Een kat tussen de
duiven
KLEINE
ZWARTE
WOLK
PANDA EN DE BRON
W
r
a|
r
m
k.
Rechter Tie en de antieke
19
Een detectiveverhaal
door Agatha Christie
WONDERLAND
door dr, Robert van Gulik
Rr
ZATERDAG 5 JUNI 1965
Ons vervolgverhaal
1
De Baron zonder jacquet
BESTE JONGENS EN MEISJES,
ZIJN JULLIE OOK trouwe lezertjes van deze
eigen kinderkrant? Of misschien lezen jullie vader
of moeder de verhaaltjes voor? Iedere week leven
jullie mee met de gebeurtenissen in de verhaaltjes
en de gedichtjes. Misschien zelfs leren jullie deze uit
het hoofd.
DEZE VERHAALTJES, gedichtjes en tekeningen
worden gemaakt door grote mensen. Mensen die
wel zo groot zijn als jullie oudere broer of zus, jullie
vader en moeder. Maar, zo dachten we, jullie kun
nen zelf ook wel iets.
OP SCHOOL MAAK JE toch ook wel eens teke
ningen. Je schrijft, als je op de lagere school zit,
natuurlijk ook wel eens een verhaaltje.
WE WILLEN ERG graag weten wat jullie zoal
kunnen. Als je nu eens wat instuurt? Dan zullen wij
zien of het geschikt is om op deze pagina af te druk
ken. Het wordt dan een échte kinderkrant. En wie
weet, als je tot de besten behoort, zit er nog een
prijsje aan vast. Vergeten jullie niet NAAM,
ADRES, WOONPLAATS en LEEFTIJD erbij te
schrijven? Doe je best maar!
DE KINDERKRANT
(ÖALT^tsHEVS
im LEWIS (ARfcOLL
vEEEMoe Duev luistejst aandachtig
=e.vyyL de vpeemps. eechtszitting,
HAAR
HOOF Dl
V," -JV.:
38)
„Nee, ik bedoel de moordenaar.
Dat doen ze toch? Terugkeren naar
de plaats van het misdrijf? Dat
schijnt te moeten, uit innerlijke
dwang, zeggen ze."
„U kunt gelijk hebben," zei Adam,
in het rek naar de tennisrackets kij
kend. „Waar kan ik dat van u vin
den?"
„Bij de U, helemaal aan het eind,"
wees Julia. „Kijkt u maar, de naam
staat erop."
„Het is een oud beestje, maar van
beste kwaliteit," prees Adam.
„Mag ik dat van Jennifer Sutcliffe
tegelijk meenemen?" vroeg Julia.
„Da's een nieuwe!" sprak Adam
waarderend, toen hij het haar ter
hand stelde.
„Spiksplinternieuw!" antwoordde
Julia. „Dat heeft ze pas van haar
tante gekregen."
„Wat 'n bof, zo'n tante!"
„Ja, maar ze heeft ook een goed
racket nodig. Jennifer speelt reuze-
goed. In de laatste weken is haar
backhand ook zo vooruitgegaan." Ju
lia keek nog eens rond. „Zou u den
ken dat hij heus nog eens terug
komt?"
Adam moest even nadenken. „O,
de moordenaar, bedoelt u? Nee, ik
denk niet dat daar veel kans op be
staat. Dat zou te riskant voor 'm
zijn."
„Heeft de politie al aanwijzingen
gevonden?" informeerde Julia be
nieuwd.
„Dat zullen ze mij heus niet vertel
len!"
„Neen, dat denk ik ook wel niet.
Vindt u misdaden ook zo interes
sant?" Zij zag hem daarbij onderzoe
kend aan. Hij beantwoordde haar
blik. Dit meisje had nog niets van een
volwassen vrouw. Zij zou wel onge
veer even oud zijn als Shaista, maar
uit haar ogen sprak enkel maar weet
gierigheid, en dat op een sympathie
ke manier.
