Loonsom gaat in '66| Rechtvaardige verdeling van verhoogde lasten zeker met 9.5 pet omhoog Prijsstijgingen zullen echter groot deel weer opslokken staatsbegroting DINSDAG 21 SEPTEMBER 1965 p (JgfltfClCll PI Cl II fall l'OClll I Resultaten DE VERWACHTING VOOR 1966 Prijspeil De Koningin heeft hedenmiddag de nieuwe zitting der Staten-Generaal geopend met de volgende rede: [■ET DANKBAARHEID denken mijn man en ik terug aan de ontvangsten, die wij dit jaar in uw midden mochten meemaken ter gelegenheid van de ver lovingen van onze dochters Beatrix en Mar griet. Beatrix en Claus von Amsberg hopen in het komende voorjaar in het huwelijk te treden; een officiële datum kan uiteraard pas worden vastgesteld wanneer de Rijkswet, houdende toestemming tot het huwelijk, zal zijn tot stand gekomen. Het ontwerp daartoe wordt u heden aangeboden. Een dergelijk wetsontwerp voor het huwelijk van Margriet met Pieter van Vollenhoven zal u in de loop van dit zittingsjaar bereiken. Het was mij een vreugde, dat Suriname en de Nederlandse Antillen bij de verloving van onze dochter Beatrix door hun ministers presidenten vertegenwoordigd waren. Ik ver heug mij op het bezoek dat ik samen met mijn man aan die landen ga brengen. De vriend schap, die de delen van het koninkrijk op zo gelukkige wijze verenigt, geeft de regering vertrouwen in de toekomst. In geen land ter wereld is de beschikbare ruimte per inwoner zo gering als in Neder land. Bovendien groeit onze bevolking snel. Hierdoor en door de stijging van de welvaart die nieuwe behoeften schept, zien wij ons voor steeds grotere problemen geplaatst. Deze problemen doen zich in het bijzonder voor op het gebied van de woningvoorziening, het verkeer, het onderwijs, de recreatie en de volksgezondheid. De bouwnijverheid toont gelukkig een voortgaande groei vooral wat de woningbouw betreft. Op grond van de bereikte resultaten acht de regering het mogelijk en dus nood zakelijk, dat in 1966 de bouw van 125.000 wo ningen wordt, ter hand genomen. Daarmede zal een beslissende fase worden bereikt in de strijd tegen de woningnood. De lange lijst van verkeersslachtoffers her innert er ons vrijwel dagelijks aan, dat de Verkeersonveiligheid krachtig moet worden bestreden. Nu via het Rijkswegenfonds voor een reeks van jaren meer middelen ter be schikking komen voor de wegenbouw zal, wanneer bovendien het Ontwerp Wet Uit keringen Wegen zal zijn aanvaard, de versnel ling van de wegenbouw buiten de steden ver zekerd zijn. Ook voor de problemen die het verkeer in en nabij de steden oproept, tracht de regering spoedig oplossingen te vinden. Zij zal vooral nagaan welke bijdrage het open baar vervoer daarbij kan leveren. De regering ziet het als haar taak te be vorderen, dat het onderwijs mede door een verdergaande democratisering zoveel mogelijk aan de veranderende inzichten en omstandigheden wordt aangepast. Een ver nieuwing van de Lager Onderwijswet 1920 zal worden voorbereid. In het thans aanvangende zittingsjaar zal het ontwerp van de Over gangswet voor de Wet Voortgezet Onderwijs worden ingediend. De snelle toeneming van het aantal studenten en de ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoek dwingen de regering tot een voortvarend wetenschaps beleid. De Academische Raad zal in 1966 ad vies uitbrengen over de structuur van het wetenschappelijk onderwijs en met name over de mogelijkheid tot verkorting van de studieduur. Ook op andere terreinen van de cultuur wil de regering door meer gelden ter beschik king te stellen meer mogelijkheden voor ons volk openen. Zij zal de culturele zelfwerk zaamheid bevorderen en de gelegenheid voor ontwikkeling en ontspanning van jeugdigen en volwassenen verruimen. Nauw verwant hiermee is haar beleid