vriend van
Zinovjev
Van kajuitjongen
tot staatshoofd
De meest gevierde rode leider van Zuidoost-Azië en
de laatste overlevende der oude garde van pioniers
ZATERDAG 31 JULI 1965
Erbij
PAGINA DRIE
Deze beschouwing over de bejaarde
Ho Tsji-Minh, het staatshoofd van
Noord-Vietnam is geschreven door
Jean Lacouture, correspondent en
specialist voor Zuidoost-Azië van het
Franse dagblad Le Monde. Lacouture
heeft Ho meer dan eens ontmoet en
gesproken. Hij is door deze grote
tegenspeler van de Amerikanen,
Fransen én Chinezen in dit deel van
de wereld kennelijk geboeid. Hij
plaatst hem tegen de achtergrond van
de strijd in Vietnam die door de doel
einden die met name Peking-China in
de Zuidoostaziatische deltalanden na
streeft een betekenis heeft gekregen
van wereldwijde omvang.
Eerste contacten
Moskou
Bewogen leven
Succes
„Gesplitst"
Verzwakte positie
Heilige
Liever andere Ibuur
Yletcoug
In moellljkliedeia
Plan
China's doel
Jean Lacouture
Ho Tsji-Minh, liever de verre vriend Moskou dan de naaste buur China.
i
HO TSJLMXNH
HANOI. Weggestopt in de bloemen en bet gebladerte die het
rococo-paleis van de vroegere Franse gouverneurs in Hanoi omgeven,
staat een klein, eenvoudig gemeubileerd huis. Eens woonde hier de tuin
man, thans is het de woning van een frêle oude man met een ontwapenen
de glimlach. Hij verbrijzelde het Franse koloniale systeem in Indochina
en tart nu de macht van de Verenigde Staten in een oorlog die zowel een
voorspel kan worden tot zijn volslagen ondergang als tot zijn grootste
overwinning.
Noordvietnams leider, Ho Tsji-Minh, voor het volk „Ho", regeert een
kleine staat met achttien miljoen inwoners, een zeer lage levensstandaard
en schrale middelen van bestaan. Deze gegevens zijn dan ook slechts
povere aanwijzingen voor Ho's belangrijkheid. Met zijn 75 jaren is hij de
meest gevierde communistische leider in Zuidoost-Azië en de laatste
overlevende van een oude garde, waartoe eens mannen behoorden als
Maurice Thorez in Frankrijk, Palmiro Togliatti in Italië en, natuurlijk,
Jozef Stalin. In de tijd dat Mao Tse-Toeng alleen nog de onduidelijke
leider was van een linkse groepering in de Chinese communistische partij,
had de Comintern Ho al gekozen als de man die de revolutie in geheel
Azië moest leiden.
Toch is Ho's rol met de jaren veranderd. Van het uitvoeren van ge
heime subversieve opdrachten van Hongkong tot Bangkok, verlegde zij
zich naar het leiderschap van een opstand, die in wezen werd geïnspireerd
door nationalisme. Pas later werd deze rebellie gebruikt voor het
communisme.
Ho's carrière heeft de vraag opgeroepen: is hij in de eerste plaats een
nationalist of een communist.Een zaak die nog duisterder wordt ge
maakt door het feit, dat hij altijd veel meer een politicus is geweest dan
een ideoloog.
ER IS geen twijfel aan, dat Ho com
munist is. En het lijdt evenmin twij
fel, dat terwijl zijn hart in Moskou is,
zijn aard in Peking ligt. Het is ook
waar, dat voor Ho het communisme
evenzeer een middel is als een doel.
Hij heeft communisme boven nationa
lisme geplaatst, niet tussen hen geko
zen een nieuwigheid die Tito als
eerste in Europa introduceerde.
Deze mengeling vertegenwoordigt
een zeldzame botsing van beweegrede
nen, welke het produkt is van Ho's
zelfs nog zeldzamer loopbaan in Parijs,
Moskou en plaatsen in het Oosten.
