GOUDEN OOGST „KoffermoorcT uit 1939 - ook in Amsterdam - was in één dag rond Hoofd en ledematen van het slachtoffer nooit gevonden PANDA EN DE YINX BAARNS VEEHOUDER WORDT (NAGENOEG) SLAPENDE RIJK Kenners Kopen Kodak Film 13 Ons vervolgverhaal door Marjorie Kinnan Rowlings Lugubere vondst van bramenzoekers Wasmerk verraadde dader Zes koffers gekocht Andere vrouw Ongeluk of opzet? Afvalpoel werd goudmijn Politie schaakmat Op vrije voeten Rechter Tie en het levende lijk door dr. Robert van Gulik m DONDERDAG 2 SEPTEMBER 1965 (Geautoriseerde vertaling van Mien Crabberton) U DOET HET TOCH EM DAAROM. tapia tiëW-i-y-r-" AIVWWVWVWWWV 56) Albury leunde achterover, blij ge stemd door de gedachte aan zijn zoons komst. „Het kan mij niet schelen om je te vertellen, dat Claude mij wel dik wijls zorg heeft gegeven. Hij is een deugniet, weet je, een schelm, ja, maar ik houd van hem." Hij was één en al hartelijke ge negenheid. „Zie je, Tordell, liefde is een ver menigvuldiging, een vermeerdering. Als je liefhebt, ben je niet meer je zelf alleen. Ik heb mijn zoon lief en ik ga in hem op." Tordell dacht onwillig: Allie Mijn gevoel voor haar is niet zo. Ik denk dat hij zou zeggen, dat ik haar niet genoeg liefhad. Het was niet, wat hij liefde zou noemen. Hij wilde hierover spreken, maar kon het niet. Albury sprong op en reikte naar het belkoord. Tordell hoorde het ge klingel in de verre diepten van de keuken. Albury zei: „Ik zal een grogje la ten komen. Dat zal je goed doen." Hij lachte, zijn buikje schudde. „Ik heb een heel speciaal bijgeloofje. Als ik Claude verwacht, of op hem hoop, bestel ik een grog en die brengt hem naar me toe." De deur ging open. Hij zei tot de neger in de gang: „Een kan hete grog. Zoals meneer Claude die altijd drinkt." „Ja meester." De deur ging dicht. Albury stond op. Hij liep naar het vuur en ging er met zijn rug naar toe staan. „Voel je je plezierig, Tordell?" „Tamelijk." „Niets gebroken, weet je. Sneden, kneuzingen. En de schok natuurlijk. De schok." „Juist." Albury dacht opgelucht: „Hij is er niet angstig over. Hij is in orde." Hij kreeg iets uitbundigs over zich. Hij stond op zijn tenen te wippen en te neuriën voor het vuur. Hij begon verhalen te vertellen over zijn pa tiënten. Hij was even opgetogen over een kind dat geboren werd, over een moeder die het er bovenop haalde en met wit gezicht, maar met een glimlach van kracht, de bevalling doorstond, als over een verbeten strijd met de dood, die hij streed aan de zijde van ouden van dagen, die hij erdoor haalde, zodat ze nog een poosje in de zon konden zitten. Hij voelde dan, zoals nu met de jonge Engelsman, dat hij zich gaf en meewerkte aan de eeuwige schep pingskrachten. Hij zei: „O, ik zou mijn leven met niemand willen ruilen. En m'n men sen houden van me. Ze houden van me, omdat liefde wederliefde onder vindt. Ik moet je wat vertellen het heeft Claude altijd geamuseerd. Claude en Camilla hebben het er vaak over ik ken een familie aan de zuidkant van het meer de diep ste armoede, de armsten van de ar me blanken zo arm als jouw jonge Brinleys, maar zonder hun gezond heid en zindelijkheid en natuurlijke beschaving. Ieder jaar een baby haveloos, ziekelijk, je kunt het je niet voorstellen. Ik kan niet verdragen ze allemaal zo te zien lijden onder de stumperigheid van de man en vader en ik breng ze kleren en eetwaren en kinine en zo al meer. Je kunt ze niet als honden laten sterven. Nou, Camilla ging op een dag met me mee op mijn ronde. Ook in deze hut. Ik kan er je vele zo laten zien. Kale ongeverfde wanden, jouw huis zoals je dat hier vond was een kas teel daarbij vergeleken, maar aan de wand overal platen uit catalogi en zulke dingen. Het verlangen naar schoonheid, weet je. Dat is nooit de kop in te drukken. En boven het bed hing een bruine gedrukte plaat van Jezus je weet wel, zo een met het witte gewaad en het lam. Camilla is nogal vrijmoedig en ze keek nieuwsgierig overal rond. Ze ontdekte de prent en ze zegt tot de vrouw op het bed: „Ik zie dat u die mooie plaat van Jezus hebt." De vrouw zegt: „Hij is mooi." Maar dan kijkt ze Camilla spinnijdig aan, alsof die haar beledigd had en ze barst uit: „Maar toch niet half zo knap van gezicht als dokter Albu ry!" De kleine man lachte verrukt. Tordell dacht: ,,'t Is meer dan ijdelheid. 