inzake de aankoop van natuurterreinen en de be strijding van de toenemende verontreiniging van lucht', water en bodem; wettelijke maat regelen worden hiertoe voorbereid. Voor stellen ter verwezenlijking van het voorge nomen beleid inzake onroerend goed zijn eveneens in voorbereiding. Al deze voorzie ningen worden mede uit een oogpunt van ruimtelijke ordening gecoördineerd in een doelbewust beleid, dat zowel op wetgevend als op bestuurlijk gebied grote aandacht vraagt. Met deze voorzieningen, gericht op het welzijn van heel ons volk, en met haar plan nen tot hervorming en modernisering van ons recht wil de regering voor iedere Nederlan der de mogelijkheden vergroten om zowel in materieel als geestelijk opzicht tot volle ont plooiing te komen. Dit geldt evenzeer op so ciaal-economisch gebied, waar de regering streeft naar een zo rechtvaardig mogelijke verdeling der bedrijfsresultaten en naar ver sterking van de plaats van de arbeid in de onderneming. De individuele burger en zijn vrijheid in een goed geordende samenleving staan bij dit alles in het middelpunt. Het is duidelijk, dat de zojuist genoemde voorzieningen, ook wanneer daarbij de nood zakelijke soberheid in acht wordt genomen, een belangrijke verhoging betekenen van de uitgaven van het rijk. Aan de financiën der gemeenten worden daardoor evenzeer hogere eisen gesteld. Reeds was het onontkoombaar dat de uitgaven voor 1965 aanzienlijk sterker stegen dan aanvankelijk was voorzien. De re gering acht een verdere verhoging voor 1966 alleen verantwoord, indien door een samen stel van maatregelen een inflatoire ontwik keling van binnenlandse herkomst wordt voorkomen en de verhoogde lasten recht vaardig worden verdeeld. Zij zal hierop haar beleid richten. De economische ontwikkeling van ons land is in vele opzichten bevredigend. Produktie en uitvoer vertonen een redelijke groei, ter wijl een hoog peil van werkgelegenheid wordt gehandhaafd. De betalingsbalans zal dit jaar waarschijnlijk een overschot op leveren. Niettemin geeft het voortduren van de opwaartse druk op de prijzen reden tot zorg. Het prijsbeleid zal daarom krachtig worden voortgezet, zowel ter bevordering van een evenwichtige economische ontwikkeling als ter verdere verhoging van het levenspeil. In samenhang hiermede acht de regering de tot standkoming van langlopende collectieve arbeidsovereenkomsten van grote betekenis. Zij verwacht dat de Sociaal-Economische Raad, door het uitbrengen van een interim advies in dit najaar, een bijdrage zal leveren tot een soepele overgang van de huidige naar nieuwe spelregels voor de loonvorming. Teneinde inflatie tegen te gaan wil de re gering de noodzakelijke uitga venvermeer dering voor een belangrijk deel dekken door belastingmiddelen. Deze zullen zoveel mo gelijk op minder noodzakelijke goederen be trekking hebben. De regering zal voorstellen o.a. de belastingen op alcoholische dranken, tabak, personenauto's en minerale oliën te verhogen. Daarnaast zullen de in 1954 en 1955 ingevoerde vrijstellingen van omzetbelasting voor schoeisel geheel en voor textiel ten dele worden opgeheven. Tenslotte zullen de ven nootschapsbelasting en de vermogensbelasting de laatste tijdelijk enigszins worden verhoogd. Tegenover deze verhogingen zal een verlichting van de loon- en inkomsten belasting, grotendeels door toekenning van belastingspaarbrieven, worden voorgesteld. Deze verlichting zal leiden tot een aan zienlijke beperking van de stijging van de be lastingdruk, vooral voor personen met een laag inkomen. De regering handhaaft de reeds vastgestelde verlaging van de loon- en in komstenbelasting per 1 januari 1967 en zal voorstellen doen om met ingang van dezelfde datum de belastingdruk voor ongehuwden te verlichten. In