JHR. J. C. MOLLERUS
Door
i
ZATERDAG 8 MEI 1965
Erbi]
PAGINA VIJF
T N DEZE TIJD van kunstmanen, supersonische
vliegtuigen en bemande ruimtevaart is een oceaan-
vlucht de gewoonste zaak van de wereld geworden.
Maar enkele tientallen jaren geleden was zo'n over
steek, in de wrakke „lattenkisten" van die dagen, nog
een levensgevaarlijke onderneming. Wie met alle
geweld de grote haringvijver wilde overvliegen, die
nam toch maar liever het luchtschip, alias de Zeppe
lin, want al ging dat langzamer, het was in ieder
geval een vrij veilig vervoermiddel. Reeds in de der
tiger jaren onderhielden de Duitsers een geregelde
transoceanische dienst met „Zeps". Een der eerste
Nederlandse passagiers was in 1935 de Haarlemmer
jhr. dr. J. C. Mollerus, secretaris van de Haarlemse
Kamer van Koophandel. In dit artikel doet hij het
verhaal van die tocht, nu precies 30 jaar geleden.
m
De passagierslijst van de reis naar
Rio, in dit artikel beschreven.
Bier taboe
Start met handkracht
Glijvaart
Ontmoeting in volle zee
Weer thuis! De Zeppelin na zijn
retourvaart naar Brazilië boven de
enorme hangar in Friedrichshafen.
i
Moeilijke landing
Ten gerieve van de passagiers had
kapitein Schiller een „klokkenroos"
laten drukken waarop de tijdsver
schillen op de lange reis waren te
te lezen: een voorbeeld van Duitse
„Gründlichkeit"
Droevig einde
Aards paradijs
EEN RETOURTJE NAAR BRAZILIË MET DE
LZ-127 „GRAF ZEPPELIN"
EEN DER MEEST spectaculaire reizen, die ik in de
loop der jaren heb mogen maken was die met het lucht
schip „Graf Zeppelin", nu dertig jaren geleden. Ik behoorde
tot het groepje van acht Nederlanders, die de reis vice
versa per Zep van Friedrichshafen naar Rio de Janeiro
hebben gemaakt: een topstunt in die dagen. Vijf jaren
voordat ik deze vaart maakte zag ik voor het eerst de Zep.
Dat was tijdens een voetbalwedstrijd in Haarlem-Noord
tussen ons HFC-elftal en een toenmalige tegenstander. Alle
22 spelers gingen op de grasmat liggen om deze kolos over
te zien trekken. De voorbereidingen voor de Zep-reis waren
uiterst omvangrijk. Stapels formulieren dienden ingevuld
te worden. Wanneer ik ze samengebundeld zou hebben
zouden deze een bescheiden, maar een vrijwel onleesbaar
romannetje zijn geworden.
DE TREIN BRACHT mij enige da
gen voor het vertrek naar Friedrichs
hafen. Onderdak was voor ons gere
serveerd in het beroemde Kurgarten-
hotel. In een levensgrote hal kon ik
het luchtschip bewonderen. Het droeg
de initialen L.Z. 127. Het lichaam van
het luchtschip had een lengte van 236
meter en een breedte van 30,5 meter.
Aan de voorzijde was de witgeschilder
de gondel aangebracht. Aan het grote
lichaam hingen vijf Maybach-motoren
met totaal 2750 P.K. In het hotel werd
ons een fraai uitgevoerde folder uitge
reikt, waarin een overzicht werd gege
ven van de in 1927 volbrachte wereld
reis rond de aarde, een meesterwerk
van navigatiekunst, van reizen naar
Spitsbergen en IJsland en niet te ver
geten de regelmatige dienst op Rio de
Janeiro.
Het was zaterdagmiddag. De bagage
werd vroegtijdig afgehaald. Ruim op
tijd waren de passagiers in de hal.
Deze was hel verlicht. In de bodem
van de hal was een railbaan. De ach
terste motorgondel was vastgemaakt op
een soort lorrie. Deze stond op deze
railbaan. Het Zep-lichaam was een 28-
Ll STB DEB K El S B
N D E N
Fahrt Nr. 7 1935.
flbfahrt Friedrichshafen 29. Juni* 1935.