't Is zijn leven, lief te heb ben en geliefd te zijn." Een gevoel van eenzaamheid over viel hem. Voor een ogenblik verlang de hij naar Allie.. Maar hij sloot zich snel af voor dit verlangen. Dat was voorbij. Albury hief een vinger omhoog: „Luister!" In de oprijlaan hinnikte een hengst. Een mannestem sprak opgewonden. In de keuken werd een stoel ver schoven, in achterhuis en schuur kwam beweging. Albury straalde: „Daar komt hij!" Zijn rood gezicht glansde. Hij leek een profeet die zijn Heer verwacht. Hij liep doelloos heen en weer, trachtend zijn ongeduld te beheer sen. Hij bukte, greep de haardveger en begon de verspreid liggende as op een hoop te vegen. Hij deed het met animo, bewogen door een on overdacht instinct tot reinigen, tot verfraaien, om het huis voor zijn zoon aangenaam te doen zijn. Hij zette de bezem weer in zijn hoekje. Het ding viel op de grond, maar er klonken stappen in de gang en hij merkte de nieuwe slordigheid niet op. Zijh korte armen zwaaiden. Hij trip pelde gretig naar de deur, wierp ze open en deed een stap terug, einde lijk gerustgesteld. Hij was er. Hij sloot de deur en trok de ander met zich mee de kamer in. Hij liep tot aan het voeteneinde van het bed. „Richard Tordell miin zoon. Mijn zoon Claude." De beide jongemannen staarden el kander, wederzijds peilend aan. Claude kwam vlug naar voren en stak zijn hand uit. Door Tordell ging een schok. De handbeweging was als een aanval, hard en hevig. De twee handen ontmoetten elkander. De jon ge Albury had gespierde vingers. Tordell trok zijn hand terug. Claude sprak niet. De Engelsman dacht aan de vader, die de ontmoeting gespan nen volgde. Hij zei: ,,'t Is aardig van je, me te komen opzoeken. Je vader heeft me al over je verteld." Claudes stijfheid verdween. Hij liep naar de haard en 1 dunde tegen de schoorsteenhoek. „Je hebt een of ander ongeluk ge had?" Dokter Albury zei snel: „Erge brandwonden. Een brandende schuur viel boven op hem. Claude zei nieuwsgierig: „De streep op de rechterkant van zijn gezicht lijkt meer op een snede." De dokter gaf toe: „Ja, natuurlijk. Verschillende sneden. Scherpe stuk ken hout." Zijn ogen rustten met iets sme- kends in hun blik op zijn zoon, alsof hij diep in zichzelf hem vergeving vroeg voor deze misleiding. Tordell voelde zich onbehaaglijk. Hij dacht: „Hij heeft er een hekel aan tegen hem te liegen." Hij kreeg lust de waarheid eruit te gooien. Hij begon: „Hoor eens Albury De dokter stak waarschuwend de vinger omhoog. Hij was gelukkig over zijn leugen. Maar hij wist te goed, dat deze geschiedenis niet aan de onbarmhartige roekeloosheid van zijn zoon mocht worden toever trouwd. Hij zei: „Laten we nou niet verder praten over wat nu gelukkig weer mooi in orde komt. Ik zal deze jonge man in minder dan geen tijd weer op de been hebben. Meerijden met mij op mijn rondtoeren. Naar jouw stallen, Claude. Ik heb hem er al veel van verteld." Claude keek naar de vreemde gast op het bed. Zijn strakke, borende oogopslag was hinderlijk, het was de scherp-belangstellende blik van een dier naar een vermoede hinderlaag. Hij vroeg: „Ken je paarden?" (Wordt vervolgd). WWWUWWWW,,W'WWIII(WWVWWIftlWWWrtlMWWiniWIIWWAIWWIWWIAAniUWIWWWWWWWWWiniWIII(WW«W«llll» (Van onze correspondent) AMSTERDAM Bramenzoekers uit Bameveld vonden op