Esu kat tussen de duiven Glorieuze Orgeldagen Nederlands populairste pocket is nog altijd het spoorboekje PANDA EN DE BRON Ons vervolgverhaal Een detectiveverhaal door Agatha Christie Kleurig boek over pierementen door een liefhebber uit Mokum Opïaageen half miljoen exemplarenelk met een half miljoen cijfertjes Bestseller Rechter Tie" terug MAANDAG 17 MEI 1965 7 tr Haken en ogen Moeizaam proces 22) „Lijkt het u waarschijnlijker dat juffrouw Springer het een of andere rendeze-vous heeft verstoord?" „Dat is de voor de hand liggende, meest waarschijnlijke verklaring," sprak juffrouw Bulstrode. „Maar dat verklaart evenmin de moord. Meisjes van mijn school hebben geen revolver bij zich en het lijkt me al even on waarschijnlijk dat het jongmens, met wie zij een afspraakje zouden hebben, een vuurwapen zou meebrengen." Dit moest Kelsey toegeven. „Op zijn hoogst een zakmes," zei hij. „Maar er bestaat een alternatief. Stel dat juffrouw Springer zelf hier een af spraakje met een man heeft gehad Juffrouw Chadwick begon opeens te lachen. „O, nee!" riep ze. „Juffrouw Springer geen sprake van!" „Ik bedoel niet per se een amou rette", ging de inspecteur nuchter voort. „Ik wil zeggen dat de man het opzet heeft gehad juffrouw Sprin ger te doden en haar daartoe naar buiten heeft weten te lokken en haar toen heeft neergeschoten. HOOFDSTUK IX Een kat tussen de duiven Briefje van Jennifer Sutcliff aan haar moeder: „Lieve Mammie, Vannacht hebben we hier een moord gehad. Juffrouw Springer, de gymnas- tieklerares. Het is midden in de nacht gebeurd. De politie is dadelijk geko men en nu ondervragen zij iedereen. Juffrouw Chadwick heeft wel gezegd, dat we er met geen mens over moch ten praten, maar ik dacht dat jij het zou willen weten. Veel liefs, Jennifer." 2 Het internaat Meadowbank was een instituut van voldoende belang om de persoonlijke belangstelling van de commissaris te rechtvaardigen. Ter wijl het routineonderzoek werd voort gezet had juffrouw Bulstrode niet stil gezeten. Zij had de directeur van een groot krantenbedrijf en zelfs de mi nister van justitie opgebeld, die alle bei persoonlijk bevriend met haar wa ren. Als gevolg hiervan was er in de pers slechts weinig aandacht aan het feit geschonken. Een sportlerares was dood aangetroffen in het gymnastiek lokaal. Zij was doodgeschoten, maar men had nog niet kunnen vaststellen of dit bij ongeluk dan wel opzettelijk was geschied. Enkele berichtjes wa ren zelfs op zo verontschuldigende manier geformuleerd, alsof het in ho ge mate tactloos was van een sport lerares zich in zulke omstandigheden te laten neerschieten. Ann Shapland kreeg 't razend druk die dag met het tikken van briefjes aan ouders en voogden. Juffrouw Bul strode had zich de moeite bespaard de leerlingen op het hart te drukken niet over het gebeurde te spreken. Zij was ervan overtuigd dat min of meer lugubere verhalen over de moord naar de respectieve ouders of voogden zouden worden geopend. Daarom moest ze zorgen dat haar eigen evenwichtig en volkomen rede lijk verslag omtrent het gebeurde te gelijkertijd present was. Later op de middag had zij een „geheime vergadering" met de heer Stone, de districtscommissaris, en in specteur Kelsey. De politie had er vrede mee dat de pers dit geval ge heel als een bagatelletje had afge daan. Daardoor was zij bovendien in de gelegenheid rustig en ongehinderd haar nasporingen te verrichten. „Het spijt me ontzettend, juffrouw Bulstrode, werkelijk ontzettend," had de districtscommissaris haar verze kerd. „Ik vind dit eh heel erg voor u!" „Een moordzaak is voor elke school