AKANT IE
V
INDER
RANT
PANDA EN DE YINX
M
I
0
at mm
Ons vervolgverhaal
HOE WAS HET GEGAAN (2)
en
19
door Marjorie Kinnan Rowlings
1»
door dr. Robert van Gulik
ZATERDAG 31 JULI 1965
(Geautoriseerde vertaling van Mien Crabberton)
CIJFERRAADSEL
zq-22-
28 - m -
6
VERZAMELING VAN
KLASSIEKE WERKEN
ONDER
DE m
/Jciótrnet meesterwerk ven
Jl/le9 Verne
.'JWWWWWWWV
GOUDEN OOGST
Hij deed wat hij doen moest, zake
lijk en beslist, met iets afwachtends
in zijn houding, alsof hij te maken
had met een half-wilde, afgeschrikte
hond, wie de gelegenheid moest ge
geven worden uit eigen beweging en
op eigen tijd en wijze naar hem toe
te komen. Tegen de middag gaf hij
Allie uitvoerige aanwijzingen en op
drachten, opdat zijn manier van spre
ken de zieke in de oren zou klinken
als de taal van een beschaafd man.
Hij merkte op, dat de donkere ogen
hem een ogenblik nieuwsgierig aan
keken, zich dan echter weer, als in
zelfverdediging, sloten.
In de middag keerde de koorts te
rug, maar in veel lichtere graad. Te
gen zonsondergang kwam een zware
regenbui aanzwiepen uit het ruisende
bos en koelde de lucht af. Tordell
richtte zich op, zichtbaar opgefrist en
dronk gretig een grote beker leeg, die
Albury gevuld had met een mengsel
van melk, eieren en rum. Dan sliep
hij weer in. Albury stuurde Luke en
Allie naar bed en bleef zelf, zachtjes
schommelend, naast de zieke zitten,
met gevouwen handen.
HOOFDSTUK XIII
In huis was het volkomen stil. Dok
ter Albury draaide de lamp wat op
en keek op zijn horloge. Het was mid
dernacht. Hij stak het horloge in zijn
zak en ging weer zitten. Zijn stoel
kraakte. De man in het bed bewoog
en werd wakker. Albury knikte hem
toe. bij wijze van groet.
Tordell vroeg aarzelend: „Dok
ter.
„Dokter Albury".
Tordell lichtte een hand op en hield
ze omhoog tegen het licht. Het was
een doorschijnende, vermagerde,
zeer zwakke hand. De inspanning ver
moeide hem en hij liet haar weer
vallen.
Hij zei: „Zou ik misschien een
druppel whisky mogen hebben?"
De dokter stond op, liep naar Tor-
dells flessen in de kast, en zette er
één op het kleine tafeltje. Hij schonk
een paar lepels vol in een whisky
glas en reikte het hem toe.
„Cognac," zei hij. „Een beetje
minder scherp."
„Dank u."
Het kleine glas werd onzichtbaar
tussen de lange witte vinger. Hij nip
te langzaam.
„Ik vrees, dat ik me nogal beest
achtig gedragen heb, dokter."
„Je was een buitengewoon lastige
patiënt."
„Spijt me."
Hij dronk de cognac op, maar
hield zijn vingers nog steeds om het
glas geklemd, alsof ze het liefkoos
den. Albury schoof opeens, met een
abrupte beweging zijn stoel tot vlak
voor het bed.
„Wat is er mis, jongeman?"
Tordell nipte weer aan het glas en
wipte het schuin omhoog aan z'n
mond, voor een laatste, niet meer
aanwezige druppel.
Hij antwoordde koel afwijzend:
„Alles is best in orde."
Hij was heel zwak. Het glas viel
uit zijn vingers en klettterde op de
planken vloer. Opeens begon hij te
huilen. De snikken kwamen hijgend,
stotend, alsof hij gevallen was en
door de schok zijn adem was blijven
stokken. Hij balde zijn magere vuis
ten en rolde zijn hoofd heen en
weer op het kussen. Albury sprong
op uit zijn stoel en liep de kamer
op en neer, zonder naar het bed te
kijken.
De zieke begon opeens wild te
schreeuwen:
„Deze ellendige rommel hier met
niets dan ongedierte!"
Albury bleef heen en weer lopen.
Hij vroeg vanuit de verte:
„Waarom blijf je?"
„Ik heb geen keus."
