BALANS VAN EEN GRUWELLEGENDE PANDA EN DE BRON Volksdansweek in Alkmaar en Ons vervolg verhaat door Marjorie Kin nan Rowlings Wraak der doden Wereldschokkende vondst Voorbeeldig einde door dr. Robert van Gulik WOENSDAG 30 JUNI 1965 11 (Geautoriseerde vertaling van Mien Crabberton) n) SOMS LIJKT HET of wij nooit vrij zullen komen van de beroemde Vloek van de Farao, die sinds de ontdekking van het graf van Toet ankhamon in 1922 met de regelmaat van de klok de kop pleegt op te steken. Met die Vloek kan men er zeker van zijn, dat er weer aangename rillingen zullen lopen over de ruggen van hen, die er in wensen te geloven en die dankbaar zijn dat zijzelf een zoveel veiliger beroep hebben gekozen dan dat van egyptoloog. En graag zullen zij het verhaal van de Vloek vertellen aan hen die niet zo op de hoogte zijn van dergelijke griezeligheden evenals wat er gebeurt met lieden die de farao zijn laatste rust niet gunden! GOUDEN OOGST Een rode kardinaalvolgel zat tus sen de koraalachtige kamperfoelie bloemen, die zich langs de witge- verfde omheining van 't kleine kerk hof rankten en floot zijn lustig lied. Het was een stille plek, een mijl ten oosten van het Cracker-dorpje (Crac kers Floridase benaming voor kolo nisten, afkomstig uit Georgia, N. Ca rolina en Alabama, en hun nakome lingschap) Purley, afgeperkt als een ontginning midden in het hart van het oerbos. Bemoste zwarte eiken en magnolia's, palmen en zoetgeurende gombomen hadden hun leven ervoor moeten geven en hun knoestige wor- telstompen waren uitgegraven om plaats te ruimen voor mannen en vrouwen, die niets anders meer no dig hadden dan rust en vrede. De mensen, die zich verzameld hadden voor de begrafenis van Luke Brinley en zijn vrouw, schuifelden dichter naar de brede, gapende grafkuil. De rode kardinaal schudde zijn staart, vloog naar een wilde moerbei boom naast de kerkhofingang en be gon ijverig de takken na te pluizen. De jongen, Luke junior, liet voor enkele seconden zijn blik naar de ro de verenflikkering dwalen; dan richt te hij zijn ogen weer op wat daar gaande was vlak voor zijn voeten. De rondreizende geestelijke wenkte hem nog een paar passen naderbij te komen. Het kleine meisje Allie Brin ley hield zijn hand krampachtig vast. Hij was genoodzaakt haar kleine vin gers één voor één los te maken. Zo als hij een bamboestengel bevrijden zou van er zich omheen strengelen de jonge klimranken. Hij voelde hoe zij stond te beven. Luke stapte op de eerste der beide ruwe dennehouten kisten toe en op het teken van de pre diker beurden zijn handen de hem toegewezen kisthoek op. Hij was veertien jaar. Zijn kracht was niet minder dan die van een der drie andere, eveneens jonge, dra gers. Zij lieten de kist in de ene helft der open groeve dalen, en volgden daarna met de tweede. Voor een kort ogenblik greep een heftige verwar ring de jongen aan, omdat hij er niet zeker van was, welke kist zijn moeder en welke zijn vader bevatte, zijn hoofd gonsde. Het groepje dorpsbe woners werd nevelig en wazig voor zijn ogen, tot ze zich schenen op te lossen in de lange grijze slierten Spaans mos, die van de eiken af hingen. De jongen voelde zich onze ker, wankel. Maar zijn blik werd al weer helderder. De dragers hadden zich teruggetrokken, hij stond alleen. De geestelijke reikte hem een spa de en zei: „Jij gooit de eerste schep pen aarde, mijn jongen." De inspanning van zijn spieren, ter wijl hij groef en spitte in de aarde, gaf hem verlichting. Hij schepte ge regeld voort, met strakgebogen hoofd alsof dit zich schrapzetten moest te gen de kring van nieuwsgierige en medelijdende blikken, die heen en weer gingen van hem naar het meis je en weer naar hem. Het was dui delijk te zien dat ze broer en zuster waren, zoals soms een sterk uitge sproken oudertype een zelfde stem pel kan drukken op een reeks van kinderen. In het geval van deze bei den waren de ogen onvergetelijk. Ze waren groot, die ogen, van een wazig grijsblauw, zoals een maartse he mel blauw is, maar vol regen en wind. Ze waren