DIEN BIEN PHOE: EEN KEERPUNT IN AZIË
Triest verhaal
van
menselijke fouten
en
heldenmoed
KRACHTEN
„Het regent, onze kleren zijn doorweekt"
Verlaagde
prijzen
Belijdenis
door
Tegenstander
Les voor Pentagon
Een Franse batterij vuurt op onvat
bare guerrilla-strijdkrachten.
Ho Tsji-Minh, de politieke leider van de Vietminh.
Verkenningstocht op de rand van de ondergang.
ACHT MEI 1954 wordt de laatste Franse tegenstand
in de hete, vochtige vallei van Dien Bien Phoe ge
broken. Kolonel Lalande geeft zich met zijn mannen
over aan de Vietminh. Het Franse leger met zijn eeuwen
oude tradities, zijn streng-hiërarchieke indeling, zijn disci
pline, zijn trotse eerzuchtige kolonels en zijn opvattingen
die niet bestand bleken tegen de realiteit van de strijd in
Vietnam, is in de pan gehakt door slecht-uitgeruste boeren
die veelal kunnen lezen noch schrijven. Zij klapten onder
leiding van hun begaafde opperbevelhebber generaal Giap
de val dicht die generaal Navarre voor zijn Franse divisies
zelf had opgesteld. In Azië gaat het verhaal van deze
bloedige militaire nederlaag van het voortreffelijk uit
geruste Franse expeditieleger van mond tot mond. De
mare van de heldenstrijd van de Vietminh verbreidt zich
razendsnel. De Franse nederlaag in Noord-Vietnam is van
wereldomvattende betekenis. Nooit zal na die militaire
debacle de verhouding tussen het Westen en Azië nog
dezelfde zijn als ervoor. Dien Bien Phoe is voor het Westen
het keerpunt in Azië. Het vond er zijn Plataeae. Azië was
niet langer het werelddeel waarmee de koloniale mogend
heden konden doen wat zij wilden.
HET EPOS van Dien Bien Phoe* is
tien jaar later geschreven door de be
faamde, vele malen onderscheiden, li
terator Jules Roy, eens kolonel in het
Franse leger, drager van vele ereteke
nen, vriend van Albert Camus.
Het is de geschiedenis van een mythe
geworden, sober geschreven door een
man die de tragedie ervan diep heeft
gepeild. De hele militaire macht lag
in handen van het Franse expeditiele
ger. Het beschikte over alle moderne
middelen om een oorlog te voeren.
Maar de verachte tegenstander had
een ideaal. Hij had geduld, kende zijn
eigen kracht én zwakheid en was bo
vendien bezield door de tomeloze woe
de samengebald door een vernedering
van eeuwen.
Roy's epische verhaal is juist door
dat het zich strikt aan de feiten houdt
en die plaatst tegen de achtergrond
van menselijke ijdelheid, eerzucht, be
perktheid en opofferingsgezindheid een
belijdenis geworden.
Misschien zullen er over de historische
Franse nederlaag in Indo-China nog
vele nieuwe feiten aan het licht komen.
Maar zij kunnen niets meer toevoegen
of afdoen aan het oordeel over die
gebeurtenissen in 1953 en 1954, zoals
dat door Roy is geveld.
Stap voor stap ontvouwt hij voor zijn
lezers het drama. Navarre, de Franse
opperbevelhebber in Indo-China door
kneed in het werk van de inlichtingen
dienst, faalt volkomen in de interpreta
tie van de stromen informatie die hij
krijgt over de bewegingen van de Viet
minh. Hij vertrouwt op een enkele uit-
zondering na zijn commandanten niet.
Hij krijgt van een onbekwame regering
in het moederland halfslachtige op
drachten en instructies. Hij mist de
moed om van zijn offensief af te zien,
als tenslotte uit Parijs het bericht
komt dat versterkingen niet gezonden
zullen worden.
Hij leeft nog steeds in de droomwe
reld van de militaire academie van St.
Cyr, van de fanfares, wapperende regi-
mentsvlaggen, blinkende eretekenen, de
Franse onoverwinnelijkheid. Van Indo-
China weet hij niets. Hij is enige maan
den vóór de catastrofe van Dien Bien
Phoe in het Verre Oosten aangekomen.