„Och, dat vinden we allemaal ei
genlijk wel," luidde Adams antwoord.
Julia knikte toestemmend. „Ja, dat
geloof ik ook.. Ik heb ook allerlei
verklaringen bedachtmaar de
meeste zijn te vergezocht. Toch vond
ik het wel aardig."
„Was u niet zo erg gesteld op juf
frouw Vansittart?"
„Och, ik heb eigenlijk nooit goed
over haar nagedacht. Zij was heel ge
schiktEen beetje zoals Bully
juffrouw Bulstrode.. maar toch ook
niet helemaal. Net een invalster voor
de hoofdrol. Maar ik vind Tiet wel et-g
naar dat zij dood is."
Julia ging er met de twee rackets
vandoor. Adam bleef nog wat in de
sporthal rondneuzen. „Wat drommel,
vrat kan hier van zoveel betekenis
zijn geweest?"
4
„Hemeltje, daar heb je Ma!" riep
Jennifer verschrikt, terwijl ze een
door Julia met kracht geslagen bal
rustig liet passeren. Beide meisjes
richtten hun blik op de geagiteerde
mevrouw Sutcliffe, die, vergezeld van
juffrouw Rich, gesticulerend kwam
aanstappen.
„Wat een onnodige drukte!" zei
Jennifer gelaten. „Dat is natuurlijk
allemaal vanwege die moorden. Bof
jij even, Julia, dat jouw moeder hoog
en droog in een bus in de Kaukasus
zit?"
„Ik heb altijd tante Isabel nog!"
„Tantes denken heel anders. Hallo
Ma!" begroette zij haar moeder, toen
deze bij de tennisbaan gekomen was.
„Je moet direct gaan pakken, Jen
nifer. Je gaat mee naar huis!" zei
mevrouw.
„Ik mee naar huis? Waarvoor?
Toch niet voorgoed?"
„Ja, dat is de bedoeling."
„Nee, Ma, dat kan .heus niet. Mijn
tennis wordt net zo reuzegoed. Ik
maak grote kans dat ik de singles
win en Julia en ik halen misschien
de doubles, al is die kans kleiner."
„Nee, kind, je gaat vandaag mee
naar huis!"
„Waarom?"
„Stel geen vragen!"
„Zeker vanwege juffrouw Springer
en juffrouw Vansittart. Maar er is
toch niets met de leerlingen ge
beurd! En over drie weken hebben
we de schoolwedstrijden al. Ik zal
met vèrspringen wel winnen. Bij de
hordeloop maak ik ook een goede
kans, Ma."
„Er valt niet te redeneren, Jenni
fer. Je gaat vandaag nog mee naar
huis. Je vader staat erop!"
Nog voortdurend betogend wandel
de Jennifer met haar moeder naar
het hoofdgebouw. Toen draaide zij
zich plotseling om en holde naar de
tennisbaan terug.
„Dag, Julia! Met Ma valt niet te
praten. Met Paps evenmin, lijkt het
wel. Misselijk, hè? Dag, hoor, ik
schrijf je nog wel."
„Ik schrijf je ook wel en zal je van
alles op de hoogte houden."
„Ik hoop niet dat ze nu juffrouw
Chadwick zullen vermoorden. Dan
nog liever mademoiselle Blanche.
Wat jij?"
„Ja, die zouden we best kunnen
missen. Zag je dat zwarte snuit dat
juffrouw" Rich trok?"
„Nou! Ze zei geen stom woord.
Haar gezicht deed me aan iemand
denken. Maar dat was een héél dikke
dame. Rich was razend omdat Ma
me is komen halen. Ik vind ouders
onuitstaanbaar. Ik vind dat jij maar
boft.."
„Nu ja, maar laat ik je vertellen
dat ik nu best zou willen dat Mam
mie maar wat dichterbij zat dan he
lemaal in Klein-Azië!"
„Jennifer!!"
„Kom al!"