de loop van dit zittingsjaar zal u een nota worden voorgelegd, waarin de grote lijnen van het economisch structuurbeleid zullen worden aangegeven in het perspectief van de te verwachten economische ontwik keling tot 1970. Reeds thans zij erop gewezen dat voor de economische groei een verdere verhoging van het kwalitatieve peil van onze industrie nodig is. Dit vereist een versterkte inspanning op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. Binnenkort zullen de Kamers worden in gelicht over de maatregelen, die de regering nodig acht voor de aanpassing van de mijn industrie en voor de wijziging van de in dustriële structuur van Zuid-Limburg. In overleg met het bedrijfsleven zullen re gelingen worden getroffen voor de ontwikke ling en sanering van midden- en kleinbedrijf. Het beleid van de regering blijft gericht op versterking van de economische positie van de landbouw en de visserij en op verbetering van de levensomstandigheden van de betrok ken bevolkingsgroepen. De begroting biedt daarvoor grotere mogelijkheden. Met de invoering per 1 januari 1967 van de arbeidsongeschiktheidsverzekering en van een volksverzekering tegen zware geneeskundige risico's, streeft de regering ernaar in de res terende kabinetsperiode tot een voorlopige afronding te komen van het sociale zeker heidsstelsel. De daarvoor nog noodzakelijke wetsvoorstellen zullen zo spoedig mogelijk worden ingediend. De regering is er zich van bewust, dat onze levensbelangen onverbrekelijk verbonden zijn met de wereldsituatie. De toenemende onder linge afhankelijkheid der volken dwingt tot verdieping van de internationale saamhorig heid. De verschillende vormen van Europese samenwerking, waaronder de Benelux, ver vullen daarbij evenzeer een onmisbare functie als het Atlantisch Bondgenootschap. De regering hoopt vurig, dat de gevechts handelingen tussen 'India en Pakistan spoedig tot een einde zullen komen. Zij zal daaraan als lid van de Veiligheidsraad naar vermogen bijdragen. De toestand in Vietnam, waar nog steeds geen oplossing is gevonden die zowel de vrede als de gerechtigheid kan dienen, blijft zeer zorgelijk. Daar en elders in de wereld zal de regering haar medewerking geven aan iedere eerlijke poging tot het be slechten of voorkomen van geschillen. Zij steunt het streven om in internationaal over leg de spreiding van atoomwapens tegen te gaan en te komen tot een verantwoorde be perking der bewapening. De waarborging van vrede, vrijheid en veiligheid vereist, dat ons defensiebeleid in tussen onverminderd gericht blijft op het leveren van een passend aandeel in het Atlan tisch verdedigingsstelsel. De Europese Gemeenschappen maken een kritieke tijd door. De economische integratie van de zes landen wordt in gevaar gebracht door grote tegenstellingen binnen de E.E.G. over de pobtieke aard en bestemming van de Gemeenschap. Tezamen met andere lid-staten houdt Nederland vast aan de opvatting, dat de opbouw van de Europese Gemeenschappen moet worden voortgezet op supranationale en democratische grondslagen en dient te worden ingepast in de Atlantische samenwerking. De regering zal daartoe alle pogingen in het werk stellen, in de hoop dat ook thans de gerezen moeilijkheden overwonnen zullen worden. Ondanks de vele problemen die nog om een oplossing vragen, is er twintig jaar na de tweede wereldoorlog alle reden tot dankbaar heid voor de vooruitgang en de welvaart waarin wij ons mogen verheugen. Tegelijker tijd moeten wij echter vaststellen, dat vele landen steeds verder in welvaart bij ons achterblijven. Niet slechts uit politieke nood zaak, maar vooral uit menselijke solidariteit, moeten wij bereid blijven met die landen samen te werken voor hun verdere ontwik keling en ons daarvoor