Een kat tussen de delven PANDA EN DE BRON Moeilijke tijd voor directeur vlooientheater: Artiesten worden schaars en duur IN PIKANTE SAUSEN Rechter Tie en de antieke Óns xervofgverhaai Een detectiveverhaal door Agatha Christie WOENSDAG 23 JUNI 1965 11 ook in de caravan HIER RUSTEN DE SLACHTOFFERS VAN fSWERELDS EERSTE TREINONGELUK e 2d m mm TO THE MEMORY OF JOSEPH RUTHERFORD, Ui' Teveel hygiëne Stevige mensenvlo Springers en lopers vers in blik verpakt Nooit jeuk Niet mee naar bed door dr. Robert van Gulik rC»T VERTROUW IK NIET! IK BEN ER ZEKER VAN DAT IK IEMAND NAAR BINNEN S. ZASSUPPEN* TIS WEL DONKER HIER BINNEN...HM...IN DIE HOEK 15 ER NIETS... P8ATT.E, 52) „Ja, dat "is ongeveer vijftien jaar geleden. Zij was natuurlijk veel ouder geworden, maar ik heb haar toch on middellijk herkend. En ik vroeg me zelf af wat ter wereld haar aanwe zigheid hier kon verklaren." „Mevrouw Upjohn, wilt u dit ver trek eens rondkijken en mij zeggen of die persoon zich op het ogenblik onder ons bevindt?" „O, zeker" gaf mevrouw Upjohn ten antwoord. „Ik heb haar dadelijk zien zitten, toen ik binnenkwam. Dat is ze!" Zij wees met haar vinger naar een van de aanwezigen. Inspecteur Kelsey was razend snel en Adam eveneens, maar zij waren toch niet vlug genoeg. Ann Shapland was opgesprongen. In haar hand hield ze een kleine, ge vaarlijke revolver, die zij op mevrouw Upjohn richtte. Juffrouw Bulstrode, sprong naar voren, maar nog sneller was juffrouw Chadwick. Haar bedoe ling was niet mevrouw Upjohn te be schermen, maar als schild te dienen voor de vrouw die tussen Ann Shap land en mevrouw Upjohn in stond. „Nee, dat niet!" riep Chaddy, die zich op juffrouw Bulstrode wierp, juist op het moment dat het schot af- ging. Juffrouw Chadwick wankelde en zakte vervolgens langzaam ineen. Miss Johnson snelde haar te hulp. Toen hadden Kelsey en Adam zich al van Ann Shapland meester gemaakt. Deze rukte en beet als een wilde kat, maar de kleine revolver was haar reeds ontnomen. Hijgend van ontzetting riep me vrouw Upjohn: „Zij hebben altijd al gezegd dat zij mensen had doodge schoten. Zo jong als ze was. Zij was een van de gevaarlijkste geheime agenten die ze hadden. Angelica was haar codenaam." „Vuile leugenaarster!" Het was als of Ann Shapland haar deze woorden in het gezicht spuwde. Hercule Poirot sprak met enige stemverheffing: „Zij liegt niet! U bent hoogst gevaarlijk en hebt altijd een gevaarlijk leven geleid. Maar tot dusver bent u nooit in eigen persoon verdacht geweest. Alle baantjes die u hebt gehad onder eigen naam wa ren volkomen echt en werden uitste kend verricht... maar u hebt er altijd een bijbedoeling mee gehad en die bedoeling was daardoor belangrijke informaties te kunnen inwinnen. U hebt bij een petroleummaatschap- pij gewerkt, bij een archeoloog, waardoor u in een bepaald wereld deel kon verblijven, bij de actrice die onder protectie stond van een voor aanstaand politicus. Sinds uw zeven tiende jaar bent u als geheim agente werkzaam geweest... hoewel voor de meest verschillende opdrachtgevers. U hebt daarbij een dubbel leven ge leid. Verschillende functies hebt u on der andere naam vervuld. Dat was dan in de perioden dat u zogenaamd naar huis bent gegaan om uw oude moeder te verplegen. „Maar ik heb een sterk vermoeden, juffrouw Shapland, dat die