Nederlands bodem zit no bommen, mijnen en granaten Bettina over Aly Khan PANDA EN DE YINX Kenners Onontploft oorlogstuig wordt van dag tot dag gevaarlijker Meer kippen, minder hanen Kopen Kodak Film 13 Ons vervolgverhaal door Marjorie Kinnan Rowlings DE GROND WAAROP WIJ LOPEN Dagelijks nieuwe vondsten Y ©orruugskwestie Altijd ramik schoorsteen 21 Doden Rechter Tie en het levende lijk door dr. Robert van Gulik DONDERDAG 9 SEPTEMBER 1965 (Geautoriseerde vertaling van Mien Crabberton) Op ^BAT IS EEN TERRASOM^ VAN DE MAAN TE GENIETEN MAAR DOKTOR HWA ZAL HET GEBRUIKEN OM DE LOOP DER jw STERREN GADE TE SLAAN.. GOUDEN OOGST 62) De woorden waren bedoeld als een gift. Hij voelde het. Hij staarde in zijn glas. De inmenging van deze mensen veranderde het patroon van zijn le ven, alsof nieuwe, helgekleurde dra den ingeweven werden in een don ker weefsel dat op de getouwen stond. Hij zei: „Ik wil graag morgen uw kwekerijen bezoeken, mrs. Van Dyne als ik mag". „Natuurlijk". Dokter Albury zei hartelijk en dringend: „En blijf toch nog wat langer. Je bent nog niet volkomen beter. Het zal je moeilijker vallen dan je misschien denkt. Het bos rees voor zijn ogen op. Donker. Het zijne. Niets kon dat veranderen. Niets kon de twee stil le teruggetrokken figuren veranderen die er zich bewogen. Hij zei: „Het is erg aardig van u, dokter. Maar het is noodzakelijk nu weer naar huis te gaan. Overmor gen dan. Naar mijn eigen plaats". Langzaam voegde hij eraan toe: „Ik heb daar mensen die afhankelijk van mij zijn. Die op mij rekenen". HOOFDSTUK XXVI De weg ging zigzag een helling op, onder een grote magnolia door. Dok ter Albury stopte op de heuveltop. Tordell ging staan in het wagentje. De Van Dyne-tuinen lagen voor hem. Hij keek, en kon nauwelijks zijn ogen geloven. De sinaasappelkwekerijen leken fa belachtig. Ze strekten zich uit naar de horizon, in het laatst overgaand in bruine moerassen. Het meer was een blauwe strook, die hen om gaf. De sinaasappelbomen waren donker en rondgevormd. Ze hingen, als een wonder, vol ronde gouden ballen. De bomenrijen stonden in donkere lanen geschaard en waren eindeloos, naar het oosten zowel als naar het westen. De Engelsman staarde. Geen enkele boomgaard in Kent bezat deze zelfde mystieke vol maaktheid. De namiddagzon was helder. De gouden ballen aan de bomen blonken en flonkerden, alsof hun schillen van een zuiver metaal waren gesmeed. Van de heuveltop af was het uit spansel zonder einde, een ongeloof lijk wijde en stabiele hemel van diep en sterk turkoois. Het immer- groene blad glansde als donker ja de. Er was geen wind. De bomen stonden roerloos, geen tak bewoog. De gouden appelen der Hesperi- den.De gouden appel van Atlan ta. Iemand, stond Tordell te dro men, had hem vroeger eens verteld, dat de gouden appel uit de mytholo gie de sinaasappel was. Dokter Albury keek terluiks naar het jonge gezicht daar naast hem. Het was mager en scherp getekend. Het hoofd was achterover geworpen en de donkere ogen waren op het verste uiteinde der tuinen gericht. Het waren hongerige ogen, alsof zich een deur voor hen had geopend, waardoor heen ze een helderlichte ruimte zagen, waar goede spijzen en wijnen hem wachtten om hem te verwarmen en te voeden. Tordell stond te denken: „Dit wist Brinley. Hij had dit gezien en hij denkt er altijd aan". Het was schier ongelooflijk, dat mensengeest en mensenhanden in dit wilde land zulk een schoonheid hadden weten te scheppen. Er kwam een herinnering bij hem boven aan Luke Brinley, die, tot het middel naakt, bruinverbrand en zwetend, met bijl en kapmes en schoffel en geschaafde vingers de hinderlijke ondergroei in het verwilderd bos stond weg te hakken. Hij dacht aan zijn stuk ontginning zoals hij dit het laatst had gezien, de aarde naakt, de jonge spruiten groen en vol le venskracht uit de geknotte stammen bottend, die te sterk en te trots wa ren om hun levensplicht te verza