HONDEN LEERT MEN MET HONDEN Puzzel van de week PANDA EN DE MEESTER-MACHINIST POLLE» PELLI EN PINGO I KRAMMETJE FOK Ons vervolgverhaal Rechter Tie en het door Marjorie Kinnan Rowlings lijk door dr. Robert van Gulik lp; \t VRIJDAG 15 OKTOBER 1965 17 (Geautoriseerde vertaling van Mien Labberton) De Newyorkse kynoloog Harland Meistrell heeft op Long Island een „school voor honden", waar hij jonge dieren, maar ook volwassen exempla ren die „uit de hand gelopen zijn" af richt voor de huiskamer. Het is dus een soort lagere school in de honden opvoeding, want aan specialistische opleidingen tot politiehonden of blin de geleidehonden waagt Meistrell zich niet. Daar zijn andere instituten voor", zegt hij „en bovendien heb ik er geen tijd voor". Hij zorgt ervoor dat zijn „klanten", hetzij verwilderde straathonden, kieskeurige rasdieren of prille puppies, zindelijk worden, eenvoudige bevelen leren opvolgen en zich ook overigens welopgevoed ge dragen in de omgang met hun mees ters en vooral: met kleine kinderen. Maar meestal zijn het dure rashonden die hier hun opleiding tot gecivilv seerde huisdieren krijgen en dat zijn er in deze tijd van statusvertoon zoveel, dat Meistrell het werk nauwe lijks baas kan. ja, "zo is Her <Ó0ED, EVEN VRlENbEUJK LACHEN 1 .JNfc! tm.- if ■M GOUDEN OOGST 93) Hij veegde zijn natte gezicht af. Hij hoorde de broer nog in de slaapka mer, wild-opstandig hardop pratend. Hij ging het erf op. Tordell liep er doelloos op en neer en voegde zich bij hem. Albury zei: „Arme Brinley. Wij stellen onze hoop, onze levensver wachtingen, onze vreugden op één broos en onvolmaakt wezen, is dat niet dwaas? En we doen het toch en blijven het doen". Hij hep door het rulle zand, zijn korte benen konden zijn zwaar li chaam slechts onvast dragen. „Waarom kunnen we ons niet aan het gehele leven geven, aan allen, in plaats van aan één of aan enkelen? Menselijke genegenheid en menselij ke smart, zijn zo persoonlijk. Hij stond stil, keek de ander aan en zei ernstig: „Ik moest geen ver driet hebben om mijn zoon, Tordell, ik zou bedroefd moeten zijn om alle mensen, die een gekweld leven moe ten lijden en wier enige vrede be rust in het raadsel van de dood. De doolhof van het leven, Tordell, het labyrint van de dooc, en het is waar schijnlijk alles één en hetzelde, als we het maar wisten „Is zij werkelijk gestorven?" „Ach ja". Ze liepen samen onder de oude be moste eiken. Het bos was vervuld van luidruehtigf vogelkreten. De trompetbloemen «penden hun stroom van scharlaken Uoesems. Alle groei zette zich opnietw voort, met kleur en gezang. De erplosie der geboorte, de geweldplegirg jegens het leven, het langzaam wegsterven als een da lende vuurpijl, iet waren alle slechts bloesems van le ene grote boom, ogenblikken vai zang uit het ene gro te lied, harmoriërend of dissonerend, dat maakte gen verschil voor de grootsheid var de symfonie. In de donlere slaapkamer stond Luke op van het bed, waarop hij zich neergewirpen had. Het was zwart voor zin ogen. Hij tastte zijn weg naar de «eur. Hij dacht: Ik zal hem doden. Ik móét hem dden. Hij ging nar zijn eigen kamer en nam zijn geveer van achter het le dikant. Hij ladde het met zware ko gels, die hij voor eenden gebruikte. Hij hoorde ;en stap door de gang. Hij meende.dat Tordell