Friedrichshafen —/Rio de Janeiro:
Hot ProL Dr. Walthor Benthln
Hot Robert J. de Boer
Hot Leonard Bosschert
Herr Fxiedrlch Curtins
HerrOtto Ereudanberg
Hot Wilhelm Jahn
Hot Dr. Ernst Kappelar
Hot Oberst fllïred Keller
Herr Hans Merker.
Herr Jhr. Dr. Johann C. Mollerus
Fraa Jhr. Christine Mollerus-Blanke
Frauleln Dr. Sophie Petereen
Herr Qerald W. PbUpott
Hot Julius Yollert
Hot Julio VuiTlomenet
Hot Francis Warren
hoekig gebogen aluminium gevaarte.
Over het lichaam was een katoenen
dek gespannen. De enorme „sigaar"
werd door spandraden in zijn verband
gehouden. Midden door deze enorme
ruimte liep een smal metalen pad. Twee
maal per dag werden de passagiers
uitgenodigd een ochtend- en middag
wandeling te maken over dit pad. Een
griezelige ervaring. Hoog boven ons,
diep onder ons, ver naar links en ver
naar rechts het katoenen dek. Wij,
wandelaars, konden ons alleen vasthou
den aan de spandraden. In deze reusach
tige ruimte woonden een zestig „be
dienden". Hun bedden stonden niet, zo
als thuis, op een horizontale bodem,
maar waren opgebouwd tegen het ka
toenen omhulsel. Hun hoofden lagen
's nachts ver verheven boven hun te
nen.
EEN DEEL van de enorme ruimte
was bestemd voor post en goederen.
Terzijde van het „wandelpad" hingen
12 enorme cellen, 6 cellen aan de ene
en 6 aan de andere zijde van het pad.
Deze 12 cellen waren gevuld met in to
taal 130.000 m3 waterstofgas. Door de
poriën van deze cellen kwam constant
een geringe hoeveelheid van dit gas
naar buiten. Wij, als passagiers, roken
dat, een zoetachtige lucht.
vormd door de stuurcabine. Daar resi
deert de gezagvoerder. Op onze reis was
dit niet dr. Hugo Eckener, maar Hans
von Schiller. Hij werd bijgestaan door
een groepje deskundigen. Van de appa
ratuur kon ik mij niet precies een voor-
stelling maken. Wel vielen mij de enor
me stuurraderen op. De brede ramen
aan vóór- en zijkanten gaven een ruim
uitzicht. Achter deze ruimte waren
twee kleinere ruimten, een voor de ra-
dió-installatie. De tweede dient als keu-:
ken. Aan de verzorging van de mensen
aan boord werd de grootste zorg be
steed. Luisterrijke menus, voortreffelij
ke dranken. Tot mijn verbazing ont
brak de Duitse nationale drank, het
bier. Men zêi mij dat gerstenat en fles
sen te zwaar waren; meri wilde in-
plaats daarvan liever betalende lading
meenemen.
ACHTER de genoemde ruimten in
de „puist" was de woonruimte voor de
passagiers. Hun aantal bedroeg maxi
maal 20. Daar bivakkeerden wij de ge
hele dag, aan onze eigen tafeltjes. Er
was via de ramen voldoende gelegen
heid om ons te oriënteren.
Vanuit deze gemeenschappelijke ruim
te liep een smalle gang naar achteren.
Aan weerszijden waren slaapcabines,
ieder voor twee personen. De bedden in
de cabine waren boven elkander aange
bracht. Elke cabine had electrische
verlichting, stromend koud en warm wa
ter, en alle verdere comfort. Liep men
door deze gang naar achteren door dan
vond men bergruimten en een postkan
toortje. Het was n.l. zo, dat wij onder
weg naar Rio, ook boven de Oceaan, als
we een schip passeerden onze post aan
een lijn naar beneden dirigeerden voor
verdere expeditie.
Aan het eind van het gangetje ging
een smal trapje omhoog. Via dat trap
je kwam men in het binnenste van de
„sigaar".
MAAR WE ZIJN wat afgedwaald.
