BEAU BRUMMEL Triomf en tragiek van een wereldvermaarde ijdeltuit PANDA EN DE MEESTER-MACHINIST Politiek contact tussen de generaties is gering Ijsberen moeten beschermd worden Ons vervolgverhaal door Marjorie Kin nan Rowlings Dwaze weddenschap werd zijn noodlot Praalzucht Keerpunt Verspeelde kans Rechter Tie en het door dr. Robert van Gulik MAANDAG 13 SEPTEMBER 1965 7 (Geautoriseerde vertaling van Mien Crabberton) Dr. J. S. van Hessen: ■y\..KOM'.METSISSINSEN^ BEREIKEN WE NIETSWE GAAN AAN BOORD..WIJ ZUL- SLEN ZIEN OF DIE GEMERKTE lV baal van jou inder- DAAD .BU DE Sim LADING IS KOM MEE.T5JIA0TAI •-K: GOUDEN OOGST Camilla vroeg ronduit: „Wens je werkelijk, dat ik zal komen om de kweekmogelijkheden van je terrein eens te bekijken? Ik kan je helpen." „Daar zou ik heel erkentelijk voor zijn. Ik ben nog volkomen onkundig. Als het niet om Luke Brinley was, u kent hem, dan zou ik er nooit over gedacht hebben." „Dat weet ik." Ze stak hem een hand toe. Dokter Albury wuifde en het wagentje reed weg. Tordell keek achterom. Claude had zich in de schaduwen van het huis teruggetrokken. De vrouw stond nog tussen de veranda-zuilen; ze leek eenzaam. Hij zei: „Dokter, ik had dat liegen van u om mijnentwil niet moeten aannemen. Vroeger of later moet ik toch aan uw zoon en mrs. Van Dyne vertellen, waarom ik ditmaal bij u gelogeerd heb." De korte nek werd rood. „Oh kom, mijn jongen, misschien is dat nooit nodig. Het is allemaal zo pijnlijk, ik maak al zoveel pijnen mee, van geest en van lichaam, het lijkt me altijd wenselijk nare dingen, als het maar enigszins kan, zoveel mogelijk te vergeten. Ik hoop dat jij dit ook zult kunnen vergeten, deze ge welddadige inbreuk op je leven, zie wat door de vingers en vergeet het." De Engelsman zei langzaam: „Dat weet ik niet. Ik geloof niet dat ik het hierin met u eens ben. Ik geloof veeleer, dat pijn en ver driet, van welke soort ook, zich in een mensenleven invreten, als een scherp zuur, juist als we proberen ze te vergeten, ze te negeren. Het trekt mij meer aan, ze onder ogen te zien. Daar zit meer kracht in. Alsof de energie die je daarvoor nodig hebt, tegelijk geneeskracht is De geneesheer zuchtte. Hij zei: „Dat kan wel zo zijn." De tilbury kwam weer op de heu vel onder de magnolia. De zon ging onder. De onderkanten van de mag noliabladeren leken van gepolijst ko per. De rode zaadkegels glommen als kaarsen. Dokter Albury hield de teugels even in. De beide mannen za ten zwijgend, voor het laatst de aan blik in zich opnemend van 't wonder der tuinen. De aarde was rood. De lage zon kleurde de rulle bodem, als of ze hem met vloeibaar licht over goot. De verre palmen tegen de ho rizon stonden in een ijle, roodgouden glans. Tordell voelde zich opgelucht. De verwarringen van het huis dat hij zo juist verlaten had, vielen weg. Door de schoonheid welke zich hier voor hem uitstrekte, viel het hem minder moeilijk, naar zijn oerbos terug te gaan. De met oogst beladen vol maaktheid van de Van Dyne-kweke rijen zou mèt hem terugkeren, ge koesterd en in zijn ziel gesloten, zo als mensen immer al hun dromen en illusies in zich omdragen. Boven hun hoofden kwam het ge ruis van vleugels, het klonk als het ritselen van zijden gewaden. Een zwerm witte ibissen vloog over de tuinen, de moerassen tegemoet. De witte veren, de gebogen snavels, de gele poten, waren dichtbij en duide lijk zichtbaar. Dokter Albury