ULO-jongens ontdekten
bij vakantie-graafwerk
dertiende-eeuws dorpje
I
„Zeer belangrijke vondst,"
zegt archeologische dienst
Chefarine .4"
Z
PANDA EN DE MEESTER-MACHINIST
MENSAPENBEZITTERS VAN
NEDERLAND VERENIGT U
«tl
1
4 middelen doen wonde
ren bij pijn of griep!
Vreemd geval
voor de
zedenpolitie
11
door Marjorie Kinnan Rowlings
mm.
Belangrijk object
Chimpansees zijn lieve
maar dure huisdieren
Rechter Tie en het levende lijk door dr. Robert van Gulik
DINSDAG 14 SEPTEMBER 1965
SiP "'-to'
ns vewvo
la vei
rhaai
V: <:v&.
(Geautoriseerde vertaling van Mien Crabberton)
1
Vier middelen in één tablet helpen
elkaar endoen wonderen
De vier middelen, verenigd in één
tablet Chefarine „4", zijn elk afzon-
derlijk in de hele wereld beroemd en
hebben miljoenen mensen baat ge
bracht. Tezamen werken zij nog
beter en doen werkelijk wonderen.
Eén der bestanddelen is het betrouw
bare maagmiddel Chefarox, dat een
teveel aan maagzuur neutraliseert.
De combinatie is ideaal om pijn of
griep doeltreffend te bestrijden.
HET VFRKFER FIST
SU
O
If W
i-öi
W-s# v:
V f
/wwwvwwvww
GOUDEN OOGST
66)
Toch voelde hij zich niet thuis bij
hen, evenmin als hij zich onder zijn
eigen familie meer thuis zou kun
nen voelen. Hij zou eigenlijk altijd
en overal voortaan de vreemdeling
zijn. Er was een geestesgesteldheid,
die ras en nationaliteit overschreed,
die haar vrede vond op eigen wijze,
haar lotsbestemming zocht te berei
ken door eigen smarten heen.
Hij zag met verwondering terug op
de weerzin, de walging haast, die hij
eerst gevoeld had tegen het bos
waarnaar hij thans terugkeerde.
Hij kon zich niet voorstellen, dat
hij zich nooit één zou voelen met
zijn wild en donker bos. Maar de
orde en schoonheid die het mogelijk
zou zijn daar te scheppen, prikkel
den en bezielden hem nu. Hij dacht
aan Luke Brinley. Van allen, die hij
in dit land had leren kennen, was dit
de enige, van wie rust en zekerheid
uitging. Zijn stabiliteit was de stand
vastigheid van de krachten die ach
ter hem stonden, waaraan hij zich
volledig overgaf.
Het pad draaide naar het oosten.
Het inktbessenterrein stond dof en
dor in de winterdroogte. Daarachter
rees het loofhout op, dicht en donker.
Hij dacht aan Allie.
Het pad boog af naar de bekende,
oude, bemoste eiken. Hij zag haar.
Ze zat ineengedoken op een hout
blok. Een grove blauwe kiel van
Luke lag om haar schouders gesla
gen. Zoals ze daar, in elkaar gekro
pen, neerzat, zag Tordell de ronde
welving van haar lichaam. Het
was of ze daar immer en immer
had zitten wachten. Ze was als een
deel van het blok waarop ze zat, een
deel van de rustende, sluimerige
winter, terwijl ze zo op zijn terug
keer wachtte met een sterk, onuit
puttelijk geduld.
Hij voelde geen liefde voor haar.
Wél voelde hij een blijde kracht in
zich en een sterke, mannelijke teder
heid.
Hij steeg af en liet de teugels val
len. Het veulen bleef trillend staan.
