Ik zou naar het internaat in Doetinchem gaan en ik wil de het wel aan iedereen vertellen. Het was me echter streng verboden om ook maar iemand iets er van te zeggen, voordat de zaak helemaal rond was. Zelfs mijn zusjes mocht ik niet in ver trouwen nemen. We hadden toentertijd een grote hond thuis en die heb ik het toen verteld, ik moest het aan een le vend wezen kwijt. In Doetinchem doorliep ik netjes alle klassen en ik hield er, toen ik wat ouder was, zondagsschool. Later, als student in Utrecht deed ik dat ook, in Nieuwersluis. Daar was een jongens club, we noemden zoiets destijds nog knapenvereniging, waarvan ik voorzit ter werd en we brachten alle jongens clubs uit de omgeving samen in een ring. We kampeerden geweldig veel en dat heb ik hier in Apeldoorn voortgezet, maar niet meer met de knapenvereni ging maar met de padvinderij. Of ik later, toen ik werkelijk dominee was, een beetje teleurgesteld ben door dat het predikantsambt zoveel andere beslommeringen met zich meebrengt, die misschien niet direkt te maken heb ben met wat je zelf graag wilt? Tja, dat is een moeilijke vraag. Kijk, ik ben niet sportief, geen sportsman bedoel ik, maar wel heb ik altijd een beetje avonturenbloed gehad. Als u in deze ka mer om u heen ziét, merkt u het wel. Die moccasins komen uit Lapland, en die pijl en boog uit Nieuw-Guinea heeft mijn zoon Hans meegebracht, en op de boekenkast staat een afgodsbeeld 't is geen echte'domineeskamer eigenlijk. En wat dat avontuur betreft. Ik ben in Schoonebeek begonnen, midden in het Drentse veengebied. Dat was tussen 1924 en 1929 en daar had je geen kans teleurgesteld te worden. Schoonebeek was toentertijd voor mij een soort weegschaal, die zorgde dat je altijd in balans bleef. Aan de ene kant had je er de onbeschrijflijke ar moede in de plaghutten, aan de ande re kant woonden er de gegoede boeren, die al honderden jaren gematigd ortho dox leefden. Ik bedoel ermee: je ver dronk niet in het nieuwe, dankzij die bezadigde boeren, maar je kreeg ook geen kans in het oude te verstarren, want daarvoor vormden de plaggehut- bewoners een tegenwicht. leggen. Het is een typische hoffunctie, ook niet gebonden aan een plaats en zelfs niet aan een kerk, hoewel het na tuurlijk in de praktijk de hervormde kerk is. Ik ben ook niet door de kerk als hof prediker aangesteld, ik ben in dienst van de koningin. Zo'n keuze ligt geheel in het privévlak, dat gaat niet met sollicitaties of zo. Voor mij kwam het volkomen onver wacht. In 1947 was dat. Iemand van het hof vroeg of ik bij hem langs wilde komen en hij begon een heel lange in leiding te houden, waaruit ik tenslotte de conclusie trok dat koningin Wilhel mina erg geïnteresseerd was in het Apeldoorns kerk- en jeugdwerk. Ik ver wachtte eigenlijk een koninklijke gift daarvoor aangeboden te krijgen. Toen ik hoorde dat de koningin mij tot hofpre diker wenste, zakte ik bijna door mijn stoel. Ja, ik heb de koningin vaak onder m'n gehoor gehad, vooral koningin Wil helmina, die immers dikwijls op het Loo was. Of dat van te voren werd aangekondigd? Er is een verschil tus sen voor en na de oorlog. Ervoor ston den er een uur voordat de kerkdienst begon marechaussee en politie en mili tairen bij de ingang, na '45 kwam de koningin meestal zomaar, onaangekon digd. Je hoorde het dan van de koster in de consistoriekamer. Koningin Wilhel mina hield van eenvoud, ze had ook geen speciale plaats of stoel in de kerk en iedereen kon naast haar gaan zitten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 14