Nieuw Ministerieel Geluid? De toespraak van prof. Diepenhorst ter installatie van zijn eerste Staatscommissie Engeland is een goed jachtterrein N i Ji msm De eieren spreken BÉS!! - ZATERDAG 12 JUNI 1965 Erbij W m m pi Wfflm - jffsi T NV AN WÈ11 x Drie shilling terug Perspectief in postzegels PAGINA VIER OP 25 MEI van dit jaar heeft de nieuwe minister van Onderwijs en Wetenschappen, prof. mr. I. A. Diepenhorst, zijn eerste commissie ge ïnstalleerd die ter voorbereiding van een medische faculteit in Rotter dam. Hij deed dat naar goed-Nederlands gebruik met een fikse installatie rede, die echter ondanks haar lengte en gewicht aanzienlijk afweek van wat wij doorgaans aan ambtelijk-officiële toespraken krijgen voorgeschoteld. Dermate afweek zelfs, dat men dit betoog wellicht als een Nieuw Mi nisterieel Geluid zou kunnen kenmerken; een nieuw geluid omdat deze hoog- en zeergeleerde bewindsman zijn ogenschijnlijk deftig-plechtstatige zinnen en bijzinnen doorweefde met zoveel verrassende „terzijdes", droge humor en milde zelfkritiek als wij zelden van een naoorlogse Nederlandse excellentie te genieten kregen (misschien met uitzondering van de heer Luns, die immers ook bij vlagen een zeer parate esprit toont). De kranten van 26 mei hebben aan de rede van minister Diepenhorst in die zin weinig recht laten wedervaren. Vandaar dat wij hier alsnog enkele passages uit zijn betoog aan de vergetelheid ontrukken, in de hoop dat de bewinds' man in kwestie nog vele toespraken van hetzelfde kaliber zal laten volgen, en dat andere excellenties - nu en in de toekomst - er inspiratie uit zullen putten voor hun officiële toespraken. „IK WILDE deze bijeenkomst ope nend gaarne aanstonds beginnen met de opmerking, dat wij ons enerzijds heden zoals immer voor overdrijving moeten hoeden, maar dat toch onge twijfeld aan de andere kant op dit ogenblik een gewichtige gebeurtenis door ons wordt meegemaakt. In de eer ste plaats gewichtig voor Rotterdam. Een medische faculteit zal de plaats van de Stichting Klinisch Hoger Onder wijs gaan innemen, en dat betekent, hoe ook bezien, een voorrecht. Acade mische vestigingen werden van ouds door belanghebbenden gezocht. Niet ieder van U zal voor de geest staan dat reeds in 1611 Thomas Sagitarius heeft uiteengezet welk een voordeel het voor Jena zou betekenen, dat zich daar metterdaad een universiteit vestigde. Hij ging in de eerste plaats na welk een opleving in de wasindustrie het zich neerzetten van duizend studenten zou betekenen; hij wees er in de tweede plaats op dat een verbetering in de hu welijkskansen van de huwbare dochters in Jena zich zou voordoen. Er zijn overigens dit voeg ik er aanstonds aan toe meer ideële motieven welke hier ter zake doen. Economische bloei moet, wil zij niet vermaterialiseren, in set algemeen voeren tot culturele was dom. Nederland is een welvaartsstaat; het spreekt reeds uit dien hoofde als vanzelf, dat onze veranderde economi sche situatie, ook leidt tot maatregelen in de wetenschap van uitgesproken ver nieuwende aard. NU IS HET ZO dat Rotterdam ten deze niet misdeeld is. De Nederlandse Economische Hogeschool telt op dit ogenblik reeds drie faculteiten; haar naam is gevestigd; zij heeft aan de grootste havenstad van ons land, die wat sterk moest teren op de roem van Erasmus, een heel aparte distinctie ge geven. Ik merk als kleine bijzonderheid op, dat niet alleen Erasmus Rotterdam mer is maar ook ik in Rotterdam ge boren ben. Een medische faculteit stelt ondertussen in staat om aan de