Daarom even terug naar Friedrichs
hafen, op de zaterdagavond van ons
vertrek. De „Graf Zeppelin" staat roer
loos in zijn gigantische hal. De achter
ste motorgondel is verankerd aan de lor
rie en aan de cabine hangen, aan hou
ten leuningen, grote blokken beton. De
start zal precies om middernacht ge
schieden. Nadat de passagiers via een
trap zijn ingestapt, beginnen de contro
lewerkzaamheden: een schier eindelo
ze procedure. Daarna zoeken we een
plaatsje in de vijf bij vijf meter grote
„kamer". Het geroezemoes in de hal
is van tijd tot tijd uiterst luidruchtig;
Duitsers eigen. Intussen nadert het uur
van middernacht. De betonnen blokken
worden verwijderd. Een tachtigtal
hulpkrachten begint aan de touwen te
trekken; de achterste motor is nog
vastgeklampt op de lorrie. Geleidelijl
wordt het luchtschip via de railbaan.
die cok buiten de hangar in de open
lucht is doorgetrokken, door mensen
kracht naar buiten gesleept. Wij zien
de fonkelende sterren. Dan is de Zep ge
heel buiten de hangar. Klokke twaalf
gaan de helpers onder het luchtschip
staan, nadat de achterste motor van
de lorrie is gelost. De arbeiders du
wen met handkracht! het lucht
schip omhoog, terwijl tegelijkertijd wa-
terballast wordt uitgegooid; de toe
schouwers worden drijfnat, de motoren
draaien, we stijgen, we zijn op weg
naar Rio!
DAT OPSTIJGEN trouwens het
hele „varen" met zo'n luchtschip
was niet te vergelijken met een reis
per vliegtuig. Het ging allemaal veel
geleidelijker en rustiger dan in de
vliegmachines van die tijd, van remous
had men vrijwel geen last en wie de
ogen sloot kon zich op de vaste grond
wanen, als het weer rustig was. Mo
torgeronk was ook vrijwel niet te ho
ren, omdat de machtige machines op
grote afstand van het passagiersver-
blijf in afzonderlijke gondels waren on
dergebracht. Men „voer" ook niet hoog,
meestal slechts op iets meer dan 300
meter, zodat er in Parijs langs in-
plaats van boven liet topje van de
Eifeltoren gelaveerd moesten worden.
Zo ging het verder, via Bazel en de
Lichtstad, over de Pyreneeën, de Mid
dellandse Zee en de Afrikaanse West
kust, vanwaar de grote oversteek
over de oceaan begonnen werd. De ge
middelde snelheid was naar huidige be
grippen belachelijk: 117 km per uur,
maar dat deerde ons niet in het minst.
We gleden „als op een witte wolk" het
verre Amerikaanse continent tegemoet
en voelden ons zo vrij als vogels in de
lucht.
SENSATIES onderweg? Dat waren
er slechts twee. De eerste was een enor
me onweersbui, die ons per radio ge
signaleerd werd, circa 500 km. van het
luchtschip verwijderd. Na dit bericht
ONDER de voorste punt van het Zep
pelin-lichaam hangt als een grote
„puist" de stuur- en passagiersgondel.
Het voorste gedeelte daarvan wordt ge-
x£>.
v;\
Untmoette men in volle zee een
schip dan stopte de Zep en werd
post uitgewisseld, via een lange
kabel. Passagiers van lucht- en
zeeschip konden inmiddels een
joraatje met elkaar maken.
stopten de motoren van de Zep. Wij
bleven in de lucht hangen en vervolgden
onze reis, pas nadat de bui voorbij
was getrokken.
Het tweede voorval was interessan
ter. Op zeker ogenblik werd de pas
sagiers medegedeeld, dat we een ont
moeting zouden hebben met het gewel
dige passagiersschip de Mauretania. Al
le passagiers waren vol spanning. De
motiiren van de Zep stopten ander
maal, we bleven roerloos in de lucht
hangen. In de verte ontdekten we het
silhouet van het passagiersschip. Ten
slotte lagen we boven elkander. Een
enorm aantal passagiers en beman
ningsleden van de Mauretania bevond
zich op het dek. We konden wederzijds
gemakkelijk met elkander spreken. Op
een hoogte van circa 300 meter bleek
dat de gewoonste zaak van de wereld.
Eenzelfde ervaring deed ik vele ja
ren later op bij een tocht met een bal
lon tezamen met de heer en mevrouw
Boesman, toen wij in de omgeving van
Woerden aan een boer op de begane
grond verzochten de landingskabel vast
te maken, opdat wij konden dalen.