heel erg, dat is zeker," stemde juf frouw Bulstrode toe. „Maar het heeft geen zin op het ogenblik, daarbij stil te staan. We zullen de storm, hoop ik, doorstaan, zoals we ook andere te bo ven zijn gekomen. Ik hoop alleen dat de zaak spoedig zal worden opgehel derd." „Ik zou niet weten waarom dat niet het geval zou zijn, hè?" zei Stone, daarbij Kelsey aanziende. Kelsey antwoordde: „Het zal van nut kunnen zijn, wanneer we iets meer van haar te weten komen." „Gelooft u dat heus?" klonk de nuchtere vraag van juffrouw Bul strode. „Iemand kan haar naar het leven hebben gestaan," merkte Kelsey op Juffrouw Bulstrode gaf hierop geen antwoord. „Denkt u dat het met het internaat hier in verband staat?" vroeg de dis trictscommissaris. „Dat denkt inspecteur Kelsey in derdaad," antwoordde juffrouw Bul strode. „Hij probeert alleen zoveel mogelijk mijn gevoelens te ontzien, geloof ik." „Ik denk inderdaad dat het met Meadowbank in verband staat," be vestigde de inspecteur voorzichtig. Juffrouw Springer had haar vrije uren, net als andere leerkrachten. Zij kon dus iedereen ontmoeten die zij wilde en waar zij wilde. Waarom zou ze dan in het holst van de nacht daar voor het gymlokaal hebben «uitge zocht?" „U hebt er geen bezwaar tegen dat huis en erf worden onderzocht, juf frouw Bulstrode?" vroeg de districts commissaris. „Volstrekt niet. U zoekt natuurlijk naar de revolver of het pistool?" „Ja, het moet een kleine revolver van buitenlandse makelij zijn ge weest." „Dus buitenlands," herhaalde juf frouw Bulstrode nadenkend. „Heeft bij uw weten, iemand van uw staf of van de leerlingen een "uurwapen in bezit?" „In elk geval niet dat ik weet," ant- wordde juffrouw Bulstrode. Van de leerlingen weet ik het zo goed als ze ker. Alles wat ze bij zich hebben wordt bij aankomst, in hun bijzijn, uit gepakt. Als iets dergelijks bij hun bagage was aangetroffen, zou dat niet onopgemerkt zijn gebleven, dat verze ker ik u. Maar doet u vooral, inspec teur, wat u in dit opzicht nodig acht. Ik meen dat uw mannen vandaag het terrein hebben doorzocht." De inspecteur knikte. „Ja. En ik zou graag de overige leden van uw staf vandaag nog willen ondervragen. Een van hen kan een opmerking van juffrouw Springer hebben opgevangen waardoor we enig aanknopingspunt kunnen krijgen. Of misschien iets eigenaardigs in haar gedrag hebben opgemerkt." Hij zweeg even. Toen liet hij erop volgen: „Hetzelfde geldt ten aanzien van de leerlingen." Juffrouw Bulstrode zei: „Ik was van plan enkele woorden tot de meisjes te richten, na het avondgebed. Ik wilde hun bij die gelegenheid vragen mij al les te komen vertellen wat enigerlei betrekking zou kunnen hebben op de dood van juffrouw Springer." „Een uitstekende gedachte," prees de districtscommissaris. „Maar u moet daarbij wel beden ken," vervolgde juffrouw Bulstrode, „dat er misschien een meisje zal zijn dat zich gewichtig wil maken door een voorval overdreven voor te stel len of zelfs te verzinnen. Meisjes kun nen de gekste dingen doen. Maar ik veronderstel dat u vertrouwd bent met dat verschijnsel. „Ik ben het weieens tegengeko men," antwoordde de inspecteur. Zou u me dan een lijstje van uw staf en huispersoneel willen geven?" 