AKANT IE V INDER RANT PANDA EN DE YINX Ti II 1 WMm Kenners Kopen Kodak Film Ons vervolgverhaal DE EERSTE s e e ■■iww DONDERDAG 22 JULI 1965 9 'A;TVr ,-L - door Marjorie Kinnan Rowlings (Geautoriseerde vertaling van Mien Crabberton) Zoek de verborgen jongens- en meisjesnamen Ö.il.l.S VERZAMELING VAN KLASSIEKE WERKEN nè&nhet meesterwerk ven Jules Verne halverwege in de piepte nietigd een hevige door drRobert van Gulik ZÏffr <-:•?.:> v - •<- -• 4 WWWIIIIIIWWIIWWWWW GOUDEN OOGST 20) De blokken verbrandden tot zwar te stukken houtskool en vergloeiden tot as. Allie ging naar haar kamer aan de westkant van de gang en Luke maakte zijn bed op de keukenvloer op. Maar de keuken was kil gewor den zonder vuur. Hij nam zijn bedde- goed weer op en ging ermee naar de voorkamer. Behaaglijk strekte hij zich uit voor de nog warme haard. Lange tijd lag hij tussen waken en slapen. Toen dommelde hij in. In zijn dromen velde hij hele bomen. Zoete sinaasappelen bloeiden er di rect daarna in welige overvloed voor in de plaats en gedijden als een won der van groei. In het midden van de nacht werd hij wakker. De as was koud en hij had de dekens van zich af gewoeld. Hij voelde zich onbe haaglijk. Langzaam groeide het weten in hem dat er iets anders was, dat pijn lijker was en hem verdrietiger maakte dan zijn koude, verstijfde, ongedekte ledematen dit deden. De vreemdeling was naar hem toegeko men om vertroosting en in zijn ja loerse vijandigheid om Allie had hij hem de deur gewezen, hem armzalig en eenzaam gelaten, afgesnauwd als een hond. Tordell zat lusteloos in de schaduw van een lage dwergpalm. De blade ren strekten zich in de lichte juni- wind. Hun groene schaduwen flikker den over zijn bleek gelaat. Hij pluk te een passiebloem, die aan zijn voe ten bloeide. Hij bekeek haar, met een trage aandacht, en schoof dan langzaam, blaadje voor blaadje, de tere lavendelkleurige bloemkroon uit een. Het eentonig geluid van Luke Brinleys kapmes, dat door de wilde ondergroei kerfde, kwam dichterbij. Al de grote bomen in de oranje- appeltuin, behalve de mooiste die hij gespaard had, waren nu geringd. Sommige toonden reeds de tekenen van verwelking. Luke baande zich een weg door de braamranken en stond bij Tordell stil. Hij transpireerde altijd hevig in het warme seizoen. Zijn kleren kleef den dan aan zijn opgezette spieren en hij scheurde ze telkens even snel als Allie ze herstellen kon. Hij had nu zijn blauw katoenen hemd, om het te sparen over een tak van een watereik gehangen, vlak bij Tordells palmboompje. Zijn bovenlijf glom van zweet. Zijn spieren trilden onder de natte, goudbruine huid. Zijn haren krulden enigszins door het vocht dat er aan hing. Hij schudde zijn hoofd, zodat een regen van fijne vochtparel- tjes in het rond zweefde, trok zijn hemd van de tak en droogde er zijn gezicht en borst mee af. Hij zuchtte en ging op zijn hurken naast Tordell zitten. Zo kon hij uren lang zitten, rustend of pratend, maar als de Engelsman het ook proberen wilde kreeg deze onmiddelijk kramp in zijn dijen. Luke wees naar de geringde watereik: „Die is niet van plan dood te gaan. Ziet u dat de schors al weer dicht trekt? Ik zal wachten tot de volle maan in augustus en hem dan nog eens ringen. De schors groeit nooit weer dicht als je 'm bij volle maan in augustus weggesneden hebt." Tordell zei: „Je moest nu maar op houden voor vandaag, 't Is zo beest achtig heet." ,,'t Is nog een lange tijd tot zons ondergang. Ik zal tot aan de weg doorgaan met hakken en dan stop ik." De oranjebomen, die hij rondom de stammen al wat vrijgemaakt had, stonden haveloos en lelijk in hun nu zo