HET LAND ACHTER
DE BERGEN
De Deense
Dog
PANDA EN DE MEESTER-MACHINIST
BRAMMETJE FOK
POLLE, PELLI EN PINGO
i
Rechter Tie en het geheim van het landhuis
Ons vervolgverhaal
door John Bowland
koning onder
de rashonden
door dr. Robert van Gulik
DINSDAG 2 NOVEMBER 1965
DE GROOTSTE, en volgens velen
ook de mooiste honden ter wereld zijn
de Deense doggen. Een wereldver
maarde fokkerij van dit hondenras is
de Blaholm-kennel in Smidstrup, 50
km ten noorden van Kopenhagen.
Maar men kan daar niet zomaar een
hond bestellen, want de eigenaar van
de kennel, de heer Jakob Staunskjaer,
verkoopt geen van zijn doggen voor
hij eerst het toekomstige tehuis van
het dier geïnspecteerd heeft en ervan
overtuigd is, dat zijn nieuwe baas
goed voor de hond zal zorgen.
Is dat alles in orde bevonden, dan
pas wil de heer Staunskjaer over geld
praten. Hij vraagt en krijgt prijzen
die variëren van 2000 tot 3000 gulden,
maar daarmee bent u als Deense dog
eigenaar nog niet klaar. Uw hondje
moet goed gevoed worden en dat
loopt aardig in de papieren. Een vol
wassen dag verorbert 15 pond vlees
per week en anderhalve liter melk per
dag. Hij moet bovendien vitaminen-
injecties hebben in de groeitijd en tij
dens de wintermaanden.
uw matras te dun of versleten
laat het ons even weten
prijsopgave aan huis
's morgens om 9 uur gehaald
's avonds 6 uur weer thuis
Haarlems matrassenhuis
grote houtstraat 103
haarlem, telefoon 11485
profiteer van onze inruilactie
f 10.- of f25.- voor uw oude
spiraal of ledikant
ikzaueen Nieuwe broedplaats
geweld de richting volgen, welke door de
pijl werd aangegeven.
„Goed," zei Bram, „ik weet zeker, dat
we de andere kant uit moeten. Dan schei
den zich hier onze wegen."
„Heus, je gaat verkeerd," sprak de an
der nog, die het niet zo prettig vond om
alleen de barre tocht te moeten vervol
gen.
„Dat merk ik dan wel," zei Bram zor
geloos. „In ieder geval heb ik dan een
frisse neus gehaald. Zo'n hele dag in huis
zitten is óók niks.
De ander zuchtte even. Hij gaf er wat
voor, als hij nu eventjes in huis kon zit
ten bij een bord warme erwtensoep of een
dampend kopje chocola. Maar omdat hij
zich niet wilde laten kennen zei hij dus
opgewekt:
„Ja, een eindje om doet een mens
goed."
Een korte groet, en daar vervolgden zij
reeds hun tocht. Bram links, en de an
der rechts. En rechts wachtte de Gemas
kerde.
(Vertaling Margot Sakker)
7)
Claymore boog zich naar hem toe.
„Er zouden twee mannen van kun
nen leven."
De piloot liet zijn blik dalen tot hij
Claymore recht in de ogen keek.
„Twee mannen?" mompelde hij onze
ker. „Ja, dat zal wel." Zijn stem
werd vaster. „Ja, daarvan kunnen
twee mannen zeker leven." Hij wei
felde weer. „Maar wat betreft de
verdeling
„Gelijk op natuurlijk. Anders zou
het niet redelijk zijn."
„O ja. Een half miljoen dollar
dus?"
Weer viel er een stilte, die even la
ter door Claymore verbroken werd.
„Lieve help," zei hij. „Hoe kan een
bankdirecteur zich aan zo'n indis
creet gesprek te buiten gaan? Ieder
die ons beluisterd had zou denken,
dat we van plan zijn de bank te be
roven of zoiets." Hij lachte. „Nog
een afzakkertje? Ik moet eens naar
huis."
Zij ontmoetten elkaar herhaaldelijk
zonder dat het onderwerp ter sprake
kwam. Claymore merkte, dat de pi
loot zich minder op zijn gemak voel
de, hij was rusteloos en onzeker ge
worden. Een paar maal voelde hij
dat Leary op het punt stond de kwes
tie aan te snijden, maar op het laat
ste ogenblik hield de Canadees zijn
mond. Claymore van zijn kant had
besloten, dat de volgende benade
ringspoging van de zijde van de pi
loot moest komen. Als Leary belang
stelling had, zou hij zelf over het
plan moeten beginnen. Deed hij het
niet, dan zou Claymore het evenmin
doen. De hele zaak kon dan vergeten
worden; het zou een onschuldig, zij
het enigszins dwaas gesprek zijn ge
weest.
Maar op een avond vlak nadat de
piloot teruggekeerd was van een
vlucht naar de Verenigde Staten, be
gon Leary als terloops over de zaak.
