PANDA EN DE MEESTER*MACHINIST
dsscpoestëf
m
m
3
Ons vervolgverhaal
Het bruine konijn
c/oor Marjorie Kinnan Rawlings
en
door dr. Robert van Gulik
ZATERDAG 11 SEPTEMBER 1965
19
(Geautoriseerde vertaling van Mien Crabberton)
I m
Sr
i1
ff1.
„Als alle mensen bruin zijn',
dacht het witte konijntje ontdaan.
„Waarom zou ik dan ook niet een
keertje
in het zonnetje gaan
Hij kocht voor zichzelf een mooi
broekje.
Een gestipte, met van acht'ren een
gaatje.
Want daardoor moest, dat weet je
misschien wel,
zijn staartje
Met zijn oortjes omhoog, als een
vlagje.
Zonnebril op de snuffende neus.
Ging hij zonnen en de badman die
het zag, zei:
,,'t Is fameus!!!"
Na een uurtje had hij er genoeg van.
Keek in de spiegel en lachte:
„Wat fijn.
Moet je zien.nu lijk ik warempel
op een duinkonijn
ELKA
nis oe
hertog
wil ver
trekken
nieuws 1KJK EENft
torens:
assepoester-... we z'jn hier weer
gelukkig!!
l^ftft/WWWVWWVU
"V"v'
wVWWWWWWVWWA
GOUDEN OOGST
64)
Hij vroeg vormelijk: „Zijn we de
jonge Albury niet ergens kwijt ge
raakt?"
„Ik was hem vergeten." Ze glim
lachte weer. „Hij is niet de soort
man, die men veilig vergeten kan,
dunkt je wel?"
Hij zei: „Ik geloof dat hij ons
zoekt."
Hij voelde zich opgelucht toen
Claude naderde.
Camilla was ontstemd. Het scheen
hem toe, dat ze opzettelijk een ande
re richting ingeslagen was. Hij voel
de zich, sterker nog dan daareven,
door haar gelokt en dit ergerde hem.
Hij riep Claude, die op hen toereed,
hartelijk tegemoet:
„Het spijt me dat we je kwijtraak
ten, Albury. Je had mogelijk een
goed woord voor me kunnen doen.
Ik wou het pakhuis graag zien, maar
mrs. Van Dyne wilde het me niet
toestaan."
Claudes ontstemming verdween als
sneeuw voor de zon. Hij werd merk
baar goed geluimd door haar weige
ring, zelfs van dit kleine verzoek.
Hij zei: „O, nou ja, ze wil het
zeker liever laten zien als het in wer
king is. Bij haar moet altijd alles in
beweging zijn."
Hij reed nu naast de tilbury en
praatte genoeglijk. Camilla was stil.
Ze kwamen weer bij het huis, de
honden stonden op, de parkiet ver
schoof op zijn stokje. Een lichte
wind rimpelde het blad van de heen
en weer wiegende varenmanden. Ca-
milea liep naar binnen. Dokter Al
bury kwam uit een kamer en voegde
zich bij hen, zijn gezicht glom, zijn
beetje haar zat wanordelijk, hij had
geslapen.
„Zo plezierig," zei hij voldaan,
„om te weten dat je eens niet geroe
pen kan worden. M'n zieken moeten
maar eens even zonder mij adem
halen."
De decemberdag werd gestadig
kouder. Albury ging de anderen voor,
het huis in, door de lange hall, naar
de huiskamer op het oosten. Het was
een groot, schemerlicht vertrek, met
ramen tot op de grond, waarvoor
zware gordijnen hingen, terwijl ze
aan de buitenzijde door donkere
klimranken overgroeid waren. De
meubels waren alle naar de kanten
geschoven, het midden vrijlatend,
alsof de meesteres van het huis, ook
binnenskamers, een grote vrijheid
van beweging wenste, zonder belem
meringen van welke aard ook. Dok
ter Albury liet zich in een diepe
fauteuil neerzinken en nestelde zijn
rond lichaam er zo gemakkelijk mo
gelijk in. Claude ging landerig op
een divan bij de deur zitten. Tordell
liep de kamer door, naar een kleine
sofa, vanwaar hij juist het parkietje
kon zien. Albury keek naar zijn zoon
en deed gewild vrolijk.
