vriend van Zinovjev Van kajuitjongen tot staatshoofd De meest gevierde rode leider van Zuidoost-Azië en de laatste overlevende der oude garde van pioniers ZATERDAG 31 JULI 1965 Erbij PAGINA DRIE Deze beschouwing over de bejaarde Ho Tsji-Minh, het staatshoofd van Noord-Vietnam is geschreven door Jean Lacouture, correspondent en specialist voor Zuidoost-Azië van het Franse dagblad Le Monde. Lacouture heeft Ho meer dan eens ontmoet en gesproken. Hij is door deze grote tegenspeler van de Amerikanen, Fransen én Chinezen in dit deel van de wereld kennelijk geboeid. Hij plaatst hem tegen de achtergrond van de strijd in Vietnam die door de doel einden die met name Peking-China in de Zuidoostaziatische deltalanden na streeft een betekenis heeft gekregen van wereldwijde omvang. Eerste contacten Moskou Bewogen leven Succes „Gesplitst" Verzwakte positie Heilige Liever andere Ibuur Yletcoug In moellljkliedeia Plan China's doel Jean Lacouture Ho Tsji-Minh, liever de verre vriend Moskou dan de naaste buur China. i HO TSJLMXNH HANOI. Weggestopt in de bloemen en bet gebladerte die het rococo-paleis van de vroegere Franse gouverneurs in Hanoi omgeven, staat een klein, eenvoudig gemeubileerd huis. Eens woonde hier de tuin man, thans is het de woning van een frêle oude man met een ontwapenen de glimlach. Hij verbrijzelde het Franse koloniale systeem in Indochina en tart nu de macht van de Verenigde Staten in een oorlog die zowel een voorspel kan worden tot zijn volslagen ondergang als tot zijn grootste overwinning. Noordvietnams leider, Ho Tsji-Minh, voor het volk „Ho", regeert een kleine staat met achttien miljoen inwoners, een zeer lage levensstandaard en schrale middelen van bestaan. Deze gegevens zijn dan ook slechts povere aanwijzingen voor Ho's belangrijkheid. Met zijn 75 jaren is hij de meest gevierde communistische leider in Zuidoost-Azië en de laatste overlevende van een oude garde, waartoe eens mannen behoorden als Maurice Thorez in Frankrijk, Palmiro Togliatti in Italië en, natuurlijk, Jozef Stalin. In de tijd dat Mao Tse-Toeng alleen nog de onduidelijke leider was van een linkse groepering in de Chinese communistische partij, had de Comintern Ho al gekozen als de man die de revolutie in geheel Azië moest leiden. Toch is Ho's rol met de jaren veranderd. Van het uitvoeren van ge heime subversieve opdrachten van Hongkong tot Bangkok, verlegde zij zich naar het leiderschap van een opstand, die in wezen werd geïnspireerd door nationalisme. Pas later werd deze rebellie gebruikt voor het communisme. Ho's carrière heeft de vraag opgeroepen: is hij in de eerste plaats een nationalist of een communist.Een zaak die nog duisterder wordt ge maakt door het feit, dat hij altijd veel meer een politicus is geweest dan een ideoloog. ER IS geen twijfel aan, dat Ho com munist is. En het lijdt evenmin twij fel, dat terwijl zijn hart in Moskou is, zijn aard in Peking ligt. Het is ook waar, dat voor Ho het communisme evenzeer een middel is als een doel. Hij heeft communisme boven nationa lisme geplaatst, niet tussen hen geko zen een nieuwigheid die Tito als eerste in Europa introduceerde. Deze mengeling vertegenwoordigt een zeldzame botsing van beweegrede nen, welke het produkt is van Ho's zelfs nog zeldzamer loopbaan in Parijs, Moskou en plaatsen in het Oosten. HO WERD geboren in 1890 in Kim- Lien, in het zuiden van wat nu Noord- Vietnam is. Hij stamt uit een gezin van intellectuelen, dat om zijn anti- Franse gezindheid door de koloniale autoriteiten werd gewantrouwd. De provincie was zo dicht bevolkt, dat de meeste jongeren haar moesten verlaten om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Onder hen was de jonge Ngoejen That Tan Ho's wer kelijke naam. Hij scheepte zich in 1917 in als kajuitjongen op de „Latouche- Treville", een Franse boot van de Sai gon-Marseille lijn. Hij stapte in Southampton aan land, werkte enige tijd in Londen als assis tent-kok in