donderdag 10 augustus 1939 in de berm van de weg Amersfoort-Apeldoom, ter hoogte van het dorp Terschuur, een koffer met het in staat van ontbinding verkerende lichaam van een vrouw. Hoofd, armen en benen ontbraken. De „koffermoord" zoals de misdaad al spoedig werd ge noemd, was al gauw opgelost en in dat opzicht onderscheidt dit geval zich wel van de nieuwe koffermoord, waarmee de Amsterdamse politie zich thans bezighoudt. Want in die augustusmaand van 1939 werd binnen 24 uur de dader gearresteerd: hij voer als hofmeester aan boord van de „Johan de Witt", op dat moment onderweg naar Nederlands Indië. Hij heette P. L. K. en zijn naam is tot aan zijn be rechting in 1940 op ieders lippen geweest, want het was des tijds nog gebruikelijk dat misdadigers in de krant met hun volledige naam werd genoemd. NOG NOOIT was de Nederlandse jus titie met een dergelijke walgelijke mis daad geconfronteerd geweest en aanvan kelijk werd aangenomen dat de dader een buitenlander moest zijn. De dagbladen van die donderdag bevat ten naast het nieuws van de op handen zijnde tweede wereldoorlog in grote op maak de vondst van de koffer. De lezers vernamen dat de koffer niet alleen de romp van de vrouw bevatte maar ook en kele kledingstukken. Het was het daarin met Oostindische inkt geschreven was nummer 273 waarop de Utrechtste officier van justitie, jhr. mr. J. E. W. Quarles van Ufford, al zijn hoop had gevestigd. DE KRANTEN hadden het griezelige nieuws nauwelijks gepubliceerd of op het politiebureau Pieter Aertzstraat in Am sterdam-Zuid meldde zich een vrouw. „Ik heb van mijn "zuster laatst een schort geleend en daarin stond hetzelfde nummer 273". Ze was al eerder bij de politie ge weest om te vertellen dat haar zuster spoorloos was, maar had als antwoord ge kregen dat zo'n vermissing alleen door de echtgenoot kon worden opgegeven. Wel die echtgenoot was daarna gekomen, ene P.L.K., hofmeester van beroep. „Ze zal er wel vandoor zijn. Ik wil haar niet eens meer terug", had hij de politie begin ju li gezegd. En alvorens hij aan boord ging voor zijn reis naar Nederlands-Indië ver kocht hij het grootste deel van de inboe del uit zijn woning. Het politieapparaat kwam in werking en al spoedig ontdekte men een aantal op merkelijke feiten. In 't verlaten huis van K. in Amsterdam-Z„ werden in de goot steen bloedvlekken aangetroffen en voorts een verfkwast die kennelijk was gebruikt om bloedsporen uit te wissen- Voorts vond men een buurman, een sigarenwin kelier, die verklaarde K. omstreeks 24 juni te hebben geholpen om een zware koffer van de trap af te dragen en in een gehuurde auto te zetten. „Tjonge, wat een gewicht. Er zitten zeker boeken in", had de argeloze man gezegd. „Ja", was het antwoord van de hofmeester geweest, „die neem ik mee op de reis". De buurman schrok niet weinig toen hij de op de Veluwe gevonden koffer her kende als die welke hij had helpen dra gen. DE AMSTERDAMSE officier van justi tie, mr. L. de Blécourt, die het onderzoek ovvernam van zijn Utrechtse collega, vroeg telegrafisch aan de politie te Sema- rang om de arrestatie van K. Uit Neder lands-Indië werd teruggeseind dat K. ach ter slot zat, maar ontkende iets van de moord af te weten. Collega's noemden hem een gewone, rustige man, die kalm zijn werk deed en 's avonds wel eens een partijtje biljartte. Tegenover de politie deed K. onverschillig. In zijn hut aan boord werd een groot aantal lege jenever- flessen gevonden. Tijdens de eerste ver horen legde hij tegenstrijdige verklarin gen af. Soms was hij terneergeslagen. ,Als ik nu maar niet wordt ontslagen", klaagde hij dan. In Amsterdam kreeg de politie steeds meer aanwijzingen dat het lijk het lichaam was van Maria Johanna Teeuwisse, 44 .aar oud en in leven echtgenote van K. De leverancier van de koffer werd