Camilla kwam weer binnen. Ze had
haar rijkostuum verwisseld voor een
witte japon, die haar schoonheid ver
zachtte, zodat Tordell zich verwon
derd afvroeg, of de harde lijnen van
het rijkostuum hem ertoe gebracht
konden hebben, de vrouw verkeerd te
beoordelen. Ze liep voorbij Claude en
de divan. Hij stak snel een hand uit
en trok aan een plooi van haar rok.
Ze maakte de hand los, doorkruiste
de kamer en ging naast Tordell op de
sofa zitten. Ze keek hem even vol in
het gelaat. Haar grijze ogen onder
zochten hem. En zij legde enkele se
conden een hand op zijn knie.
,,'t Is prettig je hier te hebben,"
zei ze.
Het scheen hem toe, dat ze zich
duidelijk aan hem aanbood. Hij werd
wat duizelig. Tegen zijn wil bracht
zijn verbeelding haar in zijn armen.
Maar wéér voelde hij zich plotseling
geprikkeld en geërgerd. Ze leek hem
nog méér dan tevoren wreed, onbe
heerst en heerszuchtig. Hij merkte,
dat Claude voorover leunde en
scherp-wantrouwend toekeek.
Claude stond op en liep naar een
der vensters. Hij duwde zijn handen
in de zakken en staarde door de lan
ge ramen, zonder iets te zien. De
parkiet duikelde plezierig om zijn
stok, vrolijke geluiden begeleidden
zijn salto mortales. Camilla stond op
en bestelde verversingen. Dokter Al
bury deed alsof hij het gekwelde ge
zicht van zijn zoon niet zag, dat door
de ruit langs de vrolijke parkiet heen
naar verre, donkere oorden scheen te
turen.
Tordell voelde zich onbehaaglijk,
ongelukkig. Een diep verlangen naar
rust en vrede vervulde hem. De eigen
last die hij te dragen had gekregen,
was hem zwaar genoeg, hij kón niet
opnieuw mede lijden met anderen,
met deze mensen hier om hem heen.
De draden van hun drie levens sche
nen onlosmakelijk en ordelijk te zijn
saamgevlochten. Nu kruisten ze de
zijne. Het contact was prikkelend, sti
mulerend, maar het kwam hem voor
dat het driedelig vlechtwerk wanor
delijk werd en in de war raakte door
de aanraking. Hij verlangde ernaar
van hen weg te gaan.
Hij keek naar de dokter. De reeds
bejaarde man zat levendig te praten.
Tordell kon nu niet voorstellen af
scheid te nemen.
Een bediende kwam met een blad
waarop een drank in hoge, gekoelde
glazen.
Camilla zei: ,,'t Is misschien wat
te fris voor koeldranken, maar ik wou
je laten proeven, hoe ze opgediend
behoren te worden."
Claude keerde zich om en nam zijn
glas van het blad. Hij wachtte niet,
volgens de goede gewoonte op het ge
zamenlijk omhoog heffen der glazen,
maar begroef onmiddellijk zijn neus
in de geur der kruizemuntblaadjes.
Camilla wendde zich van hem af en
hief haar glas naar Tordell.
„Op je nieuwe kwekerij!"
Dokter Albury sloot zich bij haar
aan. De daad van het klinken en de
eenvoudige wens, kalmeerden Tor-
dells zenuwen. Hij schaamde zich,
Deze vrouw, deze kleine vriendelijke
man, wensten hem slechts goeds.
Claude mompelde: „Ja, geluk er
mee."
Hun goede wil was als een tastba
re zalf op zijn wonden.
Hij dacht: „Ik ben overgeprikkeld.
Deze mensen willen mijn vrienden
zijn."