vierde de teugels en ze reden voort. De cir kellijn van het verre meer was een rood vuur. Plotseling dook de zon in het westen weg. De hemel Vlamde heftig, geweldig. Elke sinaasappel boom stond afzonderlijk in gloed ge markeerd. Er kwam een ogenblik, waarin de aarde wankelde tussen nacht en dag. De ibissen waren wit te verentoefen aan de moerasrand. Een vleermuis vloog laag onder de magnolia op zijn schemerjacht naar insekten. Toen werd de wereld een schaduwrijk. HOOFDSTUK XXVII Er kwam onrust over het veulen. Ze draafde, haar schoften telkens naar het midden van de weg kerend, alsof ze de gevaren ontlopen wilde die met haar mee draafden. Ze ken de pijnbossen en moerassen. Het loofbos was haar vreemd. Een reus achtige boomstronk stak zijn boven grondse wortels als zovele vangar men naar haar uit. Ze schrok ervan, haar ogen rolden en lieten het wit zien. Ze begreep dat ze ver van huis was, ver van de bekende stallen en hinnikte klaaglijk. Haar berijder, Tordell, praatte te gen haar en legde even zijn hand op haar lange, zwarte hals. De aan raking van zijn vingers gaf haar rust. Het was in het midden van de mor gen, maar het bos lag nog in scha duw. De winterzon viel in strepen over het pad. Tordell ervoer, dat hij zonder enige angst terugkeerde naar zijn boshuis. Hij droeg een revolver in een holster aan zijn gordel, hem geleend door dokter Albury. De geneesheer had gezegd: „De geest van deze soort binnenlanders werkt op zijn eigen, ons vaak onbe grijpelijke wijze, naar hun eigen op vattingen en normen alleen. Je kunt nooit weten welke denkbeelden tij dens je afwezigheid bij hen opgeko men zijn." Toch scheen het hem zelf toe, dat het rechtvaardigheidsgevoel van de gemeenschap, die hij beledigd had, nu bevredigd moest zijn. Hij dacht, met een zekere vrij geworden onver schilligheid, weer opnieuw aan de wrede, genadeloze zweep, die zich telkens weer met bittere regelmaat om zijn lichaam kromde, het vonnis volvoerend. Als hij zelf bij een der gelijke gemeenschap had behoord en tot zulk een doel mee was samenge komen, zou hij na afloop, daar was hij wel zeker van, zijn zweep tevre den hebben neergelegd. Omdat hij een vreemdeling was, een buitenlan der, kon hij dit beter en dieper be grijpen dan Albury. Zelfs hij, hoewel hier, ook voor de eigen omgeving, nog altijd de vreem de, begon nu bepaalde landmerken te herkennen. Hij was bijna thuis. Hij keerde terug in een geleend over hemd, geleende jas en broek; zijn eigen gescheurde en met bloed be vlekte kleren waren in Albury's wo ning sinds lang tot as verteerd. Hij bereed een paard dat niet zijn eigen dom was, maar een kameraadschap pelijke leengift van een nog vrijwel onbekende. Maar de plaats, die hij naderde was van hem, was zijn be zit. De man en de vrouw die daar op hem wachtten, had hij geweld aangedaan, ernstiger, ingrijpender, dan aan de gemeenschap die zich ge belgd voelde en het gewroken had. De haan en de vrouw voelden zich niet gebelgd en haatten hem niet. Ze wa ren als een trotse hond en een aan hankelijk teefje, liefhebbend en trouw zelfs ondanks zijn onrechtvaar digheid. Door hun persoonlijke, inner lijk zuivere eigenheid zou hij nooit hun bezitter, hun eigenaar kunnen zijn. Maar zij vormden een deel van het geheel waarheen hij nu terug keerde, ze konden er niet van ge scheiden worden, noch door zijn wil noch door de hunne. Hij was blij, Sawgrass Landing