Albury peinsde. Dan sloeg hij toe,
met tegenzin, maar vastberaden:
„In dat opzicht staat het Ameri
kaanse karakter ver boven dat van
mensen uit de Oude Wereld. Een jon
ge man met een gezond flink li
chaam zal in dit land nooit toege
ven, dat hij geen baas is over zijn
eigen leven en toekomst."
„U kunt het niet begrijpen. Ik kan
het onmogelijk uitleggen." Hij barst
te weer uit: „Boven water te ko
men na de zwarte, hete nachtmer
rie die ik nu juist doorworsteld heb,
en dan niets anders te vinden dan
dat de werkelijkheid een even grote
nachtmerrie is. Donkerte en hit
te alles weer van voren af aan
„In dit gevalAlbury aarzel
de en overwoog het mogelijke effect
van zijn woorden. Hij kwam op ge
vaarlijk terrein. Toch ging hij voort:
„In dat geval spijt het me, dat ik
je erdoor heb gehaald. Het was dan
mogelijk vriendelijker en beter van
me geweest, als ik je leven zachtjes
en pijnloos had laten wegvloeien in
je koorts."
Tordell deed alle moeite zich op
één elleboog op te richten. Hij hijgde.
„En hen in de kaart spelen? Niets
zou hun meer plezier doen dan te
weten dat ik dood zou zijn. Begra
ven in de Amerikaanse wildernis, ja
wel, en hun niet meer tot last. Ik
rrftg hangen als ik ze dat genoegen
doe."
Hij viel terug op het kussen. Albu
ry aarzelde weer, met zijn gedachten
de fysieke gevolgen peilend van een
te grote opwinding in dit eerste uur
van beginnend herstel. Maar geest en
gemoed van de jonge man schenen
hem zieker toe dan het verzwakte li
chaam. Hij ging voort, alsof hij met
een scherp instrumentje wonden on
derzocht:
„Ze hebben je dus weggestuurd we
gens wangedrag. Wij hebben hier al
vaak van zulke jonge schelmen ge
kregen. die hierheen gestuurd word
om suikerriet en sinaasappelen te
verbouwen en de boel in de war te
sturen. Wat had je uitgevoerd?"
„Niets."
„Niets?" De zandkleurige wenk
brauwen gingen argeloos-ongelovig in
de hoogte. „Jonge mannen worden
zelden uit Engeland weggestuurd om
niets."
„Om niets, zeg ik u."
Tordell vocht tegen het verlangen
dan hem aangreep, om zich uit te
praten, om deze dokter alles te doen
begrijpen.
„Ik wil niet aan je woorden twij
felen, Tordell..."
„U zou niet twijfelen als u alles
wist. U kent de marteling niet, van
niet geloofd te worden..."
Albury liep op het bed toe. Hij
leunde eroverheen en zei rustig:
„Ik zal alles geloven wat je ver
telt."
Tordell haalde diep adem.
Hij zei: „Mijn eigen vader was de
allerwreedste."
Hij keek Albury aan, alsof de klei
ne man de ernst van deze woorden
goed moest begrijpen, vóór hij ver
der kon gaan. Albury knikte.
„Dat moet zeer pijnlijk geweest
zijn."
Tordell ging voort: „De hele kliek
keerde zich tegen me."
Hij begon te stotteren. Een gevoel
van loyaliteit tegenover zijn familie
hield zijn woorden tegen.
Hij zei: „Ik kan er werkelijk niet
over praten."
Albury hielp hem: „Nee, nee, na
tuurlijk niet. Je hebt natuurlijk, daar
ben ik zeker van, erge spijt over wat
je gedaan hebt, wat het dan ook ge
weest moge zijn."
Alle loyaliteit trok zich op een
maal terug in een ver en dood ver
leden. Bitterheid golfde door hem
heen en overvulde hem. Hij sloeg
met zwakke vuist op de sprei van
zijn bed.
„Zie je wel! U bent niet van plan
me te geloven."
Albury zei: „Vertel het me liever
niet, als er iemand bij in het spel is,
die je beschermen wilt."
Nu kwamen de woorden in één on
afgebroken reeks met harde duide
lijkheid over zijn lippen, als was
ieder woord een steen die hij wierp:
„Er valt niemand te beschermen,
niemand te ontzien. Er is niemand
die een vinger voor me heeft uitge
stoken. Ik heb niets te verbergen. Ik
heb twee of drie avontuurtjes gehad
met meisjes. Niets erger dan ieder
ander van mijn leeftijd. Maar de fa
milie begon erover te roddelen en
herrie te maken.
Maar dat was het niet. Het was
Ellen mijn vaders vrouw.
(Wordt vervolgd).