bijzonder ernstig, vast en oprecht van blik, zodat zij deze dorpsmensen, zelf merendeels van-het type met dwalende, ontwij kende oogopslag, gedurende de lange ziekte en het moeilijke sterven der beide Brinleys menigmaal verontrust en ontsteld hadden. Bart Newton, de dorpswinkelier en tevens eigenaar van de ontginning waar de Brinleys woonden, had ge zegd: „Ik mag hangen als je er niet beverig en raar van wordt, die groot- ogige kinderen, die je zo regelrecht aankijken over de steenkoude licha men van hun vader en moeder heen". De jongen het meisje waren bei den taankleurig, haar en huid hadden dezelfde tint als eenjarige herten in zonlicht. Lukes lichaam, mannelijk en sterker en rijper, was lang en stoer gebouwd. Allie was teer. Haar hoofd was klein en slank, met glanzig zacht haar. De schedel van de jon gen was overdekt met een overvloe dige warrige haardos, als gebleekte en gescheurde dooreengestrengelde palmblaren. Terwijl hij groef in de zandhoop daar vóór hem, droop het zweet van onder zijn zware haar groei en maakte dunne strepen over zijn hoekig gezicht. Een vrouw zei zachtjes: ,,'tls te veel, om van een kind te vragen, zand op zijn eigen vader en moeder te werpen." Een oude man antwoordde uitda gend: „Het hoort, dat hij ze eer be wijst." De vrouw schudde langzaam haar hoofd. Andere mannen begonnen nu ook aarde te scheppen, en binnen weinige minuten stond de rechthoek van opgehoopt zand hoog boven de grond. Osey Lewis bleef achter om het plat te trappen. Hij werkte met al zijn kracht. De geestelijke gaf een teken en men begon een hymne te zingen. Osey was een beroemd dan ser. Hij hield van het geluid van zijn eigen voeten op de wijs van een viool. Toen het gezang begon aan te zwel len over het kerkhof, stampte hij met nog groter enthousiasme. Hij vergat waar hij was en wat hij deed; toen de hymne eindigde stond hij nog geestdirftig met armen en benen te zwaaien. De vrouw die zoeven gesproken had, was de weduwe Raynes, een forse gespierde vrouw, een menge ling van goedheid en venijn in voort durende wisseling. Ze zei scherp: „Ik wil Osey Lewis er niet bij hebben als ik begraven word. Nooit." „Hij was te levendig," gaf de oude man toe. „Hij heeft het hele graf af- gedanst. Het is niet behoorlijk," ging hij voort, zó dat iederen het zou ho ren. „het is niet behoorlijk en goed, op zo'n manier op een graf te staan stampen." De Brinleys waren vergeten. De groep verspreidde zich, pratend over wat behoorlijk was bij een begrafenis en wat niet. De boze weduwe reikte de geestelijke een handvol zilvergeld over, dat ingezameld was om hem te betalen. De man keek naar de jongen en 't meisje zuchtte en gaf Luke, in kleine muntstukjes, als met tegenzin uitgeteld, een dollar. Hij zei: „Laat me weten als je hulp nodig hebt", en wendde zich af om zich bij de Lewis-familie te voe gen, die met een karretje op hem stond te wachten. Luke Brinley en zijn zusje bleven hand in hand stilletjes wachten, als of er zo dadelijk wel ergens een poort moest opengaan, waardoor hun duidelijk een weg zou worden gewe zen, die zij konden gaan. Van de be grafenis waren zij een middelpunt ge weest. Ze waren erheen gereden met de familie Lewis, onmiddellijk ach ter de beide kisten. Nu waren zij weer overbodig. De weduwe Raynes riep luid: „Wie heeft er plaats voor die twee kinde ren?" Mannen en vrouwen mompelden wat en liepen wat onrustig van de een naar de ander. Ze riep weer hard: „Loop rond, jullie allemaal. Jullie zijn bang, dat je ze niet weer kwijt zult raken. Ik heb zelf wel plaats." Haar vele kinderen vulden een open huifkar op veren. Ze schoof ze hier en daar uiteen, alsof ze te dicht groeiende gewassen vaneen scheidde, en wenkte Luke en Allie. Die klom men nu over de wielen de wagen in en hurkten neer op de vloer, met hun ruggen tegen de voorbank. De jonge Raynesjes staarden hen aan, de we duwe hees haar grote lichaam naar de zitplaats en klokte aanmoedigend tegen het paard. De wagen schokte over de hobbe lige kerkhofgrond. Ze waren de laat- sten, bij het