PANDA EN DE YINX
sepoesfer dOüT (2)alT
r
m
Ml
f.
I
Ons vervolgverhaal
RANT
INDER
AKANT IE
Het ondeugende
zonnestraaltje
WAT STAAT HIER TE LEZEN?
Rechter Tie en het levende
door Marjorie Kinnan Rowlings
door dr. Robert van Gulik
MAANDAG 16 AUGUSTUS 1965
plfS-";-' V '-'" ft&fP-
(Geautoriseerde vertaling van Mien Crabberton)
juwelen.JUWELEN, JUWELEN
Qntussen
Ko assepoester effiFiTNfine. haar. eenzame
A/VWWWWWI/WWWWW
>v_v:
vwuuwwvwuww
GOUDEN OOGST
41)
Luke kreeg lust de zilveren beker
tegen de grond te slaan, alsof zij een
gif bevatte, dat zijn oranjetuin door
sijpelen zou. Hij draaide zich om en
volgde Albury de kamer uit naar de
koetspoort, zonder spreken. De mer
rie en de tilbury stonden in de
schaduw van de schuur. Dolf zat dom
melig op de grond tegen de muur.
Albury riep hem en hij opende snel
zijn ogen, als een aap.
„Dolf ga naar de keuken en vraag
Tash, een mand met vruchten en
groenten klaar te maken."
„Ja meester."
Luke liet de merrie draaien in de
smalle ruimte en leidde haar naar de
dokter. Albury stapte in en pakte de
teugels. Hij liet zich op de leren zit
plaats neervallen, zijn gedachten nog
bezig met Claude.
Hij zei tegen Luke, over de paar-
dekop heen: „Je moet geen aanstoot
nemen aan die malle zoon van mij.
Hij is een spotvogel. Hij is de erg
ste plaaggeest van heel Florida."
Luke gaf geen antwoord. Dolf
kwam aanslenteren uit de keuken
met een tweedelige hengselmand,
gevuld met koolsoorten, okra, eier-
planten, groene pepers, guava's en
perziken. Luke nam de mand van
hem over en zette ze in de kleine
bergruimte achter in het wagentje.
Hij herinnerde zich opeens, dat zijn
vader met moeite een paar perzik
boompjes had geweekt en verzorgd,
ondanks de ziekten, waaraan deze
bomen in Florida onderhevig waren.
Ze hadden kleine, harde vruchten
voortgebracht, met een verrukkelijke
geur. Het scheen hem heel, heel lang
geleden. Er waren sindsdien voor de
Brinleys slechts wilde vruchten ge
weest en de sterkere soorten groen
te, die, zo nodig, konden groeien zon
der extra verzorging, zonder veel
mest of kweekkunst. Nu, zo recht
streeks komend uit mrs. Van Dynes
grote sinaasappeltuinen, begon Luke
te begrijpen, dat hij in zijn land
bouwbedrijf niet alleen gehandicapt
was geweest door zijn jeugd en on
bedrevenheid, maar vooral ook door
het simpele gebrek aan goede ge
reedschappen en werktuigen om de
grond mee te bewerken. Als de maïs
korrels vanuit de hand in de aarde
moesten vallen, inplaats van uit de
zaaimachine, betekende dit, dat de
ze tijdrovende arbeid nooit evenredig
kon zijn aan het resultaat van de
oogst. Hij besloot, Tordell er van te
overtuigen, dat hij voor de nieuwe
sinaasappelentuin de best mogelijke
uitrusting aan gereedschap moest
nemen. Hij nam zijn plaats naast Al
bury in. De dokter klakte tegen het
paard. Luke strekte zijn rug, alsof
hij een last van zich afschudde.
Ze moesten een stuk van de hoofd
weg weer terug rijden, vóór ze de in
gang van het duistere, overgroeide
pad konden vinden, dat Luke ge
volgd had, toen hij Tordell voor het
eerst naar zijn huis had gereden. De
midzomerzon stond hoog en blakerde
meedogenloos. De merrie zweette,
haar donkere huid glom van vocht
en dampte onder het tuig. Hete gol
ven stegen op uit de oodem.
