1
PANDA EN DE YINX
3
INSTANT BERGWAND
Gssepoester door (2)ALT IbtsNEf
RANT
AKANT IE
INDER
DAPPER VINDT
EEN TEHUIS (3)
Ons vervolgverhaal
door Marjorie Kinnan Rowlings
Ml
PERS PIT!
vergeet dit N ET J
A
Rechter Tie en het levende lijk door dr. Robert van Gulik
ZATERDAG 14 AUGUSTUS 1965
19
(Geautoriseerde vertaling van Mien Crabberton)
c>M haar
sneFM oevee
ew STieF-
yooe AsseroesTti?
l' -f—.
BOEM»
L>
0
awwwiwwwww
GOUDEN OOGST
40)
Hij deed Luke denken
aan een poema in een kooi. Dier en
mens waren hier in één wezen sa
mengesmolten, en hij was niet meer
het één noch het ander, maar vocht
om een eenheid in zichzelve, welke
hij nooit en nergens vond. Zijn huid
kleur was ook als van een poema of
een mastiff. Iets van de lichaamsbouw
en de gelaatstrekken, het volle dikke
haar. waren donker. Hij was recht
en stijf, met dikke schouders.
Claude vroeg aan Luke: „Heeft
mrs. Van Dyne genoeg van je?" De
vraag was beledigend. Claude kruiste
zijn dikke armen. De korte, stompe
vingers waren rusteloos in beweging.
Luke voelde zich onprettig. Hij
trachtte wat te zeggen.
Maar dokter Albury voorkwam
hem snel door op te merken: „Het
bleek niet de goede tijd van het jaar
te zijn om veel met Tordells wilde
oranjetuin te kunnen beginnen. Ze
kunnen voorlopig niet veel méér doen
dan voortgaan met bomen rooien."
Luke vulde aan: „En de wilde bo
men afkappen tot waar ze moeten
uitspruiten, voor het oculeren."
Claude vroeg: „Heb je daar al die
tijd voor nodig gehad, om bomen te
leren hakken?"
Albury deed monter: „O, Camilla
heeft hem goeie lessen gegeven in si
naasappelteelt. Ze heeft nu de grond
gelegd voor de hele affaire."
„Wat betekent het voor haar?"
De dokter wreef zijn beide handen
tegen elkaar. Hij zei vrolijk: „Haar
gewone edelmoedigheid, Claude. Je
weet, ze is gul en mild als het haar
evangelie van de citruscultuur be
treft."
„Ik ken Camilla beter dan jij". De
jonge man stond op. Zijn gezicht
werd nog donkerder. Zijn stem werd
scherp. „Daar steekt wat achter. Iets
wat je me niet verteld hebt."
Albury legde een hand op zijn zoon
arm. Claude schudde haar driftig af.
Luke Brinley zweette van onbeha
gen en liep achterwaarts naar de
deur. Hij verlangde weg te komen uit
deze kamer.
Claude zei: „Ik zag hem, toen hij
die kostbare lessen kreeg. Hij was be
zig rupsen van de jonge kweekbomen
te zoeken. De grondslag gelegd! Ca
milla is de grond aan het bereiden
voor jouw jonge Engelsman! Het is
alles jouw schuld je hebt haar ge
dachten helemaal over hem vol ge
praat. Tordell dit en Tordell dat."
Dokter Albury zei: „Och mijn jon
gen alsjeblief alsjeblief. Luister
naar me. Ik breng Luke vandaag
naar huis terug. Ik wou dat je met
ons meeging. Rondom het meer naar
Tordells verborgen boshuis. Ga mee
en maak kennis met hem."
„Waarom?"
„Ik wou graag, dat je elkaar leer
de kennen. Hij is een prachtkerel. Hij
had veel belangstelling voor wat ik
hem vertelde over je paarden, je
fok-experimenten."
„Werkelijk?" Het klonk twijfelend.
Het noemen van zijn paarden en
stallen deed Claude altijd genoegen.
Die bevonden zich in Ocoola Prairie,
enkele mijlen ten noorden van Zaw-
grass Landing. Daar kruiste hij de
Kentucky blauwbloeds met de wilde
paarden van de Floridese bossen en
moerassen, nakomelingen van de In
diaanse pinto's. De langbenige ge
vlekte dieren, die uit deze kruising
voortkwamen, werden snelle rijpaar
den, die in de donkere avond en des
nachts bereden konden worden, wat
de volbloeds niet konden, dwars
door de duistere loofbossen en oer
wouden heen, waar ze met instinctie
ve zekerheid de voeten wisten neer
te zetten zonder zich ooit te vergis
sen bij het ontwijken van verrader
lijke houtstompen en dierenholen. De
zaak was niet winstgevend en de dok
ter betaalde de rekeingen. Claude
zwierf heen en weer tussen zijn stal-
gronden. Bij tijden was hij verdwe
nen.