HO WERD geboren in 1890 in Kim-
Lien, in het zuiden van wat nu Noord-
Vietnam is. Hij stamt uit een gezin
van intellectuelen, dat om zijn anti-
Franse gezindheid door de koloniale
autoriteiten werd gewantrouwd.
De provincie was zo dicht bevolkt,
dat de meeste jongeren haar moesten
verlaten om in hun levensonderhoud te
kunnen voorzien. Onder hen was de
jonge Ngoejen That Tan Ho's wer
kelijke naam. Hij scheepte zich in 1917
in als kajuitjongen op de „Latouche-
Treville", een Franse boot van de Sai
gon-Marseille lijn.
Hij stapte in Southampton aan land,
werkte enige tijd in Londen als assis
tent-kok in het Carlton hotel en arri
veerde ten slotte eind 1917 in Parijs,
op de zwartste dag van de eerste we
reldoorlog, de dag waarop de Russen in
Brest-Litovsk het afzonderlijke vredes
verdrag met de Duitsers tekenden.
Hij kreeg een baan als retoucheur bij
een fotograaf en kwam spoedig in con
tact met linksgerichte kringen, die
ageerden tegen het recruteren van An-
namieten Vietnamezen voor het
Franse leger, of als werkkrachten, ar
tikelen schreven voor de socialistische
bladen in Frankrijk en in kreupel
Frans toespraken hielden in de Club
du Faubourg, de ontmoetingsplaats van
linkse intellectuelen.
Op het socialistische partijcongres in
Tours in 1920, waar Leon Blum brak
met Marcel Cachin, voegde Ho zich
aan de zijde van de laatste, die later
één van de oprichters werd van de
Franse communistische partij.
Ho werkte zich op tot uitgever en be
gon een scherp, klein weekblaadje,
„Le Paria" waarin hij meestal schreef
samen met de latere Algerijnse natio
nalistenleider Messali Hadj. Het krant
je bestond uit een ononderbroken kreet
van protest tegen het Franse kolonia
lisme, van Noord-Afrika tot Indo-Chi-
na, de Kongo en West-Indië.
HO'S REVOLUTIONAIRE gloed be
stemde hem voor grotere dingen. In
1923 kwam hij in Moskou aan, onder
het pseudoniem Ngoejen Ti Qoeoc
Ngoejen is de meest algemene
naam in Vietnam, zoals bij ons Jan
sen, en Qoeoc betekent „vaderland",
zodat de combinatie zo ongeveer in
hield „Jansen de patriot" een naam
die in de volgende twintig jaar bij ve
le politiemachten ter wereld bekend
zou worden.
Ho bleef meer dan twee jaar in Mos
kou, eerst als student aan het „Revo
lutionary Institute" en lid van de boe-
reninternationale, toen als tijdelijk lid
van de Comintern, in welke functie hij
kennismaakte met de topleiders van
het internationale communisme.
Volgens zijn toenmalige vriend, wij
len Ruth Fisher, toen Duits vertegen
woordiger bij de Comintern, werd de
jonge Vietnamees beschouwd als een
opmerkelijk man. In de eerste plaats
omdat hij weigerde partij te kiezen bij
partijpolitieke onenigheden, hetgeen on
gebruikelijk was. Nog ongewoner was
zijn oppositie tegen de ideologische
theorieën. Ho was in de eerste plaats
een politicus, maar toch respecteerden
de ideologen in de Comintern hem.
Dit wordt wel geïllustreerd doordat
hij als blijk van waardering een be
langrijke opdracht kreeg: in 1925 werd
hij naar China gezonden als politiek ad
viseur van Michael Borodin, Stalins
agent voor de op de voorgrond treden
de Koeomintang van Tsjang Kai-Tsjek.
DAT WAS het begin van een bijzon
dere en schilderachtige loopbaan als
geheim agent. De volgende tien jaar
dreven Ho van de gevangenis naar de
grenzen van de macht, van bloedige
revolutie naar ballingschap.
