RANT
INDER
AKANT IE
PANDA EN DE YINX
1
R
S
Ons vervolgverhaal
WAT POES PLUIMPJE HOORDE (2)
en
ÉfWfi
I
liK I;..;-. Pb
DINSDAG 27 JULI 1965
door Marjorie Kinnan Rowlings
(Geautoriseerde vertaling van Mien Crabberton)
WELK DIER
ZIT IN DEZE
TEKENING VERBORGEN
v| feiM
jtmm
OVÜiöÖÜDÏl
volls kracht vare-
VERZAMELING VAN
KLASSIEKE WERKEN
smr het meesterwerk ven
Jt/Ie9 Verne
AueeN Boven kunnen
we het MONSTee es-
Ikunnen popen is tus
VANGARMEN
m
door dr. Robert van Gulik
fe.m
wwwwwwvww
AAA/WWVWWWMl
GOUDEN OOGST
24)
Tordells stijgende koorts maakte
hem prikkelbaar. Hij zette zijn voe
ten op de vloer en schreeuwde nij
dig, toen hij voelde, hoe ziek en dui
zelig hij was. Zijn achterhoofd deed
hem pijn, alsof hij ermee op stenen
neergesmakt was. Dit zelfde gevoel
van pijn zette zich voort in zijn rug-
gegraat en eindigde onder in zijn
rug. Zijn dijbenen waren ook gevoe
lig en hij wreef er enige malen over
heen. De pijn scheen wel te diep te
zitten om ze te kunnen bereiken, en
het harde wrijven irriteerde zijn huid
en maakte hem moe en nog nerveu
zer dan hij al was. Hij liep met stij
ve benen naar een van zijn koffers
en haalde er een fles whisky uit. De
voorraad welke hij mee had ge
bracht, minderde snel. Hij bedacht
met tegenzin, dat hij binnenkort zou
moeten informeren, waar hij nieuwe
zou kunnen krijgen. Hij moest ook
thee hebben. Het merk dat Luke
daarvan in Purley voor hem kocht,
smaakte scherp en wrang, was bijna
ondrinkbaar. Ergens aan de randen
van de wildernissen waren toch ste
den; als je maar ver genoeg ging,
kwam je bij New York en New Or
leans, waar de beschaafde mensen,
die er toch misschien ook wel waren
in dit verfoeide Amerika, hun voor
raden inkochten. Toch was de ge
dachte, contact te zoeken met men
sen van zijn eigen soort, zo die hier
al ergens waren, hem pijnlijk. De
inspanning tot elke informatie was
hem in dit donkere, hete land te
groot, te zwaar. En het was immers
alles nutteloos, doelloos en zonder
zin? De leegte overstelpte hem.
Hij schonk een flink glas vol uit
zijn fles. Zijn keel was rauw en de
alcohol scherp brandend. Ze lag hem
zwaar in de maag, en hij dronk niet
opnieuw. Hij voelde zich zwak, zijn
benen trilden. De whisky maakte
hem gloeiend warm. De kamer was
tot stikkens toe benauwd, hij liep er
uit. In het bos zou het koeler zijn en
de donkerte daar, die hem gewoon
lijk zo tegenstond, trok hem nu aan.
Hij dacht aan de rustige schemer
van Engelse lanen, aan de diepe don
kerte van oude taxisbomen. De bos
sen in Hampshire waren even duister
als deze subtropische oerwouden.
Maar ze waren ordelijk, rustig, wel
dadig, zodat men erheen ging om
vrede en troost te vinden, en als men
er doorheen gelopen was, kwamen
daar op eenmaal de vrolijke, heldere
velden, de akkers en groene weiden.
Dit bos hier was een giftige wilder
nis, kwaadwillend, benauwend,
angstaanjagend.
Hij duwde de gedachte aan Enge
land weer wanhopig van zich af, zo
als hij al zo menigmaal had gedaan,
in een mengeling van haat en ver
langen. De pijn in zijn achterhoofd
werd één wild heftig bonzen. Hij liep
het bos in, blindelings de meest open
plekken zoekend tussen bramen en
overhangende doomranken van wilde
rozen en bamboestengels, door licht
opeengegroeide jonge loten en dwerg-
palmen en kwam telkens even op
adem op de vrij gebleven ruimten
onder de eiken en magnolia's.