Hij vroeg: „Denk je heus, dat Tor
dell belangstelling heeft voor mijn
paarden?"
De dokter antwoordde: „Ik ben er
zeker van. Kom, ga met ons mee."
Claude werd beter gestemd.
Hij zei gewichtig: „Vandaag niet.
Ik heb een merrie, die op het punt
staat te werpen."
„Maar het zou aardig zijn, mee te
gaan. De man is een vreemdeling. Hij
heeft heimwee en is pas erg ziek ge
weest."
„Nee. Hou maar op. Ik ben geen
zuigeling."
Albury probeerde nog nodeloos:
„Maar een beetje goedheid voor een
ander."
Claude trok zijn schouders op. Hij
zei köud, met een giftige vriendelijk
heid: „Jij levert de goedheid wel in
de familie."
Hij slenterde naar de deur en riep
in de gang: „Tash! Een koele
drank!"
Er kwam beweging in de keuken.
Claude keerde naar de tafel terug
en ging weer zitten. Hij begon te neu
riën. Albury was verslagen. Zijn
schouders zakten omlaag. Luke stond
te wachten, in een verdrietige span
ning, tot de dokter er een eind aan
zou maken. Albury keerde zich tot
hem.
„We kunnen maar beter weggaan,
Luke. Zijn al je spullen in het kar
retje?"
„Ze zijn erin. Dok."
De kamer verbleekte voor hem. De
vreemde, heftige jonge man werd
wazig en verloor alle betekenis, alle
dreiging. Alleen het bos daarginds
was werkelijk en veilig. Lukes hart
jubelde van een blij verlangen. De
gedachte aan Allie, die bedeesd rond
scharrelde in haar werk en af en
toe de weg zou afkijken om te zien
of hij nog niet aankwam, vervulde
hem met een tedere vreugde. Zijn
ongerustheid, zijn zorg over haar,
was hem deze weken een voort
durende kwelling geweest. Hij had
erover getobd, dat Joey Raines haar
niet voortdurend van genoeg brand
hout zou voorzien. Haar rug was niet
sterk genoeg om het zelf te hakken
en te splijten. De meeste vrouwen
die hij kende, kapten hun eigen brand
hout, maar hij had Allie nooit toe
gestaan dat te doen. Over Tordell was
hij niet bezorgd. Albury had een ge
adresseerde, gefrankeerde enveloppe
bij hem achtergelaten, en als de man
doktershulp nodig had, zou Allie
niets anders behoeven te doen dan
naar Purley te gaan en de brief
te posten. Er was taal noch teken
van een van hen beiden gekomen,
dus wist hij, dat het met de vreem
deling in orde was.
Mrs. Van Dyne was goed voor hem
geweest, kortaf, kritisch, ongeduldig,
maar zijn wensen begrijpend. Ze had
hem aan de leiding van haar mees
terknecht overgedragen, met de op
dracht hem alles te leren van de ci
truscultuur, wat in dit seizoen daar
van te leren viel. Luke vermoedde,
dat zij zonder erover te praten wel
een dozijn jonge bomen en enkele
oudere opgeofferd had aan zijn on
derricht in enten, oculeren en snoei
en. Vrijwel elke dag had ze zelf zijn
kennis gecontroleerd, hem onder
vraagd en elke verkeerde inlichting,
die hij ontvangen mocht hebben, ver
beterd. De grote knappe vrouw prik
kelde zijn eerzucht. Hij zou dag en
nacht gewerkt en gezwoegd hebben,
om maar steeds meer en beter te
leren, alleen om haar genoegen te
doen, ook al zou het onderwerp van
zijn streven niet, zoals in dit geval,
tevens een integrerend deel van zijn
eigen wezen zijn geweest.
Hij had zichzelf op de Wens be
trapt, dat het bos en het boshuis van
haar zouden zijn en niet van de En
gelsman. De weken op haar kwekerij
hadden hem diep bevredigd. Maar
zijn getob over Allies was als een be
dervende made in het goede voedsel
van zijn voogdijschap geweest. Hij
stond te hunkeren naar het ogenblik,
dat Albury nu eindelijk van zijn zoon
afscheid zou nemen en met hem ver
trekken zou. De drank voor Claude
werd binnengebracht in een zilveren
beker met ijs. De jonge Albury hief
zijn k^oes hoog.
„Veel geluk met de rupsen van je
Engelsman!" zei hij. „Dat ze mogen
groeien en zich vermenigvuldigen!"
Albury tikte hem op zijn arm. „Jij
rakker," zei hij, ten afscheidsgroet.