moeder niet bestaat. Zij is slechts het voor wendsel voor u geweest om u aan uw werkkring of aan de kring van uw vrienden te onttrekken. De drie wintermaanden die achter ons liggen en waarin u zogenaamd uw „moeder" verpleegd hebt, hebt u in Ramat door gebracht. Niet als Ann Shapland, maar als Angelica de Toredo, een Spaanse of half-Spaanse cabaretdan seres. U hebt in hetzelfde hotel gelo geerd als mevrouw Sutcliffe, in de kamer naast de hare. Op de een of andere manier hebt u toen gezien hoe Bob Rawlinson het heeft klaarge speeld de juwelen in het tennisracket te verstoppen. U hebt toen geen ge legenheid gehad u het racket toe te eigenen, tengevolge van de plotselin ge gedwongen evacuatie van alle Britse onderdanen. Maar u hebt het adres van mevrouw Sutcliffe geno teerd. Toen is het u niet moeilijk ge vallen verdere informaties in te win nen. Het is evenmin bezwaarlijk ge bleken op Meadowbank een functie als privé-secretaresse te krijgen. Ik heb daarnaar een onderzoek inge steld. U hebt de vorige secretaresse van juffrouw Bulstrode een aanzien lijke som betaald om haar betrek king tijdelijk eraan te geven onder het voorwendsel van te lijden aan een „zenuwinzinking". En tegenover haar had u een aannemelijk verhaal opgehangen. U had opdracht gekre gen een serie artikelen te schrijven over beroemde meisjeskostscholen „van binnen uit"... „Het leek u allemaal even gemak kelijk, nietwaar? Als er een tennis racket van een van de meisjes ver mist werd... wat dan nog? Of nog eenvoudiger: op een nacht zou u naar de sporthal kunnen gaan en daar de juwelen uit het racket verwijderen. Maar u had buiten juffrouw Springer gerekend. Misschien had zij u al eens betrapt terwijl u met de tennisrackets bezig was. Of misschien kon ze die nacht toevallig niet slapen. In elk ge val is zij u gevolgd naar de sport hal. Daar hebt u haar doodgeschoten. Naderhand heeft mademoiselle Blan che geprobeerd chantage op u te ple gen. Toen hebt u ook haar gedood. Het gaat u heel gemakkelijk af een medemens te doden, nietwaar?" Hij zweeg. Op ambtelijke toon waarschuwde inspecteur Kelsey zijn gevangene dat alles wat zij zeggen zou naderhand als bewijs tegen haar zou kunnen gelden. Maar daar luisterde zij niet naar. Op giftige wijze stortte zij een vloed van scheldwoorden over Hercule Poi rot uit, waarvan iedereen in het lo kaal verschrikt opkeek. „Allemachtig!" zei Adam later te gen Kesley, „ik had nog wel gedacht dat het zo'n aardige vrouw was!" Juffrouw Johnson, die naast juf frouw Chadwick was neergeknield, zei: „Ik ben bang dat Chaddy ernstig gewond is. Het lijkt mij daarom beter haar stil te laten liggen tot de dok ter komt." HOOFDSTUK XXIII Verklaringen van Poirot Toen mevrouw Upjohn door de gan gen van Meadowbank liep te dwalen, vergat zij het opwindende toneel waarvan zij daareven getuige was ge weest. Zij was niet anders dan een moeder die op zoek is naar haar kind. Zij vond Julia tenslotte in een leeg klasselokaal. Ze zat voorovergebogen het puntje van haar tong kwam tus sen haar lippen te voorschijn, ver diept als zij was in het schrijven van een opstel. Toen zij opkeek zette zij hele grote ogen op. Daarna stormde zij op haar moeder af en sloot haar liefkozend in haar armen. „Mammie!" riep ze. Daarna maakte zij zich vlug los uit deze omhelzing, met