Luke wees: „Dok, kijk je kunt zelfs
de kleine strandlopertjes de weg zien
oversteken om in de schaduw te ko
men."
De dokter gromde wat. De tilbury
had geen kap en de nekken van de
twee mannen roosterden in de zon.
Hij mopperde: „Bij zulk weer als
vandaag wens ik altijd in Groenland
te wonen."
Ze naderden het moeras. Het lag
te glinsteren, niet als water, maar als
gesmolten metaal. De rivier de Styx
was de laatste maand ingekrompen
tot een nauwe geul door het moeras.
De donkerte van het naderende bos
reikte nu naar de weg en gaf een
verwachting van schaduwkoelte. De
merrie leefde op en versnelde haar
gang. De wagenwielen draaiden licht
en vrolijk.
Albury zei: „Ik hoop dat we onze
Engelse vriend in goede conditie zul
len vinden."
Luke sprak zijn gedachten uit.
„Geen nieuws is goed nieuws, zeg
gen ze. Maar ik wou toch maar, dat
Allie eens geschreven had." Hij
wachtte even. „Hoewel, schrijven is
een heel ding voor haar. Allie heeft
nog minder onderwijs gehad, dan ik
en dat, Dok, was al een pover beet-
ie."
„Ha, ja, Allie." Albury bleef even
peinzend. „Ik weet niet wat Tordell
zonder haar had moeten beginnen.
Allie, een aardig klein ding."
„Maar zo schuw als een konijn
tje", vulde Luke bescheiden aan.
„Waar kwamen je vader en moe
der vandaan?"
„Uit Alabama. Allie kan ze zich
niet meer herinneren, maar ik
nog heel goed. Ze waren geen leven
gewend, zoals Allie en ik het gehad
hebben, hun familie ook niet. Allie
en ik kwamen er moeilijk voor te
staan. We hadden geen andere keus.
Maar we zijn geen min volk."
Hij zei het heel eenvoudig, zonder
verontschuldiging te bedoelen, noch
grootspraak. Albury legde een hand
op Lukes knie. Hij was zich bewust
van een zuivere ongeschondenheid in
deze jonge mens, die dieper reikte,
dan de toevalligheden van geboorte
omstandigheden of opvoeding. Er
was iets door en door gezonds in
hem, zoals in een goede eikeboom
en hij was even onafhankelijk als de
ze van anderer leven. Hij vroeg zich
pijnlijk af, of Tordells aangeboren
stands- en klassegevoel deze man
niet vaak diep zou hebben gewond.
Hij zei: „Jullie horen tot de in
nerlijk beschaafde wereld. Laat mr.
Tordell je nooit ongelukkig of ver
drietig maken."
Maar het was Claude Albury, niet
Tordell, die Luke Brinley beledigd
had.
Luke dacht: „Ouwe Dok is steke
blind voor zijn ophakkerige zoon."
Hij had medelijden met hem. En hij
dacht: „De lummel zal zichzelf de
een of andere dag wat op zijn hals
halen, waarvoor zelfs Dok zijn ogen
niet toeknijpen kan."
Hardop zei hij: „Maak u maar
geen zorgen over mij, Dok. Geef mij
maar 'n tuig om in te lopen en een
open veld, en dan neem ik het te
gen iedereen op."
Het bos werd dichter en dieper. De
laatste mijl leek zonder einde. Het
was Luke, of hij jaren afwezig was
geweest. Het huis kon verbrand zijn,
Allie verdwenen en de grond die hij
begonnen was schoon te maken, kon
weer vol gegroeid zijn. De weg
draaide. Het erf kwam in zicht. Zijn
hart bonsde. Hij wenste opeens, dat
hij vóór zijn vertrek daarginds nog
even wat tijd genomen had, om zich
goed te wassen en schone kleren aan
te trekken. Het was schandelijk na
zo'n lange afwezigheid vuil thuis te
komen. Albury matigde de drag van
zijn paard. De late zon zette het mos
in gloed, het erf was licht. En daar
stond het huis, intact, grauw en ver
weerd en haveloos, en o zo dierbaar.
