I
GESPREKKEN
MET
UITGEVERS
(I)
IN 1963: 10.000 NIEUWE TITELS
Coöperatieve vereniging
Litteraire uitgeverij
Tafel vol manuscripten
Groepsvorming
Nieuwe romans
Eerste paperback
Skoop en De Gids
Vijftigers en Zestigers
Kranten schieten tekort
LjwjmrawfwniMwnrjwww*?"- WM1a<»Awiwwuüuwiiifjiioui>Miw'ji^jw«wuiiwuw
IN NEDERLAND werken driehonderdvijftig uitgevers die in 1963
tezamen tienduizend nieuwe titels op de markt brachten. Van deze 350
zijn er 140 die meer dan tien boeken per jaar uitbrengen („maken" zegt
men in het vakjargon). De grootste produktie heeft de schoolboeken
uitgever Wolters in Groningen met jaarlijks 700 boeken. In tegenstelling
tot alle verwachtingen en ondanks de toenemende verscheidenheid in
vrijetijdsbesteding voorop de televisie worden de Nederlanders steeds
meer een lezend volk. De taak van de uitgever met zijn deels culturele,
deels commerciële functie wordt hierdoor steeds belangrijker en
gecompliceerder.
De uitgevers hebben een eigen organisatie, de Koninklijke Nederlandse
Uitgeversbond, gevestigd te Amsterdam. De boekhandelaren hebben de
Vereniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, die dit
jaar honderdvijftig jaar bestaat, ter gelegenheid waarvan in het RAl-
gebouw vorige maand een Nationale Boekenmarkt is gehouden.
Met een zestal vooraanstaande Nederlandse uitgevers hebben onze
medewerkers Cees Sorgdrager en Sas Bunge gesprekken gevoerd over
hun opvattingen en problemen. Hieronder volgt als eerste in deze reeks
een verslag van hun bezoek aan De Bezige Bij.
v
v-
iiv. v* "r
•f- r-
Geert Lubberhuizen: „Zorgen dat
er geen talent verloren gaat"
DE BEZIGE BIJ in Amsterdam: een flink huis in de
onopvallende Van Miereveldstraat in de buurt van
het Concertgebouw. In de hal liggen tot schouder
hoogte pakken boeken opgeslagen; een opengebroken pak
brengt de onvermijdelijke Ik Jan Cremer aan het licht.
In een soort typekamer, met buiten op de deur „Hier
melden" en binnen een meisje achter een schrijfmachine
dat de telefoon bewaakt, wachten we even op directeur
Geert Lubberhuizen. Een laag tafeltje voor ons ligt vol-
gestapeld met doorslagen van bestelbriefjes van boek
handelaren: 2 liefde, 6 liefde, 4 liefde, 1 liefde, 2 liefde
Het nieuwe boek van Simon Vinkenoog, begrijpen we („zijn
bekering tot God door de marihuana", hadden we gelezen
in de aanbiedingsfolder voor de boekhandel). De aantallen
demonstreren hoe zeer een boek een produkt is dat mond
jesmaat wordt verkocht. Om rijk te worden moet je geen
uitgever worden, althans geen litteraire uitgever.
IN ZIJN KAMER boven laat Lubberhuizen ons een foto
zien, waarop hij Vinkenoog het eerste exemplaar van diens
DE BEZIGE BIJ i» eind 1942 voort
gekomen uit een studentengroep in
Utrecht, die zich bezig hield met het
onderbrengen en het verder op hun
onderduikadres verzorgen van Joodse
kinderen uit Amsterdam, Geert Lub
berhuizen, in die dagen student in de
scheikunde, maakte er deel van uit en
was in het bijzonder belast met het
bijeenbrengen van geld. Voor dat doel
is toen bij een kleine drukker een
rijmprent gemaakt van Camperts ge
dicht „De achttien doden". De op
brengst van de illegale verkoop daar
van kwam in de kas van de groep.
Dat was het begin.
Andere uitgaven volgden, weldra ook
boeken. In totaal heeft men in die oor
logsjaren 75 illegale uitgaven verzorgd
(zoals bv. het Vrij Nederlandsch Lied
boek, dat nog steeds wordt verkocht),
waarmee in totaal 800.000 is ver
diend voor de goede zaak, later ging
men ook boeken uitgeven waarvan de
opbrengst was bestemd voor andere
groepen, zoals bv. schrijvers en to
neelspelers die brodeloos waren geraakt
doordat zij zich buiten de Kultuurka
mer hadden gehouden. Van een ver
taling van Steinbecks „The moon is
down" („De vliegenvanger") zijn op
deze manier ten bate van de acteurs
duidend exemplaren verkocht k hon
derd gulden per stuk. Van auteurs wer
den eigen boeken uitgegeven.