hek hield de vrouw stil en Luke sprong eraf om het te slui ten. Toen klom hij weer naar zijn plek en ging zitten. Hij voelde zich opeens stijf en pijnlijk in al zijn leden en zo vermoeid, dat hij niets anders wenste dan diepe, diepe slaap. (Wordt vervolgd) DE VLOEK VAN DE FARAO NU WAREN faraonische vervloekingen niets nieuws, maar zij bereikten pas een hoogtepunt met de vondst van het graf van Toetankhamon, die zo'n énorme indruk maakte op het grote publiek. En nog vandaag-de-dag voelen wij de na weeën ervan, want u herinnert zich natuurlijk ook nog wel die inbraak, waarbij een armband werd ontvreemd, bezet met „kostbare" scarabeeën, die aan Toet ankhamon hadden toebehoord. Voor archeologen was die diefstal dé mop van het jaar om de simpele reden dat er sinds 1922 miljoenen scarabeeën van Toet ankhamon zijn verkocht aan goedgelovige toeristen door hevig geheimzinnig- doende slimmerikken. Indien u dat wenst, kunt u in Egypte karrevrachten scara beeën kopen, van welke farao u maar wenst. De enige die van bovengenoemde diefstal beter werd was de boef die de armband terugverkocht aan de eigenaar. Er zijn namelijk nooit scarabeeën van Toetankhamon in de handel gekomen omdat bij het leeghalen van de tombe een zodanig scherpe controle werd ge houden door de Europeanen, dat diefstal totaal onmogelijk bleek. Koopt u er dus nooit een als u verstandig bent! Links hoven: een beeld van Toet- ankhamon als jongeling. Rechts: het befaamde gouden dodenmasker van de farao. Hieronder: de ingang van de twee faraograven in de Val lei der Koningen. De donkere recht hoek is de toegang tot het graf van Seti I, de horizontale rechthoek daarvoor leidt naar de tombe van Toetankhamon. DE VERHALEN over vloeken van fa rao's die tot 1922 de ronde deden, vielen in het niet met wat er in dat jaar plaats vond. Als men de pers mocht geloven, stierven in de jaren na de vondst de ar cheologen als vliegen aan de meest gru welijke en geheimzinnige kwalen, die geen arts wist te achterhalen of zelfs maar vast te stellen. Maar men hoorde ook vreemde kreten die moord en dood slag voorspelden. Men sprak over nog nooit eerder geziene paddestoelen die gif tig miasma uitdampten. Men had vreem de gevoelens. Enfin, het hele arsenaal van mysterieuze zaken werd aangespro ken. Als we de verhalen moeten geloven heeft de arme Toetankhamon het razend druk gehad met steeds maar weer lieden te vervloeken en te verdoemen! WAT IS er nu werkelijk waar van al die wilde verhalen? Houd u zich even vast ...HELEMAAL NIETS! Alle men sen die bij het werk aan de tombe van Toetankhamon betrokken waren, bereik- (Van onze correspondent) De Nederlandse Volksdansvereniging houdt van 9 tot 18 juli een volksdansf#s- tin in Alkmaar. Groepen uit Bulgarije, Engeland. Frankrijk, Griekenland, Joego slavië, Schotland en Zweden zullen daar en in verscheidene andere plaatsen in Nederland hun programma presenteren. Doel is het aanleren van eikaars dansen en stijlen en via openbare demonstraties belangstelling bij het publiek te wekken. De uitvoeringen in de genoemde week worden gegeven in Almaars veilinghal. Het centraal Dansberaad heeft voor deze gelegenheid de expositie „Dansen toen en nu" samengesteld, die prenten en foto's biedt van volksdansen over een tijdvak van 350 jaar. Deze interessante en met zeer veel zorg samengestelde tentoon stelling is ingericht in clubhuis „de Burch", Koningsweg 49 in Alkmaar. Verscheidene van de groepen die in Alkmaar optreden komen naar Den Haag, de Bulgaren op 13 juli (Kurzaal) de Grie ken op 3 juli op het terras van Maduro- dam. Ook Rotterdam, Apeldoorn en Leeuwarden krijgen enkele groepen op bezoek. 