Hoewel onafgebroken in beweging,
vond hij tijd om honderden mooie ge
dichten te schrijven, zowel lyrische als
epische, zoals die van Mao Tse-toeng.
Een vrij vertaald voorbeeld van
Ho's poëzie:
Plotseling hoor ik in de herfst
een fluit
even koel is dat geluid
als een signaal van een heuvelkant
waar nooit de zon op brandt
In 1927 in Bangkok, bedacht Ho een
«trategie, die heden ten dage vruchten
afwerpt. Hij knoopte relaties aan met
boeddhistische geestelijkheid. Dankzij
de daardoor verkregen relaties en door
het werven van medestanders in boed
dhistische gelederen, slaagde hij erin
marxistische agenten naar Indo-China
te sturen.
Op één van zijn volgende operatie
plaatsen, Hongkong, werd hij door de
Britse politie gearresteerd. Drie jaar
later, in 1933, werd bericht, dat Ho was
overleden aan tuberculose. Maar de
Franse veiligheidsdienst in Saigon
koesterde de verdenking dat het bericht
vals was. Haar achterdocht werd ge
rechtvaardigd in 1941, toen bericht ont
vangen werd, dat in China een nieuwe
organisatie was opgericht, genaamd
Vietminh Bond van Vietnamese pa
triotten die onder leiding stond van
een zekere Ho Tsji-Minh. Hij was nie
mand anders dan de „overleden" ge
heime agent en agitator Ngoejen Ti
Qoeoc.
Als voorhoede van nationalisten en
communisten, bepleitte de Vietminh
geen nieuwe communistische tactiek.
Ho's oorspronkelijkheid werd geopen
baard door een andere wijze van han
delen. In plaats van zijn niet-commu-
nistische partners te overtuigen van de
wettigheid van het Vietminh-optreden
ontbond Ho de Indochinese communis
tische partij, een gebaar dat in de ge
schiedenis van het internationale com
munisme zonder precedent is.
Niemand anders was ooit zo ver ge
gaan in de tactiek van een „verenigd
volksfront". Noch Togliatti, noch Tho
rez noch Gomoelka durfde zijn eigen
partij te ontbinden om de socialisten,
de „progressieve" en andere linksge-
oriënteerden te bereiken, met wie hij
hoopte samen te werken.
HO'S HOUDING werd scherp becri-
tiseerd door de Chinese communisti
sche partij en is nog steeds een van
de redenen voor de hardnekkige ge
dwongenheid tussen Peking en Hanoi.
Van 1941 tot 1945 bouwde de Viet
minh een leger op in Zuid-China. De le
den daarvan drongen het Indochinese
grondgebied binnen en Ho bood De
Gaulles verzetseenheden steun aan in
de vorm van militaire samenwerking
tegen de Japanse bezetters.
Op twee september 1946 een jaar
na de formele Japanse overgave
riep Ho de onafhankelijke republiek
Vietnam uit, waarin de Vietminh een
minderheid vormde, maar wel de
meeste sleutelposities beheerste.
Toch lag de moeilijkste opgave nog
te wachten. Noord-Vietnam werd bezet
door de Chinese nationalisten als ge
volg van geallieerde overeenkomsten
en het Franse expeditieleger maakte
zich gereed het land opnieuw onder zijn
hoede te nemen. Ho speelde het spel
virtuoos. Hij drong er bij de Fransen
op aan te ijveren voor het vertrek van
de gehate Chinezen en trachtte een ak
koord met Frankrijk te bereiken, dat
in die tijd vijf communistische minis
ters in zijn regering had. Ho's tactiek
had succes. De Chinezen trokken zich
terug en de Fransen gingen ermee ak
koord Vietnam te erkennen als een
„vrije staat" binnen de Franse Unie.
Het was aan de vooravond van deze
overwinning, die de climax vormde van
twintig jaar onnoemelijke inspanning,
dat ik Ho Tsji voor het eerst zag. Het
was 26 februari 1946, in de residentie
van de vroegere Franse gouverneurs.