grotere financiële offers en persoonlijke opofferingen ge troosten. Zowel binnen als buiten ons koninkrijk hebben wij dus belangrijke taken te vervul len. De regering vertrouwt, dat ons gehele volk daartoe wil samenwerken, wanneer gij, leden van de Staten-Generaal, uw instem ming aan de u voor te leggen plannen kunt geven. Die instemming vraagt de regering niet alleen omdat de Grondwet haar daartoe verplicht, maar vooral omdat zij een voort durend en intensief overleg met de volksver tegenwoordiging onmisbaar acht voor het levend houden der democratie. Zij zal er gaarne aan medewerken, dit overleg in grote openheid te voeren. In het komende jaar wacht u wederom een veelzijdige en verantwoordelijke taak. Moge het u gegeven zijn deze taak in het belang van het koninkrijk te verrichten met de wijs heid en de voortvarendheid, die onze tijd eist. Met de bede, dat God uw arbeid en ons volk moge zegenen, verklaar ik deze zitting van de Staten-Generaal geopend. Voor 1966 verwacht het Centraal Planbureau een gunstige economische ont wikkeling. Door een grote economische groei blijkt het mogelijk, de overheids bestedingen en de woningbouw belangrijk te laten toenemen, zonder dat dit al te zeer gaat ten koste van particuliere consumptie en/of investeringen, of tot een ver slechtering van de betalingsbalans leidt. Dit staat in de macro-economische ver kenning van het Planbureau voor 1966, die bij de Miljoenennota is gevoegd. Het Planbureau schat, dat de totale loonsom per werknemer in 1966 met 9,5 per cent zal toenemen. Deze schatting omvat mede de incidentele loonsverhogingen, de overgang naar beter betaalde beroepen, e.d. en de sociale lasten. Wanneer men deze buiten beschouwing laat komt men op een gemiddelde verhoging van de contractlonen met 6 a 7 percent, een cijfer, waarin bijvoorbeeld ook een eventuele huurcompensatie zou zijn begrepen. Het Planbureau wijst er met nadruk op, dat het hier niet gaat om een bereke ning van de „ruimte" die voor loonsver hogingen beschikbaar zou zijn. Dat is dit maal niet mogelijk, omdat volgend jaar immers wijziging komt in het systeem van loonvorming. De loonvorming wordt (Van onze financiële redactie) De Miljoenennota 1966, minister Vonde- lings eerste begrotingsstuk, bevat zoals al in brede kringen werd gevreesd veel te leurstellend nieuws. Teleurstellend omdat het onder de signatuur van christelijk- humanitair optredende kabinet heeft ge-- meend zijn voortvarendheid op verschei dene onmiskenbaar essentiële terreinen van het maatschappelijk bestel wo- ningbouw-wegenbouw en onderwijs fi nancieel voor een groot deel te moeten afwentelen op dat deel van ons volk, dat nog maar sinds kort de „welvaart" in zijn levenspatroon heeft geïntegreerd. Het bezit van een televisietoestel èn/of radio, van een brommer of autootje en het op zijn tijd roken van een sigaret of pijp behoren tot dat patroon. Het gaat dus niet aan zoals minister Vondeling in zijn toelichting zegt, dat deze goederen voor het dagelijks leven minder noodzakelijk zijn en daarom best wel in prijs kunnen worden verhoogd. Daar komt nog bij de vraag hof zich met name in de komende wintermaanden de prijzen zullen ontwikkelen in de sec tor van de eerste levensbehoeften. Een ieder heugt zich de forse prijssprongen van vlees, groenten en aardappelen in de afgelopen zomer. We menen dat juist door de aankondiging van deze nieuwe maat regelen de regering een psychologisch kli maat heeft geschapen, waarin het heel moeilijk zal zijn de prijs- en loonstijgin gen binnen de perken te houden. Wel zegt het Centraal Planbureau, dat de verwer king in de kosten van het levensonder houd van de verhoging van de indirecte belastingen geen grotere stijging zal ge ven van het totale