eisen van de Wet op het wetenschappelijk on derwijs te voldoen. Rotterdam heeft metterdaad dank zij de wet gelegen heid een universiteitsstad te worden en maatschappelijke bedrijvigheid, ver enigd met wetenschap, zouden tot een geheel nieuwe, een geheel eigen vorm geving kunnen leiden. WELKE STRUCTUUR hier, wil men de aanwezige kans benutten, te kiezen zij, de opdracht laat U als commissie mogelijkheden te over. In het afgetrok- kene ik moet, geloof ik, op medisch gebied mij bewegend zeggen „in vi tro" zijn er drie oplossingen. Men denkt wellicht aan een gemeente-uni versiteit, men denkt mogelijk aan een bijzondere neutrale academie, men zou ook kunnen gaan in de richting van een rijksinstelling voor wetenschappe lijk onderwijs. Uit bestuurlijk oogpunt rijst de vraag, of de eerste oplossing niet door enkele bezwaren gedrukt wordt. Financieel zal men stellig bij de eerste, zowel als bij de tweede so lutie wat bedenkelijk het hoofd schud den. Wil iemand deze moeilijkheden omzeilen, dan ligt het meest voor de hand om de derde, door mij aangege ven weg te bewandelen, en metterdaad zeer ernstig te overwegen of uiteinde lijk niet een rijksuniversiteit voor Rot terdam de voorkeur zou verdienen. ECHTER, de vraag rijst zeer zeker, èn wat aangaat de medische faculteit in het bijzonder, èn wat betreft de wij dere perspectieven meer in het alge meen, is de spreiding van het weten schappelijk onderwijs welke aldus tot stand komt, geheel logisch verant woord? Moeten sociografen over deze vestiging van een academische instel ling te Rotterdam niet de wenkbrau wen fronsen? Ik wijs erop, dat de his torie heeft geleerd, hoe de stichting van wetenschappelijke instellingen bij na nooit geheel volgens de plannen ver liep. Ik juich persoonlijk een zekere verdeling toe. De toegankelijkseid tot de academies wordt door deze spreiding vergroot, maar er moet een achterland zijn. Inzonderheid een medische facul teit vraagt ziekenhuizen, heeft werke lijk het klinkt soms wat sinister een vereiste hoeveelheid zeldzame zo wel als ernstige patiënten nodig en Rotterdam biedt in deze unieke kansen. Een alleszins redelijke ontlasting van Leiden en Utrecht lijkt goed bereik baar. Men moet zich realiseren hoe in 1955 er 625 studenten zich voor de eer ste maal voor de medische studie lie ten inschrijven en hoe in 1964 dit cij fer tot 1384 geklommen was. Er mag dan ook verwacht worden, dat dankzij $e beslissing om een zevende medische faculteit in het leven te roepen een al gehele verlichting in de medische posi tie wordt aangebracht welke betaal baar is en welke ook gelet op het be nodigde bouwvolume realiseerbaar is. HIERAAN mee te werken, is een aantrekkelijke taak, zelfs al is de me dische professie U zult mij dit als jurist en theoloog ten goede houden een merkwaardige, en al vertonen de medische faculteiten een zekere eigen geaardheid welke hen bij de buiten wacht niet de naam van de gemakke lijkste te zijn, heeft bezorgd. Daar is de medische specialisatie, welke deze of gene soms afstoot. Men zegt weieens spottend, dat de internist alles weet, de chirurg alles kan, en de patholoog/ana toom alles weet en alles kan, maar juist iets te laat is. Daar is in de twee de plaats de medische studieduur. Ik moet natuurlijk gelet op de jongste wetenschappelijke en dus uiterst wel overwogen rapporten heel voorzichtig zijn met te spreken over de gemiddel de studieduur en over het regelmatige studieprogramma en over de gemiddel de student, maar de feiten liggen dan toch zo, dat