de verlegenheid aan haar jaren eigen, enigszins be schaamd over deze onbeheerste ge voelens, en zei met geforceerd on verschillige intonatie... bijna verwij tend: „Maar ben je dan nu al terug, Mammie?" „Ik ben terug komen vliegen," gaf mevrouw Upjohn haast verontschul digend ten antwoord, „uit Ankara." „O!" zei Julia. „Nou... ik ben blij dat je terug bent." „Ja, dat ben ik ook," verzekerde mevrouw Upjohn. Zij keken elkaar een beetje verle gen aan. „Waar ben je mee bezig?" vroeg haar moeder, dichterbij ko mende. „Met een opstel voor juffrouw Rich," antwoordde Julia. „Zij geeft soms van die opwindende onderwer pen op." „Waar gaat het over?" informeerde haar moeder belangstellend. Zij boog zich over het papier en las het on derwerp: „Stel tegenover elkaar de houding van Macbeth en die welke Lady Macbeth aanneemt tegenover het plegen van een moord." „Nou, nou," sprak ze op misprij zende toon, „je kunt niet zeggen dat dit geen actueel onderwerp is." Vervolgens las ze het begin van het geen Julia geschreven had. „Macbeth gevoelde wel voor een moord en had er lang over nage dacht, maar hij had een zetje nodig om ertoe over te gaan. Eenmaal ge noot hij ervan zijn mededingers te doden, zonder spoor van vrees of wroeging. Maar Lady Macbeth was een en al hebzucht en eerzucht. Zij had gedacht dat het haar niets zou kunnen schelen wat zij deed, als zij haar doel maar bereikte. Maar toen ze het eenmaal bereikt had, merkte zij dat zij er toch spijt van had." (Wordt vervolgd) DE SPOORTREIN was nog slechts enkele jaren oud, toen in Engeland de bakermat van het IJzeren Paard het eerste spoorwegongeluk geschiedde. Dat was op 10 no vember 1840 toen op het station van Bromsgrove de over verhitte stoomketel van de locomotief der Birmingham and Gloucester-expres met een verschrikkelijke slag ontplofte, waarbij de machinist, Thomas Scaife, die in de borst ge troffen werd door een stuk gloeiend metaal, de dood vond en zijn maat Joseph Rutherford zo zwaar gewond werd dat hij de volgende dag zonder hij kennis gekomen te zijn over leed. Beide slachtoffers zijn ter plaatse hegraven en hun laatste rustplaats wordt gesierd door twee fraaie grafstenen, bekostigd door hun collega's en gegraveerd met een af beelding van de antieke stoomloc die hun noodlot werd, en met een hooggestemd grafschrift. Dat van Rutherford luidt: ,,Oh. Lezer wacht en werp een blik op dit Graf waarin ik lig Omdat de wrede Dood mij uitdaagde En spoedig, helaas, zal hij ook u roepen Keer tijdig in, draal niet Want Christus roept u allen eens!" Thomas Scaife's memento, samengesteld door „een onbekende vriend", was nog poë tischer. Het zegt onder meer: „Mijn stoom is nu neergeslagen in de Dood 's Levens spoorweg is ten einde, het laatste station voorbij In de dood ben ik tot stilstand gekomen en heb ik eindelijk rust Vaarwel, beste vrienden en staakt uw weeklagen In Christus ben ik veilig in Hem slaap ik!" De beide graven monumenten die de grens van het Stoomtijdperk markeren worden nog altijd onderhouden door „het dankbare nageslacht". 1 O THE MEMORY OF THOMAS SCAIFE lto.i thu ISixmS'Aykctm. eend Glaitc+xfeyjRvtil&ay wH» Sfftlicc. È>v fW Ek^Io#/0» of BoiUf én-the 16-4-0- H« was hy&S fcüew wfelm* »\D W».» ZVAiO vVjjjgjfö .V. kt» JJVftny Amiobie ouAiiUc*. KiftOfcAlh w$| W by &3I tb? of hi* |B|p a of lbo worlhmEss o£ tbe SBB Mysfs*co3<3 rat? still, silrifeMi la No d««* ft<y fiiï- Mytoag* »»s(oxtj^|||i| M yeti* offers Bk fW«<-jvc loaidX tKronjjL |Sf| 3y of o'«- No U<-4 brvirtk j|||| My d««y sjuiodM> te<jw.wHg| ifety W<Ll.