AKANT IE V NDER PANDA EN DE YINX 3 1 F Kenners Kopen Kodak Film HET PLAN WORDT UITGEVOERD (2) sgfj en Ons vervolgverhaal Lal DONDERDAG 29 JULI 1965 11 door Marjorie Kinnan Rowlings (Geautoriseerde vertaling van Mien Crabberton) VERZAMELING VAN KLASSIEKE WERKEN raar het meesterwerk wn Jules Verne ■V// u Xwsl. in iHMjViliU<'<^Y door dr. Robert van Gulik 1WWWVWWWW GOUDEN OOGST 26) „Dat zeggen ze. Ik en Allie kunnen r best tegen. We krijgen af en toe ens koorts. Als ik er het geld voor ieb, koop ik dan een malariamiddel. Us ik het niet heb, liggen we alleen naar in bed tot de koorts weer weg laat en de koude rillingen niet meer ;omen." „Heeft hij vrienden, die hem wel ens komen opzoeken? Gaat hij zelf laar anderen toe?" „Ik geloof dat hij geen levende ziel der kent dan Allie en mijzelf. Hij n mrs. Raynes, dat gaat niet goed amen." „De weduwe met de grote fami- ie?" „Ja, die." „Heeft hij zich erg eenzaam ge- oeld?" „Dok, ik weet het waarachtig niet. ioms sluit hij zich op, of gaat alleen iet bos in en je weet nooit, of hij lou eigenlijk naar gezelschap ver- angt of niet." Hij keek op zijn han- len en voegde er aarzelend aan toe: „Ik., ik geloof wel dat hij te veel drinkt." „Zo, ja." Albury trommlde met zijn vingers op de dennehouten balustrade. „Heb je enige grond om te denken dat dat hij speciale behoefte heeft aan, nou ja, aan meisjes, vrouwen? Nee, dat zul je natuurlijk niet we ten." Luke antwoordde onbewogen: „Ik zou het niet weten." Albury vroeg, alsof het een grapje gold: „Hoe staat dat met jou, jon gen? Me dunkt, de meisjes van Pur- ley zullen het je wel lastig maken, zo'n fijne flinke kerel als jij." Luke voelde een aangolvende hitte, die langzaam door zijn aderen kroop. Hij kneep zijn handen ineen. Hij zei: „Ik geloof dat het heel natuurlijk is, dat een man over zulke dingen denkt, zo nu en dan. Maar ik heb geen tijd om me met meisjes in te laten. Ik zou niet kunnen trou wen al had ik er zin in. We hebben al werk genoeg gehad, Allie en ik, om onszelf in het leven te houden." Hij lachte vrolijk en Albury grinnik te mee. „Dok, ik zou m'n vrouw doodgewoon moeten laten verhonge ren." Dan bleven ze stil. De wind stierf weg en de namiddag werd drukkend en zonder geluid. De wespen gons den tussen de veranda-balken. De dokter voelde Lukes tegenzin om over de zieke Engelsman te praten. Hij zei: „Je moet begrijpen, jongen, het is geen nieuwsgierigheid van me. Ik ben aan het proberen ergens achter te komen. Dat moet ik wel. Telkens als die jonge kerel daarbinnen een beetje bij zijn ver stand komt, lijkt het of hij tegen al les en iedereen begint te vechten". Luke boog zich nu gretig naar hem toe. „Dok, zo is het. Ik heb eens een wilde kat gehad, in een hok, die deed net zo. Het was een nog heel jonge wilde kat en die kun je haast altijd goed temmen, als je ze jong genoeg neemt. Tenminste, voor zover ze niet blazen en krabben als je alleen maar naar ze kijkt. Maar de mijne, die kraste de helft van zijn eigen haren uit zijn vel en stootte met zijn kop tegen het hout van zijn hok, als een dolle. Het leek wel of hij wist dat hij gevangen was en het niet aanvaar den wou en er ook niet aan wou pro beren te wennen. En als hij eens een poosje rustig leek, dan zat hij eigenlijk alleen maar te suffen." Albury vroeg: „Hij heeft zich dus van het begin af aan hier erg onge lukkig gevoeld?" „Dat heeft hij." „Helemaal geen belangstelling om wat van de plaats te maken?" Luke sprong van de veranda op het erf. Hij liep heen en weer, het losse zand opjagend met zijn drifti ge, blote voeten. Albury leunde be langstellend over de