Een kat tussen de
duiven
PANDA EN DE BRON
Plotseling \mdpdt alice verblind
l£coeësNHELPee licht... een «stem
ammm
Een drukke papegaai
Ons vervolgverhaal
eigenwijze
e
mt
Rechter Tie en
23
ZATERDAG 12 JUNI 1965
Een detectiveverhaal
door Agatha Christie
Elka
Een papegaai op Helgoland
Zat met zijn snavel in verband
Hij had geen pijn, er was niets stuk
Hij praatte enkel veel te druk.
Hij hield geen ogenblik zijn bek
Hij maakte alle dieren gek.
En wat hij zei was enkel mal
Hij praatte als een waterval.
En alle dieren uit de streek
Die werden bij zijn kletsen bleek.
Wij kunnen niemand meer verstaan
Daar moet direct iets aan gedaan.
En toen, na lang en rijp beraad
En heel erg veel en druk gepraat
Toen hadden de dieren een idee.
Alleen de papegaai riep nee
Die papegaai op Helgoland
Zit met zijn snavel in verband.
Hij heeft geen pijn, er is niets stuk,
Maar o, wat maakt dat beest zich druk
door won oee-
WONDERLAND
«rX* LEWIS «tl
door dr. Robert van Gulik
V
"ft'
43)
„Juist. Er is niemand komen opda
gen om de gevraagde som in ont
vangst te nemen."
„Dan is Shaista dus om heel ande
re reden ontvoerd. Maar welke?"
„Misschien om haar te dwingen
mee te delen waar de kostbaarhe
den waren verstopt?" deed Adam
enigszins aarzelend aan de hand.
Poirot schudde het hoofd. „Zij wist
zelf niet waar ze waren verstopt,"
merkte hij' op. „Neen, er moet iets
anders zijn.."
Zijn stem zakte weg. Hij zweeg eni
ge ogenblikken, in gedachten ver
diept. Toen ging hij rechtop zitten en
stelde een vraag.
„Haar knieën!" zei hij. „Hebt u
ooit op haar knieën gelet?"
Verbaasd keek Adam hem aan.
„Nee," gaf hij ten antwoord.
„Waarom zou ik?"
„Er zijn allerlei redenen waarom
een man op de knieën van een meis
je let," verzekerde Poirot in alle
ernst. „Jammer dat u dat niet gedaan
hebt."
„Was er dan iets bijzonders aan
haar knieën misschien? Een litteken?
Iets van die aard? Ik zou 't echt niet
weten. De meisjes dragen meestal
kousen en hun rok komt net over de
knie."
„In het zwembad, misschien?" ver
onderstelde Poirot, die alle hoop nog
niet had opgegeven.
„Ik heb haar nooit naar het zwem
bad zien gaan," zei Adam. „Ze vond
het zeker nog te koud. Zij was een
warmer klimaat gewend. Maar waar
doelt u op? Een of ander litteken?"
„O, nee, dat is het volstrekt niet.
Enfin, het is jammer."
Poirot richtte zich vervolgens tot
de districtscommissaris.Met uw
goedvinden zal ik mij in verbinding
stellen met mijn oude vriend, de pré-
fet de police in Genève. Ik denk dat
die ons wel helpen kan."
„Omtrent iets dat daar gebeurd is,
toen ze op school was?"
„Dat is zeer wel mogelijk, ja. Vindt
u het goed? Akkoord. Het is maar zo
'n ideetje van me." Hij wachtte even
en ging toen voort: „Apropos, er
heeft niets over die ontvoering in de
krant gestaan, is 't wel?"
„Neen, Emir Ibrahim heeft daarte
gen ernstig geprotesteerd."
„Toch heb ik een opmerking gele
zen in zo'n kletsrubriek, over een ze
kere buitenlandse jongedame die zeer
plotseling van een kostschool verdwe
nen was. Een ontluikende romance,
suggereerde de redactrice. Zeker met
de bedoeling dezê zo "mogelijk in de
kiem te smoren!"
„Zo dacht ik er ook over," viel
Adam in. „Het leek me een heel juis
te gedachtengang."
„Prachtig. Laten we nu van een
ontvoering overgaan tot iets veel ern-
stigers. Moord. Twee moorden nog
wel. En dat op Meadowbank!"
HOODSTUK XIX
Verder beraad
1
„Twee moorden op Meadowbank,"
zei Poirot nog eens nadenkend. „Maar
waarom in de sporthal? U hebt die
vraag gesteld, en daarop nu het ant
woord gekregen," sprak hij tot Adam
„Eenvoudig omdat zich daar een
tennisracket bevond waarin een for
tuin aan edelstenen verstopt was. Ie
mand heeft van dat racket geweten.