naar zijn ei gen vertreken was gegaan. Hij sloop naar de gaig. De deur van Allies kamer ston open. Hij kroop naar binnen. Toriell stond in de verste hoek en starde neer op het bundel tje, dat zij kind had moeten zijn. Hij stond hel stil, in diep medelij den Lukes geveer viel op de grond. Hij streek met zjn mouw langs zijn ogen en schudde :ijn hoofd tot helderheid te komen. Hij schreuwde: „Cap'n! Cap'n! Ik wilde u coodschieten!" Tordell wmdde zich om. De man stond daar, zo massief, zo sterk, zo geschokt en verslagen. Hij liep op- hem toe. Luke schoof zijn arm voor zijn gezicht ei barstte los in een on beheerst, maaj verlichtend snikken. „Cap'n, ik was er zó dichtbij om het te doen Tordell legde een arm om de bre de, schokkende schouders. Hij streek over het ruige haar, alsof hij een kind vertroostte. „Luke, Brinley. Het doet er niet toe". Albury verscheen in de deurope ning. Hij keek naar het geweer op de grond. r Hij vroeg huiverend: „Wat, wat is er? jullie hebben toch geen onenig heid?" Tordell zei: „Helemaal niet. Biin- ley en ik begrijpen elkander". Luke draaide zich om om de ka mer te verlaten. Hij pakte het ge weer van de vloer, ontlaadde het en ging weg. Albury keek hem na en wendde zich naar het bed. Hij zei: „Het noodzakelijke moet gebeuren, het zal gemakkelijker vöor jou zijn mij te helpen dan voor hem". Hij trok de lakens en wikkels weg. „Ik zou het graag gauw in orde maken", zei hij, „als je dat goed vindt. Ik wil naar huis. Al mijn mensen, al mijn zieken, wachten op me Luke liet zijn muildier en wagen stilhouden voor het ingangshek van de weduwe Raynes. Het was een nieuw muildier,^ een nog jong en weerspannig beest en hij hield het streng vast. De weduwe stond te. wachten in de lentezon. „Heb je een nieuw muildier?" „Ja, cap'n heeft het pas gekocht". Ze hield de hand voor de ogen. „Ik hou niet van vrouwelijke die ren in mijn omgeving. De toestand die ik beleefd heb met mijn ouwe koe! Die is gisteravond door de om heining heengebroken om naar Sel lers stier te gaan. Ik hou nou een maal niet van vrouwelijke wezens in mijn buurt". „Je zult anders moeilijk melk krij gen." Ze staarde hem aan. „Kom binnen en-ga zitten." „De stoep is me net ver genoeg. De zon is lekker." Een wijfjes jachthond kwam naar de stoep, staart en lichaam schommel den wanstallig heen en weer. De vrouw duwde het dier w.eg.met haar voet. „Dat mormel nou.Bill was van plan haar te laten paren met Bart Newtons hond, die met de leverkleu rige vlekken, en dan jonge vogelhon den te fokken, om die tegen de herfst te verkopen." Ze nam haar snuifstok uit haar mond en spuwde nijdig over de stoeptreden heen. „En nou zit ze vol bulhonden." „Een kruising van bulhond en vo gelhond kan goeie vangers geven." „Goed in beschuiten vangen." Maar ze had al haar gal nog niet uitgespuwd. Ze barstte weer los: „En de meis jes zijn het ergst van allemaal. Ik heb de mijne gisteren alle vier afge ranseld, van Bess af tot Iva toe. Iva is1 te jong om het al nodig te heb ben, maar ze kan het vast onthouden. (Wordt vervolgd). /WWWWWWMWWWWWWWWWVWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWMWWWWWWWWWWWWWVMWWWWWl Gelukkig heeft hij een bijzonder in telligente assistent, de Duitse herders hond Major, die men op de foto voor een groep leerlingen ziet