„Merlin de Tovenaar" vereeuwigde
Australië's gouden pionierstijd
Unieke collectie foto's van
de „gold rush" rond 1860
in de staat Nieuw Zd.-Wales
J
r
mm
Begrafenisondernemer W. T. Lewis voor zijn „winkel".
Goudzoekershuisje in Hill End.
mm^
In dit schuurtje oefende dokter Kelly zijn praktijk uit.
DAT WAS het sein tot de Australi
sche gold rush van 1851-1856. In die vijf
jaren werden er fabelachtige hoeveelhe
den van het kostbare metaal gedolven
in Nieuw Zuid Wales. Overal verrezen
nederzettingen van houten huisjes, die
snel uitgroeiden tot stadjes en steden.
Ook de „saloons" en de goktenten re
zen als paddestoelen uit de grond en de
„diggers" smeten met geld. Daarna
werden de vondsten geleidelijk minder,
maar de fortuinzoekers hielden vol. Zij
groeven diepe putten en schachten, tot
dat de produktiekosten te hoog werden.
Dan trokken zij naar elders, de ruige
„bush" in, om daar opnieuw hun geluk
te gaan beproeven. Onmenselijke be
proevingen hebben deze goudzoekers
doorstaan in dit dorre onherbergzame
binnenland. Velen van hen waren ex-ge
straften (Australië diende immers als
verbanningsoord voor Engelse misdadi
gers) die op een schoen en een slof
de wildernis introkken. Slecht uitgerust
en zonder geld, krepeerden honderden
van hen als ratten.
ROND 1860 kwam er een nieuwe op
leving. Rijke goudvelden waren ontdekt
in het noorden van Nieuw Zuid Wales
en daarheen richtte zich het legioen der
-
.■<55*v...
Straattoneeltje in Hill End in 1872. Door een oude mijnput was een verzakking ontstaan en het kostte heel veel moeite
om „het verkeer" weer op gang te krijgen.
slechts documentaire waarde hebben,
maar ook getuigen van Merlins indrin
gende visie op de rauwe, ruige levens
kracht die de mannen en vrouwen in
Australiës „gouden era" bezielde.
Hij was het ook die de grootste goud
vondst aller tijden vereeuwigde: een
brok vrijwel zuiver goud van 240 kg,
dat ruim een meter hoog en 7 cm. dik
was en dat ruim anderhalve ton op
bracht: in die tijd een vermogen. Dn
gelukkige vinder daarvan was ene Ber
nard Holterman, een immigrant uit
Hamburg, die in 1858 naar het verre
Zuidland gekomen was. Veertien jaar
lang leidde hij in Sydney en andere
steden een mager bestaan als bakkers
knecht, slagershulpje en duvelstoejager
in een logement totdat hij in 1872 met
een Poolse vriend naar de goudvelden
trok. Daar dolf hij reeds na enkele
maanden de record-„nugget" op, die
hem schatrijk maakte.
HOLTERMAN werd een aanzienlijk
burger in Hill End. Hij kocht er huizen
en winkels, nam het plaatselijk dag
blad over en verhuisde ten slotte naar
Sydney, waar hij een riante villa liet
bouwen. Holterman was dikke vrienden
geworden met de fotograaf Merlin en
had een groot deel van diens archief
geërfd toen deze stierf.
Een groepje mannen voor het bureau van de goudzoekerskrant.
Een goudzoeker heeft een mooie vondst gedaan. Trots toont hij zijn nuggets
van het Mijnwezen (in gestreepte broek en donker colbert).
aan de kameraden en aan een ambtenaar
goudzoekers. Een der centra werd de
stad Hill End, dat in die tijd 30.000 in
woners en 52 hotels (voor de komende
en gaande goudzoeker!) telde. Het was,
vergeleken bij vroegere en latere
„goudsteden", een tamelijk rustig
plaatsje. Er was een levendig kerkelijk
en maatschappelijk leven en zelfs een
afdeling van de „Sons of Temperance":
een broederschap die matiging bij het
alcoholgebruik voorstond. Er bestond
ook een plaatselijke krant, de Hill End
Observer, er waren welvoorziene toko's
een dokter en zelfs een fotograaf.