achter zich te hebben gelaten, blij, de mensen te 'hebben verlaten, die goed voor hem waren geweest. Hij dacht aan Claude Albury. Hij begreep diens donkere kwellingen, de duistere verwarringen. De man was verachtelijk; toch kon hij geen haat jegens hem voelen, omdat het altijd onmogelijk is te haten wat men begrijpt. Hij dacht aan de vader, dokter Al bury. Hij bezat een sterke, onwan kelbare goedheid. Hij was met zijn gehele wezen vader, en zijn kroost, van zijn bokkige zoon af tot zijn heir- leger van patiënten, hij, Tordell in begrepen, betuigde hem als dank een ietwat ongeduldige, terloopse en sporadische genegenheid, en lachte een beetje om hem. Deze mensen, overdacht Tordell, behoorden tot de beschaafde wereld. Het leven dat zij leidden was infor meel en aangenaam, volgens eigen lijnen, zoals het leven behoorde te zijn. Hun sociale positie was als die van de omgeving waaraan hij ge woon was geweest, landeigenaars, mensen van studie. In zijn eenzaam heid had hij gemeend te hongeren naar contact met dergelijke kringen. (Wordt vervolgd). fVWWV\AMAAAAAM/MA/VMA/VVVUV\AMVMAAIVV\AA/VVtAAMVVVVIAAAAMVVVVVVVVVVVVWyVVVUVVVAAAAMVWVVVV HONDERDVIJFENTWINTIG JAAR geleden overleed in het Franse haven stadje Caen bij Le Havre ene George Bryan Brummel, een Britse banneling, die eens onvoorstelbare populariteit genoot als ,,'s werelds grootste ijdeltuit." „Beau" Brummel zoals zijn bijnaam luidde, was kind aan huis geweest aan het Engelse hof en de lieveling van de op romantiek beluste massa. Zijn extravagante garde robe, zijn precieuze manieren en zijn succes bij de vrouwen hadden hem wereld vermaard gemaakt. Maar zijn talloze vrienden wisten dat hij meer was dan een leeghoofdige fat. „Beau" onderscheidde zich ook als briljant causeur en als een uitermate geestig man, wiens spitse tong niets en niemand spaarde. Dat is hem tenslotte noodlottig geworden en zo kon het gebeuren dat dit merkwaardige „idool van de negentiende eeuw" moest vluchten uit zijn geliefd Engeland, aan lager wal raakte en ten slotte als een verbitterd man in het armhuis van Caen belandde waar hij in 1840 stierf. BEAU BRUMMEL was van eenvoudige komaf. Zijn grootvader was bankloper ge weest en logementhouder in Londen. Een der pensiongasten was een zekere Charles Jenkinson, de latere Lord Liverpool. Door zijn voorspraak kreeg William Brummel, een der zoons van de pensionhouder, een schrijversbaantje bij het ministerie van Financiën, waar hij snel promotie maak te. William huwde een meisje uit een ar me adellijke familie en uit dit huwelijk werd George Bryan de latere „Beau" geboren. Hij bezocht de vermaarde Eton-kostschool, daarna Oxford, waar hij al spoedig vermaard werd om zijn uiter mate dure en bizarre levenswijze. Vader William, inmiddels overleden, had een vermogen van 65000 pond nagelaten en dus kon Beau zich wel een kostbaar leven tje permitteren. Drie maanden nadat hij afgestudeerd was, nam hij dienst als kornet bij het „Politiek speelt een steeds kleinere rol in de communicatie tussen de generaties. Vele ouders we,ten niet op welke partij hun volwassen kinderen stemmen". Dit zei dr. J. S. van Hessen uit Bilthoven in de zomerconferentie van de Werkge meenschap van Rooms-Katholieken in de Partij van de Arbeid, die in „De Pie tersberg" bij Arnhem is gehouden. Spre kend over communicatiemoeilijkheden tussen de generaties merkte hij op, dat vroeger