3 „Ik heb alle kastjes in de sporthal doorzocht, inspecteur." „Maar niets kunnen vinden?" vroeg Kelsey. „Nee, inspecteur, niets van belang. Gekke dingen in sommige kastjes, maar niets voor ons." „Er zat er niet een op slot, hè?" „Nee, inspecteur. Ze kunnen alle maal op slot, de sleutels zaten erin, maar er was er niet een op slot." Kelsey bekeek aandachtig de kale vloer. De tennisrackets en hockey sticks stonden weer netjes in het rek opgeborgen. „Nou, ik ga weer naar het hoofd gebouw," deelde hij mee, „om de staf te ondervragen." „U denkt toch niet dat het een intern zaakje is geweest, inspecteur?" (Wordt vervolgd) EEN LEUK BOEK over draaiorgels en alles wat er omheen was (verleden tijd, ja) aan leven en vertier, humor en misère, is „Glorieuze Orgeldagen", geschreven door Frans Wieffering, een orgeldeskundige, een gezellige man en een oer- Amsterdammer die zijn Mokum kent als geen ander. Het boek bestaat hoofd- zokelijk uit honderd beschrijvingen van orgels, telkens met een foto van het instrument verlucht, in de straat genomen, de trotse huurders mee op het plaatje, en nergens is er een auto te zien of een televisiemast. Want de eerste zag men vroeger niet in de buurten waar het orgel het meest geliefd was, en de welvaart had de eenvoudige genoegens nog niet in prijs verlaagd. BIJ „BESCHRIJVINGEN" moet men niet denken aan technische uiteenzettingen al verzuimt de schrijver als kenner en liefhebber niet het aantal toetsen, de be zetting en het uitwendige met goed- of af keuring te vermelden, en natuurlijk de meest bekende „boeken" die erop gedraaid werden. Wat de lectuur echter smeuiig maakt zijn de talloze anecdotes, die ruwe, grappige, droevige maar altijd vitale ge schiedenissen die zich rondom het straat orgel en zijn lopers soms leflopers als ze geen vergunning van de politie hadden hebben afgespeeld. Wieffering is iemand die ondanks alle tegenslagen zijn goede humeur bewaard heeft en met een mengsel van weemoed en enthousiasme schrijft over een stedelijke folklore die waarschijnlijk tot spoedige ondergang ver oordeeld is, al vindt men er nog sporen van in de Jordaan, op Kattenburg en in de Kinkerbuurt, en in de volkswijken van Rotterdam. De meeste orgels hebben nu elektrische aandrijving en voorzov/er nog in zuivere staat aanwezig zullen ze mis schien over enkele jaren allemaal door Amerika zijn opgekocht waar ze dan in supermarkets voor mood-music worden opgesteld om de winkelende dames tot in kopen te bewegen op de maat van Jan-de- Pod-wals of de Wolg^bootsman. De verhalen van Wieffering moet men niet navertellen, dan zou het misschien mooischrijverij worden en niets meer te maken hebben met de mensen waar hij over schrijft en nog minder met de auteur- zelf die fris van de lever weergeeft wat hij gehoord en meegemaakt heeft. Hij smukt niet op en kuist nergens en daardoor krijgt zijn boek de waarde van een documentai re, met het draaiorgel als middelpunt, van een stuk maatschappelijk leven uit het Amsterdam van de jaren twintig en dertig. Hier hebt u een paar staaltjes van zijn vertelkunst, eerst het verhaal over ,.De Carillon", waarvan Ate „de Halve Be nen" de huurder was die zo genoemd werd omdat als zeeman zijn benen afgevroren waren en tot onder de knie afgezet. Zijn orgel was op de grammofoonplaat opgeno men en hij had van de maatschappij een paar platen gekregen. Maar thuis bezat hij geen grammofoon, dus gingen ze naar de kroeg, om de platen te draaien. Sien, z'n vrouw, weet natuurlijk wel dat de he ren niet alleen naar de muziek zullen luis teren in het café. Als ze terugkomen, wacht hun dan ook een warme ontvangst. „Ik heb het al gesien", gilde Sientje toen wij boven waren tegen „de Halve Benen", „je bint weer krom!" "Sien, wat leg je nou weer te ouwehoere, hoe kan Ate nou krom wese, hij heit geen pote meer!" zegt „de Neus". Niemand kon meer iets zeggen, we hadden de hik van het lachen. Maar Sientje, op flauwvallen van kwaad heid, zei: „Jullie kanne een beroerte krij- ge, maar