Waar komt de naam Bezige Bij van
daan?
Lubberhuizen: „Ik droeg in de oor
log de schuilnaam Bas, en werd van
wege mijn bedrijvigheid door mijn
vrienden aangeduid als „Bas, busy as a
busy bee". Zo kregen wij onze naam".
AL VROEG IN DE oorlog werd ge
sproken over een na-oorlogse voortzet
ting van de uitgeverij. In december
1944 werd in het verbogene de Coöpe
ratieve Vereniging De Bezige Bij op
gericht, die thans ongeveer zestig le
den-auteurs telt. Dat wil zeggen: het
bedrijf is een gezamenlijke onderne
ming van de auteurs, onder wie jaar
lijks 75% van de winst wordt verdeeld
(volgens een ingewikkelde, deels ge
heime verdeelsleutel, die in handen
ligt van een winstverdelingscommissie).
Daarnaast hebben de auteurs normale
contracten.
Op de jaarvergadering kunnen de le
den hun stem laten horen inzake het
gevoerde beleid. Auteurs die minstens
twee boeken hebben uitgegeven, kun
nen op uitnodiging van het bestuur lid
worden (waaruit valt af te leiden, dat
bijvoorbeeld Jan Cremer geen lid is).
Het bestuur bestaat uit prof. mr. W.
H. Nagel (J. B. Charles) (voorzitter),
Han G. Hoekstra (secretaris), J. J.
Klant (penningmeester), Bert Schier-
beek en Harry Mulisch (leden).
boek overhandigt. Ze staan op een grote, lege binnenplaats,
met op de achtergrond het Huis van Bewaring. Het is een
gekke foto. „Gemaakt op zondagmorgen, toen ik Simon heb
afgehaald uit de gevangenis, waar hij die dag werd ont
slagen", vertelt Lubberhuizen. g
„Ja, het contact met onze auteurs is intensief. Ach, weet
je, het is hun eigen uitgeverij (de coöperatie-vorm). Ze
komen hier veel over de vloer. Zo tegen een uur of vijf
dan is het hier vaak een soort sociëteit, dan drinken we
een borreltje en dan wordt er wat gepraat
De deur gaat open, en als om het gesprokene te beves
tigen, steekt Cees Nooteboom zijn hoofd om de hoek.
„Dag Cees", zegt Lubberhuizen.
„Ik ga op reis, naar Frankrijk, dan weet je dat. Kan ik
nog iets voor je doen?", meldt de ander.
„Nee, dank je, ik geloof het niet. Veel plezier".
De deur gaat weer dicht. Lubberhuizen zit gereed voor
onze vragen; zakelijk, efficiënt, een man met weinig tijd.
Hadden we het soms anders gewild? Nou dan.
Bij begonnen ook de Gard-Sivikgroep
bij zich binnen te halen).
Van de titels in de fondslijst die met
dat gezicht niet in overeenstemming
zijn (Henri Knaps geplastificeerde grap
jasserij, aquariumboeken etc.) zegt
Lubberhuizen desgevraagd: „Dat was in
gen. „Hier, één.twee.drie.vier.
manuscripten, allemaal van totaal onbe
kenden". Hij leest voor uit de begelei
dende briefjes, „...hierbij neem ik de
vrijheid u een manuscript.heb ik
een roman voltooid waarvan ik.
voelde ik mij gedrongen mijn persoon
lijke ervaringen.
ALS ENIGE UITGEVERIJ in Neder
land kent De Bezige Bij de instelling
van „readers" in vaste dienst, die zich,
op basis van een maandsalaris, bezig
houden met het beoordelen van de inge
zonden manuscripten. Het zijn Oscar
Timmers, Remco Campert, Adria«.n
Morriën, Bert Schierbeek en Koo«
Schuur.
„Eens in de veertien dagen hebben
we hier redactievergadering. Dan ligt
deze tafel tot zo hoog (hand een halve
meter naar boven) volgestapeld met
manuscripten. Nee, ik lees alleen de
manuscripten waarop gunstig is gead
viseerd. Een nieuwe Vestdijk lees ik
pas van de proeven".
„En de keuze van de vertalingen?"
„Dat gebeurt ook door de readers. Al
die vertaalde boeken gaan moeilijk,
maar het is fijn om ze uit te geven.