Als hoofd van de revolutionaire rege
ring van Hanoi, ontving Ho mij, Frans
militair en persattaché bij generaal
Jacques-Philippe Leclerc, die toen com
mandant was van de Franse strijd
krachten.
Het was een vreemde situatie en Ho
was een man met een vreemd karak
ter. Na afloop van ons gesprek was ik
half geamuseerd, half geroerd en over
het geheel genomen gerustgesteld. Hier
hebben we een man, dacht ik, die ze
ker een hekel heeft aan bloedvergieten
en in zijn hart zulk een genegenheid
behoudt voor de Franse cultuur, dat
het minstens mogelijk moet zijn een
basis voor een dialoog met hem te vin
den.
Inderdaad werd een week later, op
zes maart, een akkoord ondertekend,
dat echter in december werd verbro
ken door een aanval van de Vietminh
op de Franse troepen. De acht jaar du
rende oorlog in Indo-China was begon
nen.
Eenmaal, in 1948, hebben de Fransen
geprobeerd de strijd te beëindigen door
Paul Mus, een vooraanstaand deskun
dige op het gebied van de Vietnamese
cultuur, als onderhandelaar naar Ha
noi te zenden. Mus stelde voor, dat de
Vietminh de wapens zou neerleggen.
Als beloning zou Frankrij k dan overwe
gen Vietnam een plaats aan te bieden
in de Franse Unie.
„Onze wapens neerleggen, meneer
Mus?", vroeg Ho, „en zou u de man
die zo laf was om iets dergelijks te
doen, waardig achten tot uw Unie toe
te treden?"
Ik zag Ho terug geruime tijd nadat
in 1954 het Geneefse verdrag de strijd
had beëindigd door Vietnam te splitsen
in een noordelijk en een zuidelijk deel.
Die laatste keer was in Hanoi in 1962,
toen hij president was van de democra
tische en grimmige republiek
Vietnam.
„Oom Ho" regeerde over zijn
„neefs" met uiterst harde hand, maar
ook met de air van een ietwat ver
bijsterde, tere, oude man. Hij had niet
langer de bleekheid van een longpa
tiënt. De oude dag en een „rustig" le
ven hadden hem een rose gelaatskleur
gegeven. Zoals vele oude mensen, leek
hij een beetje op een pop.
Ho was erg klein, erg tenger. Het
leek me dat alleen zijn wilskracht hem
nog op de been hield. Hij was gekleed
zoals ik hem altijd had gezien, in een
zandkleurig, militair aandoend jack
een wijze van kleden die hij van Sta
lin afkeek en hij droeg eigenaar
dige slippers, als een landloper.
Wij hadden een merkwaardig ge
sprek over romantische dichters en
Parij se bistro's, maar spraken erg wei
nig over politiek. Toen, na al mijn
vragen over de kansen voor een ak
koord met Zuid-Vietnam te hebben ont
weken, zei Ho, lispelend in een Frans,
dat opviel door een vaag Duits accent:
„We zijn nu vrij. Behandel ons dus
niet langer als zwarte „papillons" en
we zullen goed met elkaar kunnen op
schieten" in een merkwaardige
woordspeling zei hij „papillons" (vlin
ders) in plaats van „pavilions" (vlag
gen), welke hun ontstaan danken aan
de zwarte vlag van de Chinese piraten,
die werden uitgeroeid door de eerste
Franse kolonisten in Vietnam rond
1880.
Hij sprak met me over generaal De
Gaulle en over generaal Raoul Salan,
toendertijd de leider van de OAS-terro-
risten in Algerije. „Het is vreemd,"
merkte hij op, „van hen beiden zou ik
me De Gaulle eerder als terrorist kun
nen voorstellen. Ik onderhandelde met
Salan in 1946. Hij was een geschikt ty
pe en zo „bourgeois", zo heel „petit
bourgeois".
Het enige, dat Ho over Vietnam zei,
was dat het noorden zich niet zou men
gen in de zaken van het zuiden, bo
vendien had hij geen haast met een
hereniging. „We hebben in het noorden
alleen al problemen genoeg," zei hij.