Het meisje stond op, alsof ze haar
ogen niet geloofde, ze verliet haar
blok en liep op hem toe. Toen ze
dicht bij hem was, stond ze stil en
bedekte haar gezicht met haar ar
men, haar ogen verbergend als een
schreiend kind. Ze keerde zich ter
zijde en liet haar voorhoofd tegen
een boomstam rusten. Haar haar
was zacht, wollig als bont. Het leek
hem toe, of hij een of ander klein
zinnelijk bosdiertje in zijn armen ge
houden en geliefkoosd en tot zich ge
nomen had. Het was ongelooflijk,
dat hun vereniging gevolgen voort
bracht. Hij raakte de blauwe kiel
aan. Ze was ruw, van dik, grof
weefsel. De schouders eronder waren
teer en smal.
Hij zei: „Allie
Ze bewoog zich niet. Hij nam haar
schouders en draaide haar om. Hij
trok haar naar zich toe, zoals hij dit
met een bang klein jochie gedaan
zou hebben, dat zich eenzaam voel
de. Ze duwde haar gezichtje tegen
zijn borst, de revers van zijn jas stijf
in haar vingers klemmend. Hij
streelde haar bruine haar. Ze zucht
te. Ze bewoog haar lippen langs het
front van zijn overhemd. Hij klopte
haar zachtjes op rug en schouders
en merkte op, hoe mager ze waren.
Hij was weer thuisgekomen en niets
anders had énige betekenis voor
haar. Dit was wat een man van een
vrouw wenste, zich geven en wachten
en tot hém komen om troost.
Hij zei: „Je moet niet angstig zijn.
Alles komt helemaal in orde."
Hij duwde haar zachtjes wat van
zich af, pakte de teugels op en richt
te het merrieveulen naar Lukes po
vere stal.
„Waar is je broer?"
Het verlichtte haar, op zo'n een
voudige, natuurlijke vraag antwoord
te moeten geven.
„Hij is bezig de oranjebomen ho
ger aan te aarden. Tegen de kou."
„Is hij al komen eten?"
„Ja hij is geweest en al weer weg
gegaan. Moet ik hem gaan halen?"
„Nee. Dat hoeft niet. Maar ik wil
de met jullie beiden praten. Als hij
vanavond thuiskomt is dat vroeg ge
noeg."
Ze zei: „Luke zegt, dat alle teke
nen op grote kou wijzen. De rupsen,
en het haar van het muildier en zulk
soort dingen."
Ze sprak met iets hoopvols in haar
stem, alsof het praten over bekende
dingen een toverkracht bevatte, die
hen naar de oude, rustige dagen te
rug zou voeren.
Hij bracht de jonge merrie naar
binnen, in de stal. Het dier snuffelde
aan het maïshooi en rimpelde haar
neus van misnoegen over het dorre,
droge voer.
Het meisje zei: „Wat is ze mooi!
Zo glanzig en vurig. Hebt u haar ge
kocht?"
„Nee, ze is een cadeau, in zekere
zin. Ja, ik krijg binnenkort voer voor
haar, voor het ogenblik zou maïs
best zijn, zou je haar een beetje wil
len geven? En water?"
Ze zei ijverig: „Ik zal dadelijk wa
ter halen. Ze is warm van de rit,
hè? Ik zal haar wat hooi geven, ter
wijl ik maïs afpel."
Ze liep hard naar de put en liet de
emmer in de diepte zakken. Haar ar
men, die hem altijd aan vogelvleu
gels deden denken, trokken aan het
touw om de druipende emmer weer
omhoog te halen. De man liep er
heen. Hij kreeg een kleur.
„Laat mij dat doen. Dit is waar
schijnlijk te zwaar voor je."
„Nee, nee, heus niet. Helemaal
niet. Ik heb de hele week emmers
water gedragen om de kool vochtig
te houden. De grond is droger dan
woestijnzand."
Hij liet haar aan haar werk en liep
rondom het huis. Het nieuwe hout
van de aangebouwde vleugel was al
sterk aan het veranderen van kleur.
Het was nu dof grijs. De ramen wa
ren gesloten. Hij liep de veranda op.
De deur naar zijn kamers was dicht.
Hij ontsloot ze en stapte binnen. De
kilte van een onbewoonde, onver
warmde ruimte kwam hem tege
moet. Hij ging naar de haardplaats.