prijspeil dan vier per cent, maar dat moet gezien de kramp achtige pogingen van minister Den Uyl om de prijzen in de hand te houden wel illusoir worden geacht. Ook over de verlaging van de inkom- ften- en loonbelasting door middel van spaarbrieven kunnen wij 'allerminst en thousiast zijn. Dit uit KVP-kringen stam mende idee is voor de belastingbetaler alleen al nadelig, omdat er geen waarde vastheidsclausule in is opgenomen. Gezien de voortschrijdende ontwaarding van de gulden is het bijvoorbeeld heel goed mo gelijk, dat als in 1972 de eerste brieven worden uitgekeerd de hoofdsom plus de rente ƒ130) een kleinere koopkracht hebben dan 100 nu, zodat de belasting betaler blij is geweest met een „dode mus". Bij de parlementaire oppositie zullen niet veel bezwaren worden gemaakt te gen de financiële plannen van de rege ring. De begroting 1965 van minister Wit teveen blijkt veel te krap te zijn opgezet en gaf een veel te optimistisch beeld van de financiële mogelijkheden. Zijn begro ting is nu met meer dan een miljard gul den overschreden wat geen sterk uitgangs punt is voor het voeren van een opposi tie. Een deel van deze overschrijding is het gevolg van een te royaal gebruik van de autonomie van het wetenschappe lijk onderwijs. Minister Vondeling heeft de afgelopen maanden het financiële be heer van de universiteiten scherp beke ken en de bewaking van de kosten ver scherpt. Misschien lukt hem wel wat zijn voorganger niet lukte: binnen de begro ting blijven. dan in eerste instantie een aangelegenheid waarover het bedrijfsleven zelf heeft te beslissen. Het Planbureau verwacht, dat het prijs peil van de goederen, die door Nederland worden ingevoerd, in 1966 met 1 percent lager komt te liggen. De consumptieve bestedingen van de overheid zullen in om vang vermoedelijk even snel stijgen als in 1965, namelijk met vier percent. De overheidsinvesteringen zullen echter aan zienlijk toenemen, namelijk met 13 per cent (in 1965:7 percent). Het volume van de woningbouw neemt toe met ca. 7 percent. Ook de investerin gen van de (semi overheidsbedrijven in de openbaar nut-, verkeers- en vervoers sectoren vertonen een verdere toeneming ten opzichte van het reeds bereikte hoge peil. Het produktiepotentieel neemt in 1966 opnieuw aanzienlijk toe. Tot de im pulsen behoren voorts de voorgenomen belastingmaatregelen en de huurverho ging. De genoemde impulsen zullen, aldus de verwachting van het planbureau, leiden tot de volgende resultaten: In de eerste plaats zal de produktie krachtig worden gestimuleerd. De voort durende stijging van het Nederlandse loon niveau ten opzichte van het buitenland heeft, blijkens de ervaring, geen grote remmende invloed gehad. Voor de industrie is de stijging van de I produktie geschat op 7 a 8 percent. Voor al door een gunstiger ontwikkeling in de landbouw komt de stijging van de pro duktie in de bedrij vensector in 1966 naar schatting ca. 1 percent hoger uit dan in 1965, en wel op ruim 6 percent. Dit im pliceert een toeneming van het bruto na tionale produkt met ca. 5,5 percent. De produktie -yon de industrie stijgt met 7-8% om^ttenS/. Oprijzen stijgen v.h.ngt. inkomen ^\er zullen ca. 40.000 werklozen wzijn de invoer stijgt met .11,5 1° Jjj met 12% Onder deze omstandigheden valt ook voor 1966 geen verruiming van betekenis op de arbeidsmarkt te verwachten. Gezien ook de toeneming van 't aantal werkenden betekenen de bovengenoemde schattin-1 gen een stijging van de arbeidsproducti viteit in de bedrij vensector met 4,5 a 5 percent. Ondanks deze gunstige ontwikke ling moet toch, gezien de te verwachten loonstijging, met een verhoging van de arbeidskosten per eenheid produkt van ca. 4,5 percent rekening worden gehouden. Naar de ervaring leert leidt een