IN HET VERLEDEN domineerde
hij over zijn collega's, zij waren allen
zijn trouwe leerlingen. „Zij kunnen
zich niet tegen mij verzetten, omdat
ik ze heb „gemaakt", zei deze marxis
tische leraar graag.
Thans is het systeem collectiever ge
worden. ten koste van Ho's supre
matie. Ho is te zeer verbonden met
de Russen om te worden geaccepteerd
als de enige scheidsrechter in een
partij waarin sinds 1960 de pro-Chi
nese vleugel veel invloed heeft ver
worven. Op het ogenblik lijkt hij, als
leider van de op Moskou georiënteer
de politici in Hanoi, in een zwakke
positie te zijn geraakt.
Mannen als Troeong Chinh, de be
kendste theoreticus in de leidende
Lao Dong partij, en Le Doean, de
eerste partijsecretaris hebben een
macht die op hetzelfde niveau ligt als
die van president Ho. Zij gaan mis
schien efficiënter te werk. Troeong
Chinh is pro-Chinees, net als generaal
Ngoejen Chin-Tanh, zijn rechterhand, en
Hoang Qoeoc Oeiet, de leider van de
vakverbonden. Doean is waarschijnlijk
ook vóór Peking, maar het zou kun
nen zijn dat zijn mening verandert
als de Russische invloed toeneemt als
gevolg van Russische hulp en het toe
vloeien van militaire uitrusting.
Wat het leger betreft, is generaal
Giap, de chef van de generale staf en
minister van Defensie, sterk Russisch
gezind, net als zijn meester Ho. Bo
vendien koestert Giap een persoonlij
ke haat tegen Troeong Chinh. De meer
derheid van de jonge officieren geeft de
voorkeur aan Peking, waarvan de hulp
in de laatste vijf jaar belangrijker is
geweest dan die van Moskou.
Onder zijn aanhangers buit Ho
handig de legende een revolutionaire
heilige te zijn, uit. Hij lijkt een asceet
met een vriendelijke glimlach die blij
is met zijn titel van Coeoe, de „eer
biedwaardige."
Het is niet bekend of hij een gezin
heeft en er is geen spoor van een
vrouw in zijn buitengewoon veelbewo
gen loopbaan. Ho's portret hangt in al
le fabrieken en staatswinkelmagazij
nen. Op bijeenkomsten spreekt hij kort.
Naderhand verzuimt hij nooit de me
nigte te verzamelen om sinaasappelen
en snoepjes te verdelen onder de kin
deren en sigaretten onder de kamera
den.
In het patroon van het moderne
communisme wordt Ho Tsji-minh on
derscheiden door drie eigenschappen:
hij is een voormalige bolsjewist, rechts
georienteerd en een Aziaat. Hij was
lid van de „generale staf" van het
internationale communisme in een pe
riode waarin Kosygin, Mao en U1-
bricht nog laaggeplaatste functionaris
sen of onbekende studenten waren. Hij
stond op goede voet met Stalin en
Trotsky, met Zinoviev en Boecharin.
Zeker, deze historische vriendschap
pen hebben in de laatste tien jaar aan
belangrijkheid ingeboet. Toch was het
niet onrechtmatig dat Ho aan het eind
van de dramatische bijeenkomst van
de 81 communistische partijen in Mos
kou in november 1960, toen de kloof
tussen, de Russen en de „700 miljoen
Albanezen" zich begon te verbreden,
aanbood op te treden als bemiddelaar
tussen de twee pertijen. In feite be
hoort hij tot beide kampen.
HO STAAT aan Moskou's kant door
zijn eigen geschiedenis. Zijn herinne
ringen binden hem met de oude
hoofdstad van de revolutie en schei
den hem van China, waar hij een le
ven leidde van wrede gevangenschap
en afmattende avonturen. Boven
dien is Ho vóór verzoening en „re
visionisme". Hij heeft een natuurlijke
afschuw van alle dogmatisme dat geen
andere pretentie heeft dan een leer
stelling te zijn van het Marxisme.
