AKANT IE
P.
INDER
RANT
PANDA EN DE YINX
mum
mém
MHÉ
Ons vervolgverhaal
HOE WAS HET GEGAAN (1)
Rechter Tie en de antieke
11
door Marjorie Kinnan Rowlings
ais
door dr. Robert van Gulik
I
VRIJDAG 30 JULI 1965
(Geautoriseerde vertaling van Mien Crabberton)
VERZAMELING VAN
KLASSIEKE WERKEN
ri)E landingstroepen
GOUDEN OOGST
27)
Zijn brede ribben gingen op en neer.
Allies spitse kin zakte omlaag en
bleef rusten op haar platte borst. In
de hete zomernamiddag bewoog zich
niets meer in het ganse bos dan een
enkel rusteloos winterkoninkje. Een
zwarte slang lichtte zijn gladde kop
op tot boven de onderste stoeptrede
en liet zijn rode tong flikkeren. Hij
zag de twee menselijke wezens daar
vlak boven hem. Dan gleed hij weer
onder de stoep en lag koel en bewe
gingloos in schaduw en stilte.
De golving van 't door koorts op
gezweepte bloed in Tordells lichaam
was een zee, waarop hij in bittere
kwelling voer.
Af en toe werd hij trillend in de
diepte neergesmakt tot hij weer on
weerstaanbaar met de volgende aan
zwellende golf omhoog werd gesleurd.
Daarbij was hij zich bewust van
mensengezichten, ver van hem af. Ze
keken naar hem met een koele hin
derlijke aandacht, als mensen aan
een kust, die zijn schipbreuk stonden
gade te slaan. Hij trachtte tegen hen
te schreeuwen, maar zijn geroep
werd verstikt door het geraas van de
zee en hij zag, dat ze zich alleen
maar even bewogen, onrustig, ang
stig. Dan haatte hij hen. Er was één
gezicht, dat dichterbij kwam dan de
andere. Het was klein en hij haatte
het minder dan hij de twee andere
haatte.
Dokter Albury zei: „Een best meis
je, die Allie."
Op de kast in de hoek stond een
petroleumlamp te branden. Hij had
de lamp daarheen verplaatst, toen
hij ontdekte, dat het licht op het bed-
detafeltje Tordell scheen te hinderen.
De nacht was heet en zwaar en druk
kend. Albury's overhemd hing open.
Zijn kaal hoofd glom in het lampe
schijnsel. Allies lichaam daarentegen
was te mager om op deze wijze op de
hitte te reageren. Ze zag er koel en
fris uit in haar grove witte japonne
tje. Haar blote voeten waren schoon
gewassen. Alleen kleine vochtparel-
tjes onder haar ernstige blauwe
ogen gaven te kennen, dat ook zij on
der de hitte leed.
Luke was buiten bij de rookpot, hij
hurkte erbij neer en hield hem
voortdurend gevoed met twijgen en
vochtig blad. De muskieten waren
rustig na een paringsperiode en had
den de laatste twee nachten betrek
kelijk weinig last gegeven. De dokter
had gezegd, dat ze allen klamboes
om hun bedden moesten hebben. Hij
had er drie besteld en die konden nu
elke dag verwacht worden. Dok had
thuis ook nog 'n stel veren over, dat
hij aan Luke wou geven, en die ver
heugde zich er al op, een goed den-
nehouten ledikant voor zichzelf te
timmeren, in de plaats van de deken
matras op de keukenvloer, waarop
hij sedert Tordells komst geslapen
had. Het zou met die klamboe heer
lijk zijn in hete nachten te kunnen
gaan slapen, zonder je hoofd voor de
muskieten onder enig dek te moeten
verbergen. Hij verliet zijn rookpot en
liep de kamer van de zieke binnen.
De junikikkers kwaakten in alle
poelen en sloten. Hun gezang wijzigde
zich met de jaargetijden. In de voor
zomer had het een klank, die het la
ter nooit meer bezat. Het geluid was
als een aanhoudend hoog geblaat.
Luke zou nooit met zekerheid kunnen
zeggen, dat hij vaak, of het door één
kikker veroorzaakt werd of door ve
le.
Hij bleef in de open deur staan,
wachtend op een teken van de dok
ter om al of niet binnen te komen.
De aanblik van de doodzieke vreem
deling maakte hem verdrietig. Tor
dell had alle kracht verloren in deze
lange koortsperiode. Zo kon ook een
gestorven man er uitzien, vond Luke
terwijl hij keek naar de dichte ogen
en de wasbleke, doorzichtige huid,
die zo strakgespannen stond over de
hoge jukbeenderen en de kaken.