men kennelijk iets vlugger jurist dan medicus wordt. Er is geluk kig ook de medische veelzijdigheid en wanneer deze thans nog werd aange troffen in de mate van voorheen, dan zou er wellicht geen probleem zijn. Ik weet niet of U allen op de hoogte bent met de levensloop van de Duitse hoog leraar Beireis? Hij leefde van 1730 lot 1807, U ziet hoe deugdelijk ik mij heb geprepareerd en deze had aan drie uur slaap voldoende, gaf 76 uur in de week college, bezette tenslotte 7 leerstoelen, doceerde ruim 50 vakken, en nam iedere maand 80 nieuwe patiën ten aan; ik moet erkennen dat over het lot van de patiënten mij overigens niets bekend is, maar ik beschik nog wel over een ander gegeven; hij oefende gedurende 52 jaar zijn in waarheid om vattende werkzaamheid uit. Voorts is het zo, dat de menselijkheid bij de me dici altijd een buitengemeen grote rol heeft gespeeld. Van een zeer beroemd geneesheer in Berlijn heb ik gelezen dat zijn patiënten wel het leven, maar nimmer de moed verloren. Een man als Dieffenbach had bezwaar tegen de ethernarcose, omdat op deze wijze het contact met de patiënten te loor ging, iets wat veel zegt. Er is voorts nog de medische vin dingrijkheid te vermelden. Ik kan hier met enige vrijheid spreken gelet op de samenstelling van deze commissie men heeft mij verzekerd, dat de ezelsbruggetjes die de medici toepassen als gedachtensteunsels nu niet aan stonds voor gemengde gezelschappen geschikt zijn om geregeld te worden herhaald. Eigenlijk heeft de medische bescheidenheid op mij altijd een grote indruk gemaakt, sinds ik las dat in 1845 in Praag er een geneesheer was, zo overtuigd van de betrekkelijkheid van zijn kennis, dat hij zijn patiënten enkel bouillon en water voorschreef. Hij is overigens dat moet ik er aan toe voegen uit de medische professie ont zet. DE MEDICI zijn, dat heb ik op deze misschien wat ongebruikelijke wijze aangetoond, beslist onmisbaar. Men heeft berekend, dat in 1980 er 1.4 per mille medici in Nederland gesplitst dan over de bedrijfsartsen, specialisten en huisartsen zouden no dig zijn. Uit dien hoofde reeds, was het eigenlijk onmogelijk voor het departe ment, en ruimer voor het kabinet, om te besluiten tot de numerus clausus. Men mag de bezwaren tegen deze op lossing werkelijk niet onderschatten. Ik ontken niet, dat er in de toekomst misschien ter ontlasting van de medi- wwrmvww#nH»n#Hjwn«frf#«»rfrnnnw##m»n - - w {y- - - V- -s w «V - -V... DE AMERIKAANSE postzegelhandelaar die sedert enkele weken in het Londense Dorchester Hotel woonde begon langzamerhand te wanhopen aan het axioma dat Engeland zo een goed jachtterrein voor postzegels vormde. Hij had veel gekocht maar de sensaties waren uitgebleven. Hij had overal laten weten dat hij aan de markt was voor complete collecties en bereid was daar voor goede Amerikaanse dollars te betalen. Er waren aanbiedingen gekomen en hij had zaken gedaan, maar de grote zaken waren uitgebleven. Hij had zijn retourvlucht naar New York al laten noteren toen hem een briefomslag werd gebracht. Daarin zat een visitekaartje van het befaamde Britse formaat met daarop, in schrijfletters gedrukt, de naam van een der ondste Engelse families. Daaronder stond een functie gedrukt die de drager van die naam bekleedde bij he tluchtvaartministerie. Met de hand stond erop geschreven: „Misschien interesseert u zich voor de collectie van mijn vader". DE AMERIKAAN bekeek het kaar tje van alle kanten maar het zei hem verder niets. Hij telefoneerde en dat te lefoongesprek leverde