„Het waren nare koekjes", mopperde
Binkie. „Maar ja, als je honger hebt,
eet je alles."
„Schiet nou op", zei Mik ongeduldig.
„Kan mij die koekjes wat schelen. Ik
wil weten hoe het met die dieven ging."
„KALM, KALM", bromde Binkie. „Je
krijgt heus alles wel te horen. Nou hè,
toen juffrouw Kommerbeen naar boven
was en ik alle koekjes opgegeten had,
ben ik lekker in haar schommelstoel
gaan liggen."
„Hij lag nog niet in de stoel of hij
sliep", giechelde Pluimpje.
„Ik sliep niet. Ik lag alleen met mijn
ogen dicht, omdat ik geen zin had met
jou te praten."
„Moet je dat horen!" riep Pluimpje
verontwaardigd. „Ik.
„Jullie mogen geen ruzie maken", zei
Mik streng. „Het is niet eens belangrijk
of Binkie sliep of niet, want hij zou toch
wakker worden bij het eerste geluid dat
de dieven maakten."
Binkie lachte blijk om Miks hulp. „Zo
is het Mik", riep hij „een hond wordt
bij 't kleinste geluidje al wakker. Maar
een kat.
„Hou je bek, Bink!" viel Mik hem in
de reden. „En vertel nu hoe het verder
ging."
„Om twee uur precies hoorden we ge
morrel aan de achterdeur. Pluim en ik
doken samen weg onder de kast. Ik
hoorde Pluimpjes hart bonken van
angst."
„EN IK HOORDE BINKIES hart bon
ken van angst", riep Pluimpje.
„Stil poes", beval Binkie, „Mik wil
horen hoe het is gegaan. Nou Mik, even
later waren ze binnen. Ze zochten in alle
kasten van de kamer en binnen vijf mi
nuten hadden ze juffrouw Kommer-
beens geldkistje te pakken. Ze stopten
het in een grote zak. Toen ging een van
de twee naar boven. Het duurde niet
lang of hij kwam terug met een ander
kistje: het kistje met juffrouw Kommer-
beens sieraden. „Ziezo", fluisterde de
ene dief tegen de andere, „we hebben de
buit, nu gauw er vandoor! Dit was het
moment waarop ik iets moest gaan
doen. Ik ging hard blaffen en sprong de
dief, die de zak in zijn handen had, te
gen zijn benen."
„En ik sprong tegen de andere dief op
en krabde hem zo hard ik kon over zijn
hand", riep Pluimpje trots.
„Goed zo, goed zo!" juichte Mik, „En
deden die dieven niets terug?"
„Nou en of", gromde Binkie. „Ze pro
beerden Pluimpje en mij te schoppen
Ik beet toen die ene dief in zijn hand,
zodat hij zijn zakantaarn liet vallen. Nu
konden zij ons tenminste niet goed meer
zien."
„EN JUFFROUW Kommerbeen?" wil
de Mik weten. „Was zij dan niet wak
ker geworden door het lawaai? Kwam
zij niet neer beneden?"
Binkie en Pluim begonnen hard te
lachen. „Natuurlijk werd ze wakker",
vertelde Pluimpje. „Maar ze was zo bang
door het lawaai, dat ze diep onder de de
kens is gekropen. Later, toen alles was
afgelopen, heeft een agent haar met
moeite onder de dekens vandaan gekre
gen."
Mik lachte hartelijk met zijn vrienden
mee. Hij zag die juffrouw Kommerbeen
al trillend onder de dekens liggen.
„Met al ons blaffen, mauwen, bijten
en krabben konden we toch niet verhin
deren, dat de dieven de keukendeur be
reikten", ging Binkie verder. „O, je had
ze moeten horen toen ze de deur niet
open konden krijgen. Ze snapten er
niets van."
„Hoe kwam dat dan?" vroeg Mik
nieuwsgierig.
„Kleine Pico stond buiten met zijn
rug tegen de deur te duwen", giechelde
Pluimpje. „Cora was in die tijd naar
het politiebureau hulp halen."
„HIELD PICO HET?" wilde Mik we
ten.
„Niet zo erg lang. Hij is zo klein en
die twee dieven waren erg sterk. Maar
in die tijd waren er een heleboel buren
wakker geworden en naar buiten geko
men om te zien wat er aan de hand
was", vertelde Binkie. „Zodra de dieven
de deur open hadden, werden ze door de
buren overvallen."
„Het was zo'n mal gezicht", lachte
Pluimpje. „Iedereen was in pyjama en
nachthemd."