opge spoord. Daarbij bleek dat K. niet minder dan zes koffers had gekocht. Enkele wer den er teruggevonden in het bagagedepot van het Centraal Station in Amsterdam. Er zaten kledingstukken van het slacht offer in. De befaamde politiedokter Van Ledden Hulsebosch stelde een uitgebreid onder zoek in op de plaats waar het misdrijf had plaats gehad. Toen K. op 8 oktober onder politiebewaking met de „Johan de 45. Toen Panda en Jolliepop in de kamer terugkeer den, waren er geen Yinx meer te zien. Maar al had deri zij zich weer aan het gezicht onttrokken, hun aan wezigheid was nog steeds voelbaar, althans voor Jo ris! Want toen deze zich moedeloos in een stoel neer zette, kwam hij bovenop een punaise terecht, die daar door onzichtbare handjes voor hem was klaargelegd. „Ai! Mijn corpus delicti!" kreet hij, opspringend. „Waarom word ik zo gekweld?! Waarom treft mij ramp na ramp?" „Zo moet je niet praten, Joris!" riep Panda. „Dat trekt de Yinx juist naar je toe! Je moet opgewekt zijn en je met een lach over die kleine tegen slagen heen zetten!" Kleine tegenslagen?!" herhaalde Joris bitter. „Mijn geld is weg, ik word lek geprikt en gij noemt dat kleinigheden?!" „Maar ik zeg het voor je eigen bestwil!" hield Panda vol. „Als-je de enige bent die jammert, zullen de Yinx jou volgen. Je moet er om lachen, net als wij!" „Welja! riep Jo ris verontwaardigd. „Lach maar om mijn rampspoe den! Hoe kunt ge zo harteloos zijn?! En dan nog van mij verlangen, dat ik in uw vrolijkheid deel! Dat is een toppunt! Foei, ge valt me tegen, manneke! Ik blijf hier geen minuut langer!" Terwijl hij verslagen heen- snelde, ritselde het in duistere hoeken en Panda meen de enkele rappe schaduwen te zien, die achter Joris aan flitsten. „Pas op Joris!" riep Panda hem na. „Laat hem, meneer Panda," raadde Jolliepop aan. „Ons huis wordt thans weer Yinx-vrij!" Witt" in de Amsterdamse haven arriveer de, was de beschuldiging al ondersteund door een lange lijst gegevens. Eén hiaat bleef bestaan: het hoofd en de ledematen van de vermoorde vrouw waren niet gevonden. En tot op de dag van vandaag zijn zij spoorloos gebleven. DE RECHERCHE had zich goed op het verhoor van K. voorbereid. Op 26 oktober konden de kranten dan ook melden dat de hofmeester 'n gedeeltelijke bekentenis had afgelegd. „Mijn vrouw overleed plot seling en uit vrees dat men mij van moord zou verdenken, heb ik het lichaam willen verbergen". K. was al eerder getrouwd geweest, uit welk huwelijk een dochtertje was geboren Het huwelijk met Maria Teeuwisse had vier jaar geduurd en zou aanvankelijk erg gelukkig zijn geweest. Uit het onderzoek kwam vast te staan dat K. op zijn laatste Indië-reis voor de moord had kennis gemaakt met een In disch meisje, dat hij ten huwelijk vroeg. In Ned.-Indië bezocht hij ook een oom en een tante van het meisje. Hij verzweeg dat hij getrouwd was en er werd overeen gekomen dat hij na het huwelijk een be trekking in Nederlands-Indië zou krijgen. Verder bleek dat K. na de moord de vader van het Indische meisje in Nijme gen had opgezocht. En voorts dat hij tij dens zijn korte verlof in Nederland als hof meester de proefvaart van de „Oranje" meemaakte en daar nog kans had gezien, een verhouding met een vrouwelijk pas sagier aan te knopen. Toen K. op 26 april 1940 voor zijn rech ters werd opgeleid was het beeld dat de publieke opinie van hem had gevormd bij zonder ongunstig. URENLANG stonden de mensen in de rij te wachten om op de publieke tribune van de rechtbank te worden toegelaten. Rechtbankverslaggevers beschreven de verdachte als: „een kleine, felle man met smalle lippen, goed gekleed, die antwoord de met een overmaat aan beleefdheid, met serviliteit bijna". De rechtzaak duurde vier dagen. Tegen over de aanklacht van de officier, die K. moord tenlaste legde, stond