balustrade. Luke begon opgewonden: „Dok, kunt u zich dat nou voorstellen? Iemand die hier komt, met geld, moet die zich niet tot doel stellen een ontginning te maken? Er is geen be ter land in de hele streek dan juist hier." Hij stampte op de grond. Albury zei wat twijfelend: „Het ligt nogal laag hier. Wat kan er groeien?" „Je zou hier vrijwel alles kunnen verbouwen waar je zin in hebt. Maar van de eerste dag af dat we hier ingetrokken zijn ik en Allie zijn hier maar ijskoud binnengevallen, dok, we hadden niet meer rechten dan een blauwe gaai van die eer ste tijd af dat ik het bos hier leer de kennen, heb ik tegen mezelf ge zegd: „Hier zou je de prachtigste ci- trustuin kunnen maken van heel Flo rida." En ik mag hangen als ik er hem zelfs toe kan krijgen ernaar te kijken, dat ik de bomen wegkap." Albury knikte ernstig. Hij keek op zijn horloge en stond op. Allie zat op haar hielen in de gang, vóór Tor- dells slaapkamerdeur. Ze stond op en volgde de twee mannen naar bin nen. Albury maakte een poeder klaar en vulde een glaasje water. Hij zei tegen Allie: „Ik zal deze keer zijn hoofd eens opbeuren, mis schien neemt hij het van jou beter aan." Hij hield zich buiten het bereik van Tordells blik en schoof zijn arm ach ter het kussen, waarop het magere witte gezicht onder het donkere haar roerloos neerlag. Albury duwde het kussen langzaam omhoog. De ogen van de zieke knipten open. Allie zei: „Dit is goed voor u, cap'n." Hij gaf geen teken van herkenning, maar toen ze de rand van het glas zachtjes tegen de stijfgesloten lippen duwde, ontspande hij ze en liet toe, dat ze de poeder in zijn mond liet glijden. Hij dronk het glas bijna leeg en sloot de ogen. Albury liet het kus sen langzaam zakken. Hij was nat van zweet. Hij veegde met zijn over hemdsmouw over zijn ogen en legde de rug van zijn hand tegen Tordells wang. Ze brandde als vuur. Allie vroeg: „Is het erg?" Hij knikte. „O ja, maar deze soort koorts loopt altijd het hoogst op in de namiddag. De temperatuur moet nu gauw weer dalen. Stoor hem nu niet meer. Ik ga ook een beetje sla pen." Hij ging naar Allies bed en even later hoorden ze zijn licht gesnurk. Allie zei hoopvol tegen Luke, alsof hij er niet bij was geweest: „Dokter denkt, dat de koorts zal zakken." „Ja, ik hoorde het." Ze gingen samen naar de veranda. Allie wikkelde haar rok om haar voe ten, tegen de zandmuggen. Er lagen donkere kringen onder haar ogen. Haar spits gezichtje was bijna even wit als het zieke gelaat van Tordell, haar blauwe ogen waren rond en groot als die van een bosuil. Luke zei: „Meisjelief, ik heb je vaak gehoord in de nacht, dat je op was, om hem te helpen. We moeten natuurlijk goed voor hem zorgen, maar daar is dok ook voor gekomen, en ik wil niet hebben, dat jij er zelf ziek van wordt. Waar zou dok op moeten liggen slapen, als we jou in bed moesten stoppen, dag en nacht?" Gewoonlijk glimlachte ze ernstig als hij haar plaagde of een standje gaf. Nu zei ze: „Tob nou maar niet over mij." Ze liet haar hoofd tegen de deur post rusten. Luke ging languit op de rug liggen en vouwde zijn armen over zijn ogen. Zijn werk stond plot seling stil. Het was een vreemde luxe, zo maar lui neer te liggen op dit uur van de dag. De zon zou nu al gauw beginnen te dalen, zou ach ter de hoogste palmen wegzinken en het bos zou vervuld staan van een rijke, warmrode gloed. De 'scheme ring zou over het dichte oerwoud val len, hier wel een goed uur vroeger dan in het open land. Tegen het donker zou hij de koe gaan melken. Dan zou er nog een korte tijd van koelte zijn en rust in de vooravond, vóór de muskieten zouden