alles tonende eenzaamheid. Het omwerken van de grond had een tweede bloei teweeggebracht en de junibloesem hing wit uitgestrooid tussen en tegen de bladeren. Ze had een scherpe geur, vol kruidige zoet heid, die nu echter wel verstikt scheen te worden door de namiddag lucht. ,,'t Is eigenaardig," zei Tordell, „zo weinig geur als die oranjebloe sems hebben op het heetst van de dag." „Dat is net als met jasmijn," ver telde Luke. „Die laat haar geur ook pas goed losbreken tegen het vallen van de avond." Een boomkikvors kwaakte schei- eentonig boven hun hoofden. De palmbladeren kraakten en ritselden in de droge, zengende hitte. Luke zei: „Het zal vanavond wel gaan regenen." De warmte, het gesprek, de ver pozing hielden hem gevangen, zijn lichaam rustte behaaglijk op zijn hie len. Hij voelde weinig lust weer aan het werk te gaan. Bij het begin van dit grote karwei, in de maand maart, had hij twee bijlen mee naar het bos genomen, in de mening, dat de grondeigenaar zelf met hem zou meewerken. Maar Tordell had geen enkele beweging gemaakt die daarop wees, en kwam slechts af en toe naar hem kijken. Luke nam het hem niet kwalijk. Hij voelde goed, dat deze tegenzin en het zich terugtrekken al leen veroorzaakt werden door het feit, dat Tordell de hele zaak als vol komen hopeloos beschouwde. Nu naar de wilde oranjebomen kijkend, kon hij ook zelf bitter wei nig verbetering zien. Het was alle maal nog woekergroei. Ze stonden op onregelmatige afstanden, al naar het zaad gevallen was. Ze zagen er eigenlijk het sterven nabij. Luke kon niet verder zien dan tot de grens van het terrein waar hij gehakt had. Door Tordells onverschilligheid be kroop hem de lust zijn langgesteeld mes van zich af te smijten, ver het donkere bos in. En toch, bedacht hij weer, hij wist toch dat anderen zulke wilde bomen snoeiden en knotten en er iets geheimzinnigs mee deden dat hij nog niet kende en te rechter tijd begonnen er zoete sinaasappelbomen te groeien in de plaats van de wrange wilde, en de oogst ging op de appelboten naar noordelijker mark ten. Hij keek opzij naar het gezicht met de hoge jukbeenderen, daar vlak naast hem. De donkere ogen staar den in gedachten naar een verre palmtop. De jonge Brinley kreeg de gewaarwording dat hij hier iemand gadesloeg, wiens bekommernis sa menhing met aangelegenheden, die zó ver van het bos en alle belangen hier verwijderd lagen, dat dit alles niet voor hem bestond. Luke dacht: „Hij zit zeker aan zijn familie te denken."_ Maar Tordells heimwee ging dié per en verder dan een gewoon ver langen naar huis. Hij had zich als het ware teruggetrokken in zijn eigen diep duistere regionen en verwierp alles, ook zijn bosbezit. Hij was er de eigenaar van, maar het betekende niets voor hem, en Luke en Allie kwamen en gingen als schaduwen langs hem heen. Luke begreep, dat zijn zuster en hij zeker héél anders waren dan de rijke mensen, waaraan de vreemdeling in zijn omgeving ge woon was geweest. Hij zou erg graag een en ander gehoord hebben over de gewoonten en manieren in andere landen en van zulk een heel ander soort mensen, welvarender dan hij. Tordell stond eensklaps op en keek met tegenzin om zich heen. „Als je er vandaag of morgen ge noeg van krijgt en ermee wilt ophou den, is het mij best, hoor," zei hij en liep langzaam naar het huis. 