Niemand licht hem volledig in. Hij is
bezield van een idee dat hij de man
is die voor zijn land Indo-China moet
redden. Hij verlaat zich op zijn instinc
ten en veronachtzaamt de harde feiten.
Dat wordt zijn ondergang en die van
de duizenden mannen die hem moeten
gehoorzamen.
Zijn tegenstander is generaal Giap,
opgeleid in het Westen, een bescheiden
geschiedenisleraar die alles wat met
het leger te maken heeft haat, maar
die diep doordrongen is van de gedach
te dat voor zijn volk eindelijk de zelf
standigheid gloort.
Hij heeft vier divisies tot zijn be
schikking, slecht bewapend, slecht ge
kleed. Maar een heel volk van vrouwen,
mannen en kinderen staat achter hem.
Zij zorgen ervoor dat „hun" soldaten
voedsel krijgen en dat de wapens daar
komen waar ze moeten zijn. Zij zwoe
gen dag en nacht over de sluippaden
in de bergen die de vlakte van Dien
Bien Phoe omsluiten, ongrijpbaar voor
de Franse luchtmacht. En als Giap het
laatste bevel geeft, lopen de Vietminh
storm tegen de Franse forten, golf na
Jules Roy, commandeur in het
Legioen van Eer en in het bezit van
vele Franse litteraire prijzen, schrijver
van het adembenemende boek over
Dien Bien Phoe, waar het Franse
expeditieleger in Indochina tenonder
ging.
golf. Zij overstromen ze. Totdat de laat
ste sterkte, die van Lalande, valt.
Roy schreef een uitermate belangrijk
boek. Het is voortreffelijk vertaald door
S. S. R. Boerma. Het geeft een waar
heidsgetrouw verslag van de wijze
waarop een guerrillaoorlog wordt ge
voerd in de jungle en welke strategi
sche normen daarbij gelden. Het toont
aan, hoe langzaam maar zeker licht-
bewapende groepen die bezield zijn van
een ideaal, die het gevechtsterrein ken
nen en die de steun hebben van de
bewoners van dat terrein, een uitste
kend uitgerust en goed opgeleid modern
leger kunnen vernietigen, omdat het
IN DIEN BIEN PHOE is door de
regering van Ho Tsji-Minh een mu
seum ingericht. De materiële ge
tuigenissen van de verschrikkelijke
slag die voor het Westen een keer
punt in Azië bracht zijn daar te
zien: wapens, vaandels, vlaggen.
Jules Roy schrijft daarover: „Toch
geloof ik dat de belangrijkste voor
werpen deze zijn: een paar tot op
het koord versleten sandalen, een
tafelpoot uit ruwe boomtakken ge
sneden en het onderstel van een
bamboebed. Aan deze tafel heeft Vo
Ngoeyen Giap de opperbevelheb
ber van de Vietminh gewerkt: op
dit bed heeft hij geslapen.
Later, als er nog eens een mu
seum zal zijn waar men kan zien
welke misverstanden de volken heb
ben gescheiden, zal men er ook het
air-conditioningsapparaat uit de
werkkamer van Navarre de op
perbevelhebber van het Franse ex
peditieleger en de fauteuil uit
zijn vliegtuig kunnen zien. Dan zal
men wellicht beseffen dat er krach
ten bestaan die de ziel verheffen en
het grootste aller wonderen teweeg
brengen: de mens, die het vrees-
achtigste aller schepselen is omdat
hij het intelligentste is, kan zóver
komen dat hij zijn twee verschrik
kelijkste vijanden trotseert: het lij
den en de dood".
niet los kan komen van zijn conventio
nele taktiek en geen afstand kan doen
van de conventionele wapens.
Dit boek dient men vooral te lezeri
in Washington, in het Pentagon het
hart van de Amerikaanse militaire
macht, omdat het verhaal van Roy veel
verklaart van de huidige toestand in
Zuidoost-Azië en de oorlog tegen de
Al lezende beseft men dat de
op dit moment dezelfde
fouten maken in Vietnam, als de Fran
sen tien jaar geleden. Stap voor stap
schijnen zij af te glijden naar een zelf
de catastrofe. De parallel is ontstel
lend. Dezelfde illusies, hetzelfde op
niets gebaseerde optimisme, dezelfde
luchtbombardementen, dezelfde hef-
schroefvliegtuigen, dezelfde napalm
bommen, dezelfde elitetroepen, hetzelfde
ijdele winstbejag op de achtergrond en
dezelfde tegenstander.