Je hebt 't ook zo nodig als maatstaf
voor je Nederlandse uitgaven".
„De oplagen? Voor een Litteraire
Reuzenpocket ongeveer 4.000, dan spe
len we quitte. Voor een gewone Litte
raire Pocket ligt dat ongeveer bij 3.000.
Van de winstuitkering aan de leden
wordt 25'°/o contant uitbetaald, de res
terende 75% wordt bijgeschreven op hun
ledenaandeel in het bedrijf. In de toe
komst hoopt De Bezige Bij op deze
aandelen te kunnen gaan uitkeren.
„Je kan het vergelijken met een
melkcoöperatie", expliceert Lubberhui
zen. „Boeren die melk inleveren en
jaarlijks delen in de winst naar ge
lang de hoeveelheid en het vetgehalte
van de door hen ingeleverde melk.
Maar boeren storten tevoren geld in
hun coöperatie, en dat hebben wij eerst
voor onze auteurs moeten verdienen.
We zijn direct na de oorlog gestart
met een beginkapitaal van 28.000, dat
is dus bijna niks".
INMIDDELS IS DE Bezige Bij een
naam geworden, een uitgeverij met een
eigen gezicht. De auteursnamen op de
fondslijst tekenen de ruwe omtrek van
dat gezicht: romanciers als Mulisch,
Claus, Vinkenoog, Campert, Schier
beek, Polet, Vestdijk, Lehmann, Her
mans (sinds diens ruzie met Van Oor
schot), Nooteboom, Vanvugt, Ivo Mi-
chiels, Hugo Raes; een gestage pro
duktie van „veelbelovende debuten";
dichters als Lucebert, Voeten, Elburg,
Charles, Koos Schuur (de Vijftigers),
voorts de reeks Kwadraatpockets en
-pamfletten, waarin onder redactie van
J. B. Charles, H. J. A. Hofland en
Jan Vrijman wordt getuigd van een
progressief maatschappelijk engage
ment; vertaald toneel (van Shakes
peare en Pirandello tot Pinter, Bec-
ket en Genet) en vertalingen van mo
derne Franse, Angelsaksische en an
derstalige auteurs zoals Henry Miller,
Camus, Sartre, Kerouac, Giraudoux,
Robbe-Grillet, Faulkner, Salinger, Bu-
tor, Borges, Le Clézio.
Verder de uitgave van het driemaan
delijkse Randstad (een internationaal
georiënteerd litterair tijdschrift in poc-
ketvorm, onder redactie van Hugo
Claus, Ivo Michiels, Simon Vinkenoog
en Harry Mulisch), de Film/Schrijf
krant (tweewekelijks, voor wat het
boekengedeelte betreft een recensieblad
onder redactie van J. Bernlef) en, sa
men met J. M. Meulenhoff, het cultu
rele maandblad De Gids (redactie W.
L. Brugsma, dr. A. L. Constandse, prof.
dr. Sybren de Groot, Han Lammers en
Harry Mulisch).
HET IS HET GEZICHT van een uit
gesproken litteraire uitgeverij, die gre
tig openstaat voor eigentijdse auteurs
en debutanten, die gewild of ongewild
altijd een beetje in de hoek zit van ru
moer en publiciteit, en die ongaarne de
boot lijkt te willen missen van het
laatste modernisme (zeer onlangs is de
het verleden een noodzaak, een econo
mische noodzaak, dat moesten we vroe
ger wel doen. Van ons fotoboek over
Wilhelmina zijn 36.000 exemplaren ver
kocht. Maar de opzet is een litteraire
uitgeverij te zijn en met een beetje
geluk kan 't".
GEVRAAGD NAAR DE richting die
hij met zijn uitgeverij op wil, zegt hij
met klem: „Het is je taak als uitge
ver te zorgen dat er geen talent ver
loren gaat, ook al verlies je er op. Dat
is een grondprincipe. Je vergist je na
tuurlijk ook wel eens in iemand in wie
je wat dacht te zien. Maar bedenk wel:
bij het tweede boek worden we veel
eisender".
„Ja, inderdaad, we worden over
stroomd met manuscripten. Daarvan
is 95 pet. of meer onbruikbaar". Hij
zegt het gelaten, een beetje vermoeid
en afwezig (zoals hij er trouwens dit
hele gesprek met zijn lange, ietwat ge
spannen gestalte bijzit alsof hij er
slechts met veertig percent van zijn aan
dacht bij aanwezig is een ijsberg
waarvan een aanzienlijk deel niet aan
het licht komt, zo lijkt het).