Hij begon onzeker te lopen. Hij
struikelde over wortels en stukken
hout. Af en toe werden zijn ogen be
neveld, zodat palmen en pijnbomen
in elkander schenen te schuiven. De
weg leek hem duidelijker zichtbaar
langs een helling omlaag, in de rich
ting van het cipressenmoeras. Hij
merkte, dat hij door een smalle beek
waadde. Het water spatte. Hij kon
nu toch beter, meende hij, langs de
bosrand blijven lopen. Hij volgde de
over. De beek werd breder, werd
een kleine donkere poel. Hij ver
smachtte van dorst en boog zich om
te drinken. De inspanning die het hen
kostte om weer overeind te komen,
maakte hem onpasselijk en hij kroop
een eindje op handen en knieën
voort. Een beschermende magnolia
bood hem een toevlucht onder zijn
welig-afhangende, dikke, glanzende
bladeren.
Hij hield opeens stil, op handen en
voeten steunend om zijn evenwicht te
bewaren. Vlak voor hem lag een
naakte, zwarte vrouw te slapen. Een
wit bloemblad was omlaag komen
zweven en lag met de ronding om
hoog op haar ene borst. Hij kroop
dichterbij. De zoete, milde geur van
gekneusde bramen scheen één met
haar te zijn. Haar neusgaten ver
wijdden zich telkens op het ritme
van haar ademhaling. Hij raakte met
zijn ene hand even de halve kroon
van kleine stijve vlechtjes aan, maar
trok haastig terug, afgeschrikt door
het volkomen vreemde van de aan
raking. Er kwam een herinnering bij
hem op gisteren de zwarte
vrouw in de wagen. Een gevoel van
vreugde trok door hem heen, een
eigenaardige blijdschap in zijn om-
neveld denken, dat hij haar herken
de. dat hij zich de tijd herinnerde
gisteren en dat hij weer wist, wat
hij toen van haar had gedacht. Ze
was iets bekends, eindelijk iets be
kends
Hij zei: „Scheba."
Ze bewoog zich niet. Haar borsten
gingen regelmatig met haar ademen
op en neer. Het magnoliablaadje
trilde. Hij nam het weg. Het kloppen
in zijn hoofd nam toe. Er was geen
stukje van zijn lichaam of geest zon
der koorts of pijn. Zijn ogen verlo
ren hun gezichtsvermogen. Het zwar
te lichaam loste zich op in een zwart
fluwelen gordijn, dat vóór hem neer
gelaten werd en alle licht uit zijn
ogen afsloot. Zijn hoofd zakte neer.
Hij viel voorover, de donkere geduldi
ge aarde ontving hem zwijgend. Zijn
borst lag plat tegen haar aan, en hij
verloor het bewustzijn.
Tegen het vallen van de avond
strekte de negerin haar benen in
haar slaap, als een kat. Ze opende de
ogen. Ze zat overeind en staarde
naar de blanke man, zonder bijzon
dere verbazing. Ze maakte diepe
keelgeluiden. Tordell was ontzaglijk
gaan zweten, zijn overhemd was
doorweekt. Ze keek van heel dichtbij
in zijn gezicht. De vreemde witheid
daarvan ontstelde haar. Zijn adem
haling ging met korte, schokkende
stoten. Ze stelde vast dat het hier
een diepere bewusteloosheid gold dan
die van de slaap. Ze sprong op.
Een natuurlijke moederlijkheid
ontwaakte in haar. Daar lag een
blank kind te sterven aan de koorts.
Ze zou hem mee naar haar hut ne
men en hem koel welwater geven en
zachte witte grutten voor hem ko
ken. Ze bukte en boog haar armen
onder zijn lichaam. Hij was zwaar
der dan een met water vol gezogen
cipres. Ze tilde hem op naar haar
brede schoot en zwaaide zijn schou
ders over de hare. Zijn armen ben
gelden tot onder haar middel. Ze
kwam met moeite weer op haar voe-
Haar dikke spieren bogen en zwol
len als de kronkelingen van een
zwarte slang. Nü brak het zweet haar
uit. Ze begon te lopen, op een sukkel
draf, door het bos.
Ze wilde op de zandweg uitkomen.
Hoewel zonder bepaalde reden nam
ze instinctief haar weg langs het
smalle spoor, dat op het boshuis uit
liep. Ze dacht er vaag over, daar
naar de welput te gaan, om water.
Ze was dit jaar nog niet aan het
huis geweest om bessen te verkopen.
Het woud lag reeds in schemer. Ze
stond af en toe stil, om haar zware
last te verschuiven. Haar rug begon
pijn te doen. Tordells lange lichaam
had degelijke beenderen. De laatste
honderd meters die ze liep, schenen
haar eindeloos toe. Er was geen
maan en met het ondergaan der zon
was de nacht over het bos gevallen
en had het huis schier onvindbaar
gemaakt. Rhea strompelde het erf
op. Onder de magnolia aan de zuid
zijde bleef ze staan.
