De gezonken schat (II)
PANDA EN DE YINX
AKANT IE
RANT
INDER
Éi
Y\
9
Ons vervolgverhaal
door Marjorie Kinnan Rowlings
Tie en het levende lijk door dr. Robert van Gulik
VRIJDAG 20 AUGUSTUS 1965
vmm
I
SM
ues'
IWWWWWWWWWA)
GOUDEN OOGST
(Geautoriseerde vertaling van Mien Crabberton)
45)
Om haar af te leiden zei hij: „De
duiven zullen de ontgonnen plek wel
komen bezoeken in deze herfst. Ik
heb liever een vette duif dan een
kwartel."
„Jij houdt van donker vlees," gaf
ze toe.
„Ik zou wel eens willen weten of
die kleine rouwduifjes ooit door
iemand gegeten worden."
„Ik zou me schamen ze op te
eten," zei ze verontwaardigd. „Een
levende vogel dood te maken voor 'n
mondjevol eten. En dan die lieve
rouwduifjes, die zo klaaglijk koeren
in het bos."
„Er was een negerjongen bij dok
Albury. Die heeft me verteld, wat de
negers denken, dat rouwduiven roe
pen. Zal ik het je zeggen?"
Luke had haar verhaaltjes verteld,
's avonds bij de haard, toen ze nog
een klein meisje was. Bijna tot de
tijd dat Tordell gekomen was, had ze
af en toe nog op zijn knie gezeten
en hij had haar heen en weer ge
wiegd en de verhaaltjes verteld, die
hij zich nog van hun vader en moe
der herinnerde. Ze trok genoeglijk-
verlangend haar schouders bij elkaar.
Haar ogen werden helder.
„Ja, vertel het me," zei ze.
„Het schijnt dat de rouwduif de
duif is, waarvan sprake is in de bij
bel, toen Noach zijn ark bouwde, om
niet door de zondvloed opgeslokt te
worden. Daar heb ik je wel van ver
teld. Noach huurde de duif om de
ark uit te vliegen en te gaan kijken,
of ze ergens al een streepje grond
zag. Noach zei tegen de duif, dat-ie
haar goed zou betalen, als ze hem
een teken van land zou brengen.
Nou, de duif nam het aan. Ze vloog
weg en kwam terug met een groen
takje in d'r snavel en daaraan kon
Noach zien, dat het hoge water zak
te. De duif vroeg om de betaling en
Noach zei: „Ga nou maar weg jij,
ik heb geen geld voor je". De arme
duif ging weg en sinds die tijd roe
pen alle rouwduiven: „Noach geef
het me. Noach geef het me, geef
het me!"
Ze lachte uitbundig. Ze herhaalde
de mooie zin telkens weer, de into
natie van de vogelroep nabootsend:
„Noach, geef het me, geef het me!
Noach geef 't me!"
Luke had plezier.
„Negers zijn een vertoning," zei
hij. ,,'t Is nooit te geloven wat een
neger al niet denkt."
„Ik, ben echt blij, dat je me...dat
verteld hebt. 't Is zo grappig. Het zal
maken, dat ik-ec niet meer verdrie
tig van word,, als ik die kleine din
gen hoor klagen. Ik kan er nooit
goed tegen. Zulke lieve diertjes en
altijd maar treuren."
„En ik ben op het punt nog veel
akeliger te gaan jammeren, zoals je
't nog nooit gehoord hebt, als je nou
het eten niet op tafel zet. Mijn maag
is aldoor aan het klagen, hoor maar.
Maar jij hebt met alles en iedereen
medelijden, behalve met mij."
Hij strekte zij n vermoeide benen
behaaglijk uit. Het meisje glimlachte.
„Mijn hart breekt haast om je hon
ger, arme jongen," zei ze.
Ze stond op om het eten op te doen.
Toen ze langs hem heen kwam, be
groef ze haar vingers in zijn ruige
haar en trok eraan. De oude eensge
zindheid was er weer. Zijn angst om
haar verbleekte. Ze nam de hete scho
tels met spijzen van de haard en leg
de versgebakken beschuiten op een
bord. Ze schonk water uit de emmer,
die in de vensterschaduw stond, in
de dikke glazen. Dan liep ze de gang
in, om Tordell te gaan roepep. Ze
ging zijn kamer binnen. Luke hoorde
haar tegen hem praten, daarna was
er een krakend geluid, alsof ze op de
rand van het bed ging zitten. Tor
dell sprak. Er was een paar minu
ten stilte. Ze kwam terug. Luke pak
te haar ruw bij de schouders. Ze
schrok van zijn gezicht.