54. Joris was niet van plan te vertrekken, zonder eerst de Bron van de Rijkdom te hebben gevonden. En nu hij de kaart van de meesterontdekkingsreizi- ger in zijn bezit had, kon dat niet moeilijk zijn. „Laat me alleen," zei hij tegen de dwergen, die hem nieuws gierig volgden. „Ik ga een goede daad verrichten en goede daden doet men niet in het openbaar!" De dwer gen begrepen dit niet helemaal, maar in elk geval za gen zij dat hun koning alleen wilde zijn, dus bleven zij gehoorzaam achter. „Het koningschap heeft toch vele voordelen," dacht Joris tevreden. „Nu kan ik ongehin derd de Bron van de Rijkdom..." Hij brak af, toen hij de zware gestalte van de bronwachter ontwaarde. „Nee, niet geheeel en al ongehinderd," prevelde hij te leurgesteld. „Deze ruwe grijsaard schrikt er niet van terug, om zelfs een koning op het hoofd te slaan. Wat nu? Ik kan eenvoudig niet heengaan, zonder van de Bron van de Rijkdom te hebben geproefd. Maar dan moet ik toch een middel bedenken, om deze lastige knaap te omzeilen...." ten een rijpe leeftijd en hebben zich tij dens hun leven nimmer opgewonden over geheimzinnigheden of dergelijken met uitzondering van één hunner, die inder daad in 1923 overleed op de leeftijd van 56 jaar: Lord Carnarvon, de man die de opgravingen financierde. Maar die zaak zit wel even anders dan algemeen ver teld wordt. Maar eer we dat verhaal uit de doe ken doen, is het misschien wel nuttig de geschiedenis van de vondst van de tom be nog even op te rakelen. Op 4 novem ber 1922 vond de egytoloog Howard Car ter de treden die omlaag leidden in de hellende gang naar de tombe van de fa rao, waarnaar hij reeds zo lang en zo vruchteloos zocht, al was hij ervan over tuigd dat dit graf hier wel móest liggen. Deze onderneming werd gefinancierd door de graaf van Carnarvon die zeer in de egyptologie geïnteresseerd was en be schikte over het fortuin dat voor dergelijk werk vereist is. De vondst kwam op het nippertje, want het seizoen liep ten ein de, zou nog slechts enige dagen duren en dan worden afgesloten. Het zoeken zou dan voorgoed worden opgegeven. Carter had dus het geluk wel mee! Dankzij zijn kunde, kennis en uithoudingsvermogen werd zijn werk uiteindelijk nog bekroond. Wat men in het graf aan goud, kostbaar heden, meubels en beelden vond, over trof de stoutste verwachtingen, ook al was het graf kort na de bijzetting van de jonge farao geplunderd, waarvan de spo ren in 1922 nog zichtbaar waren. Toch was Toetankhamon een van de onbelang rijkste farao's geweest, levend in een tijd van anarchie; speelbal van de priesters van Amon die in de jonge, onervaren en weinig wilskrachtige koning een gemak kelijke prooi zagen. Farao Toetankhamon was koning geworden door zijn huwelijk met de derde dochter van de monontheï- tische koning Ichnaton en diens beeld schone gemalin Nefertiti. DE VONDST van het graf in 1922 kan men alleen vergelijken met de tocht van een kosmonaut nü: de hele wereld stond op zijn kop van opwinding. Iedereen be moeide zich ermee. Liedjesschrijvers, mo dekoningen, verhalenschrijvers, iedereen greep naar Koning Toet, zoals de Ameri kanen hem meteen vrij smakeloos betitel den, en probeerden geld aan hem te ver dienen wat wonderwel gelukte. Een stroom van rijke toeristen trok naar Egypte in de hoop het graf te mogen be zichtigen, wat echter slechts aan enkele zeer prominente figuren werd toegestaan. Koningin Elisabeth van België, die zeer geïnteresseerd was in de egyptologie en er ontzaglijk veel voor heeft gedaan, was een van de weinigen die de tombe moch ten binnentreden. En zelfs zij heeft nooit een scarabee van Toetankhamon gekre gen, want die waren meteen staatseigen dom! TOEN STIERF Lord Carnarvon, niet onverwacht maar wel na een langdurig ziekbed. Zie je wel! riep metepn iedereen. Daar heb je het al! Dat is de wraak van de farao! Dat komt ervan als je een graf vql vervloekingsteksten leeghaalt! De Vloek, van de Farao was geboren en be gon zijn zegetocht over de wereld. In Amerika doken twee jonge knapen op, elk 23 jaar oud, die zich egyptologen noem den en die in ontelbaar vele steden dood enge lezingen hielden waarin zij verhaal den over hoe de vloek zich zou voltrek ken aan een ieder die bij het werk in het graf werkzaam was... Carnarvon was reeds ten offer gevallen. Wie zou de vol gende zijn?... En huiverend luisterde men: hoe de moedige knapen zich met le vensgevaar in het graf