Allie was nergens te zien.
Hij riep luid: „Aliie!"
Er kwam geen antwoord. Hij
sprong uit het karretje rende het erf
over naar het huis. Hij riep terwijl
hij draafde. Hij nam de drie treden
van de voorstoep in één sprong. Het
meisje kwam langzaam door de gang
bleef staan en keek hem aan.
Hij voelde onmiddellijk iets
vreemds in haar. Ze had een kleur
en haar haren zaten slordig, alsof
ze zo pas ontwaakt was. Ze liep niet
blij op hem toe. Een kilte kroop door
hem heen, teleurstelling.
Hij zei: „Allie, ben je niet blij me
weer terug te zien?"
Tordells stem kwam ongeduldig uit
zijn kamer: „Wie is het?"
Allie zei: „'tis Luke, die weer
thuiskomt."
O
Albury kwam hijgend de stoep op.
Allie riep: „Ouwe dok is er ook."
„Dokter Albury? Werkelijk!"
Luke voelde zich een vreemde.
Hier, in het bos, was hij de indrin
ger. Een wilde drift joeg door hem
heen. Hij greep het meisje bij de
schouders.
„Allie, vertel op! Is het goed met
je.'
Ze zei: „Ik maak het goed."
Albury voegde zich bij hen.
Hij zei joviaal: „Ha, kleine Allie!"
(Wordt vervolgd).
GEZELLIG ZITTEN TIEN zonne
straaltjes op een dikke, witte wolk. Ze
kijken naar beneden. Daar ligt de aar
de. En wel honderd broertjes en zus
jes zijn daar mooi weer aan het ma
ken.
De tien vrolijke zonnestraaltjes heb
ben een snipperdag en mogen lekker
uitrusten.
„Kijk," zegt het éne zonnestraaltje
tegen zijn zusje. „Kijk, daar beneden
nou eens... Wel duizend mensen liggen
op het strand. Ze willen allemaal bruin
worden!!"
„Die mensen zijn al bruin genoeg,"
moppert een andere zonnestraal. „Nu
is het zeker al een maand mooi weer.
Het wordt tijd, dat er eens regen komt.
Kijk maar eens naar de planten en
bloemen. Alles is geel en verdord."
„Maar hoe komen we aan regen,"
zucht de eerste zonnestraal weer.
„Oom Donderwolk heeft al genoeg
regen opgespaard. Kijk maar eens hoe
dik en zwaar de regenzak is die naast
hem staat."
Alle zonnestraaltje kijken ingespan
nen naar boven. Ja hoor, heel hoog in
de lucht zien ze oom Donderwolk lui
in een ligstoel liggen.
„Laten we eens roepen," zegt de
grootste zonnestraal. „Misschien helpt
het."
En daar beginnen de zonnestraaltjes
héél hard te roepen en te schreeuwen:
„Hé oom Donderwolk, krijgen we nu
eens regen?"
Oompje, we hebben lang genoeg
mooi weer gehad. We willen regen
voor de plantjes en bloemen. Hoe-oe.."
Maar hoe ze ook roepen... het helpt
geen ziertje. Oom Donderwolk blijft
lui in zijn stoel liggen. En doet net of
hij niets hoort. Boos kijken de zonne
straaltjes elkaar aan. „Wat moet je
daar nu tegen beginnen," zuchten ze.
Maar... een hééél klein zonnestraal
tje, dat nog maar pas is begonnen,
glipt stilletjes van de witte wolk af.
Hij heeft een erg ondeugend plannetje
in zijn hoofd. Ondeugend en... gevaar
lijk. Maar misschien helpt het want re
gen moet er komen. Dat staat vast!
Voorzichtig, er op lettend dat hij
geen wolkjes omstoot, klimt het kleine
zonnestraaltje omhoog. Hij moet erg
ver klimmen om bij oom Donderwolk
te komen. Hups... hups... wéér twee
wolkjes hoger. Nu op dat grijze wolk
je klimmen. Jjjja... voorzichtig op zijn
buik... He, he, dat is moeilijk. Even
uitrusten...