het Carlton hotel en arri veerde ten slotte eind 1917 in Parijs, op de zwartste dag van de eerste we reldoorlog, de dag waarop de Russen in Brest-Litovsk het afzonderlijke vredes verdrag met de Duitsers tekenden. Hij kreeg een baan als retoucheur bij een fotograaf en kwam spoedig in con tact met linksgerichte kringen, die ageerden tegen het recruteren van An- namieten Vietnamezen voor het Franse leger, of als werkkrachten, ar tikelen schreven voor de socialistische bladen in Frankrijk en in kreupel Frans toespraken hielden in de Club du Faubourg, de ontmoetingsplaats van linkse intellectuelen. Op het socialistische partijcongres in Tours in 1920, waar Leon Blum brak met Marcel Cachin, voegde Ho zich aan de zijde van de laatste, die later één van de oprichters werd van de Franse communistische partij. Ho werkte zich op tot uitgever en be gon een scherp, klein weekblaadje, „Le Paria" waarin hij meestal schreef samen met de latere Algerijnse natio nalistenleider Messali Hadj. Het krant je bestond uit een ononderbroken kreet van protest tegen het Franse kolonia lisme, van Noord-Afrika tot Indo-Chi- na, de Kongo en West-Indië. HO'S REVOLUTIONAIRE gloed be stemde hem voor grotere dingen. In 1923 kwam hij in Moskou aan, onder het pseudoniem Ngoejen Ti Qoeoc Ngoejen is de meest algemene naam in Vietnam, zoals bij ons Jan sen, en Qoeoc betekent „vaderland", zodat de combinatie zo ongeveer in hield „Jansen de patriot" een naam die in de volgende twintig jaar bij ve le politiemachten ter wereld bekend zou worden. Ho bleef meer dan twee jaar in Mos kou, eerst als student aan het „Revo lutionary Institute" en lid van de boe- reninternationale, toen als tijdelijk lid van de Comintern, in welke functie hij kennismaakte met de topleiders van het internationale communisme. Volgens zijn toenmalige vriend, wij len Ruth Fisher, toen Duits vertegen woordiger bij de Comintern, werd de jonge Vietnamees beschouwd als een opmerkelijk man. In de eerste plaats omdat hij weigerde partij te kiezen bij partijpolitieke onenigheden, hetgeen on gebruikelijk was. Nog ongewoner was zijn oppositie tegen de ideologische theorieën. Ho was in de eerste plaats een politicus, maar toch respecteerden de ideologen in de Comintern hem. Dit wordt wel geïllustreerd doordat hij als blijk van waardering een be langrijke opdracht kreeg: in 1925 werd hij naar China gezonden als politiek ad viseur van Michael Borodin, Stalins agent voor de op de voorgrond treden de Koeomintang van Tsjang Kai-Tsjek. DAT WAS het begin van een bijzon dere en schilderachtige loopbaan als geheim agent. De volgende tien jaar dreven Ho van de gevangenis naar de grenzen van de macht, van bloedige revolutie naar ballingschap. Hoewel onafgebroken in beweging, vond hij tijd om honderden mooie ge dichten te schrijven, zowel lyrische als epische, zoals die van Mao Tse-toeng. Een vrij vertaald voorbeeld van Ho's poëzie: Plotseling hoor ik in de herfst een fluit even koel is dat geluid als een signaal van een heuvelkant waar nooit de zon op brandt In 1927 in Bangkok, bedacht Ho een «trategie, die heden ten dage vruchten afwerpt. Hij knoopte relaties aan met boeddhistische geestelijkheid. Dankzij de daardoor verkregen relaties en door het werven van medestanders in boed dhistische gelederen, slaagde hij erin marxistische agenten naar Indo-China te sturen. Op één van zijn volgende operatie plaatsen, Hongkong, werd hij door de Britse politie gearresteerd. Drie jaar later, in 1933, werd bericht, dat Ho was overleden aan tuberculose. Maar de Franse veiligheidsdienst in Saigon koesterde de verdenking dat het bericht vals was. Haar achterdocht werd ge rechtvaardigd in 1941, toen bericht ont vangen werd, dat in China een nieuwe organisatie was opgericht, genaamd Vietminh Bond van Vietnamese pa triotten die onder leiding stond van een zekere Ho Tsji-Minh. Hij was nie mand anders dan de „overleden" ge heime agent en agitator