ik schink geen koffie in, vuil sootje sekrete". Ate, die oersterke en kalme man, inter rumpeerde terug van: „Sientje je bint een Een half miljoen cijfers, tienduizend letters en tekens, wat donkerblauwe inkt en driehonderd bladzijden stevig wit papier: Dat zijn de ingrediënten van ons nieuwe spoor boekje, met de dienstregeling van 30 mei 1965 tot 21 mei 1966. Het recept voor de verwerking van die ingrediënten is niet zo maar in een paar woorden samen te vatten. De dienstregeling heeft iets weg van een doorlopende kruis woordpuzzel: één verkeerde letter en de volgende woor den kloppen niet meer. Zo zorgen de spoorwegen bijvoor beeld voor tienduizend aansluitingen per dag, uitgaande van de stelregel, dat de reiziger tenminste eenmaal per uur van elk willekeurig station naar iedere andere willekeurige plaats in Nederland moet kunnen vertrekken. De overstap- DE MENSEN op het Bureau Dienst regeling van de N.S. houden daar ter dege rekening mee. Maar er zijn nog talloze andere factoren die ingecalcu leerd moeten worden. Om er maar een paar te noemen: de openingstijden van de spoorbruggen, de beschikbaarheid en de omloopsnelheid van het materieel, de te verwachten drukte op bepaalde uren (forensen), de maximaal toegelaten snelheid op de verschillende baanvak ken en de capaciteit van die baanvak ken, de mogelijkheid van gelijktijdige aankomst en vertrek op de stations, en niet te vergeten: de goederentreinen en de buitenlandse treinen die door het patroon van de binnenlandse verbindin gen heengeweven moeten worden. 18. Het grote ogenblik was aangebroken. Meneer Drom zette de buitenboordmotor op volle toeren en stuurde het bootje in de gapende opening van de KlapTrap. Er stond een sterke stroming in de nauwe geul, waardoor zij slechts langzaam vorderden. Beklemd keken zij naar de gladde wanden, die tergend traag voorbij gle den, elk ogenblik verwachtend, dat de KlapTrap zich weer met een dreun zou sluiten. „We zijn er door," zei meneer Drom na enkele benauwde ogenblikken. „Hier gaat de botsende rots over in een normale kloof." „Hoe kunt u dat zien?" vroeg Panda herade mend. „Aan de rotswanden", antwoordde de ervaren ontdekkingsreiziger. „Daar, waar zij op elkaar dreunen, zijn ze glad en gepolijst door de wrijving, terwijl het gesteente hier grillig van vorm is en uitstulpingen ver toont. Het is dus niet door botsingen afgeplat zoals in de KlapTrap het geval is." „Juist," zei Joris oplevend. „De KlapTrap is dus overwonnen. De rotsen, die eeu wenlang botsten zijn door mijn genie getemd en zul len voortaan open blijven. Vooral met het oog op de terugweg is dat een prettige gedachte en..." Een dreu nende slag maakte een einde aan zijn betoog. De wan den van de kloof trilden en enkele verschrikte vogels vlogen op met akelig gekrijs. „De KlapTrap is weer gesloten," verklaarde meneer Drom, toen de echo's ver storven waren. „Dat zal ons op de terugweg voor en kele problemen stellen..." Wat dat betreft had de Hollandsche Spoorweg-Maatschappij het met zijn dienstregeling „aanvankelijk met dins dag 24 september 1839 tot nadere ken nisgeving van de uren van vertrek der Wagetreinen voor de Dienst tussen Am sterdam en Haarlem" wel wat gemak- keiijker: vertrek van Amsterdam te 8, 10, 3 en 5 Ure en van Haarlem te 9, 2, 4 en 6 Ure. Op het velletje papier was toen ook nog plaats voor de mededeling: „Reizi gers wordt verzocht zich 15 minuten te voren op de siationsplaatsen te bevin den" en „Bagagie of eenige andere Goederen die men verlangt, vervoert te hebben is men verplicht om ten minsten 14 uur voor het vertrek in de