Alle as was weggeveegd en het hout
lag opgestapeld, gereed om ontstoken
te worden. Hij streek een lucifer aan
en hield het vlammetje bij de denne-
splinters, die onder de blokken lagen
te wachten.
Hij keek om zich heen. De gehele
ruimte was schoon gehouden, zijn
kamers waren in orde. Hier en daar
lagen nog zijn eigen bezittingen, zijn
pijp, half leeggerookt, op de haardta-
fel; een boek, de open kant naar be
neden gekeerd, ernaast; een huisjas
je over een stoelleuning. Hij ging zit
ten en warmde zijn handen bij de
vlammen. Er was in de terugkeer
iets dat hem schokte. Hij was er ten
slotte toch niet voldoende op voorbe
reid. Hij pantserde zich tegen de woe
lige stroom van herinneringen welke
op hem toekwam. Zo ook had hij
hier gezeten, bij zijn haard, het boek
in de hand, toen vreemde indringers
tegen hem hadden staan roepen. Van
deze plek af hadden ze hem wegge
sleept. De betrekkelijke vrede, die
hij tot dusver had weten te berei
ken, was omvergeworpen als een
kaartenhuis. Het vuur gloeide. De
haard was al warm, maar hij werd
steeds killer. Voor de eerste maal
die dag was hij zich bewust van de
nog niet geheelde pijnlijkheid zijner
wonden.
Hij hoorde een onzekere stap in de
gang en keek op. Allie stond in de
deuropening. Hij had behoefte aan
alléénzijn. Maar haar nood was gro
ter dan de zijne.
Hij zei: „Kom binnen als je wilt,
Allie."
Ze kwam en ging bij hem staan.
Hij staarde in de vlammen en wreef
zijn handen tegen elkaar. Ze ging
aarzelend op de vloer aan zijn voe
ten zitten en zocht zijn gelaat. Ze
kroop verlegen wat dichterbij, sloeg
haar armen om zijn benen en legde
haar hoofd tegen zijn knieën.
(Wordt vervolgd).
innnnnnnnnnnnnniwwiiwwnnnfwiwwr-r
(Van onze correspondent)
LOBITH Nadat we struikelend en glijdend een modderig stukje land zijn
overgestoken en argwanend een -paar jonge stieren gelukkig met minder tem
perament dan hun Spaanse collega's zijn gepasseerd, komen we aan een groot
gat van onregelmatige vorm midden in een wei. „Kijk", zegt de heer A. Bredie
docerend en hij wijst naar een moerassig gebied verderop. „Daar liep vroeger de
Rijn." Daarna mogen we in het gat kijken: brokkelige muurresten van enorme
stenen, een afgeschilderde vloer van leisteen, een paar gelige en modderige men
senbotjes, een schepje en een bezem, we staan op historische grond. Hier was in
de dertiende eeuw de Rijntol van de hertogen van Gelre, het oude Lobede; alras
het eerste Lobith. Dat is niet alles. De overblijfselen van deze plaats werden
ontdekt en voor een deel opgegraven door de 27-jarige heer Bredie, ulo-leraar,
en acht van zijn leerlingen die daarmee hun vakantie bijzonder nuttig besteedden.
""ma
HET BEGON ZO, vertelt de heer Bre
die, „ik doceer hoofdzakelijk Frans en
Nederlands, maar ik geef ook geschiede
nislessen aan de lagere klassen van de St.
Maarten ulo in Lobith. Ik heb veel be
langstelling voor oudheidkunde, maar ik
studeer er niet in. Maar bij die geschie
denislessen ben ik vrij in aanpak en dan
vindt ik het leuk om van de streek uit
te gaan. Zo in de stijl van „jongens, wie
heeft er nog iets ouds" Dan brengt er
een een mammoettand mee. Dat is dan
een heerlijk aanknopingspunt.
NU HEB ik ook belangstelling voor
heemkunde en in het dorp wonen mensen
die op dat" gebied al heel wat gepresteerd
hebben. Ik kwam in contact met de heren
Peet uit Tolkamer en Stegeman uit Lo
bith en samen zijn we nagegaan waar
het oude Lobede gelegen moest hebben.