Maar vooral, aan de ene kant dezelf
de toewijding en aan de andere kant
hetzelfde gevoel dat de strijd die woedt
zinloos is, omdat het doel ervan ont
breekt. Het boek van Jules Roy is bran
dend actueel, juist omdat het het ver
haal geeft van een tragedie die reeds
tien jaar geschiedenis is, maar die haar
zware schaduw nog steeds werpt over
geheel Zuidoost-Azië. Een schaduw,
waarin de Amerikanen onwezenlijk
rondtasten.
Jules Roy: „Dien Bien Phoe", keerpuiït
in Azië. (Uitg. J. A. Boom en Zoon). 344 pag.,
vele illustraties en situatietekeningen, 14,90.
5 december 1953
Fragment uit Jules Roy's boek
„PER ETAPPES van dertig kilome
ter overdag of vijftig 's nachts, trekken
de Vietminh-divisies op naar Dien Bien
Phoe. Met snelle tred lopen zij over de
berm van de weg. Niets onderscheidt
de officieren van de gewone soldaten.
Er zijn trouwens geen officieren, maar
alleen mannen die een funktie hebben
gekregen: bevelhebbers over een regi
ment, bataljon, compagnie of batterij,
aanvoerders van een sectie, groep of
eenheid. Als zij niet tegen hun taak op
gewassen zijn, krijgen, zij een waar
schuwing. Een tweede komt er niet.
Niemand bezit een rang, zoals in het
Franse leger, want rangen bestaan niet.
Maakt hij nogmaals een fout, dan ver
neemt de bevelhebber van het regiment
dat hij van zijn post is ontheven; de
sectiechef dat hij gewoon soldaat wordt.
Meestal is zelfcritiek voldoende om fou
ten en vergissingen aan het licht te
brengen. In het volksleger erkent men
ongelijk nog eer dit gebleken is.
Elke strijder draagt zijn wapen,
soms een mortier zonder terugloop of
een drievoet van een mortier, een tas,
een koffertje met vijftien kilo rijst op
de schouder, zijn persoonlijk materiaal,
een veldfles met water en een beetje
zout in een bamboe-buisje. Ze lopen van
het opgaan tot het ondergaan der zon
of omgekeerd, met elk uur een rust
pauze van tien minuten, 's Nachts zijn
die marsen uitputtend. Bij aankomst
delft men loopgraven om erin te schui
len en te slapen, na de voeten te heb
ben gewassen in een teil warm water
met zout. Niet alle soldaten hebben
schoenen; velen, waaronder de dragers,
bezitten slechts sandalen met zolen en
riemen die gesneden zijn uit autoban
den, waardoor soms wonden ontstaan.
Om de slaap en de moeheid te verdrij
ven zingen zij oude liederen waar nooit
een onvertogen woord in voorkomt. Als
het regent, is het natuurlijk het lied van
de regen met zijn refrein:
Het regent, onze kleren zijn door
weekt,
maar onze harten niet.
GROTE VREUGDE heerst er als zij
een andere colonne dragers tegenko
men of inhalen. Dan roepen zij elkaar
toe, improviseren ze liederen en maken
ze grapjes, Jonge meisjes roepen: „Is
mijn man soms bij u?" Dan wijzen zij
naar een soldaat en roepen: „Daar is
hij;" Daarna doen ze alsof ze teleurge
steld zijn en lopen onder luid gelach
van de soldaten met bedroefd gezicht
weg. Komen ze toevallig op eenzelfde
plaats tezamen, dan gaan ze met een
verbazingwekkende onschuld baden in
de rivier; ze slaan hun kwartieren op
en zitten 's nachts bijeen. Het lijkt wel
een wandeling van seminaristen die
nonnetjes tegenkomen. Hun kerk is toe
wijding met ziel en lichaam aan het
vaderland, het enige waaraan ze ge
hecht zijn. De soldatentaal die van na
ture platvloers is en weinig geschikt om
het doel waarvoor men strijdt op een
hoger vlak te brengen, lijkt in het volks
leger op die van kinderen die oorlogje
spelen. De enige gevoelens die tot uit
drukking komen, zijn een voorbeeldige
discipline en een vurige overgave. Elke
groep dragers wil een erenaam op de
ranglijst verdienen; elke strijder wil
zich opofferen. Al lacht men daarom,
men wordt uiteindelijk toch getroffen
door de resultaten die bereikt worden
door de mensen steeds maar dezelfde
leer in te stampen.