het verhaal van de hofmeester zelf, dat ongeveer als volgt luidde: „Toen ik op 24 juni van een Indische reis in Amsterdam terugkeerde dronk ik eerst een paar borrels en ging toen naar huis. De stemming daar was niet best. Mijn vrouw zei dat ze met an dere mannen ging en dat het geld dat ik haar had gegeven op was. Er ontstond een ruzietje en mijn vrouw wilde mij beet. pakken. Ik gaf haar toen een duw. Ze viel met het hoofd tegen de haard en bleef bewusteloos liggen. Ik heb haar toen op bed gelegd en dronk weer een paar bor rels. Na verloop van tijd dacht ik dat ze dood was. Ik heb haar naar de keuken ge sleept en met een mes gestoken". Een politiedeskundige verklaarde voor de rechtbank dat de messteek naar zijn mening was toegebracht toen het slacht offer nog leefde. De psychiaters meenden dat de verdachte volkomen toerekenbaar was. De officier van justitie eiste levens lang. De beide verdedigers mr. F. Kokosky en diens zoon mr. R. Kokosky, stelden dat K. zijn afgrijselijke daad in angst moest hebben gedaan. Zij meenden dat er geen verband kan worden gelegd tussen de lief de voor het Indische meisje en het even tuele doden van de vrouw, zoals van de kant van de justitie steeds weer werd aangevoerd. (Van onze correspondent) BAARN Sinds mei van dit jaar bezit de Baarnse veehouder L. Bouwhuijzen een goudmijn. Een tien meter diep meertje op zijn erf, in het poldergebied bij de Eem, heeft hij een bestemming gegeven die hem veel geld oplevert zon der dat hy er een hand voor hoeft uit te steken. Wel moet hij de laatste tijd zijn goudwinning goed bewaken, want deze wordt belaagd door lieden, die weer weg willen halen wat hij hier laat stor ten: het afval van een vilttapijtfabriek uit Amersfoort. Zijn zoons houden 's nachts om beurten de wacht om de kapers van de kust te houden. De laconieke veehouder, die ongeveer een ton verdiend zal hebben als zijn meertje geheel is gedempt met viltstro- ken, is best te spreken over zijn enorme bijverdienste. Op de volgende wijze is zijn goudmijn ontstaan: „In mei kwam iemand van de vilttapijtfabriek van Heug- ten bij mj en vroeg of mijn „waai" vol gestort mocht worden met vil taf val: 1,25 voor iedere baal afval kon ik krijgen. Dat. lokte mij wel aan, mits ik er niets voor behoefde te doen. Voordien heeft men dit afval in Lunteren gestort, maar onder nemende lieden haalden het daar weg en fabriceerden van de repen afval een vloerbedekking. De fabriek stuurde een man die de waai ging peilen. De diepte in het midden bleek tien meter te zijn. Men rekende mij voor, dat er 100.000 ba len in het water zouden kunnen verdwij nen. Dat is dan meer dan een ton." Vrachtauto's met grote balen afval kwamen en gingen sinds mei. De balen jute-afval, elk van 150 kilo, verdwenen stuk voor stuk in het water en op de bankrekening van de veehouder groeide een kapitaal. Totdat enige tijd geleden wakkere scharrelaars het afval ontdek ten. 's Nachts stopten auto's. De heer Bouwhuijzen zag hoe drie, vier mannen rustig over het hek stapten en grote hoe veelheden viltstroken meenamen, die niet in het water waren terechtgekomen. „Tot uit Duitsland kwamen ze hier gappen," vertelde de heer Bouwhuijzen. DE EXPEDITEUR die de balen vilt brengt, heeft namelijk de eerste partijen aan de oever van het meertje gestort om vaste grond voor zijn auto's te krijgen. De nijvere viltverdrinker riep de hulp van de politie in, die de dieven niet meer trof. Wel kwam de politie deze week te rug om de heer Bouwhuijzen te vertellen dat hij geen afval mocht storten. Boven dien kwam er een ambtenaar van de pro vincie die bezwaar maakte tegen het dempen van de „waai". De heer Bouw huijzen wees op een waai die iets verder op ligt en die volgestort is met vuil door de gemeente. Een argument dat de poli tie machteloos