Maar wie? Het zou juffrouw Springer
zelf geweest kunnen zijn. Zij was, zo
als u allen hebt verklaard, nogal over
dreven waakzaam en beducht voor
nieuwsgierige bezoekers van de sport
hal. Argwanend zelfs. Vooral toen ma
demoiselle Blanche zich in de buurt
van de sporthal vertoonde."
Hercule Poirot vroeg aan Adam:
„Vond u zelf ook niet dat de wijze
waarop mademoiselle Blanche zich te
genover u uitliet, enigszins verdacht
was?"
„Zeker, zij excuseerde zich veel te
veel," vertelde Adam, „en gaf een
omstandige verklaring van haar aan
wezigheid. Ik zou nooit argwaan heb
ben gekregen, als ze mij niet zo op
vallend veel tekst en uitleg had gege-
wij met zekerheid weten is dat juf
frouw Springer in de sporthal is dood
geschoten, 's nachts om 1 uur, toen
zij daar niets te maken had."
Zich tot inspecteur Kelsey richten
de vroeg hij: „Waar is juffrouw
Springer werkzaam geweest, voordat
zij op Meadowbank kwam?"
„Dat weten we juist niet," luidde
diens antwoord. „Vorige zomer heeft
zij haar laatste betrekking verlaten'^.
Hij noemde een school met een klin
kende naam. „Maar het is niet be
kend wat zij daarna heeft gedaan."
Nuchter liet hij erop volgen: „Er be
stond vóór haar dood ook geen enkele
aanleiding om daarnaar te vragen
Zij blijkt geen bloedverwanten te heb
ben. Evenmin intieme vrienden."
„Zij zou dus in Ramat geweest
kunnen zijn," concludeerde Poirot na
denkend.
„Ik meen zelfs te weten dat daar
tijdens de onlusten inderdaad een
reisgezelschap van leraressen en le
raren aanwezig was," wist Adam me
de te delen.
„Laten we eerst aannemen, ver
volgde Poirot, „dat zij daarbij is ge
weest en op een of andere wijze op
de hoogte is gekomen van het feit
dat er juwelen in het tennisracket
waren verstopt. Latén we aannemen
dat zij, toen ze eenmaal van de gang
van zaken op Meadowbank op de
hoogte was, in de bewuste nacht
naar de sporthal is gegaan. Zij heeft
toen het racket opgepakt, maar voor
dat zij het kon onderzoekenhij
wachtte even „heeft iemand an
ders haar in dat voornemen verhin
derd. Iemand die haar had bespied? Of
achterna was gegaan? In elk geval
iemand met eert revolver, die haar
heeft doodgeschoten.... maar geen
tijd heeft gehad om de juwelen te
voorschijn te halen of het racket mee
te nemen, want toen kwamen de men
sen er aan, die het schot hadden ge
hoord."
Poirot zweeg.
„Denkt u dat het zo is gebeurd?"
„Ik weet het niet: maar het is een
mogelijkheid! Een tweede is dat de
persoon met de revolver reeds in de
sporthal aanweig was en door juf
frouw Springer is betrapt. Iemand te
gen wie zij bijvoorbeeld reeds arg
waan had opgevat. Ze was van na
ture argwanend, heeft u verteld. Zij
snuffelde graag teneinde achter ge
heimen te komen."
„Maar het tweede slachtoffer?"
vroeg Adam.
Poirot keek de aanwezigen beurte
lings aan. „Weet u het? Ik weet 't niet,
Het zou een buitenstaander kunnen
zijn geweest
Kelsey schudde het hoofd van neen.
„Dat geloof ik niet. De omgeving is
zorgvuldig onderzocht. In het bijzon
der met betrekking tot alle buitenlan
ders. Er heeft een madame Kolinsky
in de buurt gelogeerd.... daar weet
Adam meer van. Maar zij kan on
mogelijk bij een van beide aanslagen
betrokken zijn geweest.
„Dus komén wij vanzelf weer op
Meadowbank terug. En dan kunnen
we alleen achter de waarheid komen
door te gaan elimineren," conclu
deerde Poirot.
Kelsey slaakte een zucht. „Bij de
eerste moord is alles mogelijk.
Haast iedereen heeft gelegenheid ge
had juffrouw Springer dood te schie
ten. De enige uitzonderingen vormen
Juffrouw Johnson en juffrouw Chad-
wick en dat meisje dat oorontsteking
had. Maar bij de tweede moord zijn
de mogelijkheden geringer in aantal.