hem een af spraak op; drie uur autorijden van Londen. De Amerikaan huurde een au to met chauffeur en voorzag zich van de nodige financiën. De chauffeur stuur de de Bentley onbewogen langs brede wegen, langs kleinere wegen en tenslot te langs smalle weggetjes, die einde loos kronkelden. De auto reed door een smeedijzeren hek en de weg kronkelde zich eindeloos voort achter het hek. Toen kwam een grasveld in het ge zicht en daarachter een ietwat verval len landhuis. Een butler ontving de Amerikaan en leidde hem vormelijk naar een ontvangkamer. Daar stond de heer des huizes, een niet meer zo jonge man, in .avondkleding, temid den van zilveren luchters en schilderij en in een omgeving uit de tijd van ko ning George III. De Amerikaan slaakte een zucht van teleurstelling; iemand die in zo'n omgeving woonde zou wel de allerhoogste prijzen bedingen voor zijn postzegels. Hij werd in die over tuiging nog versterkt toen zijn gastheer hem bij de eerste whisky and soda vroeg of hij wel genoeg geld bij zich had DE AMERIKAAN dacht al een ver geefse reis te hebben gemaakt, tot de butler met een theewagen binnenkwam waarop dertig postzegelalbums lagen. De Amerikaan bladerde de verzame ling door en zijn adem stokte. „Ik ben bang begon hij, uit gaande van de veronderstelling dat al le Engelsen hun zinnen beginnen met de befaamde uitdrukking: „I am afraid De gastheer glimlachte. „Ik verzamel geen postzegels" zei hij, „ik verzamel schilderijen. Turner is mijn specialiteit. Ik ben niet rijk, on danks alles wat u ziet. Maar ik heb geld nodig. Dit landhuis verslindt enor me bedragen. Ik wil mijn Turnercollec tie uitbreiden, maar daar heb ik geld voor nodig. Daarom wil ik die postze gels verkopen De Amerikaan bladerde een paar al bums door en beheerste zich. „Wat wilt u daarvoor hebben?" vroeg hij. „Wat mijn vader ervoor heeft be taald, maar meteen en contant, ik heb geld nodig!" zei de Engelsman. De Amerikaan bekeek de albums zorgvuldiger. Het waren er veertig en op elk blad stond onder elke postzegel vermeld waar die gekocht was, voor welk bedrag, compleet met jaartal en catalogusnummers. Hij was een nette man, maar hij slikte even. „Ik moet u er wel op wijzen" zei hij, „dat als u deze collectie in veiling brengt u er een zeer groot bedrag voor kunt krijgen De Engelsman schudde glimlachend het hoofd. „Ik wil hebben wat mijn vader er voor heeft betaald" zei hij, „en con tant, anders niet. Ik wil die Turner ko pen De Amerikaan ging ijverig rekenen, wat hem niet gemakkelijk viel want de prijzen waren deels in Engels, deels in Amerikaans geld genoteerd. In zijn portefeuille had hij een gewaarmerkte chèque voor honderdduizend pond ster ling op Barclay's bank. Toen hij klaar was met zijn minutieuze telling was het drie uur in de nacht geworden en kwam hij op een totaal van negenenne gentigduizend negenhonderdnegenenne gentig pond sterling en zeventien shil ling. „Dit is mijn chèque" zei hij, „hon derdduizend pond". „Dan krijgt u drie shilling van mij" zei de Engelsman en greep in zijn ge ruite vestzak, „zaken zijn zaken!" Hij nam de chèque aan. De Ameri kaan nam de albums mee en verkocht de zegels bij gedeelten. Boze tongen zeggen dat hij er het drievoudige voor terugkreeg, maar tenslotte: wie kan een miljoen gulden contant op tafel leggen voor een postzegelverzameling? OPNIEUW WAS weer eens bewezen dat postzegels een betere belegging vor men dan aandelen. Weliswaar profiteer de de erfgenaam niet van die waarde vermeerdering, maar dat kwam alleen omdat hij