Luke Brinley kwam het huis uit.
Hij was van plan de vreemdeling te
gaan zoeken. Rhea schrok van hem.
De witte mensen zouden haar vra
gen, waar zij de zieke man gevonden
had. Ze zouden haar vragen, waarom
ze naakt was, waarom ze weggelo
pen was zonder de jurk die ze ge
kregen had. Ze had haar bramen
ook niet bij zich. Ze wist niet wat
te doen. Ze legde de witte man neer
en rende weg.
Luke Brinley zag een witte flikke
ring onder de magnolia. Het was
Tordells linnen overhemd. Een twee-
riep. Hij haastte zich naar de boom.
(Wordt vervolgd)
v
5® SSSSv
VWVWWWWWWWtA<WWWWWMVAnAWft«WWWWWWWWWIA/WWWWWW>AW/WWWVWWWWMWWI<WWWWWMWWW
„Vertel toch vlug, Pluimpje", tjilpte
Patty. „Wat wilden ze? Wat deden ze
achter jullie huis?"
Er ging weer een rilling door Pluim
pje heen. „Die mannen waren dieven",
fluisterde ze. „En ze willen vannacht
om twee uur bij mijn lieve juffrouw
Kommerbeen inbreken. Ze willen al
haar geld pakken en haar ringen en pa
reis en nog veel meer. Wat moet ik nu
doen? Ik weet niet wat ik doen moet".
MIK MAAKTE EEN luchtsprongetje
„Maar dat is toch heel eenvoudig,
Pluimpje. Ik zal het bij de politie ver
tellen. En dan gaat er een agent in het
huis van juffrouw Kommer been zitten
Zodra de dieven in het huis zijn, pakt
hij ze en dan stopt hij ze in de gevan
genis". Pluimpje sprong van Miks arm
en begon hem kopjes tegen zijn been te
geven. „Ja Mik, dat is heel goed, Mik.
Dat moet je doen!"
„O,o,o," zei Binkie kalm, „wat zijn
jullie dom. Stel je voor, dat Mik aan de
politie vertelt, wat Pluimpje zojuist
heeft verteld. Dan vraagt de politie met
een, hoe oflhi.j dat Weet, En wat zegt
hij dan? Ik weet het van de poes van
juffrouw Kommerbeen?'Ha, ha, laat me
niet lachen!"
„Je hebt gelijk", zei Mik bedrukt. „De
politie zou dat niet geloven. We moeten
iets beters verzinnen".
„JIJ VERZINT NIETS", blafte Bin
kie. „Jij moet naar mama mia toe, an
ders wordt zij ongerust. Ik ga met
Pluim en Patty naar Cora en Pico. Ik
denk, dat ze wel al thuis in de wei zul
len zijn. En dan zullen we met elkaar
een plan maken".
Mik vond dat een goede oplossing. Hij
hoopte maar, dat zijn vrienden echt iets
goeds zouden weten te verzinnen. Hij
rende naar huis. Gauw mama mia ver
tellen van het woordje „aap" en dat
twee en twee vier is, dan een beker
melk drinken en dan naar de wei, naar
zijn vrienden.
Een kwartiertje later was Mik alweer
bij zijn vrienden. Voor Pluim en Binkie
had hij een stukje worst en voor Cora
en Pico een suikerklontje. Wat zouden ze
blij zijn! Net zo blij als Patty met het
kaaskorstje, dat hij kreeg. „We hebben
een plan, we hebben een plan!" riep
Binkie toen hij Mik zag. „Een heel
mooi plan".
MIK KLAPTE IN zijn handen. „Fijn!
Vertel eens vlug". Maar nu schudde Co
ra het hoofd. „Nee Mik, we vertellen je
niks. Morgen mag je het pas weten".
Van boosheid stampte Mik met zijn voet
op de grond. „Dat vind ik gemeen van
jullie. Ik dacht, dat jullie mijn vrienden
waren". „Dat zijn we ook", zei Pico
kalm. „En daarom zeggen we je niets
We willen, dat jij vannacht lekker blijft
slapen Als wij je ons plan zouden ver
tellen, zou je misschien je bed uit ko
men om te helpen en dat is veel te ge
vaar lijk voor een mensenkind".
Cora zag, hoe teleurgesteld Mik was.