derge lijke kostenstijging, zelfs onder een zo strak mogelijk prijsbeleid, met enige ver traging tot een verhoging van het prijs peil. Wanneer men bovendien de belas tingmaatregelen en de huurverhoging in beschouwing neemt, komt men op een ver wachte stijging van de consumptieprijzen van 4,5 percent. Aangezien de verhoging van de indirec te belastingen voor een deel de minder noodzakelijke goederen betreft, zal ech ter de stijging van het prijspeil van het levensonderhoud waarschijnlijk niet meer dan vier percent bedragen. Het Planbu reau verwacht een toeneming van de par ticuliere consumptie met 8,5 a 9 percent in waarde en ruim 4 percent in volume. Mede in verband met een incidenteel sterke toeneming van de afleveringen van schepen en vliegtuigen komt de ge raamde stijging van de bedrijfsinvestering in vaste activa, exclusief woningen, uit op 8 percent in volume. Voor 1966 moet worden gerekend op een aanzienlijke toe neming van de voorraad vorming, wil de ze weer op een normaal peil komen. De genoemde cijfers leiden tot een vo lumestijging van de nationale bestedin gen met bijna 6 percent, dat is bijna een half percent of 300 min. meer dan de toeneming van het nationale produkt. Dit inflatieverschil wordt op de betalingsba lans afgewenteld. Toch zal het saldo op de lopende rekening van de betalingsba lans toenemen en wel tot 750 min. Dit is te danken aan een belangrijke verbete ring van de ruilvoet. Te verwachten valt namelijk, dat het uitvoerprijspeil onge veer even sterk zal stijgen als dat van de concurrenten (0,5 percent), terwijl, zo als reeds vermeld, een daling van het in- voerprijspeil met 1 percent wordt ver wacht. In volume zal de goederenuitvoer waar schijnlijk met ca. 12 percent toenemen, en de invoer met 11,5 percent. Dat de uit voer sterker stijgt dan in 1965, hangt sa men met de geringere groei van de bin nenlandse consumptieve bestedingen. De genoemde ruilvoetverbetering begunstigt de toeneming van het nationale inkomen. Aangezien de loonstijging daar boven uit gaat, zet de stijging van het werknemers aandeel in het nationaal inkomen zich voort, nl. van 74 tot 74,5 percent. Tegenover de genoemde pluspunten staat, aldus het Planbureau, dat de span ning op de arbeidsmarkt voortduurt, met alle gevaren van dien voor een verdere inflatoire ontwikkeling. De verkenning van het Planbureau bevat ook enkele ge gevens over de economische ontwikkeling van dit jaar, onder meer de verwachting, dat de gemiddelde loonsom per werkne mer in de bedrij vensector dit jaar met ca. 1 percent zal stijgen. De sociale lasten van de werkgevers dalen met ongeveer een kwart percent. De stijging van de kosten van het 'levenson derhoud wordt thans geschat op 5 percent, een half percent meer dan in het Centraal Economisch Plan voor 1965. Deze extra toeneming is een gevolg van de uitkerin gen ineens en van de ongewoon hoge prij zen van aardappelen, groenten en fruit in de zomermaanden. De lichte ontspanning op de arbeidsmarkt eind 1964 en begin 1965 zette zich niet door. De lopende rekening van de betalingba lans zal dit jaar weer een overschot van een half miljard gulden kunnen aanwijzen. Geraamd was aanvankelijk een overschot van ƒ200 min. Deze gunstige uitkomst staat in verband met de betrekkelijk ge ringe voorraadvorming, die dit jaar plaats had. Het voor het jaar als geheel geraamd overschot was in de eerste helft van het jaar al ruimschoots bereikt. Over de tweede helft van 1965 zal het betalings balanssaldo aanmerkelijk minder gunstig zijn. Wordt dit niet door kapitaalinvoer gecompenseerd, dan ligt een verdere mo netaire verkrapping in de lijn der ver wachting, aldus het Centraal Planbureau over 1965.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 3