Maar Ho is ook een Aziaat, onder
bescherming van en met verplichtin
gen aan Mao Tse-Toeng. Men kan er
zeker van zijn, dat als hij van buur
kon veranderen, hij het zou doen.
Maar Ho zit nu eenmaal met China
opgescheept en moet hierin berusten.
Hoewel er weinig uitlekt over de
meningen die de beide mannen over
elkaar hebben, is het geen geheim
dat tijdens partijbijeenkomsten op
hoog niveau van de communistische
Lao Dong, Ho consequent de politiek
van de Sovjet-Unie heeft verdedigd.
Wat Mao betreft, toen hij in mei 1963
een deputatie van de Franse Nationa
le Vergadering ontving die haar voor
nemen aankondigde Hanoi te bezoeken,
antwoordde hij vinnig: „waarom gaat
u naar Vietnam? Het is daar niet al
te best. U had er beter aan gedaan
naar Noord-Korea te gaan. Daar is het
volk serieuzer en op weg de proble
men van het socialisme op de juiste
wijze op te lossen".
Maar dankzij de Chinezen niet
dankzij de Russen, de Tsjechen of de
Oostduitsers kan Noord-Vietnam
zich vandaag beroemen op het bezit van
zware industrie. Van China ook kon
Noord-Vietnam tien percent van de be
nodigde rijst kopen in de jaren van
1954 tot 1962.
Nu meldden betrouwbare Franse
waarnemers, zoals René Dumont, een
landbouwexport, die in 1964 in Viet
nam was, dat de bevolking van haar
eigen rijstproduktie in leven kan blij
ven. Maar ervan in leven blijven is
nog niet ervan leven, zelfs niet in een
communistische staat. Hanoi heeft
rijst nodig uit het zuiden, zowel om
zijn bevolking een behoorlijke levens
standaard te geven als om in staat te
zijn onafhankelijk van China te blij
ven bij een nieuwe voedselcrisis.
HO HEEFT nog andere moeilijkhe
den, buiten het feit dat hij wat tempe
rament betreft rechts, maar uit aard
rijkskundig oogpunt gezien links moet
worden genoemd. Zijn grootste pro
bleem is, natuurlijk, de oorlog in het
zuiden welke hij waarschijnlijk pro
beerde uit te stellen, maar waarvoor
hij nu de verantwoordelijkheid op zich
heeft moeten nemen.
De Vietcong, een organisatie die in
maart 1960 als dochter van zuidelijke
vaders ter wereld kwam, werd in sep
tember van hetzelfde jaar door de Lao
Dong als petekind aanvaard en sinds
dien gesteund. Vanaf die tijd werd de
Vietcong door Hanoi geholpen met ge
neraal Giaps munitie, bij de verbindin
gen en in zekere mate bij de planning.
Hoewel Hanoi zijn eigen vijfde kolon-
ne heeft in de Vietcong, is de politiek®
autonomie van deze organisatie aan
zienlijk.
Voor de Vietcong is Ho een nationa
le held, hoewel hij een man uit het
noorden is. In het bijzonder gedurende
de oorlog hebben de rebellen Ho, de
Lao Dong en Noord-Vietnam nodig.
Maar toch trachten zij op alle mo
gelijke manieren te tonen dat zij on
afhankelijk van Hanoi zijn in hun strijd
om „een zelfstandig Zuid-Vietnam" te
creëren.
Ho leidt de Vietcong niet. Hij bevindt
zich in de positie een sleutelfiguur te
zijn in een oorlog waarvan hij met
klem zegt dat deze zijn schuld niet is.
Het is een weinig comfortabele positie,
hetgeen nog eens duidelijk bleek bij
het bezoek dat de Russische premier
Alexei Kosygin in maart aan Hanoi
bracht. Geen bezoek had Ho een gro
ter genoegen kunnen doen. Het was
een nieuwe bevestiging van de Rus
sische aanwezigheid in het Chinese
„rijk", dat hij kon gebruiken als een
politieke troefkaart om door onder
handelingen een oplossing voor het
Vietnamese conflict te vinden.