& My Iöslit* loutes Vx» st©pj>'<3 8Bg it* «**C.cf» friv«<u x<v4 T-Jwt-e::. My ït> Chrbl V«- THi* STONK WAS EbCTED AT THJOiNT KXEX&CE y OU HIS B'ÏVLUOV; 1B4.S latr einhhc» tóthb bwsmwxam aJ0> toocawrse ftA-CWAY COMPANY A4 vvbo,Di«<t Nov 11 16*0 v3oed 3S Teers Qh t Reader slay- and oost an eye. Upon thia Crave wkmn Hie For era ei Deafh bos challenged me Anil aaor. «la® - will eaït an the*: Repent in t no* ««aloe no d e) ay 'For Christ will «-all you all away. My time was spent like day in sun. Beyond all cure my jSÏass is, run v^,- r j. -»» w «ïint'TED av'i«e mimcwm „JE VINDT GEMAKKELIJKER EEN LEEUW DAN EEN VLO" (Van onze speciale verslaggever) HILVARENBEEK. - „Het is op het ogenblik gemakkelijker om aan een leeuw te komen dan aan een oio. Vroeger kreeg je ze voor niks, later gaven we een paar centen per stuk en nu moet ik al anderhalve gulden bieden. Ik heb geadverteerd, maar moest toch nog zien, langs andere wegen aan mijn artiesten te komen. Henri van Dillen, 38 jaar, en Nederlands enige vlooiendresseur annex eigenaar van het laatste vlooientheater in dit deel van West-Europa, maakt zich zorgen over de toekomst. Niet, dat hij voor zijn boterham vreest, want naast het vlooien theater exploiteert hij nog andere kermisattracties. Hij maakt zich zorgen over de toekomst van het vlooiencircus, waarvan hij de directie overnam van zijn vader, die het vak op zijn beurt van grootvader leerde. Het was overgrootvader Dillen, die 100 jaar geleden het vlooientheater op de Nederlandse kermis introdu ceerde. „IK MAAK nog altijd goede zaken met I de vlooien en ik hoop het theater dan ook zo lang mogelijk voort te zetten. Soms krijg ik door een mazzel een heel potje artiesten tegelijk en dan ben ik weer vol optimisme. Zoals vorige week. Ik ben toen naar Amsterdam gereisd, waar ik een oude leverancier heb opge zocht, een a-sociaal gezin. De man voel de er niets voor om mee te werken. Hij schaamde zich waarschijnlijk, dat er nog vlooien in zijn huis waren. Maar toen ik I tenslotte een rijksdaalder voor een vlo hood zei de vrouw: Meneer Dillen, gaat 1 u even een straatje om. straks komen de kinderen thuis en zal ik wel even zoe- I ken. Enfin, toen ik terugkwam had ze er tien voor me. En toen ze zag dat ik vlot met geld over de brug kwam had ze er in een oogwenk nog tien..." WIJ TROFFEN Henri Dillen op de ker- I mis van Hilvarenbeek. In zijn fraaie sa lonwagen, die niet onderdoet voor die van een groot circusdirecteur, vertelde hij: I „Vroeger begonnen wij het seizoen in de Zaanstreek, daar kon ik altijd volop vlooi- en krijgen. Dat zat 'm geloof ik, in de houten huizen. Vlooien kunnen daar fijn overwinteren in de naden van het hout en het vuil in vloernaden was bovendien een goede basis voor de ontwikkeling van de eitjes. Maar tegenwoordig heeft men af doende bestrijdingsmiddelen tegen insec ten, men is hygiënischer geworden, er zijn steeds minder houten huizen, er worden geen houten maar betonnen vloeren ge maakt en de textiel wordt steeds meer van kunststof vervaardigd, waarin de vlo 1 zich niet thuisvoelt. Je