De dames Rich, Blake en Shapland
waren, met een overtuigend alibi, niet
ter plaatse aanwezig."
„Juffrouw Bulstrode was ook afwe
zig, heb ik gehoord."
Adam grinnikte. De inspecteur en
de districtscommissaris keken veront
waardigd.
Op gestrenge toon verklaarde Kel
sey: „Juffrouw Bulstrode logeerde
bij de hertogin van Weisham."
„Daarmede is ook zij dus geëlimi
neerd. Wie houden we dan over?...
vroeg Hercule Poirot.
„Twee inwonende huishoudelijke
krachten, mevrouw Gibbons en een
meisje, Doris Hogg, die geen van
beiden serieus in aanmerking komen,
Blijven alleen juffrouw Rowan en
mademoiselle Blanche over."
(Wordt vervolgd)
HET IS groot feest in de wasketel.
Dat is elke maandag zo want dan
wordt elk kledingstuk weer netjes
schoongewassen. Het witte goed mag
in de glimmende wasketel borrelen op
een zacht gasvlammetje. En wat er
dan allemaal verteld wordt... „Wat zie
jij er deze week vuil uit," lacht een
sloop tegen een zakdoek. „Ja, stel je
voor", moppert de zakdoek. „Kleine
Jan heeft gisteren met mij z'n schoe
nen gepoetst." „Als je weet wat ik
vandaag beleefd heb", zucht een wit
bloesje. „Nou, vertel eens op," roept
al het witte goed. „Annemieke was
vandaag voor het eerst naar de grote
school," vertelt het witte bloesje. „Ze
zat vlak voor een heel ondeugend j on
wel?" eigenwijs ding, nu geef je rood
af en jijzelf wordt wit." „Ik wil eruit,
huilt het broekje, want het krijgt nu
spijt van zijn eigenwijsheid. „Help, ik
wil niet wit worden." „Eigen schuld,
eigen schuld," borrelt het wasgoed.
Gelukkig gaat op dat moment het
deksel van de wasketel omhoog. Daar
is de moeder. O, o, wat schrikt ze.
„Annemieke", roept ze boos, „kom
eens vlug hier". „Wat is er, mam
Vrolijk komt Annemieke aangehup
peld. „Heb jij dat rode broekje in de
wasketel gestopt," zegt moeder streng.
„Ja mam", zegt Annemieke. „Wat ben
je een dom meisje," zucht moeder.
„Kijk nou eens?" „Aaaach," zegt An
nemieke verbaasd, „het broekje zit vol
met witte vlekken." „En het witte
wasgoed is helemaal rood geworden,"
moppert moeder. „Ik heb het niet ex
pres gedaan, mamma," zegt Annemie
ke verdrietig. „Nou, vooruit, dan zul
len we maar niet meer boos zijn,"
glimlacht moeder. „Stop dat rode
hemdje en dat broekje maar in bleek-
water, dan komt dat weer in orde.
„En mijn rode broekje?" vraagt An
nemieke verlegen. „Dat is voor kleine
Jan om er zijn schoenen mee te poet
sen. Dan gebruikt hij tenminste niet
weer zijn zakdoek," lkcht moeder. Zo
is alles weer goed geworden en ieder
een is tevreden. Behalve het rode
broekje, want dat moet zijn verdere
leven poetsdoek blijven. Maar ja, dat
komt ervan als je eigenwijs bent.
ven.
„Juist. Zo iets geeft te denken," be
vestigde Poirot. „Maar het enige wat
getje. En dat jongetje... tekende met
zijn potlood allemaal streepjes en
kruisjes op Annemiekes rug. Ze had
net een schoon, wit bloesje aan en dat
bloesje was ik. Kijk maar eens... hier
en hier en daar.." Verdrietig laat het
bloesje al de potloodkrabbels zien. „Met
het wassen gaat het er wel weer uit,"
bromt het gestreepte overhemd. Dan is
het even stil in de wasketel. Maar dan
opeens..'. Het wasgoed schrikt ervan.
Wat daar nu de wasketel komt bin
nengehuppeld....
„Heb je ooit van je leven zoiets mee
gemaakt?", zegt een theedoek ver
baasd. „Een vuurrood broekje!!!"
„Zeg wil je wel eens makeij dat je
wegkomt," roep een keukendoek boos.
„Jij hoort niet in een ketel met wit
wasgoed." „Pfff, zal ik aan jou vra
gen," zegt het rode broekje met een
hoog stemmetje. „Annemieke heeft me
er zelf ingestopt dus..." „Annemieke is
een klein meisje van zes jaar," bromt
het overhemd. „Ze weet nog niets van
wasgoed af." „En toch blijf ik lekker
in de wasketel," zegt het rode broekje.