de volwassene model stond voor de jeugd. Tegenwoordig, in de snel ver anderde maatschappij, Verliezen de oude ren hun zekerheid. De jeugd zpekt haar normen in eigen kring. Er ontstaat dan ook een „jeugd-subcultuur", een aparte maatschappij van jeugdigen. Sprekend over de politieke belangstelling zei hij, 'dat men niet moet denken, dat politiek ooit een punt is geweest waar de jeugd warm voor liep. Wel ging van de jeugd beweging vroeger een bepaalde invloed uit. De jongeren van nu willen niet ge bonden zijn, maar stellen wel prijs op ont moeting met boeiende persoonlijkheden, waartegenover zij zich echter critisch opstellen" aldus dr. Van Hessen. De werkgroep nam afscheid van haar voorzitter, de heer J. Willems. Hij wordt opgevolgd door mr. F. Daams. De voor zitter van de P.v.d.A., dr. J. G. H. Tans, zei in een toespraak, dat hij in de her roeping van het bisschoppelijk mande ment van 1954 het bewijs zag dat de door braak thans een feit is geworden een ont wikkeling die nog niet ten einde is, maar die in een nieuwe fase is beland. FAIRBANKS (AP) Op een interna tionale conferentie hebben geleerden uit de Verenigde Staten, Canada, de Sovjet- Unie Noorwegen en Denemarken besloten tot bescherming van ijsberen. Zij besloten dat de beren een internationale status zou den krijgen. Overeengekomen werd dat de landen afzonderlijk die maatregelen zul len nemen die zij nodig achten om de uit roeiing van de ijsberen te voorkomen. De Russische delegatie maakte er ern stig bezwaar tegen dat het in de Verenig de Staten toegestaan is uit vliegtuigen op ijsberen te jaren. Zij wees er op dat reeds sinds 1956 het doden van ijsberen in de Sovjet-unie verboden is. 2. Panda bleef niet lang stilstaan bij de mededelingen op de beide bordjes. „Een van die twee baantjes zal allicht geschikt voor me zijn," meende hij. „Ik ga er meteen maar eens over praten." Hij rechtte zijn rug om een flinke indruk te maken en stapte op de deur toe, waardoor de twee spoormannen even tevoren naar buiten waren gevlucht. Doch nu werd de deur opnieuw wild opengegooid en voor de derde maal ver toonde zich een spoorman, die haast had om weg te komen. „Eerst een stoker, toen een conducteurIk ben benieuwd wat deze meneer voor een baantje achter laat," dacht Panda. Afijn, dadelijk zal de stationschef wel weer komen om een bordje op te hangen." Zo was het. Het aezicht van de beambte stond nu nog zorgelijker dan eerst. Met onvaste vingers wilde hij een derde bordje aan de pui hangen, toen Panda naar vo ren stapte. „Ik zoek een baantjebegon hij, ter wijl hij op de bordjes wees. „Ik bedoel, eh.ik voel wel voor een van deze...." „Een baantje?!" viel de stationschef hem in de rede. „Dat kan, dat kan! Je bent op staande voet aangenomenEn de ver blufte Panda bij de hand nemend, sleurde hij hem de drempel over en duwde hem wat later een kan toortje in. „We gaan onmiddellijk tot je benoeming over, er is geen seconde te verliezen," sprak hij. En met deze woorden drukte hij Panda in snel tempo ach ter elkaar drie petten op het hoofd tiende regiment huzaren onder bevel van de prins van Wales, de latere koning George IV. Brummel werd toen, achttien jaar oud, al „de eerste gentleman van Europa" genoemd. Ondanks het belang rijke leeftijdsverschil (de prins was twee endertig) ontwikkelde zich tussen de bei de mannen een warme vriendschap. Brummel was een van de weinige vrien