„En toen?" Mik had haast om de af
loop te horen.
Binkie zuchtte. „En toen kwam Cora
eraan met een agent en die agent nam
de dieven mee."
Zonder dat Mik het bemerkte, ging de
deur van zijn kamer achter hem open.
Het was mama mia. Toen ze Mik zo ge
vaarlijk zag zitten, werd ze bleek van
schrik. „Mik", riep ze, „kom gauw van
die vensterbank af! O mama mia, wat
ben je toch een stoute jongen."
(Wordt vervolgd).
mmm. mms
SSi
IP
ln het Amsterdamse Vondelpark
kun je op woensdag en zaterdag met
een Jan Plezier meerijden, net als
honderd jaar geleden gebeurde toen
het park werd aangelegd. Een stal
houderij uit Weesperkarspel levert
span en gerij, want in de hoofdstad
was zo'n spul niet meer voorhanden.
10 11 a
Deze oude heer was een rekenwon
der. Hij schreef zijn naam van boven
naar onder op in sommetjes en zei dan
dat iedereen die het niet meteen kon
lezen een domoor was. De oplossing is
heel gemakkelijk als je maar weet dat
die oude baas met zijn grote neus in
plaats van de letters van het alfabet
de cijfers van 1 tot 26 in zijn hoofd
had. Voor hem was a=l en z=26. Pro
beer nu maar eens uit te vinden hoe
zijn naam was. Oplossing maandag.
COP MAIKN TOON Cf»
17. De ochtendschemer begon reeds aan te breken,
toen Panda opnieuw door een dreun werd gewekt.
Ditmaal was het nog veel heviger; het huis trilde
trvan! „Lieve help!" riep Panda opverend. „Wat
zullen we nou weer hebben?!" „Yinx", zei Mo.
„Yinx in kamer van knecht." Zonder ver nog iets
te vragen rende Panda naar boven en opende de ka
mer van Jolliepop. Daar zat de arme bediende bibbe
rend op het hoofdeinde van zijn bed en staarde naar
het voeteneinde, dat onder een zware balk was be
zweken. „Bijna op mijn benen mompelde hij
bleekjes. „Oei! Dat is aangekomen!" riep Panda.
„Hoe komt het, dat die balk daar is gevallen?!"
Doorgerotneem ik aan", zei Jolliepop. „We zullen
het huis eens grondig moeten laten nazien, meneer
Panda." Mo schudde het hoofd. „Niet doorgerot", zei
hij. „Doorgeknaagd... door YINKS!" Jolliepop open
de zijn mond om een geprikkeld antwoord te geven,
maar toen herinnerde hij zich opeens de fluisterstem-
metjes en het zachte geknaag dat hij die nacht
meende te hebben gehoord. En hij zweeg beklemd..
'JN GEHEIMEN
DB. KIRUTU.US VAART ZO 6NEL
AV32B.UJK. ONOee HBTCILANO VUL
RN1A DOOR HET IS EEN WECL
STG'JD NET DG TUD. WANT DG
VUANDEN HGBBGN RGEDS VOET
RRN WAL..
VIJANDIGE HANDEN
flLLBN
V»'J SPOBDKï l« De
NAUTILUS AAN HeT
EIND VAN 06TUN
NEL EN ST./<3T
DflN NAAR BOVErt.
enkele NtOMGNTEN LATER*
KOMT DG NAUTILUS AAN OS
OPPERVLAKTE VAN HET VUL.
KAANMEER.T3E OP VULCANIR
KLAAR
FANTASTISCH
KAPITEIN NAAR DE WAL
5 PROF. A RON MAX "STOM
VERBAASD OVER DE W'JZE. WAARUJ
°P KAPITEIN NEMO DE PRO0LEMeN[iL
i o QPLQST.rmïïL
.vvy.M'M.'MvfWU
MAAR ER IS (SEEN T'JD OM DEZE
*1 VWNDECL'JKE MAN TB BESTUDE.
SOLDRTEN HEBBEN DE TOP BE_
REIKT EN BEGINNEN DE AFDA_
LING DDE VULKAAN-KRATBK...
vecvousT.
r?ti6
ZIEDAAR HET LIJK
VAK EEN VERMISTE VROÜW,
meneer wey?
LAA6HARTIS VERMOORD
DOOR EEN MESSTEEK
JJEAUG-ftET CSZÊ
ANTIEKE
HU GING ER GE
MAKKELIJKER IN,
dan in de rus
VAN UW BOEKHOU
DER