zelf geen postzegels verza melde maar schilderijen. Waarschijn lijk had men de Turner die hij als belangrijk stuk voor zijn verzameling kocht niet voor het drievoudige bedrag van hem kunnen terug kopen. Postze gels betekenden niets voor hem, om dat hij nu eenmaal verzamelaar van schilderijen was. Al hij filatelist was geweest zou hij mogelijk ook de zegels van zijn vader niet hebben verkocht, ook niet tegen de marktwaarde, die het drie voudige bedroeg van wat zijn vader er voor had betaald. Het verzamelen van postzegels is een merkwaardige liefhebberij, voor velen meer dan een hobby: een hartstocht. Voor die hartstocht hebben mannen hun levensgeluk opgeofferd, hun bezittin gen verkocht, zelfs hun vrouwen ver stoten. Het enige wat voor hen telde wa ren die kleurige stukjes papier die men postzegels noemt en die voor ieder wat anders betekenen: de completering van een serie, het bezit van een zeldzaam exemplaar, het bezit van iets wat een ander niet heeft en graag zou willen hebben. Mensen die van postzegels hou den, zeggen dat postzegels niet alleen het verleden kleur geven, maar ook de toekomst beheersen. Welke toekomst overigens? Heeft de postzegel wel een toekomst? Is er niet een toekomst waarin de postzegel geen enkele beteke nis meer zal hebben dan die van ge schiedkundige waarde? Eens was de postzegel het middel om het geschre ven woord van land tot land en van continent tot continent te brengen. Toen kwam de telegraaf, die het woord over bracht. Daarna kwam de beeldtele- graaf die het beeld overbracht, via de kabel, later via de ether. Tegenwoor dig worden woorden en beelden rond de hele wereld gedistribueerd via telecom- municatiesatellieten. Er zijn postzegels die dat in beeld brengen, zoals zij de Britse Empire telefoonlijn rond de we reld hebben vereeuwigd. „Verleden tijd!" zeggen de cynische tijdgenoten. „Onzin" zeggen de filatelisten, „de postzegel gaat met zijn tijd mee. Kijk maar naar de opdrukken. Ondanks Telstar en Commonwealthtelefoon (af beelding) is de postzegel onmisbaar en onsterfelijk!" (Volgende aflevering: Tussen schaar en perforatie). sche faculteiten andere maatregelen no dig zullen zijn, maar het is mogelijk en deze vraag wordt elders in onder zoek gegeven, dat er eerder te denken zij aan toelatingsexamens per instel ling afgenomen speciaal voor de medi sche faculteit, dan aan het hanteren van het toch altijd wat domme lot. DE WEDLOOP tegen het uurwerk be gint in 1966 eigenlijk eerst goed. De post-doctorale opleiding zal misschien niet zo'n verrassende inspanning ver gen, maar de overbrugging van de kloof tussen het propaedeutisch examen en het doctoraalexamen, plaatst daar entegen voor heel wat grote proble men. Er zal van de Rotterdammers, zeer veel, in sommige opzichten zelfs het uiterste gevergd worden. In het na bije verleden evenwel zijn èn Eindhoven èn Twente voorgegaan. Kan men het een voormalig Enschede's burgervader aandoen, dat hij terug gaat verlangen naar de energie van de Saksers? Het is een vraag die ik in dit verband slechts stellen wil. U VORMT de eerste commissie door mij in een U vertrouwd beeld „op sta pel gezet". Het is hoogst onwaarschijn lijk, dat in de enkele jaren die mij bij een regelmatige beëindiging der be windsperioden beschoren zijn, ik een belangrijker werkgroep zal hebben te installeren. Voor het overige, gij zijt als leden der commissie hoofd voor hoofd burgers van een in waarheid levende stad aan de Maas, waar ik heb het altijd een zeer tekenend woord gevon den naar de