Nieuwsgierig gluurt het zonnestraal
tje over de rand van het grijze wolkje.
Diep beneden zich ziet hij de witte
wolk waar de andere zonnestraaltjes
op zitten.
Ja.ze zien hem zitten en roepen
wat paar boven. Maar hij is zo hoog
dat hij niets kan verstaan. Vooruit,
vlug weer verder. Hij hoeft nog maar
een klein stukje te klimmen en dan.
En dan...??? Nóg voorzichtiger dan
Een v.d. grootste pa.
reis v.d.wereld meet
8 5 cm. Het is de
Parel van Azië
Een ongeslepen dia
mant ziet er volko
men waardeloos uit
Pas het slijpen geeft
de schittering aan
de diamant.
In 1924 verkocht de
Sjah v Perzie e'én dia.
mant Van de op
brengst werd net
Perzische spoorweg
net aangelegd.
Parels zun geen edel
stenenZe ontstaan
in levende oesters.
Edelstenen niet.
In 1671 werden de Britse kroonjuwelen ge
stolen door kolonel Blood. Later kreeg hij v
d. koning een landgoed ten geschenke.
*5%
Diamant ontstaat uit
dezelfde grondstof
als het binnenste
van een potlood.
Het woord karaat be
tekentzaad van
Johannesbrood.
WVWWWWVWWWWWWWWVWVWWVWWVWWWWWVVWVVWVI/tfWWWUVVAAAAAfWVWWWWVWVIMWWVWVWM
WHÊt
30. Tevreden betastte Siroj Doelbdoeg het stapeltje
bankbiljetten, dat hij van de heer Goudnagel had ge
kregen. „Welaan," sprak hij, „dit onderhoud is be
vredigend verlopen. Wij hebben onze plicht gedaan en
dat is een mooie gedachte. Maar daarmede is onze
taak nog niet afgelopen, oh neen! Vele van onze mede
schepselen worden nog bedreigd door demonen en zul
len derhalve mijn tetra obscura hard nodig hebben."
„Bedoelt u, dat u nog meer van die klavertjesvier wilt
verkopen?" vroeg Panda. „Niet verkopen," verbeterde
Siroj. „Ik schenk ze en vraag slechts een kleine ver
goeding van de kosten in ruil. „Hm," bromde Panda.
„Maar daar doe ik toch niet meer aan mee, hoor! De
manier, waarop u die dingen aanbiedt, bevalt me niet
helemaal. Ik geloof nooit, dat meneer Goudnagel
„Het zij zo," viel de demonoloog hem in de rede. „Ge
zijt wat jong, om de problemen van de demonologie
te doorgronden. Blijf dus maar thuis, terwijl de heer
Mo en ik het mooie werk voortzetten. Kom, meneer
Mo." Maar de reus volgde hem niet. „Mo blijft bij
Panda," zei hij. „Panda gelukhebber. Mo veilig."
„Foei!" riep Siroj. „Ge moogt niet alleen aan uw eigen
belang denken. Ik heb u nodig, als Yinx-deskundige!
Hoe kan ik zonder u de lieden van het demonengevaar
overtuigen?Maar hij kon praten wat hij wilde, de
reus week geen stap van Panda's zijde. Tenslotte gaf
Siroj het op. „Dan zal ik mijn zware taak wel alleen
voortzetten," zei hij zuchtend. „Vaarwel. Ik ben te
leurgesteld in u." Panda keek hem peinzend na. „Ik
ben blij dat hij ophoepelt," bromde hij. „Hij deed me
denken aan iemand, die ik niet hélemaal vertrouw!"
eerst klautert het zonnestraaltje om
hoog. Hoera, daar ziet hij de stoel van
oom Donderwolk. En naast de stoel
staat de grote, grijze regenzak. Als hij
nou op zijn tenen gaat staan, kan hij
er net bij. Gelukkig slaapt oom Don
derwolk nog lekker. Hoor, hij snurkt
zelfs een beetje.ggrr..ggrr.