'Luke kon niet begrijpen hoe iemand het bos de rug kon toekeren. Hij kon zich niet voorstellen, dat een man nog meer van het leven zou willen Vragen dan heer en meester te zijn over zijn eigen oogsten, ze te kunnen kiezen en uit de grond op roepen. Hij hing zijn hemd aan de eiket'ak en ging weer aan 't werk. Doornige wilde rozenranken krasten over zijn huid. Bamboestekels prikten hem. Kleine zandmuggen, niet veel groter dan een speldeknop, zwermden om hem heen en staken hem. Hij wreef ze werktuiglijk met zijn arm uit zijn ogen, maar liet ze op zijn blote rug en schouders vrij spel. De zon bla kerde genadeloos. Al het gewas wa semde een dikke, dampige hitte uit, alsof het eigen kracht voortbracht. (Wordt vervolgd) AtAAAAAAAAAAAAA/WWm/WWWWlAAAAAA/lAAA/WWlAAAAAAA/tAAAAA/VlfWWtAAAAAAflAAAASWVlAAAAAA/WVA/WVVi „Peter-Piet?" herhaalde Mik. „Heeft Peter-Piet jou zo gemeen getrapt? Dat wist ik niet. Zeg Pico, ik heb een idee. We gaan hem straffen. Ik zal Binke vragen een goede straf te bedenken." We gaan hem straffen. Ik zal Binkie is een slimme hond. Hij weet wel een fijne straf te bedenken. Hé, kijk eens, daar komt hij aan. Daar, helemaal in de verte." „Hij kijkt ook niet uit waar hij loopt", zei Pico nuffig. „Moet je zien: de modder spat hem om de oren. Hij rent zo door alle plassen." Daar was Binkie: blij blaffend. In zijn vrolijkheid sprong hij zo hard tegen Mik op, dat Mik achterover tuimelde, midden in een grote plas. „O Binkie!" riep Cora geschrokken, „Kijk eens wat je doet! Je hebt Mik met zijn mooie, nieuwe schoolkleren in een plas ge gooid! En er zit allemaal modder op zijn bloes door jouw poten." Binkie liet beschaamd zijn kop han gen. Dat was niet zo mooi wat hij had gedaan. „Het was een ongelukje, Mik", zei hij zacht. Mik krabbelde overeind uit de plas. „Ongelukje!" riep hij half huilend: „Wat je maar een ongelukje noemt. Ik vind je een vervelende hond. En voor straf krijg je vandaag geen worst." „MAUW!" KLONK HET. Daar was poes Pluimpje ook. „Natuurlijk krijgt hij geen worst. Dat heeft hij niet verdiend. Hij heeft een paar krabben op zijn neus verdiend. Zal ik hem krabben, Mik?" Verdrietig haalde Mik zijn schouders op. „Ach nee, laat dat maar. Mijn kleren worden toch niet schoon als jij Binkie krabt. O, wat zal mama mia boos zijn! Mijn mooie, nieuwe broekje en mijn mooie, nieuwe bloesje! Mama mia zei: Kijk eens Mik, ik heb nieuwe kleren voor je gekocht, voor je eerste schooldag. En nuMik begon hard te huilen. Poes Pluimpje kreeg ook tranen in haar oogjes. Ze vond het echt zielig voor Mik. Maar wacht eens! „Zeg Mik", riep ze opeens verheugd, „zal ik je kle ren schoon likken? Als ik vuil ben, lik ik mezelf toch ook altijd schoon? Ja, zal ik het doen?" MIK HAALDE WEIFELEND zijn schouders op. „Denk je, dat dat zal gaan? Ik ben zo groot en erzit zoveel aan mij." Maar Pluimpje wilde het toch orohérén. ..Til me maar eens op. dk zal beginnen bij je kraagje." Mik nam Pluimpje in zijn armen en daar begon het poesje met haar hele kleine, rose tongetje langs Miks kraag te likken. Ze deed verschikkelijk haar best, maar het hielp niet. Mik was vuil en bleef vuil. Bedroefd zette Mik Pluimpje op de grond. „Het gaat niet, hè Pluim? Maar ik dank je toch, omdat je zo goed ie best hebt gedaan. Jij krijgt het stukje worst." Mik pakte het stuk worst uit de krant en gaf het aan Pluimpje. De poes spinde van plezier. Wat een groot stuk worst was dat! Met tranen in zijn ogen keek Binkie naar de worst. Wat een groot stuk! Wel drie keer zo groot als anders. Waarom was hij toch zo wild geweest? Hij jankte zachtjes, terwijl het water hem weer uit de bek droop. Pluimpje hoorde het zach te gejank en ze zag het water uit Bin- kies bek lopen. Het leek wel een water val! Die arme hond: nu had zij zijn worst. Opeens had Pluimpje niet zo veel trek meer in de lekkernij, die ze nog voorzichtig tussen haar tanden hield. Als ze eensKordaat beet ze de worst door