Ngoejen Ti Qoeoc. Als voorhoede van nationalisten en communisten, bepleitte de Vietminh geen nieuwe communistische tactiek. Ho's oorspronkelijkheid werd geopen baard door een andere wijze van han delen. In plaats van zijn niet-commu- nistische partners te overtuigen van de wettigheid van het Vietminh-optreden ontbond Ho de Indochinese communis tische partij, een gebaar dat in de ge schiedenis van het internationale com munisme zonder precedent is. Niemand anders was ooit zo ver ge gaan in de tactiek van een „verenigd volksfront". Noch Togliatti, noch Tho rez noch Gomoelka durfde zijn eigen partij te ontbinden om de socialisten, de „progressieve" en andere linksge- oriënteerden te bereiken, met wie hij hoopte samen te werken. HO'S HOUDING werd scherp becri- tiseerd door de Chinese communisti sche partij en is nog steeds een van de redenen voor de hardnekkige ge dwongenheid tussen Peking en Hanoi. Van 1941 tot 1945 bouwde de Viet minh een leger op in Zuid-China. De le den daarvan drongen het Indochinese grondgebied binnen en Ho bood De Gaulles verzetseenheden steun aan in de vorm van militaire samenwerking tegen de Japanse bezetters. Op twee september 1946 een jaar na de formele Japanse overgave riep Ho de onafhankelijke republiek Vietnam uit, waarin de Vietminh een minderheid vormde, maar wel de meeste sleutelposities beheerste. Toch lag de moeilijkste opgave nog te wachten. Noord-Vietnam werd bezet door de Chinese nationalisten als ge volg van geallieerde overeenkomsten en het Franse expeditieleger maakte zich gereed het land opnieuw onder zijn hoede te nemen. Ho speelde het spel virtuoos. Hij drong er bij de Fransen op aan te ijveren voor het vertrek van de gehate Chinezen en trachtte een ak koord met Frankrijk te bereiken, dat in die tijd vijf communistische minis ters in zijn regering had. Ho's tactiek had succes. De Chinezen trokken zich terug en de Fransen gingen ermee ak koord Vietnam te erkennen als een „vrije staat" binnen de Franse Unie. Het was aan de vooravond van deze overwinning, die de climax vormde van twintig jaar onnoemelijke inspanning, dat ik Ho Tsji voor het eerst zag. Het was 26 februari 1946, in de residentie van de vroegere Franse gouverneurs. Als hoofd van de revolutionaire rege ring van Hanoi, ontving Ho mij, Frans militair en persattaché bij generaal Jacques-Philippe Leclerc, die toen com mandant was van de Franse strijd krachten. Het was een vreemde situatie en Ho was een man met een vreemd karak ter. Na afloop van ons gesprek was ik half geamuseerd, half geroerd en over het geheel genomen gerustgesteld. Hier hebben we een man, dacht ik, die ze ker een hekel heeft aan bloedvergieten en in zijn hart zulk een genegenheid behoudt voor de Franse cultuur, dat het minstens mogelijk moet zijn een basis voor een dialoog met hem te vin den. Inderdaad werd een week later, op zes maart, een akkoord ondertekend, dat echter in december werd verbro ken door een aanval van de Vietminh op de Franse troepen. De acht jaar du rende oorlog in Indo-China was begon nen. Eenmaal, in 1948, hebben de Fransen geprobeerd de strijd te beëindigen door Paul Mus, een vooraanstaand deskun dige op het gebied van de Vietnamese cultuur, als onderhandelaar naar Ha noi te zenden. Mus stelde voor, dat de Vietminh de wapens zou neerleggen. Als beloning zou Frankrij k dan overwe gen Vietnam een plaats aan te bieden in de Franse Unie. „Onze wapens neerleggen, meneer Mus?", vroeg Ho, „en zou u de man die zo laf was om iets dergelijks te doen, waardig achten tot uw Unie toe te treden?" Ik zag Ho terug geruime tijd nadat in 1954 het Geneefse verdrag de strijd had beëindigd door Vietnam te splitsen in een noordelijk en een zuidelijk deel. Die laatste keer was in Hanoi in 1962, toen hij president was van de democra tische en grimmige republiek Vietnam. „Oom Ho" regeerde over zijn „neefs" met uiterst harde hand, maar ook met de air van een ietwat ver