IN ELKE eenheid zijn de mannen in
gedeeld in cellen van drie, volgens Chi
nees voorschrift. Dat vergemakkelijkt
de instructie en het binnendringen in de
diepste intimiteit van de mens. Welke
gedachten kunnen zo verborgen blijven?
Hoe zou de ziel zich onder een derge
lijke druk niet totaal blootleggen? Het
overwicht van de politieke commissa
rissen maakt alle strijders tot werktui
gen in de hand van de opperbevelhebber
en de partij. Niet alleen dat de be
velen worden uitgevoerd: ieder ver
plicht zich onder ede te allen tijde zijn
uiterste krachten in te spannen.
Het is een verschrikkelijke machine
waartegen Navarre te pletter zal lopen
zonder haar te kennen!"
DE OORLOG in Indochina wordt
door de Fransen gevoerd tegen ver
laagde prijzen met overtollige Ameri
kaanse legergoederen. Vanuit het na
bije China worden wapens en ma
terieel naar de divisies van Giap ge
zonden. Zeven jaren hebben het werk
tuig dat de overwinning moest ver
zekeren, versleten en niet geslepen,
aldus Jules Roy.
„TEGEN verlaagde prijzen? Hij kost
een of twee miljard franc per dag en
elk schip dat het anker licht in Saigon
of Haiphong heeft steeds een ruim vol
doodkisten. Van zijn adjudant, die te
vens zijn vriend is en al voor de der
de maal in Indo-China, heeft Navarre
vernomen dat het verraad hoogtij
viert; geen gesprek, geen papier, geen
gebaar, dat niet onmiddellijk wordt
opgevangen of overgebriefd. Hoe zou
hgt zijn als het ongedierte van de
overzijde strijdwagens en vliegtuigen
bezat? Misschien zou men ze kunnen
grijpen, maar hunnerzijds zouden zij sto
ten kunnen toebrengen; immers, dat
ongedierte is ervan overtuigd dat het
vroeg of laat zal winnen en het vreest
de dood niet.
WAAROM vechten wij? Niemand weet.
het nog. De Lattre heeft het verklaard:
voor de onafhankelijkheid van Vietnam.
Maar iedereen heeft maling aan Viet
namese onafhankelijkheid, in de eersta
plaats Vietnam zelf. Het bezit haar al
bijna.
Het Vietnamese leger is op zoek naar
een geloof en zijn regering bezit geen
autoriteit of rechtschapenheid. Voor
50.000 piasters krijgt men vrijstelling
van de militaire dienst. De jonge offi
cieren die van de scholen komen, trach
ten eerst bij de intendace of admini
stratieve dienst te komen, waar men
zijn zakken vullen kan. Slechts da
laatstgekomene voegen zich met tegen
zin bij de troepen. Waarom zouden zij
er iets voor voélen zich te laten doden
voor de heer Tam, hoofd van de re
gering, voor generaal Hinh, de zoon
van Tam, of voor Z.M. Bao Dai, di«
begrepen heeft dat de dynastie der kei
zers van Annam in hem een droevig
einde vinden zal en dat hij alleen voor
zichzelf heeft te zorgen. Maarschalk da
Lattre heeft een rij betonnen blokhui
zen achtergelaten, bestemd tot het af
slaan der aanvallen aan de deltarand
en waar men de dienstkloppers en de
genen, die tegen de vooruitgang zijn,
opsluit. „De grootste zwijnen in het be
ton."
ER IS, dit citaat maakt het wel heel
duidelijk, in Zuid-Vietnam tien jaar
later nauwelijks iets veranderd. De
strijd tegen de Viet Cong wordt door
de Zuidvietnamezen met grote tegenzin
gevoerd. De regimes wisselen elkaar
af met zulk een grote snelheid dat
zelfs de Amerikanen het bijna niet
meer kunnen bijhouden. Eigenbelang
en winzucht lijken de enige motieven
die de leidende figuren van Zuid-Viet
nam bezielen bij de strijd die zij an
deren zoveel mogelijk laten voeren. Ju
les Roy beschreef dezelfde toestanden.
Zij liggen aan de wortel van de on
dergang van het Franse imperium in
Zuidoost-Azië.