daartoe ingerichte kantoren aan te brengen". Zelfs in 1851 kon de dienstregeling nog op de achterkant van een sigarenzakje worden gedrukt. Nu rijden er per dag een kleine tweehonderd treinen tussen Amsterdam en Haarlem tegen de acht van 1839. UITGANGSPUNT van het spoorboek- je-anno-1965 zijn grafieken, die een overzicht geven van de treinenloop in een bepaald gebied. Horizontaal wordt de tijd van 0 tot 24 uur aangegeven, verticaal de stations op het desbetref fende trajekt. De treinen worden in de grafieken getekend met diagonale lij nen, die al naar gelang de snelheid en het aantal stopplaatsen meer of minder steil uitvallen. Insiders lezen van het ingewikkelde kruispatroon van zwarte en blauwe, dunne en dikke strepen in Twee proeven van illustraties uit het hier besproken orgelboek. Links: Het IJskassie, „een 32-toets steenputje van Theo Denies, dat volgens de laat ste berichten zonder front verkocht is aan Wimpie Kleijn". Hierboven De Tiet (of De Tietenkast), die volgens de auteur zijn naam ontleende aan „die twee blote dames met ontblote boezem aan weerszijden van de poort van de fluitenbak". De boezems zijn later ordentelijk bedekt. Een der ei genaars, „Moos Ulevel", heeft het in strument eens tijdens een straatbrui loft in de Jordaan, door een luik in een kelder zien wegzinken. De hele buurt hielp het orgel weer naar bo ven. De Tiet bleek geen schrammetje te hebben opgelopen. goed wijfie, maar je moest een hout hofie en een blik buikie hebben, dan sloeg ik er een deuk in!" „Dat noem se me vent netjes aflevere, jullie binnen een sootje rotsak- ke", zegt Sientje nawrokkend. We lapten onder elkaar en Sientje ging taartjes ha len en schonk koffie. Neen, met geen goud is die tijd te betalen!" En zo gaat het door, het ene kleurige verhaal na het andere, als een soort na bloei van Breero, over al die orgels waar van de namen al een taalgevoelig persoon het water door de tanden doen lopen: De Bazuin, De Dame in de Kap, het Gouwe Kappie, De LangeCLijzen, Het Gasparien- tje, De Turk, De Pelikaan, De Engelekast, Het Lijstekassie, Het Napoleonkassie, Het Stijvebeeldje van Perlee, De Grote Buik, De Wurremebak, De Grote Vreese, De Ge le Vreese, De Vreese van Opoe de Weerd, De Chocoladekast, De Kop in het Kappie, Het Leeuwekopje, De Bloememeid, De Tiet, De Cello, een optocht van honderd orgels, Frans Wieffering aan het wiel, en de lezer er glunderend achteraan. Moge het hem niet vergaan als het groepje Rotterdammers dat door de poli tie uit elkaar geslagen werd en waarvan Wieffering het verhaal heeft opgetekend uit de mond van een ooggetuige. „We deje niks, we stonde alleen maar te luistere want we waren gek op het orgel, en daar komt dat tuig en ramt ons uit elkaar. Dat vonde we vuil en ramde terug en dweilde de goot met die sme- risse an.- Maar die rotzakke begonnen te schiete, en nou komt het mooiste. We waren gevlucht tegen een kerk an, en in de ingang stond een brokkie pastoor met ze hand de deur vast te houwe. Die jurk staat as een idioot te kijke naar ze vinger waar een zootje bloed uitspuit Wat hadde ze, dat zootje getriefel, de ar- reme man geflikt? Ze duimpie afgescho- te! Ik heb me de kelere gelache omdat die hemeldragonder naar bove keek, dacht ie zeker: me duimpie is al tusse de wol- leke". „Glorieuze Orgeldagen" is een uit gave van Oosthoek's Uitgeversmaatschappij Het kost 14.50. Die moet u dan wel eerst bij elkaar zien te „mansen". Sas Bunge tijden onderweg mogen niet te lang zijn wie heeft er tegenwoordig geen haast? maar ook niet te kort, omdat het overstappen dan zou ontaarden in een soort sprint