Maar op dezelfde dag dat Kosygin
aankwam, werd de Amerikaanse basis
bij Pleikoe plotseling aangevallen. Was
deze actie door de Vietcong op touw
gezet om de grote mogendheden af te
houden van onderhandelingen die over
haar hoofd heengingen? Of werd dit
gedaan door de pro-Chinese groep in
Hanoi, die op deze wijze probeerde Ko-
sygin's initiatief te saboteren? In ieder
geval raakte Ho in moeilijkheden.
Maar wat wil Ho? Wat zijn zijn oog
merken? Ho Tsji-Minh's plan kon wel
eens bestaan uit drie etappes. Zeer
waarschijnlijk wenst hij een snel be
gin van internationale onderhandelin
gen naar het voorbeeld van die van
Genève, welke hij graag geopend had
gezien vóór dat hij onder de druk van
recente Amerikaanse bombardementen
kwam te staan, waarbij het nationale
bevrijdingsfront van Zuid-Vietnam is
vertegenwoordigd.
De tweede fase behelst voor het NBF
dan het winnen van aanhang voor het
idee, de deling van Vietnam nog ver
scheidene jaren te verlengen. Enige
tijd geleden noemde Ho, in mijn aan
wezigheid, een periode van vijftien
jaar. Maar misschien heeft hij nu meer
haast.
Hij zou er op aandringen een liaison
commissie in te stellen voor de twee
zones of republieken, hoofdzakelijk om
handelsbetrekkingen te openen, die het
het noorden mogelijk zouden maken in
het zuiden rijst te kopen tegen een re
delijke prijs. Deze commissie zou ook
de samenvloeiing van de twee regerin
gen voorbereiden, die tot stand zou
moeten worden gebracht door onder
handelingen of door middel van een
referendum, dat na een vastgestelde
periode gehouden zou moeten worden.
Terwijl hij wacht op de hereniging, die
het gronddoel blijft van zijn politiek,
ziet Ho fase drie voor zijn „plan voor
de lange adem" onder het oog. Hanoi
streeft ernaar, onder eigen bestuur of
invloed, de bestanddelen van het vroe
gere Franse Indo-china te herbouwen.
Volgens dit patroon, dat in de eerste
plaats berust op een economische con
ceptie, zou een geïndustrialiseerd
Noord-Vietnam voor zichzelf een domi
nerende nis in de landkaart uitkerven,
waarnaast Laos en Cambodja zijn
voornaamste klanten zouden zijn.
China heeft echter in dit deel van de
wereld geheel andere oogmerken. In-
plaats van ernaar te streven Indo-
China met Hanoi om te bouwen tot hun
economische spil, hebben de Chinezen
een grotere conceptie in het hoofd, die
is gebaseerd op historische en etnolo
gische factoren.
Vietnam zou worden herenigd, maar
haar invloed zou meer of minder wor
den beperkt tot haar eigen grenzen. In
de streken in het westen voorziet Pe
king voor zichzelf een overheersende
rol over een uitgestrekt, afzonderlijk
gebied, dat Zuid-China, Laos en Thai
land omvat en een Chinees pad opent
naar de golf van Siam. Het is dus dui
delijk dat de verschillen tussen Noord-
Vietnam en China niet beperkt zijn
tot problemen die voortkomen uit Ho's
temperament of zelfs uit ideologische
standpunten. Het antagonisme is ge
worteld in een fundamenteel geo-poli-
tiek conflict, in de trant van de bot
sing in 1948 tussen Tito en het Krem
lin over de toekomst van de Balkan.
Als Vietnam herenigd was en min
der afhankelijk van China, zou Ho dan
Peking net zo tarten als Tito dat Mos
kou deed? Hij zou het zeker willen,
maar of hij het zou kunnen, is iets
waarnaar men slechts kan gissen.