Na een kwartier namen wij in de
Zep afscheid van de Mauretania om on
ze reis voort te zetten. Woensdag (wij
waren de zaterdag tevoren uit Frie
drichshafen vertrokken) zagen wij voor
het eerst weder land. Intussen waren
we de evenaar gepasseerd. De passa
giers, werden getooid met papieren mut
sen; er was alom vrolijkheid aan boord.
Bij die gelegenheid werd aan ons allen
een gedenkwaardig geschrift uitgereikt.
De tekst daarvan luidde: „Wir, Aeolus,
des Hippotes Sohn, ein Freund der un-
sterblichten Götter des Wetters, der
Winde und Passate, Mounsone, und
Halmen, haben allergenadigst den
Staubgebornen Johann Comelis Molle
rus an Bord des Zeppelinluftschiffes.
Graf Zeppelin Erlaubnes zum lustigen
überschreiten unseres Aequators zuge-
geben."
Over de beruchte Braziliaanse staats
gevangenis, gebouwd op een rotsachtig
eiland, naderden we het vaste land.
Even buiten Recife (Pernambuco) lag
ons landingsterrein. Aan de rand daar
van stond een enorme landingsmast.
Op het terrein was een railbaan aan
gebracht. De landingsprocedure duurde
uren. Een 70-tal negers holde van de
ene plaats naar da andere. Geleidelijk
zakte de Zep. Op de railbaan stond een
lorrie gereed. Na eindeloos laveren
slaagde men er in de achterste motor
gondel op de lorrie te bevestigen. Toen
zagen wij een der negers in de mast
klauteren. Niet zonder moeite wist hij
de punt van het luchtschip te bevestigen
aan de top van de mast. Daarna volg
de de „ontscheping". In een keurig wit
pak trok ik de stad Recife in om mij
te laten scheren. Ik zie het kappersbe-
drijf nu nog voor mij. Na de uitnodi
ging in de stoel plaats te nemen werd
ik met een enorme ruk achterover ge
wipt. Mijn hoofd lag veel lager dan mijn
benen. Na ingezeept te zijn, een proce
dure, die niet zachtzinnig verliep, kwam
het scheermes op me neerdalen. Het
was bot en vol butsen met het gevolg
dat met de zeep en de baardharen ook
delen van mijn huid werden afgerukt.
Ik voelde mij als op een slachtbank.
Met een van mijn handen kon ik ge
lukkig mijn broekzak bereiken, waarin
mijn geld zich bevond. Toen de kapper
zich een ogenblik verwijderde kon ik
nog _juist de kracht bijeengaren over
eind" te komen. Ik deponeerde een hoe
veelheid geld op de kaptafel en vloog
de winkel uit.
MET ENKELE mede-passagiers ging
ik vervolgens de stad bezichtigen. Er
was een fraai standbeeld van Johan
Maurits van Nassau, die in lang vervlo
gen jaren daar de scepter zwaaide.
Aan de havenzijde een standbeeld voor
de Portugese vliegers Cabral en Cautin-
hou, die hier verongelukten.
Er was ook een soort dierenpark, dat
ons als excursiedoel werd aangeprezen.
Het bestond uit een grote betonnen bak
met weinig water, waarin zich een zee
koe bevond, alsook een neger met een
paraplu. Deze laatste diende om het
dier, dat lui in een dikke laag modder
terncerlag, tot activiteit te prikkelen.
Wij volgden, gehuld in blinkend-witte
tropenkostuums, de operatie met grote
aandacht. Want het zag er niet naar
uit dat de roerloze zeekoe ooit over
eind zou komen. Maar tenslotte prikte
de neger dr kolos blijkbaar op de juis
te plaats. Een enorme klap van zijn
staartdeel was het resultaat. En nog
meer. Want door die klap werd zeker
een halve ton blubber uit het bassin
mobiel, ais een modderregen neerda
lend op de witte jasjes der heren-toe-
risten en de kanten jurken der dames-
Wij waren allen ontoonbaar, maar de
neger glimlachte voldaan; hij had blijk
baar zijn doel bereikt.