den die wisten van het geheime huwelijk van de prins met mevrouw Fitzherbert, dat later werd ontbonden. Brummel was „chevalier d'honneur" van de kroonprins toen deze daarna in het huwelijk trad met Carolina van Brunswijk. Sedertdien had de jonge kornet altijd toegang tot de ex clusieve kring, die zich rond de prins van Wales verzamelde. Daaraan dankte hij onbeperkt krediet en opbeperkte toegang tot alle gegoede kringen van Londen. Hij deed bijzonder weinig dienst, wat niet wegnam dat hij tot kapitein werd bevor derd. Door zijn aktie tegen de gepoederde pruiken werd hij in brede kring ook bij het volk populair. Die pruiken werden na melijk met meel bepoederd en er was in Engeland een grote schaarste aan graan, zo groot, dat pasteien en gebak in het paleis taboe waren, de destilleerderijen stil lagen en de koetsiers dubbele prijzen vroegen otndat de haver zo duur was. „BEAU" BRUMMEL leefde als een vorst. Alle vrouwen waren dol op hem, want hij was knap, elegant en geestig. Hij had twee handschoenmakers, een die al leen vingers en handschoenen te maken had en een ander die de duimen op on navolgbare wijze kon inzetten. Hij hield er voorts drie kappers op na, een voor zijn kruin, een voor de slapen en een voor de bakkebaarden. Zijn dassen wer den door een kunstschilder ontworpen. De zaak waar Brummel iets kocht kon er zeker van zijn, naam te maken. Dat was het geval met Schweitzer in Oxford Street, voor Davidson in Cork Street en voor Weston in Conduit Street, waar ook de prins van Wales wel kwam. De prins was eveneens dol op kleren, waaraan hij veel geld uitgaf. Maar Brummels garde robe spande de kroon: zij werd geschat een waarde van honderdduizend pond. markiezen waren zijn vrien- zei dat hij letterlijk over alles kon meepraten. Sommigen van zijn bon mots deden wekenlang de ronde. Op een dag werd hij verliefd op Geor- gina Seymour, een zeer knap meisje. Maar de ouders vonden hun dochter te jong en de „Beau" te lichtzinnig. De jongedame werd naar Parijs gestuurd, waar zij enkele maanden later aan „vlie gende tering" overleed. Brummel heeft haar brieven tot zijn dood zuinig be waard. Natuurlijk werden hem vele nieu we liefdes toegedicht, maar Beau Brum mel is Georgina althans in de geest trouw gebleven. Beau Brummel zoals hij na zijn vlucht uit Engeland door de straten van Caen wandelde, nog als man van allure na zijn benoeming uit medelijden tot Brits consul aldaar. Maar ook deze laatste kans op rehabilitatie verspeelde hij. ZIJN LEVENTJE als gevierde salon held nam een keer door een even domme als dwaze weddenschap. De prins van Wales was inmiddels regent geworden voor zijn vader George III. In Carlton House, waar de regent woonde, was Brummel een geziene, dagelijkse gast. Tot die dag, waarop hij met een mede gast wedde, dat hij de regent zou com manderen. Terwijl iedereen nog nalachte om een grap die de regent vertelde, zei Brummel „Zeg, Wales, bel eens even!" Het'zegt wel iets omtrent de comman- dotoon, dat de regent gehoodzaamde. Toen een lakei verscheen en vroeg wie er gebeld had, zei Beau Brummel, op de prins wijzend: „Deze heer is boven zijn theewater en wil naar bed gebracht wor den!" Iedereen lachte en er werd verder gedronken. De weddenschap bracht Brummel vijf guineas op, de duurste weddenschap die hij ooit had gewonnen. HOE HET kwam dat de regent de zaak achteraf zo zwaar opvatte, is niet bekend. Misschien