Julia liep daarna in haar eentje
met gebogen hoofd heel langzaam
naar de sporthal terug. Steeds lang
zamer liep zij. Tenslotte bleef zij vol
komen stil staan. Daar stond ze, met
gefronst voorhoofd, in gedachten ver
zonken.
De bel voor de lunch werd geluid.
Maar zij hoorde het niet. Zij keek
naar haar tennisracket, deed nog
een paar stappen op het tuinpad,
maar draaide toen resoluut op haar
hakken rond en liep naar het hoofdge
bouw. Daar ging zij door de voordeur
naar binnen, iets wat eigenlijk niet
mocht. Zij vermeed daardoor een ont
moeting met andere meisjes. De hal
lag verlaten. Julia holde de trap op
naar haar slaapkamertje, keek vlug
rond, tilde vervolgens de matras van
haar bed op en schoof het racket er
onder. Daarna deed ze nog wat aan
haar haar. Zedig liep ze de trap a
naar de eetzaal.
HOOFDSTUK XVII
De grot van Aladdin
De meisjes gingen die avond rusti
ger dan ooit naar bed. Hun aantal
was sterk gedund. Er waren zeker
dertig leerlingen naad1' huis terugge
roepen. De overgeblevenen reageer
den ieder op hun eigen manier. Opge
wonden, schroomvallig, zenuwachtig,
lacherig, kalm en beheerst.
Julia Upjohn liep met de eerste
ploeg, rustig naar boven. Zij sloot de
deur van haar kamertje, bleef nog
even staan luisteren naat het gefluis
ter, het gelach, de voetstappen en
het welterusten wensen. Daarna viel
er een stilte. Zwakjes klonken stem
men in de verte. Zij hoorde nog voet
stappen naar en van de badkamer
gaan.
Maar er zat geen slot op haar
deur. Daarom schoof Julia er een
stoel tegenaan en zette de leuning
vklem onder de deurknop. Daardoor
zou ze het dadelijk merken als er ie
mand binnen trachtte te komen. Niet
dat zo iets waarschijnlijk was. Het
was streng verboden. De meisjes
mochten niet op eikaars kamer ko
men. Alleen juffrouw Johnson mocht
dat, als er een meisje ziek of van
streek was.
Julia liep naar haar bed, tilde de
matras op en haalde het tennisracket
te voorschijn. Even stond ze ermee
in de hand. Ze was van plan het nu
eens grondig te onderzoeken en mocht
dat onderzoek niet uitstellen. Want
als ze licht aan stak op een uur dat
alle lichten uit moesten zijn, zou het
schijnsel onder haar deur ieders aan
dacht trekken. Maar ze mochten tot
half elf blijven lezen in bed.
Julia bekeek het handvat. Hoe zou
je ooit in een tennisracket iets kun
nen verstoppen? Toch moest dat wel
zo zijn, dacht zij. Het moest wel!
(Wordt vervolgd)
(T'
III
KLEINE ZWARTE WOLK voelde
zich heel erg alleen. Hij gleed in zijn
eentje langs de lucht en verlangde heel
erg naar vriendjes om te spelen. Op
eens zag hij een groepje kinderen op
de speelplaats van een school. „Willen
jullie mijn vriendjes worden?" vroeg
Kleine Zwarte Wolk, terwijl hij over
hen heen gleed. De kinderen keken ver
schrikt op. „Oei, het gaat regenen",
riepen ze. En ze renden vlug de school
binnen. „Toe, laten we samen wat spe
len", smeekte Kleine Zwarte Wolk.
Maar de kinderen bleven binnen. Zuch
tend gleed hij verder langs de lucht.