Dat kon volgens ons niet anders zijn dan
op de plaats waar nu de boerderij „Hoff
zum Walde" staat. We werden nog ver
sterkt in die mening toen de eigenaar,
boer Gerritsen vertelde dat op de plaats
waar nu zijn boomgaard ligt, een kloos
ter gestaan moet hebben.
Ik heb toen in de vakantie wat leerlin
gen bij elkaar gehaald die belangstelling
toonden. Jongens van 13, 14, 15 jaar, het
waren er een stuk of acht, en samen zijn
we zomaar op goed geluk gaan graven
bij de boerderij. Het bleek, dat we op
een gunstig punt zaten, want na een week
stootten we op resten".
het tegenwoordige Lobith. Dat gebeurde
ongeveer een eeuw nadat de Rijntol in
het oude Lobede gevestigd werd. Nadien
is het verlaten Lobede geleidelijk in de
vergetelheid (en in de moerrassige grond)
verdwenen, totdat nu een stel jongens en
hun leraar het weer „puur geluk, me
neer" ontdekt hebben.
DE HEER BREDIE en zijn pupillen
hebben nu de resten van twee kapellen
blootgelegd; twee zijmuren en een vloer
Het door de heer Bredie getekende
kaartje met de huidige en vroegere
beddingen van de Rijn. Min of meer
op goed geluk situeerde hij de plaats
waar het oude Lobede moest liggen.
„Hier moeten we graven, jongens", zei
hij. Het was raak.
van leistenen tegels van de eerste kapel
die door brand moet zijn verwoest. Er
werd een tweede kapel als het ware op
het puin van de eerste gebouwd en daar
van zijn een deel van de absis en het fun
dament van het altaar gevonden. De rood
bruine tegels, die de vloer van deze kapel
vormden, liggen nu in de kelder van de
boerderij. Overigens, enkele huisjes in de
omgeving zijn voor een deel gebouwd van
stenen uit de kapelruïne. Ook werd nog
een trapje ontdekt dat bij de eerste kapel
hoorde, en dat naar een ruimte onder de
grond voert, waarschijnlijk een grafkelder
Op de vloer van de eerste kapel werd
een geraamte gevonden, maar dat is daar
waarschijnlijk pas later gedeponeerd.
De heer Bredie is nu met graven ge
stopt. Hij vindt dat het nu tijd is voor
deskundigen om de zaak over te nemen.
Dr. Renaud van de Archeologische dienst,
die van de ontdekking op de hoogte werd
gesteld, is enthousiast. Hij heeft al te ken-
„DRIE WEKEN lang hebben we gegra
ven het was zwaar werk voor de jon
gens in die tijd legden we een deel
van de absis en het altaarfundament
bloot".
De leraar en zijn leerlingen bleken een
belangrijke ontdekking gedaan te hebben.
In het oude Lobede werd in 1222 officieel
de Rijntol van de hertogen van Gelre ge
vestigd. Er moet een adellijk „huis" ge
staan hebben, waarschijnlijk waar nu de
boerderij staat, en daaromheen vormde
zich een dorp. De loop van de Rijn wijzig
de zich echter de plaats van de op
gravingen ligt nu ver van de rivier en
een groot deel van de inwoners trok naar
een andere plaats, weer aan de Rijn,
45
..x.
Dertiende-eeuwse tegels en muurfrag
menten markeren de succesvolle af
graving. Het zijn delen van een of
misschien twee oude kape'len.
nen gegeven dat hij het een zeer belang
rijke vondst acht. Daarom zal hij waar
schijnlijk in de komende zomervakantie
met een aantal studenten het werk van de
Lobithse leraar en zijn jongens weten
schappelijk afmaken.