uitdrukking van Borde- wijk, het water van de bergen en het water van de zee een eeuwige bruiloft vieren. In Uw metropool klopt werkelijk mee de polsslag van ons nationale le ven. Dat nationale leven heeft in deze tijd dringende behoefte aan versterking van het wetenschappelijk Nederlandse potentieel. Wat er in dit verband nodig is, kunt U als commissie eigenlijk al leen bieden. De stichting van een medische facul teit, de oprichting van een academie zijn uitzonderlijke gebeurtenissen. En toch, bijzondere evenementen als deze nopen tegelijkertijd tot bescheidenheid. Daarom zou ik, met bijzondere vreug de U installerend, U tegelijkertijd wil len herinneren aan een paar simpele Engelse versregels, die datgene uit drukken, wat ik zo gaarne had gezegd, maar niet geheel bevredigend ver mocht te vertolken: It takes so long to make a tree They can by planted by fools like me But only God and time can grow them", (Het vergt zo lang, een boom te maken Zij kunnen geplant worden door dwazen als ik Maar slechts God en de tijd kunnen hem doen groeien). Ter gelegenheid van de totstandko ming van de telefoonverbinding tus sen de landen van het Britse Geme- rêmMéxü nebest via een wereldomspannende kabel werd vorig jaar deze post zegel uitgegeven. EIEREN van vogels en andere eierleggende dieren komen alle bin nen ongeveer één uur uit indien zij op een hoopje bij elkaar liggen. Dat gebeurt zelfs wanneer die eie ren door de moeders op verschillen de tijdstippen met een tussen ruimte van verscheidene dagen gelegd zjjn! Over dit verschijnsel hebben bio logen lang gepuzzeld, maar een rede lijke verklaring werd pas onlangs ge vonden door 'n groep Britse onder zoekers aan de universiteit van Cambridge. Zij bevonden dat de eieren of liever de kuikens daar in elkaar waarschuwen dat het tijd is om uit te komen DAT GEBEURT door middel van tikken. Begint een kuiken-foet in de eierschaal tikgeluiden te produ ceren, dan is dit voor de belendende kuikens in hun eieren het signaal om ook aan de „doorbraak-opera- tie" te beginnen, met het bovenge noemde resultaat, een soort van prenatale communicatie dus, die waarschijnlijk uniek is in de dieren wereld. Een der onderzoekers heeft een fonoteek aangelegd van deze eiergeluiden bij vele vogelsoorten. Hij ontdekte dat het tikken meestal begint rond 24 uur voordat het kui ken uit het ei komt. Men kan dit geluid duidelijk horen als men het ei tegen het oor houdt. DE PROEF op de som werd ge nomen door een hard tikkende wek ker naast een aantal eieren te plaat sen. Het bleek te werken. De eieren „veronderstelden" dat de wekker een ander ei was en begonnen alle te tikken. Omgekeerd bleek een on bevrucht ei in een nest remmend te werken op het uitkomen doordat het de „communicatie" tussen de aanliggende eieren verhinderde. HOE HET kuiken in het ei dit ge tik voortbrengt, is niet bekend. Maar één ding is zeker: het komt niet doordat het zich een weg naar buiten pikt. Dit werd aangetoond door „raampjes" in de eiren te ma ken. Een deel van de eierschaal werd voorzichtig weggenomen en het daaronder liggende eivlies werd met chemische middelen zodanig behandeld dat het doorzichtig werd. De onderzoekers zagen door die kijkgaatjes, dat snavel en eitand van het kuiken in het ei volkomen passief waren, terwijl het getik toch voortduurde. Het is dus blijkbaar uitsluitend een wekroep voor de soortgenoten in de trant van: „Kom jongens, we moeten aan de slag: óp naar de vrijheid

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 16