bijsterde, tere, oude man. Hij had niet langer de bleekheid van een longpa tiënt. De oude dag en een „rustig" le ven hadden hem een rose gelaatskleur gegeven. Zoals vele oude mensen, leek hij een beetje op een pop. Ho was erg klein, erg tenger. Het leek me dat alleen zijn wilskracht hem nog op de been hield. Hij was gekleed zoals ik hem altijd had gezien, in een zandkleurig, militair aandoend jack een wijze van kleden die hij van Sta lin afkeek en hij droeg eigenaar dige slippers, als een landloper. Wij hadden een merkwaardig ge sprek over romantische dichters en Parij se bistro's, maar spraken erg wei nig over politiek. Toen, na al mijn vragen over de kansen voor een ak koord met Zuid-Vietnam te hebben ont weken, zei Ho, lispelend in een Frans, dat opviel door een vaag Duits accent: „We zijn nu vrij. Behandel ons dus niet langer als zwarte „papillons" en we zullen goed met elkaar kunnen op schieten" in een merkwaardige woordspeling zei hij „papillons" (vlin ders) in plaats van „pavilions" (vlag gen), welke hun ontstaan danken aan de zwarte vlag van de Chinese piraten, die werden uitgeroeid door de eerste Franse kolonisten in Vietnam rond 1880. Hij sprak met me over generaal De Gaulle en over generaal Raoul Salan, toendertijd de leider van de OAS-terro- risten in Algerije. „Het is vreemd," merkte hij op, „van hen beiden zou ik me De Gaulle eerder als terrorist kun nen voorstellen. Ik onderhandelde met Salan in 1946. Hij was een geschikt ty pe en zo „bourgeois", zo heel „petit bourgeois". Het enige, dat Ho over Vietnam zei, was dat het noorden zich niet zou men gen in de zaken van het zuiden, bo vendien had hij geen haast met een hereniging. „We hebben in het noorden alleen al problemen genoeg," zei hij. IN HET VERLEDEN domineerde hij over zijn collega's, zij waren allen zijn trouwe leerlingen. „Zij kunnen zich niet tegen mij verzetten, omdat ik ze heb „gemaakt", zei deze marxis tische leraar graag. Thans is het systeem collectiever ge worden. ten koste van Ho's supre matie. Ho is te zeer verbonden met de Russen om te worden geaccepteerd als de enige scheidsrechter in een partij waarin sinds 1960 de pro-Chi nese vleugel veel invloed heeft ver worven. Op het ogenblik lijkt hij, als leider van de op Moskou georiënteer de politici in Hanoi, in een zwakke positie te zijn geraakt. Mannen als Troeong Chinh, de be kendste theoreticus in de leidende Lao Dong partij, en Le Doean, de eerste partijsecretaris hebben een macht die op hetzelfde niveau ligt als die van president Ho. Zij gaan mis schien efficiënter te werk. Troeong Chinh is pro-Chinees, net als generaal Ngoejen Chin-Tanh, zijn rechterhand, en Hoang Qoeoc Oeiet, de leider van de vakverbonden. Doean is waarschijnlijk ook vóór Peking, maar het zou kun nen zijn dat zijn mening verandert als de Russische invloed toeneemt als gevolg van Russische hulp en het toe vloeien van militaire uitrusting. Wat het leger betreft, is generaal Giap, de chef van de generale staf en minister van Defensie, sterk Russisch gezind, net als zijn meester Ho. Bo vendien koestert Giap een persoonlij ke haat tegen Troeong Chinh. De meer derheid van de jonge officieren geeft de voorkeur aan Peking, waarvan de hulp in de laatste vijf jaar belangrijker is geweest dan die van Moskou. Onder zijn aanhangers buit Ho handig de legende een revolutionaire heilige te zijn, uit. Hij lijkt een asceet met een vriendelijke glimlach die blij is met zijn titel van Coeoe, de „eer biedwaardige." Het is niet bekend of hij een gezin heeft en er is geen spoor van een vrouw in zijn buitengewoon veelbewo gen loopbaan. Ho's portret hangt in al le fabrieken en staatswinkelmagazij nen. Op bijeenkomsten spreekt hij kort. Naderhand verzuimt hij nooit de me nigte te verzamelen om sinaasappelen en snoepjes te verdelen onder de kin deren en sigaretten onder de kamera den. In het patroon van het moderne communisme wordt Ho Tsji-minh on derscheiden door drie