herinnerde hij zich de zaak la ter. Op een ochtend nadat hij Brummel Ook in Zweden is het vakantie- kan ertegen, evenals de Franse seizoen nat en koud geweest, maar poedel die, helemaal in canvas ver deze bromscooterende Stockholmse pakt en met een wollen ijsmuts op, haar trouwe duopassagier is. al een paar maal genegeerd had, ont moette hij op een ochtendwandeling met admiraal Payne, Beau weer. Deze was in gezelschap van Lord Moira. De regent richtte het woord tot Moira, Brummel weer negerend en vroeg: „Wie is die dikke vriend van u, Lord Moira?". Van dat ogenblik af waren beiden ge zworen vijanden. Brummel cultiveerde zijn vriendschap met de hertog van York, de broer van de regent, maar ervoer dat het heel wat anders is om de broer van de aanstaande koning tot vriend te heb ben, dan de aanstaande koning zelf. Er waren heel wat mensen die voorheen al tijd.gevleid, waren,_dQor Brummel te wor den gegroet, maar die nu liever een straatje omliepen wanneer ze hem zagen- uit vrees voor wraak van de regent wan neer ze Beau Brummel zouden groeten. George schijnt uiteindelijk de zaak nog wel te hebben willen bijleggen, maar Brummel verspeelde zijn laatste kansen, door in de Wattiers Club hardop te zeg gen, toen de regent binnenkam: „Ze la ten hier tegenwoordig iedereen maar bin nen!" Brummels populariteit daalde snel; hij had over het algemeen aan de speeltafel veine gehad, maar ook dat geluk keer de. Tenslotte moest hij geld lenen om speelschulden te kunnen betalen Maar ook zijn krediet raakte op en in 1816 moest hij om zijn schuldeisers te ont vluchten naar Frankrijk uitwijken, waar hij zich eerst in Calais vestigde. Hij had twintig jaar ballingschap voor de boeg. Nog eenmaal zag hij de inmiddels tot George IV gekroonde koning weer. Dat was in Calais; George was op weg naar Brunswijk en reisde via Calais. Onver wacht stond hij tegenover Brummel. „Good heavens, Brummel," zei de ko ning en stak zijn hand uit. Maar Beau keerde zich om en liep de andere kant op. „Domme kerel" zei de koning. Maar later zag hij toch kans, Brummel te doen benoemen tot consul van Engeland in de Franse stad Caen. Het salaris bedroeg vierhonderd pond per jaar, waarvan Beau elk jaar 320 pond moest afstaan aan schuldeisers. Caen verveelde hem al gauw en hij schreef naar Londen dat de post best kon worden opgeheven omdat er zo weinig te doen was. Hij hoopte dat hij op een andere post benoemd zou worden die beter betaalde. In plaats daarvan werd hij ontslagen met dank voor de be wezen diensten. Sedertdien leefde Brum mel in diepe armoede. Het vuur op zijn kamer werd zelden aangemaakt, hij had geen geld voor schone hemden en zelfs geen geld om brieven te versturen. Maar schulden had hij te over. Hij werd ziek en zelfs tijdelijk gegijzeld tot vrienden zijn schulden betaalden en hem een be scheiden toelage gaven. Zijn tijd bracht hij door met het schrijven van boeken, gedichten en memoires. Zijn belangstel ling voor mooie kleren en verfijnde ma nieren was ter ziele; hij was een trieste, haveloze verschijning geworden, die moe deloos door de straten van Caen slofte. Hij overleed aldaar in een asiel voor dak lozen in juni 1840, na een leven vol lege ijdelheid RECHTER VEEN TSMAO TA! OP DE VER LATEN STADSKADE, BIJ DE GROENE DRAAK... EVENTUEEL AANWEZIGE LEDEN VAN DE BEMANNING REKENEN WE IN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 7