„Allie, ik wil niet, dat je te vrij
wordt. Je had vanuit de gang kun
nen roepen. Zat je op z'n bed?"
Ze schudde zich vrij uit zijn greep.
Haar gezicht werd rood.
„Ik zat op geen bed."
„Als je tegen me liegt, mijn God,
Allie, ik sla je het bloed uit je lijf."
Ze zei bijna huilend: „Ik ben er
toch aan gewoon geraakt, zo naar
binnen te lopen. Ik heb 'm toch ver
pleegd en bediend en zo."
Hij kalmeerde.
Hij bekende zachtmoedig: ..Dat is
zo, kindje. Ik vergat dat. Allie". Hij
zocht naar zijn woorden... „Allie, ik
hoop dat je weet, dat mannen anders
zijn dan vrouwen. Op alle manieren
anders. Mannen doen soms dingen,
die ze niet moesten doen. Waartoe ze
geen recht hebben. Allie, zeg me
eerlijk, heeft cap'n je wel eens iets
gedaan, dat hij niet had moeten
doen?"
Ze wierp boos het hoofd in de nek.
Hij had haar nooit zo gezien.
Ze zei uitdagend: „Je plaagt me
nou alle dagen met zulk gezeur. On
dervraag cap'n in plaats van mij.
Het verveelt me."
Tordells stap klonk door de gang.
Hij stond in de open deur.
Allie herhaalde zachtjes: „Het ver
veelt me."
Tordell was in goed humeur, na
zijn slaapje.
Hij zei: „Ik had zo'n leuke droom,
Brinley. Ik droomde, dat ik op een
prachtig paard door het bos reed.
Een van de Kentucky-paarden, waar
dokter Albury over sprak. Ik moet
toch werkelijk weer een rijpaard
hebben. Ik was vergeten hoeveel ik
ervan hield."
Luke zei geen woord. Hij zat aan
tafel en at zwijgend. Tordell praatte
geanimeerd over paarden, die hij in
zijn jeugd bereden had. Terwijl hij
zo zat te vertellen, jongensachtig
vrolijk, kreeg Luke een gevoel van
schaamte. Allies boosheid was voor
bij, ze keek hem af en toe met een
ongelukkig gezichtje aan. Hij wist,
dat ze de ellende van zijn driftige
standjes nooit kon verdragen. Haar
hele leven was ze angstig naar hem
toe komen lopen bij het minste wat
ze misdreven had. In zo'n ernstige
zaak als deze zou ze dat immers ook
gedaan hebben?
Hij dacht: „Verdraaid, ik lijk wel
een klokhen met maar één kuiken."
Hij stond op om weg te gaan toen
hij genoeg gegeten had. Hij boog zich
achter haar stoel over haar heen en
legde zijn wang tegen de hare. Die
was zo zacht en zijig als oranje
bloesem.
Hij fluisterde in haar oor: „Trek
het je maar niet aan, ouwe Luke wil
alleen maar goed op je passen."
Ze keek niet op en hij .ging snel de
kamer uit.
Hij 'ging niet naar het^fos teruj|
om te werken. Vóór hij het muildier
nog uit de schuur had gehaald, kwa
men de twee oudste jongens Raynes,
samen rijdend op hun moeders
paard. Een vrachtwagen met huis-
houdgoederen. geadresseerd aan Tor
dell, stond bij Purley op het zijspoor.
Ze waren uitgestuurd om dit bericht
te gaan brengen. Bart Newton wou
wel helpen met het vervoer. Nuby
Sellers zou graag het timmermans-
werk doen, dat er misschien nodig
was. Tordell bedankte de jongens
voor hun boodschap.
Hij zei tegen Luke: „We moesten
dan nu maar dadelijk naar het dorp
gaan."
Luke spande het muildier voor de
wagen en de twee mannen reden
naar Purley. Tordell praatte onder
weg druk, Lukes raad inwinnend
over de reparaties aan het huis en
het huren van lokale arbeidskrach
ten.