(Wordt vervolgd).
Dapper werd er helemaal vrolijk van.
Zijn staart sloeg van links naar rechts.
„HA," RIEP MIK, „kijk vrienden,
daar komt Peter-Piet aan."
„Met de klontjes," hinnikte Pico.
Het bleek, dat Peter-Piet niet alleen
klontjes had, hij had ook brood bij zich
en een stukje worst. Niet zo'n groot stuk
als Mik altijd meebracht, maar zijn va
der had ook geen worstfabriek.
„Kijk eens, paarden," zei Peter-Piet,
„klontjes en brood voor jullie. En wor
teltjes natuurlijk!" De worteltjes haalde
hij uit zijn broekzak. „Ik heb ook nog
een stukje worst meegebracht voor jouw
honden, Mik."
„Mijn honden?" Mik keek Peter-Piet
lachend aan. „Zij zijn mijn honden niet,
hoor. En Pluimpje is niet mijn poes.
Pluimpje is van juffrouw Kommerbeen,
Binkie is de hond van meneer Barber
en Dapper is van niemand."
Peter-Piet keek met belangstelling naar
Dapper. „Wat een leuke hond is dat!
En hoe komt hij aan de naam Dapper?"
MIK VERTELDE Peter-Piet het hele
verhaal, dat hij zojuist van Dapper had
gehoord.
„Ach, arme hond!" zei Peter-Piet me
delijdend, „wat heb jij een hondeleven
gehad, zeg. Je hebt de naam Dapper
echt verdiend. Ik begrijp niet, dat nie
mand je wilde hebben, Ik zou.. jaaaa,
natuurlijk! Kom maar met mij mee,
ouwe jongen. Ik mocht die andere hond
van mijn vader hebben, dus hij zal het
best goed vinden, als ik jou neem."
Dapper begon te janken van blijdschap
en hij sprong vijf keer achter elkaar te
gen Peter-Piet op.
„Vooruit Dapper," zei Peter-Piet, „we
gaan meteen naar huis. We gaan ken
nis maken met vader, moeder en Ellie,
mijn zusje. Dat Mik, tot ziens." Peter-
Piet draaide zich om en liep weg, met
Dapper op zijn hielen.
„IK BEN ERG blij voor Dapper," zei
Binkie met een zucht.
„En ik," mauwde Pluimpje.
„Wij gaan door het raam kijken bij
Peter-Piet," tjilpte Patty en meteen
vloog hij met Pingpong weg.
„Wat gezellig, dat we er weer een
vriendje bij hebben," vond Cora.
„Een vriendje?" zei Pico, „je ver
gist je: we hebben er twee vriendjes
bij: Dapper en Peter-Piet."
„Ja," juichte Mik, „twee nieuwe
vrienden: Dapper en Peter-Piet. Hoera
voor Dapper, hoera voor Peter-Piet, hoe
ra voor ons allemaal!!"
„Hoera voor ons allemaal!" riepen al
le dieren, „hiep, hiep, Hoera!"
Oplossing puzzel van gisteren: vijf vogels.
29. De heer Goudnagel was erg boos. „Dit is de
brutaalste afperserij, die ik ooit heb meegemaakt!"
gromde hij. „Hier! Neem aan en verdwijn!" „Ge ver
gist u, mijn waarde," sprak Siroj Doelbdoeg rustig.
„Er moeten nog tienduizend florijnen bij!" De mag
naat opende zijn mond, maar toen zwierf zijn blik
naar Mo's brede gestalte en hij betaalde tandenknar
send. „En nu weg jullie! Allemaal!" zei hij hees.
Tut tut," zei Siroj. „Ge zoudt het voornaamste nog
vergeten: de tetra obscura, het kostbare klavertje vier,
dat u beschermen zal. Hier, neem aan en bewaar het
zuinig." Met een grauw rukte Goudnagel het hem uit
de hand. „En nu weg!" herhaalde hij. „Weg! Weg!"
Volgaarne sprak de demonoloog. „Thans kunnen wij
u verlaten in het prettige besef, dat ge volkomen veilig
zijt. Kom, makkers!" Panda, die dit alles bedrukt had
gevolgd, ging aarzelend mee. Hij zag nog, hoe de
heer Goudnagel het klavertje vier op de grond smeet en
er uitzinnig van drift op stampte. Dit gaf hem te
denken. „Meneer Siroj," zei hij, „ik geloof nog steeds
dat die meneer het niet helemaal begreep. Hij dacht
imst dat Mo hem een pak slaag zou geven, als hij dat
klavertje vier niet kocht". „Tut tut", sprak Siroj.