Terwijl hij nog onzeker stond te
wachten, werd het witte voorhoofd
van de zieke opeens nat van zweet.
Er kwamen zweetdruppels op de
hals. Albury haalde de lamp en hield
ze hoog boven het bed. In het licht
schijnsel leek Tordells bleke huid als
goud te glanzen. Zijn ademhaling ver
anderde. Het korte, stotende hijgen
effende tot langere, gelijkmatiger
ademteugen, die ontspanning meld
den. Allie sloeg het laken op en Al
bury voelde aan het lichaam. Het
was drijfnat. Het nachtgoed was
doorweekt, het onderlaken geheel
vochtig.
Albury zei: ,,'t Is de reactie, na
de crisis."
Hij voelde met de rug van zijn
hand aan het voorhoofd.
..De koorts is gebroken." Zijn stem
beefde.
Hij was opgewonden en voor enke
le ogenblikken onbeheerst. Elk ge
vaarlijk ziektegeval greep hem op
deze wijze aan. Hij liep de kamer op
en neer en deed allerlei futiliteiten
voor de zieke. Tordells ogen gingen
open. Hij keek, goed bij kennis, beur
telings naar de drie mensen om hem
heen. Zijn oogopslag was helder.
Toen lag hij enkele minuten volko
men stil, rustig, bevrijd en uitgeput.
Zijn blik zocht Albury. Er kwam op
eens een ontstelde verrassing in de
uitdrukking van zijn donkere ogen.
Hij fluisterde: „De lammetjes!"
De drie gezichten staarden hem
aan.
Weer fluisterde hij, ongeduldig,
dringend: „De lammetjes blaten!
Ginder in de schapenwei! Hoor!"
Zijn teruggekeerde helderheid van
ogen en geest was in tegenspraak
met zijn woorden. Albury's glim
mend voorhoofd trok zorglijke rim
pels. Hij voelde Tordells pols.
„Blijf nou maar rustig liggen, m'n
jongen."
Tordell drensde zeurig, als een
ziek kind: „Jullie luisteren niet naar
de lammetjes."
Luke en Allie stonden dicht bij el
kaar bij het open raam.
Albury zei: „St. Stil!"
Ze fluisterden zacht.
De klankenchaos van het kikvor
senkoor dreef aan vanuit het bos. Het
aangrenzend moeras leefde en trilde
ervan. Albury herkende het geluid.
Het zingen van de talrijke junikik
kers was inderdaad identiek met het
blaten van jonge lammeren. Hij sus
te: „Mijn jongen de kikkers
Tordell keek hem aan. Hij draaide
zijn hoofd om en staarde naar Luke
en Alie. Hij voerde een strijd. Hij
bewoog zijn armen. Het was duide
lijk, dat hij zich méér bewegen wou.
Allie begreep: „Dok, hij wil opzit
ten."
Albury boog zich met haar samen
over hem heen, om hem wat op te
beuren. Torrell luisterde gespannen.
Albury zei weer: „Je hoort de kik
vorsen, m'n jongen."
En tegen Luke: „Het geluid van
de kikkers klinkt in zijn oren als het
geblaat van de lammetjes in het
land waar hij vandaan komt."
Broer en zuster stonden dicht naast
elkander. Op beider gezicht lag het
medelijden met het heimwee van de
vreemdeling.
Tordell staarde op naar het ronde
doktersgelaat, alsof hij te weten wil
de komen, of hij daar waarheid kon
vinden. Het scheen hem te bevredi
gen. Hij rolde het hoofd weer opzij
en keek naar Luke en Allie. Dan
zwierf zijn blik door de kaalgemeu-
bileerde kamer, bleef zonder haar
licht te ontwijken op de petroleum
lamp rusten en daarna op het open
vensterraam, dat de donkere nacht
omlijstte. Op het zoekend gelaat
kwam een uitdrukking van felle pijn.
Hij zei: „Florida.
Hij wendde zijn gezicht af en ver
borg het in zijn kussen.
Albury trachtte rust te brengen:
„Mijn jongen
Tordell trok zijn schouder weg van
de hand die er zich zacht op neer
gelegd had. De geneesheer streek het
laken glad en liet zich verdrietig in
zijn schommelstoel zinken, naast het
bed. Na een poosje slopen Luke en
Allie weg. Tordell sliep.
In de morgen vroeg hij om thee.