eigenschappen: hij is een voormalige bolsjewist, rechts georienteerd en een Aziaat. Hij was lid van de „generale staf" van het internationale communisme in een pe riode waarin Kosygin, Mao en U1- bricht nog laaggeplaatste functionaris sen of onbekende studenten waren. Hij stond op goede voet met Stalin en Trotsky, met Zinoviev en Boecharin. Zeker, deze historische vriendschap pen hebben in de laatste tien jaar aan belangrijkheid ingeboet. Toch was het niet onrechtmatig dat Ho aan het eind van de dramatische bijeenkomst van de 81 communistische partijen in Mos kou in november 1960, toen de kloof tussen, de Russen en de „700 miljoen Albanezen" zich begon te verbreden, aanbood op te treden als bemiddelaar tussen de twee pertijen. In feite be hoort hij tot beide kampen. HO STAAT aan Moskou's kant door zijn eigen geschiedenis. Zijn herinne ringen binden hem met de oude hoofdstad van de revolutie en schei den hem van China, waar hij een le ven leidde van wrede gevangenschap en afmattende avonturen. Boven dien is Ho vóór verzoening en „re visionisme". Hij heeft een natuurlijke afschuw van alle dogmatisme dat geen andere pretentie heeft dan een leer stelling te zijn van het Marxisme. Maar Ho is ook een Aziaat, onder bescherming van en met verplichtin gen aan Mao Tse-Toeng. Men kan er zeker van zijn, dat als hij van buur kon veranderen, hij het zou doen. Maar Ho zit nu eenmaal met China opgescheept en moet hierin berusten. Hoewel er weinig uitlekt over de meningen die de beide mannen over elkaar hebben, is het geen geheim dat tijdens partijbijeenkomsten op hoog niveau van de communistische Lao Dong, Ho consequent de politiek van de Sovjet-Unie heeft verdedigd. Wat Mao betreft, toen hij in mei 1963 een deputatie van de Franse Nationa le Vergadering ontving die haar voor nemen aankondigde Hanoi te bezoeken, antwoordde hij vinnig: „waarom gaat u naar Vietnam? Het is daar niet al te best. U had er beter aan gedaan naar Noord-Korea te gaan. Daar is het volk serieuzer en op weg de proble men van het socialisme op de juiste wijze op te lossen". Maar dankzij de Chinezen niet dankzij de Russen, de Tsjechen of de Oostduitsers kan Noord-Vietnam zich vandaag beroemen op het bezit van zware industrie. Van China ook kon Noord-Vietnam tien percent van de be nodigde rijst kopen in de jaren van 1954 tot 1962. Nu meldden betrouwbare Franse waarnemers, zoals René Dumont, een landbouwexport, die in 1964 in Viet nam was, dat de bevolking van haar eigen rijstproduktie in leven kan blij ven. Maar ervan in leven blijven is nog niet ervan leven, zelfs niet in een communistische staat. Hanoi heeft rijst nodig uit het zuiden, zowel om zijn bevolking een behoorlijke levens standaard te geven als om in staat te zijn onafhankelijk van China te blij ven bij een nieuwe voedselcrisis. HO HEEFT nog andere moeilijkhe den, buiten het feit dat hij wat tempe rament betreft rechts, maar uit aard rijkskundig oogpunt gezien links moet worden genoemd. Zijn grootste pro bleem is, natuurlijk, de oorlog in het zuiden welke hij waarschijnlijk pro beerde uit te stellen, maar waarvoor hij nu de verantwoordelijkheid op zich heeft moeten nemen. De Vietcong, een organisatie die in maart 1960 als dochter van zuidelijke vaders ter wereld kwam, werd in sep tember van hetzelfde jaar door de Lao Dong als petekind aanvaard en sinds dien gesteund. Vanaf die tijd werd de Vietcong door Hanoi geholpen met ge neraal Giaps munitie, bij de verbindin gen en in zekere mate bij de planning. Hoewel Hanoi zijn eigen vijfde kolon- ne heeft in de Vietcong, is de politiek® autonomie van deze organisatie aan zienlijk. Voor de Vietcong is Ho een nationa le held, hoewel hij een man uit het noorden is. In het bijzonder gedurende de oorlog hebben de rebellen Ho, de Lao Dong en Noord-Vietnam nodig. Maar toch trachten zij op alle mo gelijke manieren te tonen dat zij on afhankelijk van Hanoi zijn in hun strijd om „een