Vlug pakt het zonnestraaltje een
zonnepijltje, gaat op zijn tenen staan
staan en prikt.prik, prik, prik, prik
wel vier keer in de regenzak.
Met een knal barst de regenzak
open en sshh.daar begint het toch
te regenen. Zo iets heb je nog nooit
gezien.Het lijkt wel een waterval,
zó hard stroomt de regen uit de zak
van oom Donderwolk.
Het zonnestraaltje heeft niet gere
kend op zo een grote stroom water.
Met een vaartje wordt hij van de wolk
gespoeld en tuimelt rommeldebommel-
debom.naar beneden.
„O, o, o, nou val ik bovenop de aar
de", denkt het zonnestraaltje angstig.
„Daarom wilden mijn zusjes en broer
tjes mij waarschuwen". Hij knijpt zijn
ogen stijf dicht en... boems.
.Hé, hij valt helemaal niet hard. O,
kijk nou eens? Hij ligt in de armen
van de andere zonnestraaltjes.Zijn
eigen broertjes en zusjes hebben hem
zien vallen en vallen en zo opgevangen.
„Het is maar goed dat je zo klein
bent, ondeugd," moppert de grootste
zonnestraal. „Anders hadden we je
nooit kunnen opvangen". „Het regent
Het regent", jubelt het kleine zonne
straaltje. „Kijk eens naar oom Donder
wolk. Hoor eens hoe hij dondert en
moppert; ja, hij maakt zelfs vuur, zó
boos is hij.
Gelukkig kan niemand verstaan wat
oom Donderwolk allemaal zegt. En de
mensen op aarde zeggen tegen elkaar:
„Hoor, het onweert.gelukkig regent
het ook weer.
Maar niemand, niemand weet, dat
één klein zonnestraaltje daar voor
heeft gezorgd.
ELKA
Bij de dierentuin staat een man die
mooie ballonnen verkoopt. Op die bal
lonnen staan letters. Probeer die let
ters bij elkaar te brengen tot dieren
namen, maar je mag alleen de lettert
gebruiken van ballonnen die tegen el
kaar komen. Je moet er wel elf kun
nen vinden. Morgen de oplossing.
M'JfJ DBRDN IK Kf?'JÖ NOOIT
UUR.
VAN HET
KDNINKL'JK
Bal Nflpeer,
MfifiE NOS
"STBBP5 HOU
pen de Boze
STIEFMOEDER
EN De LEL'JKE
STI EFZUSTEK
assepoes
TER BEZICJ.
■ZbüïtT ZE
GEEN TDD
VOOR -ZICH-
WERKEN De
MUtsoes
KOORTS ACHTIG
VERDER....
anPDW OP TDD KLAAR
ZELF HEEFT.'
~TT
gN ALS IN HET
POLEIS DE
KLOK ACHTSLAAT.
RDTUie
KLAAR
a
LP)FIT? ZE HOREN 0UITEN
X>
F)L HET TZ'JTUIS HOUDT STIL.'
HET KRSTEEL DE PflPRPj?N VCOR DE KOETSEN
D'J KUNT ZO NflTUUl?-
(ACH. WAT DAMMER.' N
MARR EU ZflL I
NOS WEL EENS
WEER EEN BAL
GEHOUDEN
WORDEN
NOUflSSEFDESTEE
IKGR...IKQA
NIET NAAR HET
BAL*
DRFIPIG.
ASSEPOES-
MERTOE IN DETofZEN WES ZIJN AL HAAR MOOIE
PflOMENOVER HET BAL EN DE MOOIE PRINS
f vmftSHOLfiT J
«AAR M N CENTEN
ZIJN OP, ZE JE
WERK...? DAAR
ZORGT JE WERKBAAS
TOCH VOOR?
WEET JE WAAR IK
ERGENS WAT KAN VER
DIENENMAKKER
IK BEN HIER MAAR DOOR
TREKKEND.PROBEER NAAR
HET NOORDEN TE KOMEN
NAAR M'N FAMIUE
DIT RONDJE IS VOOR
MIJ.HÉNIEUWEUNG