ken. Hij keek naar de gekweekte tuinen die zich voor hem uitstrekten. In zijn geest nam hij ze op in zijn handen en zette ze neer in zijn eigen bos, op de eigen ontgonnen plek, die voor hen was toebereid en hen wachtte. Hij voelde zich een titaan. Zoiets kon een mens tot stand brengen. Een mens kon hier, in dit land, wandelen met God en zeggen: „Ook ik ben Schepper". De weg draaide en liep nu tussen de sinaasappelbomen. De merrie keerde haar kop naar de kant en rukte een mondvol van het glimmen de blad af. De gescheurde bladeren, een paar gekneusde vruchten, ver spreidden een sterk aromatische geur. Tordell vroeg zich af, het eerlijk antwoord op de eigen vraag reeds wetend: „Zou ik deze schoonheid zó gezien en doorvoeld hebben als nu, wanneer ze zich voor mij uitgestrekt had, toen ik pas in dit land was aangekomen?" Zijn gedachten ble ven even toeven bij de zekerheid, dat hij er blind voor geweest zou zijn. Hij dacht weer aan Brinley, zoals die naar het muildierstalletje kwam als het dagwerk gedaan was en zijn geroeste bijl en zijn afgestompte schoffel met een toegewijde genegen heid in een hoek neerzette, het ma gere dier zijn avondeten gaf, het droge maisstro, vrucht van eigen ver bouw. Hij voelde zich beschaamd. Hij had de man de allernodigste gereedschappen voor zijn scheppen de arbeid misgund. De tuinen, die zich hier voor zijn ogen ontrolden, waren geëgd en in de puntjes onder houden, bevrijd van alles wat er niet behoorde te groeien, en daardoor in staat gesteld, het voedsel van de bo dem en de weldoende zegen van zon en regen ten volle in zich op te nemen. Een lage tak hing over het pad, zwaar van vruchten. Albury liet de merry stil staan. Eén enkele sinaas appel hing zo laag, dat hij gemakke lijk geplukt kon worden. Tordell hield zijn beide handen er als een beker omheen, het gladde weefsel aan de schil met zijn vingers stre lend. Albury zei: „Pluk hem. Neem hem. Camilla vindt dat best, één van haar tienduizenden". Tordell glimlachte en schudde zijn hoofd. Hij liet de tak los en Albury reed voort. De lanen liepen door tot aan het huis. Er waren geen hekken, geen poorten. De bomenrijen eindigden vlak voor het hoofdgebouw. Verder tussen de bomen stonden kleine per- soneelwoningen verspreid; uit de schoorstenen kringelde rook. De weg werd nu een crikelboog, omzoomd met japonica's. Albury reed tot de voorgevel en stopte. Het huis was tegelijk slordig en pretentieus. Het sprak tweeërlei taal, als een echte plantagewoning. Het had een open buitengalerij langs de bovenverdieping, van bewerkt smeedijzer, mooi gemaakt, maar ge roest. Het steunde op smalle vier kante pilaren, die nagenoeg onzicht baar waren door de zich eromheen strengelende klimplanten. De witte verf van het hele huis schilferde en zat vol vlekken en strepen. Aan de zoldering der benedengalerij hingen heen en weer slingerende bloemen manden, gevuld met varensoorten en hangplanten en Tordell zag, hoe de laatste, onversaagde, tegen het weer geharde vlinders er zich thuisvoel- den. Een winterkoninkje kwam van onder de bovengalerij naar buiten vliegen. Op een vogelstandaard zat een parkiet zijn blinkende blauwe en rood-oranje veren schoon te maken. Twee gevlekte jachthonden stonden op van de deurmat en strekten de poten. Het was een koele middag. De voordeur stond open. Door de hoofd gang heen zag Tordell, dat de achter deur eveneens open stond, zodat een brede rechthoek van licht door de gehele lengte van het huis viel en zelfs tot in de lanen daar buiten. (Wordt vervolgd). fVVVVVtAMWVtAAA/WVWI/tAIMA/WVtAMWWVtfVWVWWVWVWVVWWVWVVVinflllMVWVIfVWVUVVUVWVVVVVWVVWWVVUVWVWIAAAi (Van onze correspondent) DEN HAAG De bodem van Nederland zit nog vol gevaarlijk onontploft oorlogstuig: bommen van 25 tot 1000 kilo, mortiergranaten, handgranaten, mij nen, pantservuisten, fosforbommen, napalmbommen, splinterbommen, V-l s, alles wat er in de oorlog aan