Hij had het over zijn meisje gehad
en had de bankdirecteur nog enkele
foto's van haar laten zien. „Ik word
er stapelgek van," zei hij. „Telkens
als ik haar ga opzoeken, reken ik er
op dat zij een ander heeft genomen
en met hem getrouwd is. Ik kan je
wel zeggen, beste jongen, dat ik er
niet lang meer tegen bestand zal
zijn. Kon ik maar wat geld in han
den krijgen!" Hij leunde achterover,
liet de rook uit zijn mondhoek ont
snappen en tikte de as van zijn si
garet. „Ik zal je om die lening moe
ten vragen, die je me laatst voorge
steld hebt, Bob."
Nog enige tijd spraken zij over geld
in het algemeen, maar geleidelijk
veranderden zij van houding. Binnen
het uur overwogen zij in ernst de
mogelijkheid de bank te beroven,
waar Claymore werkte. Het was stil
in de conversatiezaal van het hotel en
zij zaten aan een tafeltje schuin te
genover de deur, ver in de hoek. Nie
mand kon hun gesprek beluisteren en
wie naar hen gekeken had, zou de
indruk hebben gekregen, dat zij een
alledaagse zakenaangelegenheid af
handelden.
„Het geld zou ik zonder enige moei
te kunnen krijgen," zei Claymore.
„Dat zou werkelijk geen bezwaren
opleveren."
„En ik zou zonder veel moeite een
vliegtuig kunnen krijgen om ons alle
drie het land uit te vliegen."
„Drie?" Claymore keek hem onno
zel aan.
„Ja, natuurlijk. Je vrouw zal toch
wel meegaan?"
Claymore lachte grimmig. „Dat
denk ik niet, Geoff, dat denk ik niet."
De Canadees keek hem nieuwsgierig
aan. „Neem me niet kwalijk, beste
jongen, maar ik heb aangenomen
„Dat moet je niet doen." Claymore
stak een sigaret op en blies een zwa
re rookwolk uit. „Je vertelde, dat je
een vervoermiddel kon krijgen
„O ja."
„Heb je een voorstel wat betreft
een verblijfplaats?"
Leary grinnikte. „Ik heb het alle
maal al uitgekiend." Hij knikte. „Nu
ja, je mag het wel weten, Bob. Ik
heb er voortdurend over nagedacht,
nadat jij erover begonnen was."
Claymore sloeg de blik neer om een
mogelijke glans van voldoening in
zijn ogen te verbergen. Het was vol
maakt gegaan zoals hij gehoopt had;
de piloot had precies zo gereageerd
als de bankdirecteur verwachtte. „Het
zal wel ergens ver weg moeten zijn,"
zei hij traag. „Het continent kun je
wel uit je hoofd zetten; daar zou de
politie ons dadelijk op het spoor zijn."
„Ik heb aan Alberta gedacht."
Alberta! Dat lijkt me inderdaad
ver genoeg. Maar waarom juist
daar?"
„Ik weet daar in de wildernis een
onderdak, waar we ons de hele win
ter schuil kunnen houden. En er
woont geen levende ziel zo'n kleine
honderd kilometer in de omtrek. We
zouden er kunnen blijven, zo veilig al
een overwinterende grijze beer in een
holle boom en rustig wachten tot de
bui over is."
Het was beter dan al wat Claymore
zich had kunnen voorstellen. „Wat is
het voor een onderdak? Een huis met
een eigenaar?"
„Nu ja, het huis zal destijds wel een
eigenaar gehad hebben. Maar ik heb
er nog nooit iemand aangetroffen. Het
is een blokhut. Het ding zal wel
door zo'n pelsjager van vroeger ge
bouwd zijn. Het huis is zo sterk als
een fort."
„Hoe komen we daar aan voedsel en
water? We zouden een reusachtige
Leary lachte. „Daarom is dit zo'n
volmaakte oplossing. Zodra ik weer
aan de overkant van de Atlantische
Oceaan ben, zou ik een chartervlieg
tuig kunnen huren en al wat we nodig
zullen hebben naar de blokhut bren
gen."
„Maar is dat wel veilig? Als
iemand onze voorraden nu eens
vindt?"
Weer lachte de piloot. „Er is daar
praktisch geen kans dat buren een
bezoek komen brengen. Je kunt van
me aannemen, dat de streek nauwe
lijks bewoond is. Je bent bang, dat
er toch iemand komt binnenvallen?
(Wordt vervolgd).
EVEN BELANGRIJK voor zijn welzijn
is ruimte. Niemand denkt erover een
Deense dog als huisdier op een drieka
merflat je te houden, maar ook in een
flink herenhuis heeft het dier te weinig
expansie. Hij moet kunnen hollen en dol
len in de vrije natuur om in topconditie
te blijven en dus voelt hij zich ook in
een steeds milieu niet erg op zijn ge
mak. Een landhuis met een groot eigen
park is voor hem de ideale omgeving
en dat beperkt natuurlijk de afnemers-
kring in hoge mate.
Maar wie zich dat alles veroorloven
kan, die vindt in de Deense dog een trou
we en aanhankelijke vriend, die zelden of
nooit „vals" wordt. Hij heeft ondanks zijn
enorme omvang en vervaarlijke gebit een
opmerkelijk zacht karakter en een onuit
puttelijk geduld met kleine kinderen. Het
dier is buitengewoon zindelijk en laat dan
ook zelfs bij langdurig verblijf binnens
kamers, nooit een „hondelucht" achter.