„Wat kan hem dan op die dwaze gedachte hebben
gebracht? Ik zou me daar nu maar niet druk over
maken, manneke. Hoofdzaak is, dat we onze plicht heb
ben gedaan door hem bescherming te geven tegen
demonen."
DE SCHOOLKINDEREN van een
plaatsje in het Engelse graafschap
Kent hebben een nieuw speeltuig
gekregen, de „instant berg". Het is
een zes meter hoge constructie van
stevige planken op een raamwerk van
achtergevel van het schoolgebouw ge
plaatst en met touw vastgezet. Dan
mogen de jongens en meisjes een voor
een er tegenop klauteren. Kleine klos
jes, min of meer 'lukraak op de hou
ten „bergwand" gespijkerd, bieden
hier en daar een steuntje voor hun
voeten, maar dat is maar heel miniem.
Het zware hijs- en klimwerk moeten
zij zelf doen.
DE PLANKEN ZELF zijn aan de
klimkant beplakt met grof zand om de
illusie van een echte bergwand zo
sterk mogelijk te maken. Het hele
geval is bedacht en geconstrueerd door
de heer Arthur Hopkins, inspecteur
voor de lichamelijke opvoeding bij het
lager onderwijs in Kent, en zelf (na
tuurlijk) een verwoed bergbeklimmer.
De schooljeugd, aanvankelijk niet erg
enthousiast, heeft nu een speciale voor
liefde voor dit gymnastiekwerktuig
ontwikkeld. De hoogste klassen hou
den competitiewedstrijden op de steile
wand en wie het snelst boven is
krijgt een premie van twee extra pun
ten. Vaak geeft de heer Hopkins zelf
instructie, zoals op de foto hierboven.
Onervaren kinderen worden „aange
bonden" aan een klimtouw, om val
partijen te voorkomen. Van tijd tot tijd
worden de klosjes op andere plaatsen
gespijkerd of ten dele verwijderd, om
het makkelijker of moeilijker te ma
ken. Andere scholen zijn van plan,
ook een „instant berg" te maken
en ook voor speeltuinen e.d. lijkt het
geen gek, en in ieder geval een wei
nig kostbaar idee.
balken dat, wanneer het niet in ge
bruik is, kan worden dubbelgeklapt en
in het gymnastieklokaal opgeborgen.
Maar meestal is het wel in gebruik,
als een klimwand voor jonge aspirant
alpinisten. Het wordt schuin tegen de
MIPOA3
gaat mxc» 'j
...en steeps
wordt ze
0EZISGEH0U
DEN MET fll-
lEeiei KAR
WEITJES
•ZUSTEBS
DIE ZICH
tCLAAC MAKEN
VOX HET BOL.
"TE HELPEN!
2DNDEE DOT BSSEPbESTER.
IteT Wfcfcl ZUN HAAR MUISJES EN VQ3ELS
DRUK ABN HET WEEK MET HAAR OOFÜN 1
UITSTEKEND. JONGENS1
HETöfiflT GOED! NU
VERSIERING MAKEN.
2lE DE WEL WEGGE
GCOID DOOR DIE LE
UKE ■STIEFZUSTERS
It WEET
WABR WE
MOOIE
VERSIE
CINGEKJ
KUNNEN
KRJSEN
DIT KUNNEN WE
COKG E0RUIKEN
OH!
kralen!
E322E!
£3 aak teewyL de
muisjes druk
PAN het WERK
WAKEN MET
RSSEFDCSTBB5
DflPoN... LOCI2T
EK eew affocrr
£1lS DE 0EIPE MUISJES DE KRAALTJES OP-
BRPENPROBEERT LUCIFER ZIJN SLAG TE
SLBFIN.'
MOOIE KRALEN1., j
IMOOIE KRRLEN'
GEVAAR OP HEW!
AN AA_ AA. AA AAAAA.
2>E EbZE KAT SLUIPT LflNGZflflM NADERE!)
DPN SPRINQT Hil
w C«f> m«. %.k OitMj PieAxtiMN
1^
wrJftAR LUCIFER IS DUIST TE LORT! DE BEIDE
MUISJES KUNNEN ZICH NOS NET IN VEILIG.
HEIP Brengen (vervolgt)
ALS WE ONS BEZOEK AAN MENEER
LAU TOT MIDDERNACHT UITSTELLEN,
EDELACHTBARE .HEBBEN WE DE
HELE MIDDAS VOOR ONS
DAT IS DAN EEN MOOIE GELEGENHEID OM JE ALS
KOELIE VERMOMD BU HET RIJSTTRANSPORT VAN
WANG TEVOEGEN...MISSCHIEN LEIDT HET JE
j:.'.
tl! MB AfTU
TSJ/AO TAI DOET DE RONDE