kunt natuurlijk zeggen: kweek ze dan zelf. Natuurlijk kan ik de vlooien laten paren, ze gaan dan eit jes leggen, daar komen wormpjes uit en die gaan poppen. Tenslotte komen er dan hele kleine vlooitjes, maar die zijn zo klein, dat je ze niet kunt pak ken. Dat is natuurlijk allemaal niet te doen. Ik ruim dus aan het eind van het seizoen de hele menagerie op en begin het volgend voorjaar weer van voren af aan." „ER SCHIJNEN wel 150 verschillende soorten vlooien te zijn, maar voor ons werk zijn alleen de stevige, royale men- senvlooien geschikt. In noodgevallen be help ik me wel eens met honden- en kat- tenvlooien, maar die zijn eigenlijk te klein en bovendien geven ze voedingsproble men, want ze lusten geen mensenbloed. Als iemand mij vlooien stuurt begin ik eerst de mannetjes eruit te wippen. Ze zijn te zwak. Alleen de vrouwtjes zijn ge schikt voor het werk. Maar meestal krijg ik de diertjes in beschadigde toestand. De poten zijn bijvoorbeeld vaak kapot 48. Nadat zij Panda en meneer Drom in hun lussen hadden gevangen, kwamen de dwergen uit hun schuil plaatsen te voorschijn. De dwergenhoofdman trad naar voren en keek hen met boze oogjes aan. Jullie slecht verklaarde hij. „Jullie wilden goede tovenaar, die Boemboem temde, aan boze geest van bron geven". ,Aha", zei de ontdekkingsreiziger, die belangstellend Viad toegeluisterd. „Is dat de gedachtengang? Juist ja, nu begrijp ik het". ..Ik begrijp er niets van", merkte Panda' bitter op. „Waarom doen ze opeens zo naar tegen ons?" „Dat hangt met de Klaptrap samen", leg de meneer Drom uit. Die schijnt door de betonstortin- gen van Goedbloed voor altijd gesloten te zijn. En daar door is Goedbloed in hun ogen nu een goede tovenaar „Maar dat is toch nog geen reden om ons zoetelijk te behandelen?" wierp Panda tegen. „Helaas wel", ant woordde de ontdekkingsreiziger. „Eerst was in hun ogen Goedbloed slecht en waren wij goed; nu zijn de zaken omgekeerd. Ach ja, zoiets komt bij alle volken voor: wie vandaag wordt toegejuicht, wordt morgen verguisd. Daar moeten we ons maar bij neerleggen". En dus gingen zij zonder tegenstribbelen met de dwergen mee, die hen naar de grote boog brachten, waarmee zij enige tijd geleden Joris tegen de rotswand wilden schieten. „Nu willen ze dat blijkbaar met ons doen", zei meneer Drom met een zucht. „Wat?!" riep Panda verschrikt. „Maar daar hoeven we ons toch niet bij neer te leg gen?!" Tja, die komen natuurlijk niet voor het circuswerk in aanmerking." Het vlooientheater is al eeuwen oud. In oude vakboeken troffen wij gegevens aan waaruit blijkt, dat een Oostenrijkse pater in de 15de eeuw er in was geslaagd enige vlooien te dresseren. De man eindigde zijn leven op de brandstapel- Er waren tijden dat het aantal vlooien in Europa een veelvoud van het aantal mensen bedroeg. Het is bekend, dat bij voorbeeld aan de Franse hoven veel ple zier werd beleefd met deze diertjes. De heren zochten ze op bij de dames en lie ten ze dan grote sprongen maken. MAAR MET dressuur had dit weinig te maken. Henri van Dillen zegt: „De dres suur verdient die naam nauwelijks. Als ik vlooien krijg span ik ze in, dat wil zeg gen, dat ik ze een gebrand zilverdraadje om de nek leg. Ze kunnen dan niet meer wegspringen,.Ik ga dan wat met ze spe len. Die dieren, die hardnekkig proberen te