komen en de grote vleermuizen laag rondom het huis zouden scheren en op de grond zouden zitten, met hun heldere rode ogen als vuurstippen in de nacht. Een kardinaal trillerde uit een zoe te gomboom even zijn levenslust uit en zweeg dan weer, als door de warmte bedwelmd. Luke dommelde. (Wordt vervolgd). „Cora, Cora!" Daar was Patty weer. „Ze zijn het huis binnen. Ren naar het politiebureau." Cora stapte door het hek en draafde de straat op. Het politiebureau was niet ver en zij kon goed hard rennen. Cora schoot de linker hoek om, de straat uit, de rechter hoek om en kwam toen op de drukke verkeersweg. Maar daar was het om dit uur heel rustig. Hijgend kwam Cora bij het politiebu reau aan. Ze duwde de deur open en stapte naar binnen. Daar zaten twee agenten. Zodra ze Cora zagen, sprongen ze op. „Help!" riep de dikste agent. „Wat moet dat!" schreeuwde de dunne. CORA HINNIKTE zo hard zij kon. „Is dat niet het paard van boer Wil- lems, dat altijd voor de schillekar loopt?" vroeg de dikke agent. De dunne schudde zijn hoofd. „Nee, dit is Cora van de melkboer. Ze is wel altijd in de wei van boer Willems. Maar hoe komt dat beest hier?" Cora hinnikte en hinnikte en draaide als een tol in het rond. Toen deed ze, als of ze wilde weglopen. „Hola/' zei de dikke. „Het paard wil er weer vandoor, Gijs. Breng jij haar even terug naar de wei. Er zouden an ders wel eens ongelukken kunnen gebeu- J» ren. „Dat ben ik volkomen met je eens, Bertus," zei agent Gijs. „Ze zou wei eens op de hoofdweg tegen een auto kun nen lopen." Langzaam stond hij op. Cora begon oorverdovend te hinniken en deed weer, alsof ze weg wilde lopen. Nu werd agent Gijs gelukkig wat vlug ger. Snel greep hij een touw uit zijn la en bond dat om Cora's nek. Pak jij effe mijn fiets, Bertus, dan hoef ik het hele end niet te lopen." „IN ORDE, IN ORDE," Agent Bertus stond op en verdween door een zijdeur. Agent Gijs stapte met Cora aan het touw naar buiten. Wat een rare geschie denis, eigenlijk! Hij snapte best, hoe het beest uit de wei was gekomen. Boer Wil lems had nutuurlijk vergeten het hek te sluiten. Maar hoe kwam zij dan op het politie-bureau? Wacht eens even! Ja, dat moest het zijn! Dit was werk van ondeugende jongens: van nozems. Die hadden het paard uit de wei gehaald en de deur van het politiebureau binnenge duwd. O, als hij ze te pakken kreeg, dan zou hij ze wel mores leren. Daar was agent Bertus met de fiets. Agent Gijs stapte voorzichtig op. Ziezo, hij zat. „Hup paard," riep hij, „lopen maar. Maar niet te hard." Cora zette zich in beweging. Eerst liep ze langzaam, maar ze ging steeds harder. „Hé Cora," riep agent Gijs, „hé, niet zo hard. Ik ben geen twintig meer." CORA TROK ZICH niets van de agent' aan. Van hard fietsen zou hij stevige kui ten krijgen. Ze rende en ze rende, de agent met zich mee trekkend. Opeens voelde ze iets tussen haar oren. Alsof Advertentie VOOR SPRANKELENDE ZWART-WIT FOTO'S 15. Toen Panda de kamer van Jolliepop binnenrende, trof hij daar tot zijn opluchting de goede knecht onbe schadigd aan. „Wat is hier gebeurd??" riep Panda. „Wat was dat voor een slag?!" „De spiegel is geval len" antwoordde Jolliepop. „Ik vraag me echter af, hoe dat mogelijk is: het ophangkoord is niet bescha digd en het haakje niet verbogen". Nu mengde Mo zich in het gesprek. Gebroken spiegel", zei hij. „Kwaad teken. Verzamelsein voor Yinx. Knecht moet oppas sen". Jolliepop wierp hem een koele blik toe. „Meneer Mo" sprak hij, „ik ben thans niet in stemming om over bijgeloof te praten. Als u zo vriendelijk wilt zijn, mijn kamer te verlaten, kan ik mijn gestoorde