hadden begeven, ondanks de dreigende teksten boven de in gang: „De Dood zal op snelle wieken ko men voor wie dit graf schendKon het mooier? Later bleek dat de twee handige jon gens nooit in Egypte waren geweest! Ze zouden trouwens geen toegang hebben ge kregen want egyptologie was voor hen een gesloten boek! En op genoemde poort staan alleen een paar zegels met korte teksten, daar aangebracht door ambtena ren van de koninklijke necropolis, de do denstad in de befaamde Vallei der Ko ningsgraven. Geen spoortje van wat voor vervloeking ook! Na dit éclatante schan daal verdween een van de twee knapen, maar nummer twee maakte zelfs daar handig gebruik van door te vertellen hoe zijn partner een afgrijselijke, mysterieu ze dood was gestorven, te erg om na te vertellen! DE VLOEK kwam daarna even tot rust, maar dat duurde niet lang. Ditmaal was hij heel wat geloofwaardiger, want nie mand minder dan de beroemde egypto loog Weigall kwam ermee aandragen. Hij vertelde dat hij de vloek „duidelijk had gevoeld bij het graf". Enorme deining! Zie je wel, zei iedereen weer, zie je wel, nu heeft een échte egyptoloog hem dan toch maar gevoeld! Maar helaas, helaas, later kwam uit dat Weigall daverende ru zie met Carter had gehad het waren beide zeer ongemakkelijke heren en dat hem de toegang tot het graf kort en goed ontzegd was. Dus dat was dat. Maar laten we nu eens kijken hoe het afliep met hen die regelrecht met het graf te maken hadden. Lort Carnarvon „him self" had uit een auto-ongeluk een zeer slechte gezondheid overgehouden en hij leed aan tbc. Juist voor deze kwaal zich openbaarde was hij naar Egypte gegaan. Carnarvon had zijn lijfarts dag en nacht bij zich, maar deze kon niet voorkomen dat de earl door een giftig insect werd gestoken, waarna een behoorlijke infectie intrad. Vervoer naar Caïro mocht niet meer baten. Een ernstige longontsteking maakte ter plaatse een einde aan zijn le ven. Tenzij farao Toetankhamon eigen handig dit insect heeft gestuurd, blijft er in dit geval dus niet veel over van da Vloek. HET VOLGENDE „slachtoffer" was in 1928 Arthur Mace, maar ook hij had al tijd een zo zwakke gezondheid gehad, dat men hem het verblijf in de verstikkend hete Vallei der Koningsgraven had ontra den. Eveneens een slachtoffer van de hit te (door een beroerte) was een der con servatoren van het Louvre, die het graf kwam bezichtigen. Wie de ovenhitte van de Koningsvallei aan de lijve heeft on dervonden zal daar niet verbaasd over zijn. Het verbazingwekkende is, dat er niet meer slachtoffers vallen! Maar de rest van de stafleden, evenals zij die bij de officiële opening van de tombe aanwe zig waren, bleven in blakende welstand, Drie van hen zijn zelfs ver in de tachtig geworden. Gardiner werd 86, Pierre La- cau en Bernard Bruyère evenaarden hem. De beroemde historicus Breasted werd zelf 66; de chemicus Lucas 68 en zo kun nen we verder gaan. Zelfs de twee tekenaars gingen niet dood aan de Vloek. Verleden jaar stak de ze nog even de kop op toen een oeroude egyptoloog na veertig jaar afwezigheid zijn geliefde Egypte terugzag en met een vigilante naar de tempel van Karnak reed. Hij kreeg in het rijtuigje een hart aanval van ontroering en stierf daarmee de schoonste dood die een archeoloog maar kan toevallen... DIT IS DUS wat er overblijft van de Vloek van de Farao: mooie verhalen van een stel handige jongens, die nergens be nul van hadden dan van geld uit de zak ken der goedgelovigen te kloppen, met als klap op de vuurpijl de dood van een al tijd zieke man in een tijd, toen men nog niets kon doen tegen longontsteking. En een lange reeks namen van meer of min der beroemde egyptologen die allemaal in eer en deugd oud werden in hun liefde voor hun mooie vak. Bob Tadema Sporry IK HEB ONTDEKT DAT ZE BALEN ZOUT OPM'N BAASZ'N SCHEPEN STOPPEN .TUSSEN DE RIJST LAAT Ml J DIE CAN MET JE DELE NZUSJE SPOKEN TOT DAAR AAN TOE DIE BENDE WAAR IK HET SISTERAVOND OVER HAD DOET Baan smokkelen i j ANDERE ZORCEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 11