jkfi
DAPPER VINDT EEN TEHUIS (2)
PANDA EN DE YINX
n
7
m
Ons vervolgverhaal
Lif;'
AKANT IE
INDER
RANT
ZOEK DE VOGELS!
De torenhaan
en
11
door Marjorie Kinnan Rowlings
door dr. Robert van Gulik
VRIJDAG 13 AUGUSTUS 1965
(Geautoriseerde vertaling van Mien Crabberton)
Elka
/IJ3-J. //VwELiiooepc j
I
Ml
GOUDEN OOGST
39)
In deze tijd, in het laatst van juli,
stond de mirten in volle bloei. Vele
daarvan waren gekweekt tot één-
stammige boompjes, waarvan nu de
toppen een roerige massa van roze,
lavendel en rood omhoog staken, als
.gebloemde parasols. In een hoek
stond de oudste van dokters mirten,
waaraan vergund was geworden,
naar eigen wil te groeien; hij was nu
een veelstammige boomstruik, van
wel twintig voet hoog, dik met mos
behangen. Zijn bloemen waren wit.
Hij stond daar heel alleen, een ko
ning in een eigen rijk, in grijze
ouderdom.
De oleanders waren als een omlijs
ting geplant toen het huis gebouwd
werd en Albury nog een jonge man
was. Ze torenden er nu hoog boven
uit. Een jacaranda uit Zuid-Amerika
groeide tot dicht bij de schoorsteen;
het was een tere fijne boom met ve
derachtig gebladerte en orchidee
achtige bloemen, die de wintervorst
overleefde door zijn nabuurschap
met de rode bakstenen, die de ganse
winter warm waren door de steeds
levendige eikevuren op dokters
haarden. Tussen al deze vele grote
bomen en heesters worstelden de kle
nere, lagere struiken om hun leven,
zoekend naar wat er nog over was
aan voedende aarde en zonlicht:
Kaapse jasmijn, rozestruiken, sierka-
lebassen, boadicea en japinica's. Al
leen het hek werd vrijgehouden van
alle groei, omdat Albury het vaak
opnieuw liet witten. Ook het zandi
ge pad van de doorgang was goed on
derhouden; een keurige strook ter
weerszijden bleef gereserveerd voor
jaarlijks terugkerende vaste planten.
Dokters praktijkgedeelte nam de
noordelijke vleugel van het huis in
beslag. Daar heerste een voortduren
de lichtschaarste, een kille schemer,
niet alleen door de zonloze ligging,
maar voornamelijk omdat een hoge
en brede kamferboom voor de ramen
groeide en de hele linkerzijde van
het huis overschaduwde. De spreek-
en wachtkamers werden in de winter
door een reusachtige kachel ver
warmd. In de zomer, zoals nu, wa
ren ze aangenaam koel. Bij zomer en
winter werden de patiënten in hun
temperend schemerlicht binnengeleid
als tot de diepe geheimenis van 't my
sterie der genezing. Alleen Albury's
volle welluidende stem, bezield door
zijn nooit versagende hoop, bracht
hun licht. Zijn uitbundigheid werd
hier vanzelf gematigd, door de hem
nooit verlatende ernst van zijn werk.
Hij zat, rond en goedhartig, achter
een met boeken en papieren beladen
schrijftafel en mannen en vrouwen
kwamen daar tot hem als tot een
geestelijke vader.
Buiten zijn beroep was de behoefte
aan opgewektheid, aan gezellige jo
vialiteit, aan vrolijke zonneschijn,
hem bijna tot een obsessie. In de
vroege morgenuren scheen de zon in
de keuken en eetkamer rijkelijk bin
nen. Later in de morgen doorstraal
de ze de slaapkamers, zodat de gor
dijnen en kleedjes alle verschoten
waren. In de middag en vroege avond
baadden zijn studeerkamer en de lan
ge smalle huiskamer met hun Franse
vensters in een gouden lichtglans. Hij
wilde geen blinden hebben. Alleen in
het heetste van de midzomer werden
in de middaguren de jaloezieën neer
gelaten, waardoorheen dan smalle la
gen zonlicht naar binnen drongen,
die in vrolijke strepen over het roze
patroon van het tapijt hun eigen lij
nen weefden.