maakte. Voor de provincie is hij niet bang. „Niet meer storten? Dan betaalt de provincie mij de schade die ik lijd," zo zegt hij. Advertentie VOOR SPRANKELENDE KLEURENDIA'S Op 9 mei 1940, één dag voor de Duitse inval in Nederland, werd K. veroordeeld tot 15% jaar gevangenis straf wegens doodslag en wegens het wegvoeren van het lijk om de daad te verhelen. Aanvankelijk ging de offi cier van justitie in appèl tegen de uitspraak maar hij trok zich later weer terug. ZELFS IN de oorlog werd meermalen over de hofmeester gesproken. Het ge rucht ging dat de Duitsers hem in vrij heid hadden gesteld en dat hij in het concentratiekamp te Amersfoort gevan genen mishandelde. In „Vrij Nederland" van 15 mei 1945 kon men het bericht le zen dat K. wegens zijn misdaden in Amersfoort was gearresteerd. Mr. R. Kokosky, de Amsterdamse ad vocaat die K. in 1939 verdedigde, meen de dat hier van een naamsverwisseling sprake moet zijn geweest. Volgens hem heeft de hofmeester gedurende de oorlog de strafgevangenis van Leeuwarden nooit verlaten. K. is in 1950 vervroegd op vrije voeten gesteld en toen hij nadien zijn vroegere verdediger op diens kantoor be zocht, bleef hij nog steeds volhouden dat hij zijn vrouw niet had vermoord, maar dat zij tegen de haard was gevallen waardoor hij in paniek was geraakt. Het raadsel van de tweede koffer met het hoofd en de ledematen van het slachtoffer is nooit opgelost. De hof meester heeft altijd volgehouden dat hij deze koffer samen met die waarin de romp was geborgen, in de berm van de weg Amersfoort-Apeldoorn heeft gegooid. Het kan niet anders of de koffer is daar door voorbijgangers gevonden. Vermoe- lijk uit angst van een misdrijf te worden verdacht moeten de vinders zich weer van de lugubere kofferinhoud hebben ont daan. Mogelijk is de koffer in de omge ving begraven. ,Het is mijn waai op mijn land. Deze waai is in 1800 zoveel ontstaan bij een overstroming van de Eem. Op deze plaats heeft een boerderij of een kerk gestaan." De viltpartijen die aan de kant van het water liggen zullen niet zoveel aftrek meer hebben, want dagelijks stort de heer Bouwhuijzen thans varkensmest over de balen. De afgelopen nacht waren er nog dieven, zoals zijn zoons hebben gezien, maar de lucht van het vilt stond hen niet aan. Zij vertrokken weer met hun auto zonder iets mee te nemen. Als het meertje propvol is en het vilt twee meter boven het water zal uitsteken, zal het geheel met een laag zand worden afgedekt. Op de plaats waar het zand wordt uitgegraven, zal een nieuwe waai ontstaan. En dan is de oude toestand weer hersteld. Daarin zouden nog meer balen gestort kunnen worden. Dan zou er weer een goudmijn kunnen ontstaan. De fabriek weet geen raad met het afval dat niet te verbranden is tenzij men een kost bare verbrandingsinstallatie zou bouwen. TIPS VOORDE DAGELIJKSE GEZONDHEID Als u met koude natte Dames.als u na het e. voeten thuisgekomen bent. stop uw voeten dan even in warm wa. ter. zodat ze door en door warm worden Daarna goedafwrij. venen...uhebteen mooie kans voorde griepbacillen om hals gebracht pileren nu tochde be handelde plekken wast, doe dat dan met anti.infektiezeepen 70%alkohol. U maakt anders een kans opsteenpuisten Als u nu toch even in een stoel of op bed gaatuitpuffen.doe aan uw ogen dichten leg vooral een hand losjes over de ogen. Dan rusten uw ogen het beste uit!!! Als u nu toch aan ziet komen datiemand met wie u staat te praten.gaat niezen,do< dan eenstapje ach teruit.In één niesbe. wegino worden er nj. 150X00 mikroben ten door een verkouden niezer. KIJK NIET ZO BEZORSD, TSJIAO TAIVERMOMD Z0ALE WU ZIJN LOPEN WE IMMERS WEINIG RISICO HET ZIET ER UIT ALS EEN KAT...M-MAAR HET IS ZO GROOT ALS EEN HOND EN HET HEEFT MAAR CXtlE POTEN WACHT

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 13