Hij staat op, loopt naar zijn bureau
en komt terug met de post van die mor-
mm
Maar pas als we daar bovenuit komen,
gaan we er aan verdienen."
WAT ONS WAS gebleken bij vrijwel
alle uitgevers die wij hebben bezocht,
wordt ons ook door Lubberhuizen beves
tigd: de uitgever is steeds op zoek naar
bruikbare manuscripten, hij maakt
jacht op talent (zij het onder het na
drukkelijke voorbehoud, dat de uitge
ver zich er angstvallig voor hoedt
auteurs van andere uitgevers naar zich
toe te trekken, terwijl de schrijvers zo
veel mogelijk hun uitgever trouw blij
ven dat is een ongeschreven ereco
de). Die „talentenjacht" voltrekt zich
via het mechanisme van de groepsvor
ming rond zo'n uitgeverij, het netwerk
van persoonlijke relaties met auteurs
en andere figuren uit het culturele le
ven, dat tezamen als vanzelf het aan
zijn geeft aan een bepaald geestelijk,
litterair en maatschappelijk klimaat.
Het is dat mechanisme, dat een lit
teraire uitgeverij haar gezicht en haar
continuïteit geeft (het binnenkomen van
manuscripten). De persoon van de uit
gever is er de spil van. Hij katalyseert
de creativiteit van zijn kring en speelt
daarmee een stimulerende rol in net
litteraire leven. Op hun beurt vervullen
de auteurs voor hun uitgever stuk voor
stuk de rol van „scouts", aanbrengers
van jong talent.
Het is een sneeuwbaleffect dat som
mige collega-uitgevers wel eens met ja
loerse ogen doet kijken naar het druk-
Geert Lubberhuizen.
beklante litteraire café dat Lubberhui
zen van zijn Bezige Bij heeft gemaakt.
„HEEFT U NOOIT een serie overwo
gen van wetenschappelijke boeken voor
een breder publiek, omdat daar een gro
te markt voor is?" vroegen wij Lub
berhuizen. „Nee," was het antwoord,
„we hebben onze handen vol aan de
litteratuur en de nevengebieden daar
van. Dit jaar komen er nieuwe boeken
uit van Mulisch („De zegelbewaar
ders"), Campert („Het gangstermeis
je"), Claus, Vanvugt en Hermans
(„Hermans heeft me zojuist telefonisch
meegedeeld, dat hij op 1 juli het ma
nuscript hoopt gereed te hebben"). En
dan heb je nog je debuten en je ver
talingen."
„En dan moet je vooral ook niet ver
geten, dat de boekhandel een natuurlij
ke rem is op de produktie van een uit
geverij. Per jaar kan je ten hoogste
drie keer met een aanbieding komen,
en een aanbieding kan toch zeker niet
meer dan dertig titels tellen."
EEN BOEKENKAST die een hele
wand beslaat van de grote, modern in
gerichte directeurskamer (met aan de
muur een metershoog geschilderd por
tret van Remco Campert door Fritsie
ten Harmsen van der Beek, een groot
doek van Willem Hussem en de inge
lijste rijmprent „De achttien doden"
waarmee De Bezige Bij haar uitgevers-
werk begon), in welke boekenkast alle
uitgaven van De Bij zijn geborgen, il
lustreert de eerder omschreven groei
naar uniformiteit van het fonds. Unifor
miteit ook wat het uiterlijk van de boe
ken betreft, want de „Litteraire Reu
zenpockets" van De Bezige Bij zijn een
begrip geworden („Het stenen bruids
bed" van Mulisch was, meen ik, de
eerste Nederlandse paperback", zegt
Lubberhuizen, „maar we blijven ook
steeds een klein aantal gebonden boe
ken uitgeven").
Een begrip dat door De Bezige Bij
met enige zorg wordt gekoesterd, want
zij timmert graag een beetje aan de
weg en heeft er goed oog voor, dat er
na de oorlog een groot nieuw lezerspu
bliek is ontstaan.
„Er wordt méér gekocht en er wordt
bewuster gekocht", zegt Lubberhuizen.
„Neem alleen maar eens de jongeren
van de middelbare scholen. In mijn tijd
was ik de enige van mijn klas die wel
eens een boek las, bijna niemand durf
de de drempel van de boekwinkel over.
Dat is radicaal veranderd, ik zie het
aan mijn eigen kinderen. De jonge
ren van tegenwoordig kopen boeken. In
de eigentijdse litteratuur vinden ze bo
vendien vaak hun eigen problemen te
rug".