Daarom zei ze vlug: „maar jij mag
toch iets doen. Iets héél belangrijks. Jij
mag nu het touw losknopen, waarmee
ons hek is vastgemaakt. Want ons plan
kan alleen maar doorgaan, als het hek
los is".
Als je iets naar de Wereldtentoon
stelling in New York stuurt moet
dat groot en geweldig zijn, hebben
de Mexicanen ongetwijfeld gedacht
toen ze dit stenen gevaarte kozen
cis blikvanger voor het Mexicaanse
paviljoen. Hoe ontzagwekkend zijn
de afmetingen van de Cabezakop in
vergelijking met de kiekende
juffrouw!
Begin bij een van de twee zwarte
stippen en volg de lijn met een kleur
potlood tot je uitkomt bij de andere
zwarte stip. Denk er wel om dat je de
goede lijn houdt als de lijnen elkaar
kruisen. Als je het goed doet komt er
een dier tevoorschijn. Welk beest het
is lees je morgen op deze pagina.
Oplossing van de puzzel van gisteren:
als je goed hebt geteld en gekeken moet
je dertien verschillen hebben gevonden.
13. „Vertel eens wat meer over die.eh.Yinx"
verzocht Panda. „Waar komen ze eigenlijk vandaan?"
„Uit Nevelbergen" antwoordde Mo. „Ja?" zei Panda.
„En verder? Wat deden ze daar?" ,flagen" antwoord
de Mo, die bepaald geen boeiende verteller was. Maar
na veel vragen begreep Panda, dat de Yinx een soort
plaaggestjes waren, die in holen rond een dal in de
Nevelbergen huisden. In dat dal was een dorpje en
daar woonde Mo. De dorpelingen werden zo door de
Yinx geplaagd, dat zij tenslote allen wegtrokken. Maar
Mo geloofde niet in Yinx en hij bleef alleen achter.
Toen hij echter de enige was, die nog door de Yinx
geplaagd kon worden, gebeurden er zoveel ongelukken
dat hij wel in ze MOEST geloven. Het dak van zijn hut
ttortte in en toen hij in een van de leegstaande hutten
een onderkomen zocht, zakte hij door de vloer. De ene
hut na de andere viel in elkaar, zodat hij nergens meer
onderdak had. „Dat kwam natuurlijk omdat die ver
laten hutten niet meer werden onderhouden", veron
derstelde Panda. Mo schudde dommelig het hoofd.
„Stukgeknaagd door Yinx" verklaarde hij. „Yinx vol
gen Mo, toen hij uit dorp vluchtte. Steeds arme Mo
ongelukken. Yinx nu hier in huis, maar Mo veilig, zo
lang hij bij gelukhebber Panda is". „Alemaal bijgeloof"
dacht Panda, terwijl hij de dekens over zich heen trok.
„Ik ben nou te moe, maar morgen zal ik hem toch aan
zijn verstand proberen te brengen, dat Yinx alleen in
zijn verbeelding bestaan enne.Plots opende hij
verschrikt de ogen. Wat was dat, daar in die donkere
hoek??P
EEN S20CSACHTK36 PIJL-INKTVIS
"SLAAT 2'JN ZUIGNAPPEN OM De NAUTI
LUS, DIE MOEIZAAM PH&0&ERT NAHRL
EW£N TE KOMEN
6TIZ'JDeN...Pe BNIGB
PLAATS WAAK WE HHT
HARPOENEN
HANP
\PLI
EN Pfc Q6BN.'
N; PEoeesscKZ aronnax, consbil en
L' Vlc=r\ I Ökir» 4-nOi»i/«wii X/eUI «X
NEO LAND SPRINGEN VAN SCHRIK ACHTER
UIT, 6LS EEN ENORME ARM ZICH AAN
DE PATRUS POORT VASTZUIGT.
DE NAUTILUS KOMT IN l?UW WATER DO
VEN... HET LUIK WOEPT GEOPENDEN
KAPITEIN NEMO GflAT
ALS EERSTe HET.
MONSTER TE L.UP:
CBtCl
MAflBVOORDAT DE MANNEN KUN
NEN AANVALLEN IS REEDS METDO-
ZEKERHEID BEN VANG
ARM UITGESCHOTBN...
Miit'/jwj
KIJK, DIE NIJVERE
MIEREN EENS
MENEER
VOORBEELD
MENSEN
KIJK, ZE HEBBEN EEN BE
PAALD DOEL-ZE GAAN NAAR
DIE SPLEET TUSSEN DE BAK
5TENEN IN DE MUUR—
n