zitten. Major neemt op een commando van zijn baas de lei ding over en hij doet dat met zoveel aplomb dat geen der leerlingen het waagt, te rebelleren. „Het is ermee als met vrijwel alle dier soorten die men in groepen samenbrengt, zegt Meistrell. „Een van hen zal zich al tijd tot de aanvoerder opwerpen en als zodanig door de anderen aanvaard wor den, tot een jonger dier zijn gezag pro beert aan te vechten in de letterlijke zin van dat woord. Major heeft zijn lei derschap nog nimmer metterdaad hoeven te bewijzen: de honden voelen aan dat ik „achter hem sta" en accepteren hem zon der meer als hun meester. Maar er is meer. Meistrell zegt dat hij ontdekt heeft dat honden zich, net als mensen, graag doen gelden, ja zelfs snoe verig zijn. Daardoor kwam hij op het idee, zijn herdershond als instructeur te gebruiken. Het bleek uitstekend te wer ken, dankzij Majors zeldzame intelligen tie. De herder demonstreert nu de grond slagen der hondse gehoorzaamheidsrou tine zoals „af", „zitten", „in je mand", „achter" e.d. en de „leerlingen" volgen al gauw ijverig zijn voorbeeld. Het is als of zij Major daarmee willen tonen: „wat jij kan, dat kunnen wij ook Behalve om zijn kwaliteiten als instruc teur is Major ook beroemd om zijn wel sprekendheid. Hij heeft een vocabulaire van tien woorden, onder andere „hallo", „yes" en „no" en hij leert nog steeds ijve rig, nieuwe klanken na te bootsen. Major treedt dan ook regelmatig op als model voor advertentiefoto's of als acteur in te levisie- en bioscoopfilms. „Hij is zeker even snel van begrip en leergierig als de wereldbefaamde Lassie", zegt zijn baas voldaan. En heeft alle reden tot tevreden heid, want Major verdient met al zijn ac tiviteiten meer geld dan de heer Meis trell zelf in vroeger jaren, als afgestu deerd econoom, ooit bij elkaar gezien heeft NUMMER 40 Horizontaal: 1. familielid; 5. wennen; 9. soort onderwijs; 10. nihil; 12. land bouwwerktuig; 14. ijzerhoudende aarde; 16. sieraad; 17. voor; 18. pl. in Engeland; 20. familielid; 21. voorzetsel; 24. prik; 26. stofmaat; 28. vogel; 29. meterton; 30. zang- noot; 31. vlug; 33. meisjesnaam; 35. stremsel; 37. vis; 38. deel van een wed strijd; 39. rank; 40. Europeaan; 41. vaar tuig; 43. plaats in Gelderland; 44. schil; 46. voegwoord; 47. rondhout; 48. titel; 50. voorzetsel; 51. voertuig; 53. deel van het jaar; 56. karakter; 59. deel van een theepot; 61. nieuw; 62. groente; 65. meis jesnaam; 66. titel; 68. meisjesnaam; 70. slede; 71. eenzaam; 72. dierengeluid. Verticaal: 1. soort smaak; 2. de oudere; 3. enkele; 4. meisjesnaam; 5. godin; 6. ademt; 7. zangnoot; 8. wrede keizer; 9. familielid; 11. plaats in Gelderland; 13. vaartuig; 15. jongensnaam; 17. puistje; 19. deel v. h. dak; 20. duw; 22. vernieler; 23. telwoord; 24. zangnoot; 25. zinnebeeld; 27. plaats in het Gooi; 30. projectiel; 32. stoot; 34. roem; 36. boom; 37. persbureau; 40. onbep. vnw.; 42. liefkozing; 43. enzo voorts; 45. deel v. h. alfabet; 47. wiel; 49. voorzetsel; 51. omroepvereniging; 52. meisjesnaam; 54. muziekinstrument; 55. deel v. h. lichaam; 57. tijdperk; 58. boom; 60. land in Azië; 63. kledingstuk; 64. ge bogen been; 67. namelijk; 69. jongens naam. Oplossingen, uitsluitend per briefkaart, dienen woensdag a.s. in ons bezit te zijn. OPLOSSING PUZZEL No. 39 