De „eerlijke vinders" mogen daarbij,
als zij dat willen, wel een handje helpen
en zoals de zaken nu staan, zal er aan
animo geen gebrek zijn. Alle jongelui dia
Lobede hielpen herontdekken, zijn nu n.l.
verwoed enthousiast voor oudheidkundig
opgravingswerk en dat is, gezien hun
succes ook wel te begrijpen. „Het is een
welbestede vakantie", is hun unaniem
oordeel.
Advertentie
BEROEMDE MIDDELEN IN ÉÉN
TABLET DOEN WONDEREN!
jaarlijks aantal verkeersslachtoffersin
Europa(excL O.-Europa)
1,7miljoen
80.000
DODEN
GEWONDEN
Vbrdeling van hef hef aantal dodelijke
slachtoffers(in van hef totaal)
Autorijders
38
ij/oefgangen
31
FiefserS
10%
lotorrijders
.en bromfietsers
21%
3. Panda kreeg niet veel tijd om aan zijn nieuwe
betrekking te wennen. Hij had. niet eens gelegenheid
om vragen te stellen, terwijl daar toch genoeg redenen
voor waren. Met drie petten op werd hij door de sta
tionsoverste naar het perron geleid, waar een trein on
der stoom stond. „Kijk," legde de chef jachtig uit. „Je
bent dus bewaker van de goederenwagen, dat is deze.
Er zit een lading goud in, dus dat wordt wel even
opletten." „Maarbegon Panda bezorgd, doch de
ander luisterde niet. „Dan hebben we vervolgens het
rijtuig voor de reizigers," ging hij verder. „Vier pas
sagiers, zoals je ziet. Denk erom dat je hun kaartjes
knipt ,want je bent ook conducteur." „Maar...." zei
Panda. „En hier op de locomotief is je plaats als sto
ker!" vervolgde de chef met verheffing van stem.
„Vooruit, doe je best en goede reis." Panda gaf het
op. „Er zit niet veel anders op dan maar te be
ginnen," dacht hij. „Drie baantjes tegelijk lijkt me an
ders wel wat veel, hoor. Het is maar te hopen dat
niemand het me erg lastig maakt." Zo peinzend was
hij het laddertje opgeklommen dat naar de stokers
plaats voerde. Daar bevond zich echter de machinist,
die hem met kracht terugduwde. „Stop!" riep deze
streng. „Op de bok van mijn loc is geen plaats
voor conducteurs!"
Het politierapport van de West-
duitse havenstad Hamburg vermeldde
dezer dagen een „moeilijk geval", dat
een prille h.b.s.-er uit die stad be
trof. Het jong, 13 jaar en pas op de
„Realschule"was in grote moeilijkhe
den geraakt omdat hij zijn meetkunde
sommen niet snapte. Ook vader kon
of wilde geen uitkomst bieden. Zoals
de meeste vaders die bij de gedachte
aan het wiskundeonderwijs nog het
angstzweet uitbreekt, was ook hij van
mening dat zoonlief het maar zelf
moest uitzoeken. „Mij heeft ook nie
mand geholpen", was het klassieke
antwoord, waaraan de vaderlijke pe
dagoog nog toevoegde: „En ik zeg je
één ding: van pretjes is geen sprake
als je straks met een onvoldoende
thuiskomt."
Daar ook de wiskundeleraar op
school met soortgelijke dreigementen
gezwaaid had, besloot het jongetje
elders hulp te zoeken. Honderden ma
len had hij de vriendelijke slagzin der
ordebewaarders gelezen: „De politie
is je vriend en helper". Het joch bel
de het politiebureau en legde zijn pro
bleem voor aan de dienstdoende agent.
Die had begrip voor het geval. Hij
verbond door met een collega van de
zedenpolitie, wiens voorliefde voor de
wiskunde in politiekringen bekend is
De Einstein van het politiebureau los
te het vraagstuk toen snel even op en
gaf de uitkomst telefonisch door. De
jongen herademde, bedankte vriende
lijk en wilde toen het nummer van zijn
redder weten. „Waarom dan?", vroeg
de zedenagent. „Voor het geval we
weer eens zo'n moeilijke som opkrij-
gen," zei de jongen.