explosieven is gebruikt. Jaarlijks worden er tussen de tien- en twintigduizend projectielen geruimd, nu al twintig jaar lang, doch de laatste bommen en granaten zullen wel nooit uit de grond komen. Dagelijks ko men er bij de hulpverleningsdienst van het ministerie van Binnenlandse Zaken meldingen van nieuwe vondsten binnen; dit jaar sinds 1 januari al 1600. De tien mannen waarover commandant J. Tammes beschikt hebben er dan ook hun handen vol aan om al deze gevaren uit de weg te ruimen. De heer Tammes en de plaatsvervan gend commandant, de heer J. F. Kohier, die tevens technisch leider is, beschikken niet over cijfers aangaande de hoeveel heden oorlogstuig die sinds de bevrijding onschadelijk zijn gemaakt. Evenmin dur ven zij te schatten hoeveel er nog in de grond kan zitten. „De eerste jaren toen de mijnenvelden werden opgeruimd, zijn het duizenden tonnen geweest. Maar nu nog komt er jaarlijks alleen aan kleine munitie een gewichtshoeveelheid van en kele tonnen aan de dag", zegt de heer Tammes. De heer Kohier verduidelijkt: „In België vinden ze nu nog explosieven uit de eerste wereldoorlog. Neem maar aan, dat het laatste projectiel er bij ons ook nooit uit komt". KORTGELEDEN nog werd bij Frane- ker een compleet mijnenveld ontdekt. De velden die door de Duitsers waren gere gistreerd, zijn sinds lang alle opgeruimd. Maar er zijn „weerstandsgroepen" ge weest, die op eigen houtje mijnen legden en die deze bij het terugtrekken lieten voor wat ze waren. Zo'n veld was dat in Franeker. Bij het bouwrijp maken van een stuk grond vond men een mijn. De hulpverleningsdienst kwam erbij en vond er nog twaalf „Onze tien mannen, verdeeld in vier ploegen, rijden per jaar een kwart mil joen kilometer. Vorig jaar waren er 2400 aanvragen om hulp, het jaar daarvoor 1800, in 1962 2400, dit jaar al 1600 en alles wordt afgewerkt", zegt de heer Tam mes. OVER DAT aanvragen van hulp be staat nogal eens misverstand. Daarom zegt de heer Tammes er dit van. De hulpver leningsdienst is passief. Hij neemt geen initiatieven zoals kort na de oorlog wel het geval was. De dienst komt in actie als een gemeentebestuur, de rijkspolitie, de rijkswaterstaat of welke instantie ook om hulp vraagt. De verantwoordelijkheid ligt geheel en al bij de gemeentebesturen. Weet een burgemeester ergens een bom te liggen, doch meent hij, dat die voor lopig geen kwaad kan, dan is het zijn zaak of hij de dienst er bij wil halen. Uiteraard heeft de dienst zijn eigen „po litiek". De binnenkomende meldingen worden in een prioriteitenschema gerang schikt. Voorrang hebben te allen tijde projectielen, die gevonden worden langs de openbare weg of op plaatsen waar het publiek vrij toegang heeft. Hiermee ge lijk staan de vondsten in zandzuigers, bij dragline-werkzaamheden en dergelijke, waar meteen opgetreden moet worden om te voorkomen dat kostbare werkzaamhe den teveel vertraging ondervinden. Op de tweede plaats komen vondsten op niet- openbare terreinen en projectielen die on der bewaking staan, zoals munitie die op een politiebureau is ingeleverd. Pas in de laatste plaats wordt acht geslagen en kan pas acht worden geslagen op me dedelingen, dat op een bepaalde plaats vermoedelijk een bom ligt, „of zoiets". ZIJN ER veel van zulke vage meldingen die achteraf niets blijken op te leveren? De heer Kohier antwoordt ontkennend: in 99 van de 100 gevallen is de melding raak en gaat het om gevaarlijke voorwer pen. Daar zijn erbij, die met het verstrij ken van de tijd steeds gevaarlijker wor den. Door de werking van de grond, door inwendige processen in de projectielen ook, is veel van het oorlogstuig zó „scherp" komen te staan, dat het min ste of geringste al voldoende is om een explosie te veroorzaken. EN TOCH kan een deel van het publiek er blijkbaar niet met de vingers van af blijven. „Onbegrijpelijk", verzuchten de heren Tammes en Kohier. „Men wil maar niet beseffen, hoe gevaarlijk