Horizontaal: 1. serieus, overdaad; 2. tien, bits, Ariadne; 3. abnormaal, gm., mot, u; 4. meteoor, gibbon, in; 5. preve len, ei, ooi, lo; 6. een, Eemnes, EEG, som; 7. rk, Irma, Isar, stipt; 8. asem, steel, dot ter; 9. Utrecht, smak, rede; 10. eed, rei, psalm, amok; 11. kriel, lee, neon, Ems; 12. stel, Iduna, net, Ria; 13. te, mulat, ok, Advertentie advent; 14. eren, prediker, Lea; 15. ren dier, Ems, rijken. Verticaal: 1. stamper, au, ek, ster; 2. eiber, ekster, tere; 3. rentenier, Diemen; 4. in, oever, merel, und; 5. Ebro, Eems, cel, il, pi; 6. ui, mol, Mathilda, re; 7. staren, Iet, peuter; 8. os, Agnes, Essen, ode; 9. valies, almanak, im; 10. erg, bier, dalen, aks; 11. rimboe, sok, moeder; 12. dam, oogt, trant, vrij; 13. adonis, item, ere, lk; 14. antilope, dominee; 15. deun, omtrek, satan. De prijswinnaars vindt U elders in dit blad. lfX"f.C£« t| 30-QO 30. Het besluit an de chef om hen te veranderen in monsters zonderwaarde"ontnam de rovers alle fut. Zacht klagend Hnden zij in een hoek, terwijl de chef het stempel zoet, dat hun lot zou bezegelen. „Dat dit nou het einde wet zijn,"zuchtten ze, „alles ging juist zo goed! loeveel treinen hebben we niet beroofd, zonder een ceïje pijn! Waarom moesten we nou net bij deze goudwapn gepakt worden! Nu zijn we als rovers voor altijd giakt!" Panda die wel begreep hoe pijnlijk het wachten voor hen was, werd ongeduldig. „Hebt u dat stempel nog niet gevonden?" vroeg hij. „Hebt u al in uw bureau gekeken?" „In m'n bureau bewaar ik mijn schone goed," legde de chef uit. „Nee, ik heb het 't laatste gezien in de broodtrommel. Of nee, wacht eens! Hier heb ik hem al! In de koffiepot! Vooruit, als jij nu even die postzakken stempelt, ga ik intussen verder met m'n ontbijt! Al die drukte opeens heeft me enorm hongerig gemaakt!" lKWlkOOK 6fOT06RA- FEERD WORDfJiPOUet MAAR AIS IK 6A U66EN? KRUIP NO© EEN BEETJE IN ELKAAR DAT GAAT NIET, JE BENJTTE GROOT OOO 19 HIJ IS GEK HU SPREEKT WARTAAL WEGAFSCHUWELIJK MONSTER WEG! O...AAAI IK VAL! MAAR SAMEN MET U MEESTERES "Kv-'i" 364. „Weet je wat ik doen zal?" zei Brammetje. „Ik ga een val opstellen voor die knopendief, en dat zal ik doen.". „Hoe?" vroeg Karo gespannen. „Ik ga proberen een Dollekedammer kostuum te kopen," zei Bram. „Als de dief merkt, dat er rijksdaalders als kno pen op zitten, zal hij proberen ook die te stelen. En dan kunnen we 'm misschien pakken." „Ja misschien," zei Karo, want hij was nog niet vergeten hoe handig de kno pendief er van door was gegaan. In een klein, halfduister winkeltje haal de de winkelier uit de brandkast een kos tuum tevoorschijn. „Het is het laatste, wat ik nog met kno pen heb," zei hij zuchtend. „Maar nie mand wilde het kopen want de knopen worden er toch steeds afgestolen. Be grijpt u nou, wat die dief met die rijks daalders moet doen? Er zitten gaatjes in hij kan ze toch niet uitgeven?" Daar begreep Bram ook niets van, maar hij zou er wel achterkomen als hij de dief eenmaal gevangen had. Met ge noegen bekeek hij zich in de spiegel, toen hij eenmaal het kostuum had aangetrok ken. En Karo was niet minder tevreden met het kleine mutsje, dat Bram voor hem kocht om zijn oortjes warm te hou den. „Zo laat nu de dief maar komen," zei Bram vol zelfvertrouwen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 17