wedstrijd. een oogwenk vertrek- en aankomsttij den, aansluitingen en kruisingen van reizigers- en goederentreinen af. DEZE GRAFIEKEN worden door li- thografen getekend en vervolgens in de eigen drukkerij vermenigvuldigd. Op de afdeling reisgids worden ze verwerkt in een eerste en later definitief ont werp van de dienstregeling en „ver taald" in tabellen met uren, plaatsna men en treinnummers. Dan ook worden de verschillende tekentjes waarvan de meeste in Europees verband zijn vastgesteld aangebracht, zoals de hamertjes voor de werkdagen, het be- stekje voor de restauratie (het is voor de Wagons-Lits een hele toer, een jaar van tevoren al op te geven voor welke treinen restauratiepersoneel beschikbaar zal zijn), het huisje voor de douane en de „zzf" voor zater-, zon- en feest dagen. De driemaal gecorrigeerde afdrukken van het eerste ontwerp gaan eerst ter goedkeuring naar het ministerie van Verkeer en Waterstaat en de directeur- generaal van het Verkeer te 's-Graven- hage. Deze ontwerpen worden, lang voordat de officiële reisgids verschijnt, naar verschillende instanties gezonden, zoals autobusmaatschappijen, reisbu reaus en buitenlandse spoorwegonder nemingen. Van de definitieve ontwerpen worden vergrotingen gemaakt voor de stations, waar de reizigers ze later op aanplak borden of in de bekende cilinders te rugvinden. Op deze manier voldoen de spoorwegen aan hun wettelijke ver plichting, het publiek op de hoogte te stellen van de dienstregeling. De be kende perronvertrekstaten worden door elk station afzonderlijk verzorgd. EIND NOVEMBER wordt een begin gemaakt met het opzetten van de nieu we reisgids oftewel het spoorboekje. Dit gebeurt aan de hand van de dan reeds gecorrigeerde drukproeven van het eerste ontwerp. In de proeven wor den doorlopend de later binnengekomen wijzigingen aangebracht en keer op keer wordt het geheel aangevuld, ge corrigeerd en vergeleken met de bijge werkte grafieken van het Bureau Dienst regeling èn van de tekenkamer, zodat er dubbele controle mogelijk is. De heei P. L. Smulders, chef van het Bureau Reisgidsen, noemt het „pietluttig se cuur werk". En wie aan dat half mil joen cijfers en die tienduizend letters en tekens denkt, kan niet anders dan dat een beetje duizelig beamen Fouten in de gids zijn dankzij al dit werk zeer zeldzaam,maar helemaal te vermijden zijn ze toch niet. Dit jaar is er op de drukkerij in de tabel Roosen- daal-Amsterdam bijvoorbeeld een hele kolom een regel opgeschoven, zodat de vertrektijden achter de verkeerde sta tions staan. Niemand zal er waar schijnlijk over vallen, behalve dan mis schien de meneer die ieder jaar weer schrijft, dat hij „bij het doorbladeren van de nieuwe reisgids toevallig ontdek te datEen hobbyist? Er zijn nu eenmaal mensen die liefst op iedere bladzij opnieuw een verklaring van al le tekens zouden zien. EEN MAAND voordat de nieuwe dienstregeling ingaat, levert de drukker al zestig percent van de oplage (dit jaar 440.000 exemplaren) af. Voor de spoorwegen zou het uiteraard voordeli ger zijn als de gidsen uitsluitend via de stationsloketten werden verkocht (het spoorboekje is geen winstgevend object voor N.S.). Om het de reizigers wat makkelijker te maken zijn ook de boek handel en de kiosken die elk 100.000 voor hun rekening nemen en de reis bureaus (met een omzet van 50.000 exemplaren) bij de distributie ingescha keld. „Rechter Tie" en zijn tekenaar zijn een paar dagen met vakantie geweest. Morgen beginnen zij op deze plaats een nieuw stripverhaal van een boeiend avontuur.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 7