(Van onze correspondent)
DEN HAAG —Hoeveel Nederlanders
houden een kat of een hond of beide?
Miljoenen, veronderstellen wij. Maar
hoeveel Nederlanders hebben een mens
aap als huisdier? Het zullen er niet veel
zijn, die een van de drie mensapen-soort
gorilla, orang oetang en chimpansee
in huis hebben.
In elk geval zijn het er vier en een
van dit viertal, de heer H. C. Campen
uit de Gerard Reijnstraat in Den Haag
zette onlangs een advertentie om te we
ten te komen of er nog meer zijn
eventueel om te komen tot een „vereni
ging van mensaapbezitters"Tot op he
den heeft nog niemand zich gemeld.
Er is maar een reden, die deze Hage
naar ertoe heeft gebracht de advertentie
te plaatsen. Dat is zijn streven, de mens
aap te behoeden voor uitsterving. Het
aantal van de apen wordt snel kleiner
en als er wat meer belangstelling voor
zou komen, is er een kans, dat de mens
apen in stand kunnen worden gehou
den.
Voorlopig bepaalt de heer Campen zich
tot zijn verenigingsplannen. Hij wil even
tuele belangstellenden op die manier
duidelijk maken, dat de mensaap in
elk geval de chimpansee heel goed als
huisdier is te houden, zij het met wat
zorg.
Zijn „Tsjombe", een ongeveer vier-jarige
wijfjes chimpansee, waar iedereen „hij"
(en „U") te'gen zegt, is een levenskrach
tige aap van een meisje. Ze leeft in een
ruime kooi, voorzien van toiletgerief, een
schommel en wat speelgoed en ze mag
er af en toe even uit. Ze mag de bad
kamer in, die ze zelf schoonhoudt, ze
gaat bijna dagelijks gedeeltelijk in bad en
bij gunstig weer mag zij de tuin in, waar
vooral de rozen regelmatig door haar
worden belaagd. Want Tsjombe is dol op
rozen, als voedsel dan.
We hebben een en ander met gepaste
verbazing aanschouwd. Nee, ze kon niet,
zoals chimps in vele dierenparken, van
een bordje eten. Maar de heer Campen
beschouwt zich dan ook niet als domp
teur. Hij heeft Tsjombe als huisdier en
hij is al blij, dat zij naar zijn stem luis
tert en eenvoudige huiselijke karweitjes
opknapt. Geen zwaar werk natuurlijk,
maar zeer bekwaam trekt zij de stop uit
haar bad en leegt zij de papiermand.
Voor de rest speelt zij genoeglijk en veel,
zoals een chimpansee dat behoort te doen.
Wilt u nu ook een mensaap in huis?
Denk dan even na of u er niet bang voor
zult zijn, want als een aap merkt dat u
bang bent, gehoorzaamt hij niet meer, in
tegendeel.
Maar bent u niet bang en wilt u er
eentje, dan zijn er twee mogelijkheden.
Of u plaatst een advertentie zo kwam
de heer Campen aan zijn Tsjombe of
u informeert bijeen dierenwinkel, want
daar weten ze er soms ook wel een, die
al dan niet illegaal het land is binnen
gekomen.
Maar wel bedenken: het is een dure
kostganger. Hij eet niet alleen bananen,
maar ook andere vruchten, alsmede
eieren, vlees of vis, roggebrood, baby-
melk, liga-koeken, vitaminen, levertraan
en tarwekiemen. Zo blijft uw aap ge
zond, vraagt u het maar aan Tsjombe.
EDELACHTBAREKIJKDAAR
HOEK...'.!
VREEMD...ALLES IS
'1 DONKER.ER SCHIJNT
NIEMAND AAN BOORD
M
STOOT ÜW HOOFD
NIETEDELACHTBARE
IK HEB HIER EEN LAN
TAARN GEVONDEN
WE GAAN NAAR
DIE BAAL ZOEKEN;
EERST DE
KAJUIT..
IK ZIE HET,T5JIAO TAI
HET ORAKEL
KOMT WEER UIT!
I