De „Graf Zeppelin" (foto links
bovenklaar voor de start in
Friedrichshafen en (hierboven)
boven de baai van Rio de Janeiro
(foto genomen uit de passagiers
gondel).
tje negers, transpirerend als aandra-
gers. Spelevarend dreven wij verder
langs de grillige erosiekunst van Brazi
lië en in het heldere zeewater ontwaar
den we voortdurend scheepswrakken,
vele tientallen in totaal. Landinwaarts
eindeloze dorre vlakten, met hier en
daar een stad. Bahia bijvoorbeeld, de
oude hoofdstad en tenslotte, de volgen
de morgen, Rio de Janeiro. Na een vlot
te ontscheping namen wij onze intrek in
het prachtige hotel Gloria. Rio zelf was
voor ons allen een openbaring. Ik ken
Moskou, Leningrad en Madrid, Kopen
hagen, Cairo en Addis Abeba, Reykja
vik, Philadelphia, Washington en Cara
cas. Ook Rome heb ik bewonderd, even
als het kleurrijke Napels, dat als de
mooiste stad ter wereld geldt: „Na
pels zien en dan sterven." Maar Rio
is vele malen mooier en boeiender. Het
water van de oceaan stroomt er als het
ware de stad binnen via brede baaien,
waarom zich, toén al, brede boulevards
slingerden, omzoomd door witte villa's
en luxe hotels. Vooral de Copacabana-
boulevard met het prachtige zandstrand
en majestueuze hotelflats is beroemd,
's Avonds, als in de zwoele tropennacht
de duizenden lichtjes ontstoken zijn, in
de stad, langs de stranden en op 't Sui
kerbrood en de andere prachtige bergen
die de baai omzomen, waant men zich
in een sprookjesparadijs.
Op de Corcovadoberg prijkt het reus
achtige verlichte Christusbeeld, „Rio's
Eifeltoren". Wel, de Heer ziet hier neer
op een wel heel vreemde parochie, want
dit Rio is een mengkroes van rassen
als wellicht geen andere stad op aarde.
Negers, kleurlingen in alle variëteiten,
mulatten, mestiezen en creolen, maar
ook blanken, afstammelingen van Duit
se en Italiaanse immigranten en van de
Portugese veroveraars, warrelen er in
bonte mengeling dooreen, zonder dat
men iets van rassenprobleem merkt.
Het leven is er bruisend en vrolijk en
er wordt hard gewerkt. Maar altijd wel
vindt men de tijd om even op een der
honderden terrasjes een kopje zwarte
koffie met veel prut onderin te
drinken en een gesprek aan te knopen
met de man aan het belendende tafel
tje. Elegant ook: de dames waren er
naar de laatste mode gekleed, de heren
droegen perfect gesneden lichte kos
tuums.
Kortom: Rio was een verrukking
en het was dan ook met diepe droef-
heid dat wij na twee weken afscheid
namen van dit aardse paradijs om de
terugreis te aanvaarden. Een terugreis
die even soepel en geruisloos vergleed
als de heentrip, en alles bij elkaar een
belevenis die ik nimmer vergeten zal.
DE VOLGENDE dag werd de reis
voortgezet. De cellen in het Zeppelin
lichaam werden met waterstofgas bij
gevuld en de Zep gelost door een leger-
DE „GRAF ZEPPELIN LZ-127", on
ze trouwe sigaar, heeft daarna nog ve
le malen de grote oversteek gemaakt.
Hij is niet vergaan of een prooi der
vlammen geworden, zoals velen denken.
Dat droevige lot onderging een zuster
schip van de „Graf", te weten de „Hin
denburg", die in 1937 in Lakehurst ont
plofte als een projectiel en in enkele
sekonden uitbrandde, waarbij tientallen
passagiers en de gehele bemanning om
kwamen. Die ramp markeerde het einde
van de luchtschepen met de gevaar
lijke waterstofgasvulling. Inplaats daar
van ging men heliumgas, dat niet
brandbaar is, gebruiken.
De „Graf Zeppelin" is een minder
spectaculaire dood gestorven. In de
tweede wereldoorlog werd 't luchtschip
in Frankfurt gesloopt omdat nazi-Duits-
land gebrek had aan aluminium. Zijn
spanten en draagbalken dienden als
grondstof voor de Messerschmitts van
Hitlers Luftwaffe. Een triest en roem
loos einde.