Daarom mogen de honden van Staunsk
jaer dan ook vrijelijk het woonhuis van
de kennelhouder in en uit en zelfs op de
stoelen en de divan in de woonkamer zit
ten, als ze daar zin in hebben. Maar bij
de baas of de vrouw op schoot zitten,
daarvoor zijn zij met hun 70 tot 75 kilo
echt te zwaar.
De honden van de Blaholm-kennel zijn
wereldberoemd en winnen overal in hun
klasse de hoogste onderscheidingen. Meer
dan honderd eremedailles, bekers en an
dere trofeeën prijken op een groot buffet
in de zitkamer van de Staunskjaers. Kern
van de kennel zijn twee kampioensparen,
maar nooit zijn er meer doggen dan tien
a twaalf tegelijk die dan eerst weer ver
kocht moeten worden voordat men verder
fokt. Een van de klanten is een zekere
Aristoteles Onassis, de schatrijke Griekse
reder die in zijn villa aan de Riviera
een hele menagerie van zeldzame rashon
den heeft, waaronder twee Deense doggen
van het edelste bloed. Maar hèm zullen
ze de oren niet van het hoofd eten
Advertentie
h. de graaft
376. In de enkele ogenblikken, dat de
twee schaatsers moesten beslissen welke
route zij verder zouden volgen, kon de
Gemaskerde nog net zijn val voltooien.
Haastig had hij zich beplakt met vaste,
knapperige sneeuw. Als je niet al te nauw
keurig keek, kon hij best voor een
sneeuwpop doorgaan. Zó wachtte hij, met
uitgespreide armen, zijn vijand Bramme-
tje af.
Deze had intussen een beslissing geno
men. Zijn medeschaatser wilde met alle
6. De jonge vrouw heeft haar paard
achteruit gedreven, dodelijk verschrikt
volgt ze het snelle zwaardgevecht. Haar
zoontje houdt zich krampachtig aan haar
vast met beide armen om haar middel,
hij drukt zijn gezichtje tegen haar rug.
Dan ziet de vrouw dat de rover die be
merkt heeft, dat hij Rechter Tie zelf niet
kan treffen, een poging doet zijn zwaard
in de hals van diens paard te steken om
het buiten gevecht te stellen. Ze slaat
haar hand tegen haar mond „Heilige he
mel, laat die schurk toch niet.In
tussen beschermt Tsjiao Tai de oudere
man die zo beeft, dat hij zich met beide
handen aan zijn zadel moet vastklemmen.
Met een brede grijns weert Tsjiao Tai de
venijnige zwaardsteken van zijn twee te
genstanders af. Als ervaren zwaardvech
ter ziet hij wel dat het geen vaklui zijn.
Vooral die vent met de lange snor geeft
zich telkens bloot. Hij neemt zich voor dit
eerst af te maken en daarna af te reke
nen met de andere. Die blijkt wat meer
ervaring te hebben, want hij maakt een
paar handige schijnbewegingen. Rechter
Tie's tegenstander ziet in dat hij beter
de benen kan nemen. Hij wendt zijn paard
om en gaat op de vlucht. De rechter is
vlak achter hem, zijn zwaard scheert door
de lucht maar mist de nek van de rover,
bij een haarbreedte.
45. „Van de nieuwe reizigers word ik ook niets wij
zer," dacht Panda. „Ze doen niets dan in- en uitstap
pen en eten. Laat ik maar eens een praatje gaan ma
ken bij die vier kaartspelers. Ze zijn behulpzaam als
er treinrovers zijn, waarom zouden ze me nu dan
niet helpen?" De beleefde groet waarmee hij de coupé
instapte, had echter een onverwachte uitwerking. Ge-
ergerd smeten de spelers hun kaarten op tafel. „Al
dat gedraaf steeds!" riep er een. En de tweede snauw
de: „Iedereen komt maar binnenstommelen bij elke
halte! Er wordt gesmakt in de restauratie. Conduc
teurs die je niet met rust laten!" „Gelijk heb je," be
aamde de derde. „Laten we onze kaarten maar open
gooien en afrekenen." „Voïla!" kraaide de vierde op ze
gevierende toon. „Vier azen!" Twee anderen bewaar
den een ontstemd stilzwijgen. Om de lippen van num
mer twee echter plooide zich een trage glimlach.
Nu pas legde hij zijn kaarten open. „Mij boel splij
tenlispelde hij. „Maar.ik vijf azen!" Dit
speet de anderen ook, dat was wel duidelijk. Onder
Panda's verschrikte blikken vlogen de reizigers elkaar
in de haren.
VOOR MOEDER OOIEVAAR BOUWEN'
ZieZO, MOEDER
OOIEVAAR,-IE KUNT
VERHUIZEN
NU KAN ZEEROB WEER KOKEN,ZONDER
DAT ER ROOK. VN DE KAMER KOMT 1 f
©PIB
[COPENHAGEN