Luke zei: „Ik weet dat u er erg
naar verlangt, het mooi en plezierig
in huis te krijgen. Maar Cap'n, ik
sliep net zo lief op de grond, als ik
daarmee de ontginning klaar kon
krijgen voor het vroege voorjaars-
werk. Als u er niets tegen hebt, zal
ik 'n paar van die Purlêykerels vra
gen om aan het huis te komen wer
ken, dan kan ik voortgaan in het
bos."
„Mij best." Tordell staarde voor
zich uit. Met iets van een droefgees
tig verlangen voegde hij eraan toe:
„Ik wou, Brinley, dat ik zo geest
driftig kon zijn als jij."
(Wordt vervolgd).
Voórzichtig zwom ze door een opening
in haar kamer naar buiten. Het was
heel stil in en om het paleis, alleen
het water klotste zacht tegen de mu
ren. Het maanlicht drong flauwtjes tot
de zeebodem door en gaf alles een
zilverachtige glans. Opeens werd het
donker, de maan kwam zeker achter
een wolk. Vlug zwom de zeemeermin
weg.
Na een poos werd het weer lichter en
de prinses kon alle dingen goed zien.
Het duurde niet lang of ze had de
kist weer gevonden. Ze duwde de ste
nen weg en deed het deksel omhoog.
Ze kon niet nalaten om veel ringen te
passen en kettingen om te doen. Op
het laatst had ze alles om. Het parel
snoer natuurlijk ook. En toen gebeurde
het. Met een klap viel het deksel naar
beneden. De zeemeermin gaf een
schreeuw van schrik en pijn want
haar staartvin zat vastgeklemd.
Prinses Zilverstaart deed wanhopige
pogingen om los te komen maar niets
hielp. De prinses werd erg bang, over
al zag ze vurige ogen van vissen die
op roof uitgingen. Ze maakte zich zo
klein mogelijk en schuilde zo goed als
ze kon achter het zeewier.
De volgende morgen miste men in
het paleis dadelijk de jongste prinses.
Alle kamers werden doorzocht en ieder
een riep: „Zilverstaart!" Toen de prin
ses niet op kwam dagen gingen allen
buiten zoeken. De prinses zag ze in
de verte zwemmen en ze begon zo hard
ze kon om hulp te roepen. Gelukkig
hoorden ze haar. De koning was blij
maar ook erg boos.
„Kind," zei hij bars. „Wat heb jij
ons laten schrikken! En wat doe je
hier?" Terwijl dikke tranen haar over
de wangen liepen vertelde prinses Zil
verstaart alles aan haar vader. „Zo,
zo, zei deze toen de zeemeermin
uitgesproken was. „Nu. laat ik je maar
eerst eens bevrijden." Wat voelde prin
ses Zilverstaart zich gelukkig toen ze
weer vrij kon rondzwemmen! De ko
ning rukte de kist los en bekeek hem
aandachtig. „Amalia, Amsterdam" las
hij. „1685".
„Amsterdam, Amsterdam," mompel
de de koning. „O ja, dat is een grote
stad in mensenland. Die kist is zeker
eens overboord geslagen." Prinses Zil
verstaart had nog steeds alle sieraden
om. Ze.zag er grappig uit en haar oud
ste zuster begon plotseling zachtjes te
lachen. Alle anderen begonnen toen
ook te lachen en weldra schaterde
iedereen. Nadat ze uitgelachen waren
zei de koning: „Wij moesten de kist
met de sieraden maar naar de men
sen terug brengen."
De volgende morgen vroeg brach
ten ze de kist naar de Hollandse kust.
Niemand zag hoe de zeemeerminnen
de kist op het strand neerzetten. Dat
gaf een opschudding onder de mensen
toen de schat gevonden werd! „Het
heeft laatst aardig gestormd en toen
is de kist zeker aangespoeld," zeiden
de mensen tegen elkaar. Maar hoe het
in werkelijkheid gegaan is dat weten
jullie en ik alleen.
W.