Gedurende de dag nam hij met tegen
zin en onvriendelijk de medicijnen aan,
die Albury hem toediende en de melk
die Allie bracht. Hij negeerde zijn
verzorgers alsof hun noodzakelijke
diensten hem vernederden en hem
zeer onaangenaam waren. Albury
sprak weinig en drong zich niet op.
(Wordt vervolgd).
TOEN DE KERKKLOK de volgende
ochtend zes sloeg, was Mik al lang
wakker. Hij zou zo graag willen op
staan, maar hij durfde niet. Dikke papa
en mama mia hadden hem gezegd, dat
hij niet vóór zeven uur uit zijn bed
mocht komen. En hij mocht ook niet
naar buiten gaan zonder dat hij het aan
mama mia had gevraagd.
Mik ging op zijn linker zij liggen en
probeerde nog wat te slapen. Het lukte
niet. Toen draaide hij op zijn rechter
zij. Maar het lukte nog niet. Hij draaide
op zijn buik, hij draaide op zijn rug
Maar wat hij ook deed, hij viel niet in
slaap. Hoe laat zou het nou zijn? Zou
de klok zo half slaan? Wat was het nog
stil buiten. Mik hoorde geen geluid. Ja
toch, nu hoorde hij een vogel tsjilpen
Mik liep naar het raam en deed het
verder open. Daar zag hij Patty op een
boomtak zitten.
„Hé Patty", riep hij zacht, „kom
eens hier!"
Patty vloog naar Miks vensterbank,
„Dag Mik, ben je nu al wakker?"
„Natuurlijk", zei Mik, „Ik heb de hele
nacht niet geslapen. Ik heb geen oog
dichtgedaan. Ik was veel te benieuwd
hoe het is gegaan met die dieven."
Patty tjilpte vrolijk. „Wat kun ji;
jokken, Mik. Je hebt geslapen als een
dikke os. Ik ben al twee keer in je ka
mer geweest en je sliep zo heerlijk!"
..DAAR WEET IK NIKS VAN", zei
Mik met een kleur. „Maar vertel nu
eens: hoe is het gegaan?"
„Ik ga Binkie halen. Die kan het be.
ter vertellen dan ik", vond Patty. Met
een was hij weg.
Mik ging in de vensterbank zitten met
zijn benen buiten het raam. Hij hoopte
dat Binkie gauw zou komen. Misschien
was hij wel heel ver weg: op een plekje,
waar hij niet gestoord kon worden. Hij
zou wel lekker willen slapen. Maar nee
hoor, Binkie had geen rustig plekje op
gezocht. Mik hoorde hem in de verte
blaffen. En even later hoorde hij het
mauwen van Pluimpje. Hij zou ze zo
wel zien. Ongeduldig begon Mik in zijn
vensterbank heen en weer te wiebelen
„Hé, wiebel niet zo!" Dat was Ping
pong, een broertje van Patty. Toen Mik
voor het eerst hoorde dat Patty's broer
tje Pingpong heette, vond hij het maar
gek. Maar toen hij had gezien, dat Ping
pong nooit eens stil kon zitten, altijd
maar als een pingpongballetje heen en
weer sprong, vond hij Pingpong toch wel
een goeie naam.
„DADELIJK ROL JE nog uit het
raam", tjilpte Pingpong verder. „Be
moei je met je eigen zaken", zei Mik
een beetje boos. Maar hij wist, dat Ping
pdng gelijk had. Mama mia zou het ze
ker niet goed vinden dat hij zo in de
vensterbank zat. Toen zag hij Binkie
aankomen, op de poot gevolgd door poes
Pluimpje. „Hoera!" juichte Mik, „hoe
ra, daar zijn ze!" Hij kon gewoon niet
wachten tot Binkie met Pluim en Patty
in de tuin waren. „Vertel op, Bink",
schreeuwde hij, „ik brand van nieuws
gierigheid".
Welke weg moet de muis door de
doolhof nemen om bij de kaas te ko
men?