die dingen zijn waarmee de kinderen thuisko men of die men netjes gepoetst op de schoorsteen heeft staan. Alleen al dit jaar zijn er op deze manier drie doden geval len en zijn negen mensen ernstig ge wond". „Maar ook als ze het gevaar beseffen gaan de mensen vaak vreemd te werk. Ze ontdoen zich dan van de projectielen door ze in de vuilnisemmer, in het water of langs de weg te dumpen. Dat bete kent gevaar voor anderen. Waarom, zegt de heer Tammes, de politie niet gewaar schuwd? Die zal er alleen maar erken telijk voor zijn en geen boos woord laten horen. In bijzondere gevallen is de hulp verleningsdienst bereid, het oorlogstuig aan huis te komen afhalen. HOE GEVAARLIJK oude projectielen zijn heeft de dienst in de loop der jaren helaas zelf vele malen moeten ervaren. Een en twintig van zijn mensen, hoe deskundig ook, hebben het ruimingswerk met hun leven moeten betalen. De laatste viel in 1957. De tien mannen die nu het werk doen mogen uiteraard geen onnodig risico ne men. Zij demonteren de projectielen slechts dan, wanneer er geen enkele an dere mogelijkheid is. Als het even kan worden gevaarlijke voorwerpen verwijderd en naar een veilige plaats b.v. in de dui nen getransporteerd. Daar brengt men ze tot ontploffing, of men bergt ze op in een van de bunkers die daarvoor ter be schikking staan. Eenmaal per jaar wordt alle aldaar opgeslagen oorlogstuig ver zameld, op een schip geladen en, veilig verpakt in beton, in zee gegooid. Jaarlijks gaan zo'n 300 tot 400 ton overboord. Hoelang zal de dienst nog (moeten) blijven werken? De toenemende bouwac tiviteit, en op het ogenblik ook het leg gen van de aardgasleidingen, is er oor zaak van, dat steeds meer wordt gevon den. Er valt eenvoudig niets van te zeg gen. Hoe lang nog? Kijk naar België, zegt de heer Kohier. VEEL KIPPEN en weinig hanen fokken, dat is de ijdele wensdroom van iedere pluimveehouder. Maar het kan, zegt de fokker S. Hellingwerf uit Gilze. Hij meent dat het geslacht der kuikens bepaald wordt door het tijd stip van bevruchting der moeder: een privétheorie die hij met proeven op fa zanten, duiven en kippen probeert te bewijzen. Maar de wetenschap verlangt afdoende bewijs en daarom heeft de heer Hellingwerf zich nu tot het pluim veeproefstation „Spelderholt" in Beek bergen gewend. Daar hecht men wei nig geloof aan zijn bevindingen. Maar toch zal Spelderholt de proef op de som nemen met een groot aantal dieren: de eierproduktie van 500 kippen gedu rende veertien dagen, waarbij men dus zal trachten, de bevruchtingstijd zo te regelen dat er alleen of althans in hoofdzaak henne-kuikens uitkomen. Voor het eind van dit jaar hoopt men op Spelderholt definitief te kunnen uit maken of de Gilzenaar het al of niet bij het rechte eind heeft. De heer Hellingwerf vermoedt op grond van zijn proeven dat het ge slacht der kuikens beïnvloed wordt door twee tijdsfactoren: het invoeren van het hanezaad en het moment waar op de eicel uit de eierstok van de hen in de eileider komt. Komen „vers" zaad en een oude eicel samen, dan ontstaat volgens hem een mannelijk embryo. Is echter het zaad al aanwe zig voordat het ei loslaat uit de eier stok, zodat het ei „verser" is dan het zaad, dan ontstaat bij de bevruchting een vrouwelijk embryo. Bij zijn meer malen herhaalde proeven met fazanten, krielkippen en grote hoenders bleek volgens zijn zeggen, het percentage vrouwelijke dieren groter te worden naarmate het langer geleden was dat de hanen bij de hennen weggehaald waren. De proef op Spelderholt zal, maar nu op grote schaal, op dezelfde wijze geschieden. LONDEN (AP) Bettina, de mai- tresse van wijlen Aly Khan, heeft thans haar herinneringen aan een van de rijk ste „playboys" ter wereld gepubliceerd. „Ik hield van Aly en begreep hem ook. Bij hem vond ik wat ik mijn hele leven gezocht hadinnerlijke rust". In bijzonderheden tredend over hun verhouding zei ze: „Aly heeft me nooit