Hij zei: „Jullie zijn buitengewoon
aardig voor me, alle drie. Ik begrijp
niet waarom je je eigenlijk om me
bekommert. Om mij en mijn wild
stuk oerbos."
Camilla lachte.
„Mijn reden is al heel eenvoudig.
Ik zou in elke woestijn wel sinaas
appelbomen willen planten."
Claude zei krijgszuchtig: „Dat is
egoïsme."
Dokter Albury kwam snel tussen
beiden.
„Kalm, kalm nou. Geen ruzie alsje
blief. Het is maar overmatige vrou
welijke gulheid en dat weet je best.
Maar Camilla, als je een dozijntje
kinderen had, dan zou ik je niet
graag willen voorspellen, hoe ellen
dig je je sinaasappeltuinen verwaar
lozen zou."
Zijn toon was gekscherend, maar
zij antwoordde hem in volle ernst.
„Dat geloof ik niet. Mensen zijn on
berekenbaar materiaal om mee te
werken, ze glippen je tussen de vin
gers door. Ik ben er zeker van, dat
de citrus-cultuur meer bevrediging
geeft. Daarbij kun je althans zeker
zijn van je resultaat."
Ze scheen nu de afgesloten ruimte
zo lang verdragen te hebben als ze
maar enigszins kon. Ze liep met gro
te stappen naar buiten. De witte ja
pon woei om haar benen. Ze ging
naar de veranda en stond daar enke
le seconden alleen, uitkijkend over
haar vele, met fruit beladen bomen
rijen.
De mannen volgden haar. Claude
vroeg, wat scherp: „Hebt u geen vi
sites te maken, vader?"
„Natuurlijk. Die heb ik altijd. Ca
milla, je verleidt me. Ik vergeet de
tijd.Hij keerde zich tot zijn
gast. „Tordell ,ik wil je niet haas
ten. Ik kan de tilbury voor je terug
laten komen."
Maar Tordell begreep, dat Claude
met Camilla alleen wilde blijven.
„Nee, ik ga met u mee, dokter."
Het wagentje werd voorgebracht.
(Wordt vervolgd).
de leeuw Simba
ER WAS EENS EEN LEEUW. Hij
heette Simba. Hij was nog jong. Zijn
vader heette Grugo. Zijn moeder
Sjiem. Hij had het eerst naar zijn
zin. Maar toen hij groot was niet. Toen
brulde hij van woede. Sommige
mensen dachten: wat heeft die leeuw.
De leeuw dacht: ik wou dat het hele
hok in brand vloog. Maar de leeuw
bleef gevangen. Ja, hij bleef gevan
gen. Hij vond het saai en.haast
altijd keken de mensen naar hem.
Op een dag had hij geluk. De schuif
ging open. Hij glipte er onderdoor.
Wat een bof: twee tralies waren er
uit. Maar wie had dat dan toch ge
daan? Het was een jongen maar die
was gauw weggerend. En nu was de
leeuw vrij. Hij rende hard weg want
hij hoopte dat niemand hem zag.
Eindelijk kwam hij in Duitsland aan.
Hij beklom een hoge berg en zag een
hele boel. Opeens zag hij een slang
die sliep. Hij at hem op. Hij leeft
nu in de bergen en voelt zich geluk
kig.
AGE KAT (7 jaar),
Acacialaan 26,
Bloemendaal.
T
Jullie eigen mode! Zijn jullie niet
een beetje trots als je weer iets
nieuws krijgt? Je zou er de hele dag
wel in willen lopen. Dit meisje heeft
net een fijne anorak (nylfrance) van
haar moeder gekregen. Ze koos hem
zelf uit. De bloemetjes versieren
het witte jack. Behalve twee steek-
zakken, zit er ook op de mouw nog
een plaatsje, waar je spulletjes in
kan wegmoffelen. Dit meisje lacht
maar! Ze is o zo blij met haar
nieuwe jack.
^gJSS
1. Wat mismoedig slenterde Panda door de stations
straat va.n zijn woonplaats. Hij was alweer een tijdje
tonder baantje en dat beviel hem niks. Toen hij het
station passeerde, hield hij stil. „Kijk, daar zou ik
eigenlijk werk moeten vinden," sprak hij bij zichzelf.