Een poosje later kwam hij over een
grote tuin. Een mevrouw was bezig de
was op te hangen. Twee meisjes za
ten te spelen in een zandbak. „Hallo",
riep Kleine Zwarte Wolk. „Willen jullie
met me spelen?" De mevrouw keek
omhoog. Daarna keek ze naar de kin
deren. „Kom, gauw naar binnen", zei
ze. „Het gaat regenen". Vlug haalde ze
het wasgoed van de lijn en ging ook
naar binnen. „Toe, laten we wat gaan
spelen", bedelde Kleine Zwarte Wolk.
Maar de kinderen bleven binnen. Ze
drukten hun neus tegen de ruiten en
keken angstig naar hem. Zuchtend
gleed Kleine Zwarte Wolk verder.
ARME KLEINE ZWARTE WOLK!
Hij was helemaal wanhopig, omdat ie
dereen bang voor hem was. „Niemand
houdt van mij", huilde hij. „Ik ken
mensen die wél van je houden", zei in
eens een zware stem. Het was meneer
Noordenwind. Kleine Zwarte Wolk hield
op met huilen. „Echt waar?" zei hij.
„Kom maar mee", zei meneer Noor
denwind. „Ik zal je naar die mensen
toe brengen".
Voorzichtig duwde hij Kleine Zwarte
Wolk voor zich uit. Ze gleden over
groene weiden en heuvels ver, heel
ver weg. Na een tijdje zag Kleine
Zwarte Wolk dat de velden beneden
hem niet zo groen meer waren als
eerst. Een poosje later zag hij hele
maal geen groen meer. Alles was bruin
en dor. En in de rivieren was bijna
geen water.
Opeens zag Kleine Zwarte Wolk men
sen. Ze kwamen uit hun huizen en ke
ken omhoog. Ze waren blij en lachten.
„Deze mensen houden van je", zei me
neer Noordenwind. „Ze zijn blij dat ze
je zien. Ze willen zo graag een beetje
regen". „Maar ik.- ben maar een kleine
zwarte wolk", zei KÏèiné Zwarte Wolk.
„Ik wou dat ik veel groter was. Dan
kon ik hun al de regen geven die ze
maar verlangen".
MENEER NOORDENWIND lachte
zachtjes. „Je bent niet klein meer",
zei hij. „Kijk maar eens goed".
Kleine Zwarte Wolk keek om zich
heen. Hij kon zijn ogen bijna niet ge
loven. Hij was zó groot geworden dat
hij bijna de hele lucht bedekte. Toen
liet hij de eerste regendruppels naar
beneden vallen. „Mama, mama", riep
een klein meisje. „Het regent". Ze
lachte blij. De druppels rolden over
IllVIIVyVVVVllVVVtlllllVVVV^IllVVVinwniWVVVVWWVVVVWVWWVVWVlWIVVVWWVVIfVVVWIfVVWWIfVVVVWVVVVVtnfllVWVUV
BARON HUMMELES van Filmensteyn
wilde zo vreselijk graag deftig zijn.
Hij kocht zwarte schoenen,
een jacquet en een hoed,
„Zo", dacht hij, „dat staat me goed!"
BARON HUMMELES van Filmensteyn
wilde zo vreselijk graag deftig zijn.
Maar het jacquet was te krap,
zijn hoedje te nauw,
en bij elke stap zeiden z'n voeten: „Au!
BARON HUMMELES van Filmensteyn
riep boos: 't Kan me gestolen zijn
Dit is toch geen doen,
zeg, dit is geen léven.
'k Zal die kleren maar aan de
voddenman geven".
BARON HUMMELES van Filmensteyn
riep: „Nou weet ik iets, dat lijkt me fijn,
in m'n rode zwembroek
badmeester op het strand.
Met blóte voeten in het zand".
BARON HUMMELES van Filmensteyn
wil nooit, nee nóóit meer deftig zijn.
's Zomers op het strand
en 's wintersin bed!!
Die rare baron zonder jacquet.'