zelfstandig Zuid-Vietnam" te creëren. Ho leidt de Vietcong niet. Hij bevindt zich in de positie een sleutelfiguur te zijn in een oorlog waarvan hij met klem zegt dat deze zijn schuld niet is. Het is een weinig comfortabele positie, hetgeen nog eens duidelijk bleek bij het bezoek dat de Russische premier Alexei Kosygin in maart aan Hanoi bracht. Geen bezoek had Ho een gro ter genoegen kunnen doen. Het was een nieuwe bevestiging van de Rus sische aanwezigheid in het Chinese „rijk", dat hij kon gebruiken als een politieke troefkaart om door onder handelingen een oplossing voor het Vietnamese conflict te vinden. Maar op dezelfde dag dat Kosygin aankwam, werd de Amerikaanse basis bij Pleikoe plotseling aangevallen. Was deze actie door de Vietcong op touw gezet om de grote mogendheden af te houden van onderhandelingen die over haar hoofd heengingen? Of werd dit gedaan door de pro-Chinese groep in Hanoi, die op deze wijze probeerde Ko- sygin's initiatief te saboteren? In ieder geval raakte Ho in moeilijkheden. Maar wat wil Ho? Wat zijn zijn oog merken? Ho Tsji-Minh's plan kon wel eens bestaan uit drie etappes. Zeer waarschijnlijk wenst hij een snel be gin van internationale onderhandelin gen naar het voorbeeld van die van Genève, welke hij graag geopend had gezien vóór dat hij onder de druk van recente Amerikaanse bombardementen kwam te staan, waarbij het nationale bevrijdingsfront van Zuid-Vietnam is vertegenwoordigd. De tweede fase behelst voor het NBF dan het winnen van aanhang voor het idee, de deling van Vietnam nog ver scheidene jaren te verlengen. Enige tijd geleden noemde Ho, in mijn aan wezigheid, een periode van vijftien jaar. Maar misschien heeft hij nu meer haast. Hij zou er op aandringen een liaison commissie in te stellen voor de twee zones of republieken, hoofdzakelijk om handelsbetrekkingen te openen, die het het noorden mogelijk zouden maken in het zuiden rijst te kopen tegen een re delijke prijs. Deze commissie zou ook de samenvloeiing van de twee regerin gen voorbereiden, die tot stand zou moeten worden gebracht door onder handelingen of door middel van een referendum, dat na een vastgestelde periode gehouden zou moeten worden. Terwijl hij wacht op de hereniging, die het gronddoel blijft van zijn politiek, ziet Ho fase drie voor zijn „plan voor de lange adem" onder het oog. Hanoi streeft ernaar, onder eigen bestuur of invloed, de bestanddelen van het vroe gere Franse Indo-china te herbouwen. Volgens dit patroon, dat in de eerste plaats berust op een economische con ceptie, zou een geïndustrialiseerd Noord-Vietnam voor zichzelf een domi nerende nis in de landkaart uitkerven, waarnaast Laos en Cambodja zijn voornaamste klanten zouden zijn. China heeft echter in dit deel van de wereld geheel andere oogmerken. In- plaats van ernaar te streven Indo- China met Hanoi om te bouwen tot hun economische spil, hebben de Chinezen een grotere conceptie in het hoofd, die is gebaseerd op historische en etnolo gische factoren. Vietnam zou worden herenigd, maar haar invloed zou meer of minder wor den beperkt tot haar eigen grenzen. In de streken in het westen voorziet Pe king voor zichzelf een overheersende rol over een uitgestrekt, afzonderlijk gebied, dat Zuid-China, Laos en Thai land omvat en een Chinees pad opent naar de golf van Siam. Het is dus dui delijk dat de verschillen tussen Noord- Vietnam en China niet beperkt zijn tot problemen die voortkomen uit Ho's temperament of zelfs uit ideologische standpunten. Het antagonisme is ge worteld in een fundamenteel geo-poli- tiek conflict, in de trant van de bot sing in 1948 tussen Tito en het Krem lin over de toekomst van de Balkan. Als Vietnam herenigd was en min der afhankelijk van China, zou Ho dan Peking net zo tarten als Tito dat Mos kou deed? Hij zou het zeker willen, maar of hij het zou kunnen, is iets waarnaar men slechts kan gissen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 13