CC* ItiÖNOtXWr
16. De raadgevingen van Mo vielen bij Jolliepop in
slechte aarde. „Kom mee, meneer Mo", zei Panda
haastig. „U bedoelt het goed, maar Jolliepop gelooft
echt niet in die dingen." De reus haalde zijn brede
schouders op en volgde Panda naar beneden. „Yinx
loeren op knecht", bromde hij. „Als knecht niet af
weer, dan Yinx hoeïha op knecht." „Jolliepop gelooft
er niet in", herhaalde Panda. „En zelfs al deed hij
dat wel dan zou hij toch nooit met een konijnepoot
om een tafel gaan dansen. Dat is echt niets voor
hem, hoor!" Mo antwoordde niet. Het kon hem blijk
baar weinig schelen, wat Jolliepop verder deed. Als
hijzelf maar dicht bij Panda kon blijven. Dus zette
hij zich weer op het matje naast het bed en hervatte
zijn dommel. Ook Panda was nu gauw in slaap. Mis
schien kwam het door de nuchtere woorden van
Jolliepop, maar in elk geval droomde hij niet meer
van loerende oogjes en fluisterstemmetjes. Dat was
met Jolliepop juist andersom. Misschien kwam het
door het bijgelovige gepraat van Mo, maar in elk
geval had hij het beklemmende gevoel, dat felle oog
jes naar hem loerden. Ook hoorde hij een zacht ge
giechel en een geluid, alsof er aan hout geknaagd
werd.
„Brand nog maar even", bromde Bin
kie. Toen stapte hij op zijn gemak met
Pluimpje het tuinhek binnen.
„Toen Bink, vertel nou", smeekte Mik
vanaf zijn vensterbank.
Binkie likte zich even langs de lippen.
„Als ik vandaag een heel groot stuk
worst van je krijg."
„Je krijgt een heel groot stuk", be
loofde Mik, „als je nu meteen begint te
vertellen."
BINKIE LACHTE van plezier. Was hij
even slim geweest! „Wel", begon hij,
„toen de klok acht had geslagen, kwam
Pluimpje, zoals afgesproken het huis uit,
klom in een hoom en begon heel hard
te mauwen. Het ging allemaal precies
zoals wij dachten. Juffrouw Kommer
been kwam naar buiten om te zien wat
er met Pluimpje aan de hand was. Ik
zag toen kans het huis binnen te sluipen
en me te verstoppen onder de grote kast
in de hal. Even later kamen juffrouw
Kommerbeen en Pluimpje ook weer bin
nen. Wat had je toch, Pluimpje? zei ze
steeds maar. Waarom mauwde je zo?
Had een stoute hond je bang gemaakt?
Ik moest toch zo lachen onder de kast.
Nou afijn, om tien uur ging juffrouw
Kommerbeen naar bed. Wat was ik blij
Het valt niet mee een paar uur onder
een kast te liggen zonder een geluid te
maken. Ik kreeg heel stijve poten.
Ik
„En weet je wat hij deed toen juf
frouw Kommerbeen naar boven was?"
viel Pluimpje hem in de rede, „Toen at
hij alle koekjes op van het schaaltje,
dat juffrouw Kommerbeen vergeten had
weg te zetten."
(Wordt vervolgd).
Oplossing puzzel van gisteren: olifantje.
V
Op het eerste gezicht lijkt dit een
trein die het luchtruim kiest. In
werkelijkheid is het een Amerikaan
se raket die van een ondergronds
platform wordt gelanceerd. Het bij
zondere is dat de raket, die 160 ton
weegt, een zetje krijgt van een soort
katapult en dat pas in de lucht de
raketmotoren gaan werken.
(Telefoto)
WAT tS EB BAN DB
WANNEER. DE KEGEL
ACHTIG6. VULKAAN VAN
HET EILAND VULCANIA
UIT DE MIST TE VOOR
SCHIJN KOMT... STOPT DB
NAUTILUS MET EEN
PLOTSELINGE SCHOK!
I
DAN ZIET KAPITEIN NEMO
PAT Z'JN GEHEIME BASIS
NIET MEER GEHEIM IS
VUANDE-\-5?
E Z'JN AL HALVERWEGE
OP DE SERQ.'
DIT IS EEN ZWARTE BLAD.
Z'JDE IN DE GESCHIEDENIS.'
ALLES MOET VERNIETIGD
2UN VOOR. zy MUN GEHEIM
IN DE KRATER. VINDEN
OVER EEN
HALE UUR Z'JN ZE
l OVER C?E TOP,
MENEER
t PE MOTOREN VAN DE NAUTILUS "SLAAN MET
V. li'
DONDEREND GEWELD AAN EN DE ONDER-
ZEEER VAART SNEL ONDER DE WACHTEN-
OE OORLOGSSCHEPEN DOOR ;i
-<€
Vllp
i'' iS'-Wij;'!
.fc'.i
EN DHN VERDWIJNT
OE NAUTILUS IN EEN
ONDER-WATER TUNNEL
VERVOLGT.
VOOBZICHTIG:
t