gegeven wat ik het liefste op de wereld wilde hebben: Hij heeft me nooit tot zijn wettige echtgenote gemaakt. Maar hij heeft me nooit anders dan als zijn vrouw behandeld." Aly kwam in 1960 bij een verkeerson geluk in Parijs om het leven. BETTINA wier w erkelijke naam Si- mone Bodin was is nu veertig jaar. Haar boek, dat „Bettina" heet (uitgege- Ook in het Oostenrijkse plaatsje Stockerau, twintig km. van Wenen, is de zomer kil en nat geweest. Dat was een grote tegenvaller voor de openlucht „Festspiele" die daar tel- kenjare ten gerieve van de zomer gasten gehouden worden. De organi satoren vonden er echter wat op. Elke Festspiel-bezoeker kreeg bij zijn entreekaartje een plastic-overall met capuchon in bruikleen, zodat de toeschouwers tijdens de voorstelling droog konden blijven. Een idee voor onze Nederlandse openluchttheaters? ven bij Michael Joseph in Londen) is bijzonder nuttige dameslectuur. Over de schoonheid van de vrouw zegt ze: „Hoe meer je erin slaagt je gezicht te vergeten, des te langer blijf je jong. Vrouwen die voortdurend doodsbang zijn hun jeugd te verliezen, zullen die tien keer zo vlug kwijt raken als vrouwen die daar niet zo over in zitten." Haar raad aan vrouwen die niet oud willen worden: „Ze zouden zich niet zo bezig moeten houden met hun uiterlijk, maar meer met hun innerlijk." Over Rita Hayworth, een van de vrou wen van Aly Khan, zegt Bettina dat hun huwelijk een mislukking werd door Ri ta's jaloezie en onafhankelijkheidszin. BETTINA vertelt dat Aly „bijzonder royaal, maar ook belachelijk gierig" kon zijn. Ze zegt o.m. dat hij in hun huis in Parijs maar twee paar beddelakens be zat. Toen hem eens gevraagd werd, wat hij graag ten geschenke wilde hebben, aar zelde Aly en liet de keus over aan de gever. Naderhand verzuchtte hij tegen Bettina: „Ik wou dat ze me wat mooi ondergoed hadden gegeven, dat was zo goed van pas gekomen!" Ze verklaart dat Aly een geweldige he kel had aan het kopen van overhemden en pakken. Maar als hij een pak kocht was dat er een van vicuna, lamawol, of kasjmier. Bettina onthult dat Aly voornamelijk de sportpagina's in de kranten las. Hij hield van westerns en griezelfilms en viel er vaak bij in slaap. „Hij had een afkeer van alles wat maar intellectueel was", verklaart zij, met direct daar achteraan: „Aly hield van me en ik hield zoveel van hem dat al het andere onbelangrijk scheen." Advertentie WILT U BEWERENDOKTOR HWA 7 DAT TWEE GEESTELIJK VERZWAKTE EN DOOFSTOMME MENSEN BEWIJZEN DAT UW EXPERIMENTEN GESLAAGD ZIJN.U SPREEKT ONZIN* SA NOG NIET ALSTUBLIEFT. UKRUGT HETGaOHONDERD.. T OUIZENDVOUDIG TERUG ..TOE IK SMEEK U... 51. Er was weer enige tijd voorbijgegaan, zonder dat Panda iets van Joris had gezien of gehoord. En toen Panda zag, dat de bank, die Joris in het park bewoon de, door een omgevallen boom was versplinterd, begon hij het ergste te vrezen. „De Yinx zitten nog steeds achter hem aan", mompelde hij. „ARME Joris! Mis schien ligt hij nu wel in het ziekenhuis". Op dat ogenblik werd hij door een statige huisknecht op de schouder getikt. „Pardon meneer", sprak deze. „Zoekt u misschien de zeer welvermogende heer Goedbloed?" ^J-ja meneer", antwoorde Panda verbluft. „Hoewel. eh..welvermogend? Zo ken ik hem niet!" „De wel vermogende heer Goedbloed woont niet langer op dit adres", hernam de bediende. „Als u zo goed wilt zijn, mij te volgen, zal ik u naar zijn nieuwe residentie bren gen". Panda volgde hem verbaasd naar een ander ge deelte van het park en jawel hoor daar was Joris! Hij zat op een monumentale marmeren bank en werd door twee huisknechts op zijn wenken bediend. Enhoewel hij bijna geheel in verband was gewikkeld, scheen hij toch zeer van het leven te genieten. VOOR SPRANKELENDE ZWART-Wff FOTO'S M MENEER WANG IS NUDIG WEGGELOPEN .WAT IS DAT VOOR EEN TOREN OAAR TEGEN DE ACHTER KANT VAN DOKTOR HWA'S HUIS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 13