In de namiddag van deze zomer
dag had de dokter zijn spreekuur ge
houden, zijn recepten klaargemaakt
en zijn ronde van bezoeken in de ne
derzetting van Sawgrass Landing en
omgeving beëindigd. Malaria was
voor het ogenblik de meest voorko
mende ziekte. Ingewandskwalen zou
den later komen, met het slachten
der nieuwe varkens, het koken van
aardnoten, het malen van het sui
kerriet.
Luke Brinley reed met hem in de
tilbury. Albury hield het paard
even in bij de hoofddeur, vóór hij om
het huis heenreed. Een schaterlach
klonk uit een der kamers. Albury
trok aan de teugels en de merrie
stond stil. Hij hield een vinger om
hoog, als om stilte.
Zijn rond gezicht straalde van ge
noegen.
Hij glimlachte: „Hóór!"
Hij werd vervuld van de vreugde,
die een man voelt op het gezicht of
geluid van wie hij liefheeft, ook al
was de laatste ontmoeting nog kort
geleden.
Hij zei: „Mijn zoon!"
Hij sprak het woord uit met teder
heid, niet om Luke Brinley daarmee
in te lichten, maar om zijn hart door
dat uitspreken lucht te geven. Luke
luisterde met hem mee, zijn grote
handen op zijn knieën. De ruwe lach
was aanstekelijk, maar hij mocht de
jonge Albury niet. Hij was blij, toen
de dokter de teugels weer opnam en
de tilbury de laan afreed en onder
een houten koetspoort aan de achter
kant van de noordelijke vleugel stop
te.
De kleine negerjongen Dolf kwam op
zijn dooie gemak uit de schuur aan
slenteren en pakte het paard bij de
teugel. De merrie was groot en hij
kon nauwelijks bij haar bit komen.
Luke en de dokter stapten uit en
Dolf leidde het paard weg. Claude
schold vaak op de jongen en sloeg
hem zelfs om zijn langzaamheid,
maar deze eigenschap was juist een
aanbeveling in de ogen van de oude
re Albury, die hem hield om de
merrie te roskammen, de tilbury te
wassen en op te poetsen en tuinwerk
te doen. Voor al deze plichten wa
ren de kleine zwarte handen wonder
lijk geschikt.
Daar de vader gewoonlijk dadelijk
informeerde naar zijn zwerverige,
rusteloze zoon, had Dolf zich aange
wend, vrijwillig die inlichtingen te
geven waarover hij beschikte. Dit ook
maakte hem dierbaar in dokters
ogen.
Hij riep nu met zijn schrille stem
vanuit de schuurdeur: „Hij in het
huis." Hij wachtte even en voegde
eraan toe: „Hij geweest daar."
De verklaring moest betekenen,
dat Claude de gehele middag thuis
was geweest. Albury verhaastte zijn
schreden. Zijn zoon stond misschien
op het punt om het huis te verlaten,
om weg te gaan, wie weet waar heen
of voor hoe lang. Hij liep snel even
zijn werkkamer binnen om zijn tas
weg te zetten en een paar aanteke
ningen voor recepten te maken. Luke
volgde hem op de hielen, bevreesd
in het vreemde huis alleen te worden
gelaten.
Albury stelde voor: „Even een
praatje met Claude en dan gaan we
weer."
Luke aarzelde toen de dokter de
deur naar het middenhuis opende.
Hij zei: „Ik kan beter hier op u
wachten. Ik ben niet geschikt om
daar binnen te gaan zitten."
„Onzin kom mee."
De jonge Brinley was een bewon
derenswaardige kerel. Albury had 't
prettige gevoel, dat hij zijn zoon
iemand zou doen ontmoeten, die wat
waard was. Hij liep door de lange
hall de eetkamer binnen, met Luke
achter zich aan. De negerbediende
Tash was bezig Claude te bedienen
van spijzen en dranken. Claude maak
te grappen met hem. De neger grin
nikte. Bij het zien van Luke en zijn
vader werd Claudes gezicht plotseling
bokkig-afwijzend. Albury liep op hem
toe en legde zijn handen op zijn
schouders.
Hij zei weer: „Mijn zoon."
Claude bleef onbeweeglijk zitten on
der zijn vaders handen; dan schudde
hij zijn schouders, alsof de aanra
king hem eerst gekalmeerd had,
maar onmiddellijk daarop hinderen
ging. Daarna keek hij Luke aan. Zijn
vaders beschermelingen ergerden
hem altijd.