Ze steekt een vuurrood tongetje uit.
„Ga er nu maar uit hoor," zegt het
sloop angstig. „Straks geef je rood af
en dan..." „Wat dan?", vraagt het
broekje kattig. „Dan worden wij alle
maal rood," roepen een paar zakdoe
ken tegelijk. „Ik ben hier en ik blijf
hier." Het broekje blijft stevig op een
wit hemdje liggen.
„Zullen we proberen dat brutale
ding uit de wasketel te duwen?", fluis
tert het sloop. „Vooruit jongens... Een,
twee, drie!!" Maar hoe het wasgoed
ook duwt en duwt... het helpt niets. Ze
kunnen het rode broekje er niet uit
krijgen. „O goeie grutjes, daar heb je
het al," zucht het witte hemdje. „Kijk
eens naar me. Het lijkt wel of ik de
mazelen krijg. Allemaal rode vlekken
op m'n rug." „Bij mij ook al," roep
een wit onderbroekje. „Zeg, kijk eens
naar dat rode broekje," bromt het ge
streepte overhemd. „Het heeft alle
maal witte strepen en vlekken. Zie je
39. Nu Joris voor geld geen gouden voorwerpen kon
krijgen, pakte hij het anders aan. „We moeten ons
aanpassen aan de gebruiken, heeft meneer Drom mij
geleerd," zo overwoog hij. „En in een gemeenschap,
waar men het geld niet kent, zal het gebruikelijk zijn
om ruilhandel te bedrijven. Dus Dus wendde hij
zich tot een knaapje, dat met een gouden mesje in een
stokje zat te kerven en sprak: „Dat mesje is niet erg
scherp, ventje. Ik heb hier iets veel beters, dat boven
dien nog inklapbaar is. Zullen we ruilen?" Het ventje
nam aarzelend het zakmesje aan, dat Joris hem voor
hield. JEerst even proberen," zei hij zakelijk. Maar
toen hij merkte, hoe makkelijk het stalen mesje door
het hout sneed, werd hij uitgelaten. „Jongens!" riep hij
blij. „Kijk eens, wat een mieters snijdertje ik heb!
Van die lange meneer gekregen, voor een doodgewoon
kervertje!" Dadelijk werd Joris omringd door jonge
lieden, die allen hun gouden mesjes voor zo'n fijne
stalen wilden ruilen. „Welaan," dacht hij tevreden.
„Dit is dus de manier. Wanneer ik over voldoende
stalen gereedschap beschik, kan ik hier een bloeiende
ruilhandel opzetten. Staal is goud waard. Laat ik dus
beginnen met me wat meer ruilmiddelen te ver
schaffen!"
Mar jon Koch-Ketelaar
ftllCE VLUCHT
IflND MET PE
HAKTEN KONIN31
EN HRRE
LEGER OP DE
HIELEN
(q)alï£>isneY's
IN EEN NACHTMEKEie.PENT ftljce^!HET
«STRAND LANGS DE RARE BEVM0NeK5 VhN WON -
DER LAND.
7E... WOMEN
D...DICHTE P
By.1!
HOOFD
fePAP.'
KOM B'J ONS
EN DB1NK EEN
KOPOE
-THEE
IN DE VERTE POCPT HARP NAAM...
LICE
STOET
ZICH IN
EEN DON-
KEPE
tunnel,
MAAR PP
ACHTER
VDüSeRS
KOMEN
1CHTER-
_opr. 1951. Wik Dijiwy Produc
World Richt» Rocfvtd
ALICE WORDT
WANNER DE HE0
DE HELE LES
LANG GESLAPEN!
MARE IN BEN ZO
Bl'J PAT
WANNER
we C3PON
THEE DPI
KEN
U MOET HIER WEG,
MEVROUW.. ALTIJD ALLEEN
IN BT OUDE .VERVALLEN
HUIS...
E-EN DAT GRIEZELIGE
GEMOMPEL...'
IK ZWEER DAT HET HIER
SPOOKT, MENEER LMJ
DAARNET HOORDE IK WEER
DIEVREEMDE.SLEPENDE
VOETSTAPPEN IN DE
GANG..
fiECHT&VE,VEP6&£LDD0CR
TSJliO TN.CPWBSWMK.tm
SSST...OAT
IS DE STEM VAN
MEVROUW
V HWA
ZEIS MET.
MENEER LAU IN
DE TUIN.