nachtrust her vatten". Mo schudde het hoofd. „Knecht niet slapen", raadde hij aan. „Knecht naar buiten en Yinxafweer zoe ken: klavervier, hoefijzer, konijnenpoot". Jolliepop haalde een paar maal diep adem. „Nog meer raadge vingen?" vroeg hij met gedwongen kalmte. Mo knikte. Hoefijzer boven deur hangen", zei hij. „Klavervier op muts en met konijnepoot drie maal om tafel dansen en afkloppen". „Meneer Panda" zei Jolliepop langzaam. „OF deze figuur verlaat thans onmiddellijk mijn ka mer, OF ik verlaat dit huis en kom niet meer terug!" iemand met een klein steentje had ge gooid. Maar nee, het was Patty. „Ren nen Cora," tjilpte Patty. „Er is zo'n kabaal bij juffrouw Kommerbeen! Ik zag de buren al in hun pyjama's buiten komen." „Nog één straatje," hijgde Cora. Ze sloeg de hoek om en ja, daar zag ze in de verte mensen lopen. Ook hoorde ze Binkie blaffen en Pluimpje mauwen. Niet alleen Cora zag en hoorde het kabaal. Ook agent Gijs had het be merkt. „Hé," riep hij uit, „Hé, hola, daar is iets aan de hand!" meteen liet hij het touw los, waarmee hij Cora vast had, en reed op het spektakel af. „Wat is dat?" riep hij streng, „maakt u ruzie? En dat midden in de nacht!" EEN OUDE DAME pakte de agent bij zijn arm. Ze had een lang, wit nacht hemd aan en op haar hoofd droeg ze een wit slaapmutsje met kantjes. „Agent," zei ze bevend, „onder al die mensen lig gen twee dieven. Ze hebben een heleboel gestolen bij juffrouw Kommerbeen. Pakt u ze alstublieft." „Handen hoog!" schreeuwde agent Gijs. Zes mannen sprongen op en staken hun handen hoog in de lucht. Vier waren gekleed in pyjama en twee hadden gewoon een broek en een jasje aan. Die twee waren natuurlijk de die ven. Agent Gijs pakte de handboeien uit zijn fietstas en deed ze de dieven om. Toen nam hij ze mee naar het bureau. Daar bleek het, dat hij twee dieven had gepakt, die door alle agneten van heel Nederland werden gezocht. Ze hadden wel duizend keer ingebroken. (Wordt vervolgd). De tovernaar had al 64 spreuken ge preveld toen hij van schrik verstijfde omdat er een muis over zijn voeten liep. Kom hem gauw te hulp door met een potlood de punten van 1 tot en met 64 door een lijn te verbinden. Dan komt het dier te voorschijn dat de gooche laar uit de hoed wilde halen. Oplos sing morgen. Oplossing puzzel van gisteren: boeken wurm. EENPAAR DAGEN NADAT NED LAND KSREEP VAN DE PUL-INKTVIS VHHRT DE NAUTjLUS LANGZAAM OVER TROPISCHE EM- CONSEH WANHOOPT WANNEER ZO OEPHR. EN PIEPER IN ONggKENP WATER ZAKKEN ^NED/VOETEN we oe f REST VAN ONS LEVEN PE GEVANGENEN ZUN ,y isitz i*. ui icaooii VVijN DEZE HALVE IPIOOTf MET De POSITIE VUiChNIR KRD/JHTSTATIONB ^^HENUSE TUD /VRIEND OF VüflND, /DAT RAN Me NIET SCHELENMOSE EEN SCHIP VAN WEL RE NA- /MAAR... VERONDERSTEL, DffT EEN SCHIP VAN DIE VDANDU3E STOAT EEN ONZE FLESSEN VINDT'? ONZE ENIGE HOOP ZUN De FLESSEN, DIE IK UITGOOIDE. VAN TIE DAN COR OHZE VjXJOPSCHAP VIN. WAAR HU ONS ONDERTUSSENIN KAPITEIN NEMO'S HUT.... OA.DAT HEB IK EN... DAT IS OOK PB ENIGE «ZEDEN, WAAR OM U NOG (N LEVEN BENT PROFESSOR RRONNAX. -n. au-r? KUNT WEL EENS VB SLEUTEL^ VLflNZZ V ZUN VOOR MUN PLAN foP VULCANIA ZULT GE DE OMVANG HEEFT ER AAN GEDACHT UW GEHEIM MET IEMAND TE DELEN? VAN MUN KRACHT ZIEN...GENOEG KRACHT OM DE HELE MENSHEID VAN DE HEL NAAR DE HEMEL TE EEN6EN1 j .•FgrT?>r.f3> MUN "PLAN IS U ALS GEZANT TE GEBRUIKEN OM DIE GEHATE NATIE ZUN WAPENS NEER TE LATEN LEGGEN EN Z'JN SLAVENKAMPEN O? A Tg HEFFEN... M RUIL ZOEK EEN SCHOP EN BREEK DIE MUUR OPEN. T5JIA0 TAI TSJIAO TAI.... DIE MUUR ZAL. ONS EEN GE HEIM ONTHULLEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 11