ELKA
34. „Volg mij", sprak de bronwachter, „dan zal ik
u naar het volk brengen, dat in de binnenste ring van
het eiland leeft." „De binnenste ring?" herhaalde me
neer Drom belangstellend. „Leeft men daar dan ge
heel gescheiden van de dwergen?" „Zo is het," beaam
de de kluizenaar. „De twee groepen hebben weinig con
tact, omdat hun beschaving erg verschilt. De dwergen,
die de rotsachtige buitenste ring van het eiland bewo
nen, leven nog in het stenen tijdperk, terwijl men van
de anderen kan zeggen, dat zij een gouden tijdperk
beleven.*' Joris spitste de oren. Hij had tot dusver
mokkend achteraan geslenterd, omdat hij liever naar
de Bron van de Rijkdom was gegaan, inplaats van naar
het een of andere volkje. Maar het woord „goud" had
een opwekkende invloed op zijn humeur. En toen zij in
een gehucht kwamen waar zij aan het dorpshoofd wer
den voorgesteld, kreeg ook hij grote belangstelling voor
het volk... en vooral voor hun gebruiksvoorwerpen. Die
waren namelijk allemaal van goud! Speren, bijlen,
schoppen, ja zelfs het speelgoed van een kleuter en
een stamper, waarmee een ijverig vrouwspersoon
mais vermaalde; alles was van goud.
haar gezicht en door haar lange blonde
haar. Vlak bij haar zag Kleine Zwarte
Wolk een eend met twee kleine eend
jes. Ze stonden bij een plasje water,
dat snel groter werd. Ze wipten er mid
den in en gooiden water over hun ve
ren. En ze kwaakten blij. Overal sta
ken de bloemen, die slap naar beneden
hingen, hun kopjes op. „Dank je wel,
Kleine Zwarte Wolk", zeiden ze. „Jij
bent ons vriendje".
KLEINE ZWARTE WOLK lachte ge
lukkig. „Dank je, dank je wel", zei hij.
„Ik wil heel graag jullie vriendje zijn".
Hij lachte van plezier. Wat was het
fijn om vriendjes te hebben!
Toke
naar/ref
oer/raar u
Risee
zal v\o£-
DEN 00-
eecHT
voofcpe
hapten-
KONIN
GIN'
TEEECWTSTELUNS?
EEKST MOET SP
ToCH EEN NON-
IS KOMENl
r ^öqt m*
G>AN VINDT RIICE DE TWEE
GTUKDES PODPE-STCeL IN HftfK
•SCHOCr.1 OP GOED GELUK
^TbPT ZE &E1DE -STUKOES
LIEVE TUD... ooo:
WAT "ZIT EE TOCH
IN M'JN
«SCHOETOEf
WEDER GROT.
...DAARWR
HET VONNIS.'
&RAR DE ■TCVER.PflDDESTOeL WERKT VRW TWO
KANTEN! HET VOLGENDE MOMENT SCHROMPELT
ALICE WEER IN!
MAJESTEIT, U
BENT NIET? AN
DERS DAN EEN
VMKEDE TYKAN
WL
Copr. W* Diinty Production.
World RichU RtMrrfd
Diuibutcd by King I
700RDAT ZE HARE KUNNEN GEDPENWEEPT ALICE ZICH
COR DE TBDEPEN KAARTEN HEEN EN DOET 2E EEK)
VfiNHOPlöE POGING OM TE VLUCHTEN
Niemand van de familie heeft haar
GEZIEN, EDELACHTBARE! MAAR IK VERZEKER
U HOORDE DAARNET ZELF WAAR WEV
HAAR VAN BESCHULDIGDE-UITGESLOTEN
s-»ZO WAS ZE NIET!
...INRECHTERVES WERK
KAMERNAAST DE SROTE
RECHTZAAL,..
HEBT U ENIG IDEE WAAR
UW ZUSTER NAAR TOE
KAN ZIJN GEGAAN?
U DAT ZU EEN EERBARE VROUW IS.DIEWEy
BEHANDELDE HAAR SCHANDALIG
SLECHT.
W-
a u Oj i
«jaag
5-16