AAN DEZE laatste figuur, Merlin ge
heten, dankt Australië een zeldzame er
fenis: een compleet fotografisch ar
chief van het bonte leven in de Austra
lische goudstadjes. Hij trok met zijn
enorme houten „reiscamera", zijn lood
zware last aan glasplaten en zijn mobie
le donkere kamer (een tot foto-labora
torium omgetoverd koetsje) kris en
kras door de bush, hij vereeuwigde de
goudwinning, de „diggers" en het bon
te stadsleven in al hun uitingsvormen,
aldus een uniek stuk cultuurhistorie
vastleggend voor het nageslacht. Hij
was 'n bezetene, een nieuwe „Merlin
de Tovenaar". Soms zwierf hij weken
lang moederziel alleen door hete bin
nenlanden, op zoek naarnieuwe motie
ven. Maar altijd weer dook hij op met
een rijke oogst aan foto's, ter plaatse
ontwikkeld en afgedrukt. Foto's die niet
Dat archief tweeduizend onver
vangbare negatieven is bijna verlo
ren geraakt bij Holterman's overlijden.
Zijn erfgenamen verbanden „die oude
rommel" naar een schuurtje en daar
hebben zij tot voor enkele jaren rond
geslingerd tussen afgedankt meubilair
en andere oude spullen. Totdat een
kleinzoon van de oude goudzoeker bij
het snuffelen in opa's correspondentie
iets over de platen las en de hele zaak
opgroef. Een deel der glasnegatieven
bleek nog redelijk tot goed bruik
baar, zoals uit de hierbij afge
drukte reprodukties blijkt. Deze collec-
tie-Holtermann is thans aangekocht
door de staat, opdat dit monument uit
de pionierstijd voor altijd voor het na
geslacht bewaard kan blijven.
DIE „GOUDKOORTS" zegt, denkt aan Amerika. Aan de wide |aren van
de goldrush naar de Yukon, waar het goud aan het begin van deze
eeuw zomaar voor het oprapen zou liggen. Tienduizenden avonturiers
stroomden er samen om hun deel te veroveren van de onmetelijke rijkdommen
der goudvelden. Velen vergaarden kapitalen, maar gaven ze even snel weer
uit aan alcohol, vrouwen en gokspelen. Geen stad had een groter aantal kroegen,
bordelen en speelholen dan het rumoerige Klondike, dat het centrum van dit
dorado was. Een paar jaren duurde dit wilde leventje, toen was het voorbij.
Klondike is nu een ingeslapen stadje, de Yukon een vergeten rivier. Maar de
herinnering aan die gloriedagen leeft voort in tal van historische romans, films
en avonturenstrips.
Holtermann met het brok goud, dat hem een vermogend man maakte.
SLECHTS weinigen weten dat ook
Australië een dergelijke goudkoorts
epidemie heeft beleefd, tientallen jaren
voordat de eerste „nugget" aan de Yu
kon gevonden werd. Dat was omtrent
het midden van de vorige eeuw. Cali-
fomië was toen het beloofde land voor
de goudzoekers. Vandaar werden enor
me vondsten gemeld, maar de reis
naar dat Verre Westen was kostbaar en
gevaarlijk. Toch waagden duizenden de
grote sprong, waaronder vele Europea
nen. Velen van hen kwamen om tijdens
de lange tocht dwars door het Ameri
kaanse continent, dat toen nog goeddeels
een woestenij was. Anderen bereik
ten inderdaad Californië, om te ervaren
dat de beste goudvelden al door ande
ren „geclaimd" waren.
EEN VAN dezen was een Australi
sche schapenboer, Edward Hargraves
geheten. Hij verkocht zijn farm en reis
de naar Amerika. Dat,was in 1849. Bij
na twee jaar lang ploeterde Hargraves
met wisselend succes in de Californi-
sche bodem rond, voor hij tot de ont
dekking kwam, dat zijn eigen land
thuis, in Nieuw Zuid Wales, een tref
fende overeenkomst met dit goudgebied
vertoonde. Haastig brak hij op en aan
vaardde de terugreis. Enige weken na
zijn terugkeer aldaar legde hij, samen
met drie andere prospectors, een bij
zonder rijke goudader bloot, die hem
met een slag tot een vermogend man
maakte.