Luke zei: „Hoe gaat het?" en
wendde zijn hoofd af, om zijn ge
mengde gevoelens niet te laten mer
ken. Hij had de jonge man slechts en
kele keren in deze weken ontmoet,
maar wist niemand, die hij nimmer
mocht lijden. De norse, wrevelige
oogopslag eiste hem echter op en hij
keek de jonge Albury aan. De zoon
van de dokter was een wild en ge
kweld wezen.
(Wordt vervolgd).
Deze jager is op vogeljacht. Maar wat
is er met de vogels gebeurd? Hij kan
ze nergens vinden! De slimme vogels
hebben zich verstopt. Misschien kun
nen jullie ze vinden? Kijk maar eens
goed naar de tekening. Zie je iets?
Hoeveel vogels zijn er? De oplossing
vind je morgen op deze pagina.
Maai toen ik bij die mensen kwam, ik
bedoel bij die mensen van die hond, was
die hond juist weg. Ze hadden hem aan
een andere jongen gegeven. Als ik vijf
minuten eerder was geweest, had ik
hem gehad".
„Maar waarom trapte hij mij dan?"
riep Pico. „Ik had die hond toch niet
weggegeven".
„Ik vind het maar raar, dat je toen
Pico trapte", zei Mik. „Hij had er toch
niets mee te maken?" „Dat weet ik
wel", bromde Peter-Piet, „en het spijt
me echt, dat ik het heb gedaan. Maar
iedereen doet toch wel eens iets waar
van hij later spijt heeft!"
„JA, DAT IS WAAR", gaf Mik toe
„Maar dan moet je het wel weer goed
maken. En dat heb jij nog niet gedaan
Je had Pico wat suikerklontjes kunnen
geven". Peter-Piet keek even naar de
ponny. Mik had gelijk: hij moest het
weer goed maken. „Weet je wat", riep
hij uit, „ik ga even een paar klontjes
voor hem halen. En ook een paar wor
teltjes, want dat vinden paarden ook al
tijd erg lekker".
„Nou, en of", hinnikten Pico en Cora
tegelijk. Meteen rende Peter-Piet weg.
„Nou, zien jullie het?" blafte Dapper,
„als iemand iets doet wat verkeerd is,
kun je altijd het beste eerst vragen
waarom hij het heeft gedaan. Jullie zien
nu, dat Peter-Piet toch wel een aardige
jongen is. Ik zou hem best als baasje
willen hebben". Even was het heel stil,
Alle dieren en Mik keken Dapper een
ogenblik aandachtig aan en toen brak er
een spektakel los. Ze zeiden allemaal
iets anders, maar het kwam allemaal
op hetzelfde neer. Waarom zou Peten
Piet niet de nieuwe baas van Dapper
worden? Hij wilde toch zo graag een
hond hebben?
„HIJ ZAL MIJ WEL veel te lelijk vin
den," zei Dapper bedroef.
„Iedereen vindt mij lelijk, behalve jul
lie."
„Je bent niet lelijk," riep Mik, „je
hebt mooie ogen!"
„En een prachtige staart," mauwde
Pluimpje.
,,'K GA verhuizen",
zei het haantje van de toren.
„Want ik moet de hele dag die
klok maar horen.
Zeg nou zelf, daar krijg je
dove oren van".
,,'K GA verhuizen",
zei het haantje van de toren.
„Jan de Wind blaast me
van achteren naar voren.
Nee, warempel, daar vind ik nou
niks meer 'an".
,,'K GA verhuizen",
zei de haan
maar hoe hij rukte.
Dacht je heus, dat het zo
één, twee, drie maar lukte?
Niks daarvan
lAAWWVVWWVWWVIMAMMVVWVI/VVVVVVVVVVVWIAMMmAWVVIMVWMMIMVMVVVVWVVVVWVVVMMWWMWMWMWM
28. De manier, waarop Mo met de lijfwacht van de
heer Goudnagel was omgesprongen, had grote indruk
op de magnaat gemaakt. Maar toch gaf hij zich niet zo
gauw gewonnen. „Tienduizend florijnen voor een kla
vertje vier!" bromde hij. „Dat is afperserij!" „Wel
nee, mijn waarde!" wierp Siroj Doelbdoeg tegen. „Aan
dokterskosten zoudt ge minstens het dubbele moeten
betalen, indien ge mijn advies niet volgt. Ziet eens,
hoe uw stoere wachters er aan toe zijn. U wilt toch
niet, dat u zoiets overkomt?" „N-n-nee!" kreunde
Goudnagel. „Welaan dan", hernam Siroj. „Dus ge koopt
mijn klavertje vier en Maar op dat ogenblik
trok Panda hem aan de mouw. „Wacht even, meneer
Siroj," fluisterde hij. „Die meneer denkt, geloof ik, dat
Mo hem zal mishandelen, als hij niets koopt. Maar
dat is toch de bedoeling niet?" „Weineen," stelde de
demonoloog hem gerust. „Ik heb hem geen enkele re
den gegeven om zoiets te denken. Maar nu moet ge
niet verder storen, manneke. Het is in zijn eigen be
lang, dat hij beschermd wordt tegen demonen." Hij
wendde zich tot de heer Goudnagel en vervolgde:
„Dus? Wat is uw besluit?" „H-hoeveel was het
ook weer?" vroeg de magnaat transpirerend. „Twin
tig duizend florijnen," antwoordde Siroj Doelbdoeg.