midden en legde de helft voor Bin kie neer. „Hier, lompe hond, eet maar op. Wees alleen in het vervolg niet zo wild." VAN BLIJDSCHAP GAF Binkie Pluimpje een lik over haar neus. „Je bent een schat van een poes, Pluim. Jammer, dat je een poes bent in plaats van een hond, anders zou ik zeker met je trouwen." „Loop rond," giechelde Pluimpje. „Ja, jullie maken maar grap jes," huilde Mik. „Aan mij denken jul lie niet meer. Ik weet niet wat ik doen moet!" „Dat hoef je ook niet te weten," zei Cora. „Kijk maar!" en ze knikte met haar hoofd in de richting van de straat. Ze keken allemaal en zagen toen, hoe mama mia op een holletje naar hen toe kwam. Ze had haar pyjama nog aan CC?. fUfiJEW TOONDE? 9. Toen Panda en Jolliepop de kamer in snelden troffen zij daar een grote wanorde aan. Mo zat op de grond, verwikkeld in het tafelkleed. Om hem heen la gen scherven van het gebroken servies en vertrapt voedsel. „Lieve help!" riep Panda. „Wat is hier ge beurd?" „Yinx", verklaarde Mo, „Zodra gelukhebber Panda Mo alleen liet, begonnen Yinx weer tegen ar me Mo. Bonden tafelkleed aan voet van MO, zodat kletsboem rinking toen Mo opstond". „Ahum", sprak Jolliepop. Als ik het goed begrijp, bent u dus aan het tafelkleed blijven haken en hebt u alles tegen de grond getrokken. U noemt dat „Yinx", doch men zou het ook „onhandigheid" kunnen noemen." „Nee, Yinx", hield Mo vol. „Yinx hier in kamer, loeren in schaduw. Hoor, ritsel in gordijn, hoor: kleine voetjes sluip sluip en tik tik tegen raam". Hoewel Panda en Jolliepop dit bijgelovig gepraat vonden, hielden zij toch even de adem in en luisterden. In de stilte die volgde meende Panda een zacht geritsel en getik te horen. Was het verbeelding?.Of misschien muizen achter het behang of een door de wind bewogen tak, die tegen het venster sloeg?" Advertentie VOOR SPRANKELENDE ZWART-WIT FOTO'S en daarover haar ochtendjas, die als een vlag achter haar aan wapperde. „Mik," riep ze, „Mik, stoute jongen, waarom ben je weggelopen? Papa en ik zijn zo ge schrokken. Ik..." Toen zag ze wat er met Mik was gebeurd. Ze bleef zo stil en stijf staan als een lantaarnpaal. Haar ogen werden heel groot van schrik. Toen sloeg ze haar handen in elkaar en riep: „o, mama mia! O, mama, mama mia!!" T- Op deze kaartjes staan namen van jongens en meisjes. Er zijn alleen wat Oplossing puzzel van gisteren: merel - mus - kievit - spreeuw en kraai. letters uitgevallen. Deze letters staan eronder. Kun je ze er weer inpassen? De oplossing vind je morgen op deze pagina. e ooftLOG^znnp vooe pat VBevLoetrre LAND, MAAR NOOIT ZAL D» VRACHT HAAR ge-, STEMMING BEREIKEN PS SCHEMERING PAALT OVER. HET EILAND EORAPfiMP... EN HET MUNITIE-SCHIP STOOMT OP NAAR OPEN ZBE! '\M 0 VALLEN AAM. f tVOLLE KRACHT VOORUIT KAPITEIN NSMO, GAAT U PAT SCHIP TOT HZINKEN .:»v - GEN 1 ALS EEN MONSTERACHTIGE EN BOOSAAR DIGS PUL SCHIET DE NAUTILUS OP NAAR HET MET eXPLOgjEVEN m MET ENORME KRACHT RAMT DE NAUTILUS HET §£UNmE SCHIP EN BOORT ZICH DWARS DOOR j DE ROMP WAM!' WHWieW'VXWn \'v n 1 n'.'.i.i'i ■■iIiiiiiihim SSjHET RESTERENDE i/ereu eoa WORDT DE NAUTILUS ONBESTUUB baar weggeslingerd z NAUTILUS DE BL'JPT ONDER WATER RONP SNORKELEN TER WUL DE WRAK STUKKEN VAN HET MUNITIE- SCHIP IN DE I diepte vee DWWEN- JUCSZe V- TSJIAO TAI BRENGT VERSLAS VIT AM RECHTER TIE.. U ZIET DUS DAT HET ALLS BU ELKAAR WEL'N LEUK AVONTUURTJE WAS, „MAAR HET HEEFT NIKS OPGELEVERD.. I5ER1ETSM15, EDELACHTBARE .IK PROBEER 'T ME TE HERINNEREN!JA LAU WAS IN HET LABORATORIUM. MEVROUWHWA...EN RUST- HANDELAAR WANS IKDENKAANHET BRUILOFTSFEEST BU DOKTOR HWA...

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 9