VAN POLAK EN VAN GENNEP
hadden we gehoord, dat het jonge film
blad Skoop (op de exploitatie waarvan
P. v. G. vorig jaar ongeveer 10.000
hebben toegelegd) dit jaar zal worden
overgenomen door De Bezige Bij. Lub
berhuizen: „Ja, ook in De Bezige Bij
heb je pressure groups. Mensen als
Vrijman en Campert stellen het op
prijs dat wij iets doen voor de jonge
filmers. Nee, zonder verlies zal het bij
ons ook niet gaan. Overigens gaan we
Skoop uitgeven in samenwerking met
Meulenhoff, net als De Gids.
Dat samendoen met Meulenhoff wordt
steeds meer uitgebouwd. We hebben
juist de aanleg voltooid van een geza
menlijk adressenbestand, maken sa
men reklame, advertenties, boekenmo
lens en zo meer".
Gevraagd hoe het komt, dat De Be
zige Bij geen eigen litterair tijdschrift
heeft (proeftuin en kweekplaats voor
aankomende auteurs), zegt hij eerst:
„Moet er soms wéér een nieuw litte
rair tijdschrift komen?", maar na enig
aanhouden onzerzijds lachend: ..Ja, Po
dium houdt Meulenhoff zelf. Wat dat
betreft zijn we regelrechte concurren
ten. Achteraf gezien is het stom dat ws
Podium in 1948 hebben laten lopen".
GEVRAAGD OF HET binnenhalen
van de Gard-Sivikgroep (Armando,
Sleutelaar, Vaandrager, Verhagen c.s.,
pleitbezorgers van „De nieuwe poëzie",
pop-art, Nul, Zero en hoe de bewegin
gen in die hoek verder mogen heten,
zich ook wel noemende „De Zestigers"),
of het binnenhalen van die groep het
„gezicht" van De Bezige Bij niet ver-
stoort, zegt Lubberhuizen: „Als uitge
ver moet je oppassen dat je je niet
exclusief vastbindt aan één litteraire
generatie (i.e. De Vijftigers). Ander»
verdwijn je als uitgever met het ver
dwijnen van die generatie".
Hij doet het verhaal hoe de Gard-Si-
vikredactie onenigheid kreeg bij Nijgh
en Van Ditmar en bij hem aanklopte
om te praten over overname van het
tijdschrift („het blijft vervelend om op
zo'n manier in contact te 'komen met
auteurs"). Van een voortzetting van
Gard Sivik is het niet gekomen (het
blad is ter ziele), maar wat er wel uit
de bus kwam, was „De nieuwe stijl",
een pocket met als ondertitel „werk van
de internationale avant-garde", waar
van het de bedoeling is dat er meer
afleveringen van zullen verschijnen.
„Staat u er zelf achter, achter de
richting, de mentaliteit?", vroegen we
Lubberhuizen. at hoeft niet", was
zijn antwoord, „ik vond het idee van
„De nieuwe stijl" leuk". En na enig
aandringen: „Ik sta er niet achter zo
als ik achter de Vijftigers stond, maar
waar moeten die jongens dan naar toe?"
TEN SLOTTE NOG iets over de litte
raire critiek in Nederland, uit ontevre
denheid waarover De Bezige Bij is be
gonnen met de (Film)/Schrijfkrant.
Van de ten-doop-houding van dat blad
herinner ik mij van Lubberhuizen de
uitspraak „De hoofdredacteuren van da
Nederlandse kranten begrijpen niet, dat
het verschijnen van een boek een ge
beurtenis is". Nu zegt hij: „We mis
sen in Nederland een Times Literary
Supplement, een Figaro Littéraire,
een Welt im Buch. De Nederlandse
kranten schenken te weinig aandacht
aan de litteratuur. Er is te weinig in
zicht in het belang van goede boeken
pagina's. Hoofdredacties die menen dat
daar geen belangstelling voor is, ver
gissen zich. Zij miskennen het ruimere
leesklimaat dat in de naoorlogse ja
ren is onstaan. Waarom wél dag in
dag uit schrijven over het televisiepro
gramma van de vorige avond dat nooit
meer terugkomt, en niet wat meer
ruimte durven te geven aan nieuwe
boeken?"
En over de Schrijfkrant: „Die begint
te lopen. We hebben nu ongeveer 6.000
abonnees en dat aantal neemt steeds
toe. Maar we willen er mee door
kunnen gaan, dan moeten we voor
september de 10.000 hebben bereikt".
(Volgende week: „Polak Van Gennep")