„En leuke oren," kwetterden Patty en
Pingpong.
„Je bent een geschikte knul," blafte
Binkie.
Cora knikte met haar hoofd. „Ik vind
dat je een goed figuur hebt, Dapper."
Pico vond het tijd nu ook maar een
regel in het liedje mee te fluiten. „En
je neus is zo lekker fris, je bent vast
zo gezond als een vis."
(Wordt vervolgd).
Soms wordt de zon zelfs een aap te machtig. Deze chimpansee heeft zich er tegen
gewapend met een parasol.
ÏÏJET Nieuws VANHETKONINKL'JKE PAL VER-
•^rCElPT ZkTH OOK POOR. HET OUDE KASTEEL.'
IK KAN TCC H COK WgL
NAAK HET KONINKI'JK.
BAL DE KDNING
HEEFT TOCH
IEDER MEIS-/Ï
DE UITGE-
NOP1ST Z
UA...MAAR
WAAROM
ZOU JU ER
Bil MCE - -
TEN zun'
IK BEIGE
REDEN 1
GAAT ASSEPOES
TER OCX NAAK
HET PALEIS Z
TROUWT ZE MET
PRINS Z
SSST
WE ZULLEN
EENS LUIS
TEREN!
'Moeder!
M9BE als ae aloe werk
KLAAR KUNT KR'JGEN EN ACS
JE IETS BEHOORLIJKS KUNT
VINDEN DM AAN TE TREK-
natuurluk/
IK ZEI
ALS1"
WAT
ZE<5 T?
CR. DT WAS EENS DE
■JAFtSN VHN MUN
-DER ...WEL
,WAT OUDER
WETS
MHRRDfrr
MAAK IK
BESEFT
U WEL..
LEUK
LEUK!
N ASSE ROESTER
MAAKT PAT ZE OP
HAAR KAMER
IÜCWT OM ZICH
KLAARTE MAKEN1
5Juist toen ze
DRUK AAW
HET WERK
WAS KLINKT
ee WEER
EEN NORSE
STEM
OH... M'JN 3URK ZAL WEL
even
WACHTEN
Begrijpen oul
LIE HET? 2D WIL
NIET PAT ASSE
POESTER HA
IZK KLAAR
UGT'
r Z'J HOUDT HAAR
WEET WAT.' WU KUNNEN HETPOEN'
MAKEN DE CJAFbN VCOR N'
ASSERPESTER1
AAN HET WERK.
aapAT ?E NIET
NAAR HET BAL
KAN GAAN!
iwuMd Pt t*".
1950, ïu Uuoty Prod
l/*r.cc
IS EEN HEEL MOEILIJK WERK VOOR DIE KLEINE
MUISJES! ZOUDEN 2E HET KUNNEN P3EM7tow6T)
HOOGST VERDACHT, T5JIA0 TAII WIJ
STELLEN ONS BEZOEK AAN MENEER
LAU UIT TOT MIDDERNACHT.OP
DE GROENE DRAAK!
DE GROENE DRAAK IS ZEILKLAAR
MENEER LAU.ONZE SNELSTE BOOT
MET DONKER WORDT DE BOEL AAN
BOORD GEBRACHT, DAN ZIET
NIEMAND HET
Pr-1
DIT MOET DE ZIJDEUR
VAN REDER LAU'S HUIS
ZIJN..IK HOOR STEMMEN'
GOED. BOOTSMAN
HET VERTREKUUR IS
MIDDERNACHT...DENK
EROM DAT SOE-MEI
T NIET TE WETEN