blijven springen, moeten eruit. De an- Henry Jones uit Eckington in het En gelse graafschap Worcestershire, de laatste dorpssmid in zijn district, heeft na een lang en werkzaam leven zijn zware ambacht vaarwel gezegd. Jones, die onlangs de negen kruisjes passeerde, had geen klanten meer en dus besloot hij, zichzelf een afscheidsgeschenk te geven: dit smeedijzeren hek voor zijn huis „The Beeches" dat hij in drie maanden eigenhandig gemaakt heeft en waarin al de attributen van zijn oude handwerk zijn uitgebeeld. Als hoef- en wagensmid heeft hij zijn dorpsgenoten zeventig jaar gediend. Nu het land- bouwpaard vervangen is door de trac tor, heeft niemand meer behoefte aan zijn diensten. Advertentie deren gaan lopen en worden ingespannen voor de rijtuigjes. Andere vlooien leer ik koorddansen, gewoon dansen en jongleren met een balletje, 't Is een kwestie van veel geduld en voor de dieren een kwes tie van eindeloze herhaling tot het een gewoonte wordt." HET VERHAAL wil, dat overgrootva der Dillen een eeuw geleden op een fan- cy fair in Frankrijk gedresseerde vlooien zag. Het staat in ieder geval vast, dat hij het vlooientheater in ons land heeft ge bracht. „Vlooiencircus" heette het toen en de kleurrijke affiches, die op de fagade van de tent waren geplakt vermeldden als programma: de praalwagen, het uit rukken der brandweer, de jonglerende vlo, de koorddanseressen en balletdanseressen. Als extra attractie was er steevast het voederen der dieren. Dit laatste gebeurt ook nu nog tijdens de voorstellingen. Henri van Dillen plaatst de dieren op zijn lin keronderarm, waar zij zich tegoed doen aan zijn bloed. „Nee, het jeukt niet. Als je weet dat het prikje komt, is het helemaal geen jeukerig gevoel. Misschien ben ik ook wel im- muum, want ik doe het nu al 20 jaar. De vlo prikt en verdunt het bloed met een vloeistof, die het dier zelf produceert, dit veroorzaakt bij veel mensen een bultje, maar ook daarvan heb ik nooit last gehad. OMDAT een vlo zo klein is kan de voorstelling nooit meer dan 15 a 20 man publiek hebben. De voorstellingen duren dan ook niet langer dan een kwartier om iedere avond zoveel mogelijk mensen te bedienen. Is een kermisvlo te beklagen? Volgens Henri van Dillen absoluut niet. „Theore tisch gesproken kan een vlo 4 jaar oud worden. In de praktijk lukt dat bijna nooit. Ze vallen ten offer aan verdelgings middelen, ze worden gevangen en gedood of de voorwaarden om te overwinteren zijn niet aanwezig. De vlo moet het 's winters namelijk vrij warm hebben. Ik zou ze bij mij alleen maar kunnen laten overwinteren door ze mee naar bed te nemen. Daar voel ik niets voor. Boven dien moeten ze tijdens de voorstellingen zoveel lopen, dat hun pootjes na een sei zoen bijna zijn versleten". Het vlooientheater van de heer Van Dil len bereist ieder seizoen ongeveer 25 ker missen. „Vroeger mocht ik nooit in En schede komen, omdat de plaatselijke afdeling van de dierenbescherming zich er tegen verzette. Ik ben toen naar de voorzitter van die afdeling gegaan en heb gevraagd of hij mij geen vlooien kon leveren als hij die dieren zo graag wilde laten leven. D* man erkende toen, dat als hij een vlo ontdekte hii deze onmiddellijk doodmaak te. En nou mag ik weer komen, daar m Enschede

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 11