Sommige vaders en moeders hebben
voor hun kinderen een aparte tent
als ze gaan kamperen. Deze Franse
mevrouw liet een tentje voor haar
keeshond zien tijdens de Internatio
nale kampeerrally in Wassenaar.
rw-jin-nnnnnnnr,r-------
34. De waarschuwingen tegen Yinx misten hun uit
werking niet. Een menigte angstige burgers verdrong
zich voor de deur van Huize Hobbeldonk, waar Panda
en zijn metgezellen zich haastig hadden teruggetrok
ken. Daarbinnen werd druk beraadslaagd. „De toestand
is ernstig", sprak Joris. „Als die lieden niet gauw ge
kalmeerd worden, zijn de gevolgen niet te overzien.
Ge hebt een zeer gevaarlijk spelletje gespeeld, door
die folders te verspreiden. Wie paniek zaait, zal storm
oogsten en„Maar we hebben die folders niet
verspreid!" riep Panda stampvoetend. „Geloof me toch!
Ik begrijp er zelf niets van!" „Welaan dan, ik geloof
Gssepoestier door (ÖALX
nssEFoe^ree denkt bbn de wbarschu
WINO, DIE DE TOVENARES HfflBSfiF EN
MRBKT DAT ZE WEGKOMT. ALS DC TOREN
KLOK TWfiflLF BEGINT TE SLHBN!
WACHT
NIET
MPIRR
W WftfiR-
t WflflCF
NIET
MAN DE PRINS
I'S, SNELT AS-
SE POE 5TER
NAAR DE
HTENDE
KOETS
DE TORENKLOK SLRBT NOG STEEPS
F)tS ASSEPOPSTER'S KOETS
DOOR DE PALEISPOORT VLIEGT.'
SCHOEN
LBRT MARC.!
3'1 DE. TWAALFDE SLAG IS ALLES PLOT
SELING VDOR0U EN BLIES IS WEER
ZOALS HET TEVOREN WAS.
KUK
»7 WE
Z'JN
WEER
MUIS-
IS» Wtff P1LV7 Prodnai«««
World Knha Itwentd
OH...'TWflS ZoPRACHTlGj)
EN H'J WAS ZO J
Grote mensen mogen op straat met
kalken, maar kinderen wordt dat al
vroeg geleerd. Deze foto werd ge
maakt tijdens wedstrijden straat
tekenen in de Reimerswaalstraat in
Osdorp (Amsterdam)
HET G LA
ZEN
SC HO END
IS ER NOG.'
IK DANK
U
VOOR
ALLES'
KNAP.
ZELFS DE
PRINS
KON niet;
3D MOOI
>"ZUN
F'JN!
MOOI II
EN ASSEPOESTER KEERT
0LM TERUG NAAR'TOUDE
KASTEEL, TB2WUL ZE
het schoentoe in haar
HflNPEW KLEMT. vervolgt*!
SCHIET OPWE MOETEN N*
ïKTEL MOGEUJK
NAAR DE STAD
IK SNAP HET NIET: ALS ZE
HET ZOUT ER NIET OP DEZE
TRAN5P0RTEN BIJ DOEN
WAAR GEBEURT HET DAN
ONOFtïE/AERKT POOR PE WERKBAAS
SNUFFELT 7SJ/AO TA! IN PE RUSTBALEN
NADAT OS WERKBAAS T3J/A0
TAJ BU DE WESTPOORT HEEFT
OPGEHAALD.
w
ZO SNEL MOGEUJK TERUG
ELKE BAAL DRAAST WANG'S
MERKTEKEN .MAAR ER ZIT
ALLEEN MAAR RlJST.IN.SEEN
ZOUT...
t L.
1
u," zei Joris. „Praten wij er niet langer over. De
vraag, wie de geheimzinnige verspreider van die biljet
jes mag zijn, is minder dringend dan de vraag, hoe
wij de huidige toestand het hoofd moeten bieden. Kort
om: hoe raken we die zenuwachtige lieden kwijt?"
„Dat is inderdaad een dringende vraag", zei Jolliepop,
die gespannen bij het raam stond. „Ze hebben een balk
gehaald, om de deur in te rammen!" Het volgende
ogenblik weergalmden zware dreunen door het huis.
„Komaan", sprak Joris, „thans moet opgetreden wor
den. Ik zal mij naar de voordeur begeven en hen toe
spreken. Het is echter wel noodzakelijk, dat dan de
heer Mo aan mijn zijde staat".