„Een baantje waarin je verre reizen kunt maken naar
vreemde landen! Dat lijkt me pas fijn. Maar ja, er
is natuurlijk maar een heel klein kansje, dat er net
een plaats open is." Toevallig deed die kans zich pre
cies op dat moment voor. De deur van het station
vloog open en daar stormde een werknemer van het
spoor in overspannen staat de weg op. „Nooit zien
ze me daar weer terug!" riep hij in het voorbijgaan.
„Laten ze mijn baan maar een ander geven!" „Wat
sou dat voor een baantje zijn, waar die meneer van
af wil?" vroeg Panda zich nieuwsgierig af. Hij kreeg
meteen antwoord op die vraag. Daar kwam de sta
tionschef naar buiten, hing zuchtend een bordje aan
de gevel en slofte weer naar binnen. „Stoker ge
vraagd. Inlichtingen binnen," las Panda. „Die kon ik
wel eens gaan vragen," dacht hij en liep op de deur
af. Op hetzelfde ogenblik stoof er een tweede spoor-
man naar buiten, die Panda lomp opzij stootte. „Dat
was eens, maar nooit wéér!" riep deze beambte over
stuur. „Dat baantje mogen ze van me houden!" Dit
laatste bleek echter niet de bedoeling van de spoor
wegleiding. Hoofdschuddend kwam de stationschef ook
deze baan aanbieden. „Conducteur gevraagd. Inlichtin
gen binnen," las Panda van het tweede bordje.
Op deze kaartjes staan de namen van vier jongens en vier meisjes. Maar wat
is er gebeurd? De lettergrepen zijn verwisseld. Probeer eens uit te vinden hoe de
jongens en meisjes heten. Als je de juiste namen hebt, dan kun je deze zó zetten
dat de beginletters de naam van een jaargetijde vormen. De oplossing staat op
deze pagina. umUooa :jazznd BmssojdQ
HOORT H'j
PLOTSELING
EEN ANG
STIG
STEMME
TJE flCH-
TEeZICH,
DIE HEM
ROEPT...
rvm HC'TMULTOe^SOHENkSeEN f»AN_
OOK PASSEN? M DACHT AAN WE MEID...
HTS ONZE KEUKENMEID
WACHTU EVEN-
DON VDLQT EEN ADEMBENEMEND
SPANNEND MOMENT,tót ASSEPOESTER
MET HAAR VOET IN'TMUILTOE CSL'JDT)
MEVROUW, IEDER.
MEISDE MOET HET
MUILTOE
PASSEN!
DAT IS
OPDRACHT
ELUK
WRTMOOI
BRUID
het GROTE ITwecKK
VERSPREIDT
ZICH
HEEL SNEL
pCOR HET
NA DE PLECHTIGHEID STAPT
HET GELUKKIGE PAAR VAN
DE TRAPPEN VAN HET
PALEIS...
E MAAKT
KOMEN
KLEINE
f®NlNKR'JK
£N SPOEDIG
LUIDEN DE
6I2UIDS-
KLOKKEN
VAN DE
TERUGKOMT VAN PC HUWELIJKS-
IK PEN Zo
LIEVE.. LIEVE
fiSSE
..MOOIE SCHUIT, ER
STAAT EEN FLINKE AVOND
BRIES EN MET DAT GROTE
ZEIL ZAL HET SCHIP BE
HOORLIJK SNEl LOPEN
-pan-» kioïMmaH.
ER IS HIER IETS VREEMDS AAN DE
HAND.TSJWO TAI ...WU HEBBEN ME
NEER LAL) DUIDELIJK AAN DIE WERK -
BAAS HOREN ZEGGEN ,OAT DE "BOEL'
OP DIT UUR ZOU WORDEN GELADEN
...MAAR ALLES IS PIKDONKER..
EN ER IS GEEN MENS TE
BEKENNEN