Prof. mr. P. J. G. Kapteyn: POSITIE VAN FRANKRIJK IS ZWAKKER DAN MEN DENKT iL GEBOORTEKAARTJES EEN LEUKE HOBBY ZATERDAG 27 NOVEMBER 1965 Erbij 14 HET HAD ER VEEL VAIN WEG, dat de finan ciering van het Europees landbouwbeleid de inzet van de huidige crisis in de EEG vormde. Maar wie dacht met concessies op dit punt Frankrijk te kunnen bewegen zijn boycot van het EEG-overleg te laten varen, kwam bedrogen uit. De Franse regering heeft haar werkelijke bedoelingen nu ook aan slechte ver staanders onthuld. Zij eist handhaving van het veto recht en EEG-ministerraad bij politiek gewichtige besluiten ook na 1 januari 1966 en zij wenst paal en perk te stellen aan de politieke aspiraties van de Europese commissie, die zich in haar ogen te veel de allure van een „Europese regering" aanmeet. Dienaren Verzet ARNHEM „Mijn broer en ik hebben overal wel iets van. We bewaren alles. Ik verzamel post zegels, sigarebandjes, biervilt jes, munten en speldjes. Nu ik geboortekaartjes spaar, „doet" mijn broer al die andere objec ten. Maar natuurlijk help ik hem wel", zegt de charmante acht tienjarige AKU-telexiste Ans te Wilt uit 's-Heerenberg. Even tevoren heeft ze, ietwat buiten adem van het sjouwen, een zware weekendtas neergezet. De inhoud? Ongeveer 2500 ge boortekaartjes bijeengebracht in negen dikke plakboeken,, resul taat van viereneenhalf jaar in tensief verzamelen. - """Hik Paard en wagen Prof. mr. P. J. G. Kapteyn werd geboren 3 januari 1928 te Laren (N.-H.). Van 1939 tot 1945 bezocht hg het Ste delijk Gymnasium te Haar lem, waarna hij rechten stu deerde in Leiden. Na zijn militaire dienst en een studie in Parijs, keerde hij terug naar Leiden. Tot 1960 was hij aldaar hoofdassistent inter nationaal recht en leer inter nationale betrekkingen. Van 1958-1959 was hg tevens voor zitter wetenschappelijke staf in Leiden. In 1960 promoveer de hij tot doctor in de rechts geleerdheid op het proef schrift „De gemeenschappe lijke vergadering van de E.G.K.S. van 1952-1958", een proeve in Europees parlemen tarisme. Daarna was hij tot 1963 werkzaam op het mi nisterie van Buitenlandse Zaken. Op 22 augustus 1963 volgde zijn benoeming tot gewoon hoogleraar in de faculteit der rechtsgeleerdheid voor het geven van onderwijs in het recht der internationale or ganisaties aan de Utrechtse universiteit. Generaal De Gaulle speelt hoog spel in de Europese crisis V v DEZE EISEN treffen de institu tionele opzet van de EEG in het hart. Essentieel in die opzet is im mers de invoering op een geleide lijk breder en belangrijker terrein van het meerderheidsbeginsel, waarbij elk der drie grote landen afzonderlijk, dan wel de Benelux- landen tezamen, in de raad kunnen worden overstemd, mits de com missie achter het te nemen meer derheidsbesluit staat. Even essen tieel is de functie van de commis sie, die belast met een eigen parlementaire verantwoordelijk heid tezamen met de zes re geringen aan het gemeenschapsbe leid richting geeft. Het meerderheidsbeginsel, door welks invoering het eigen politieke gewicht van de commissie nog wordt verzwaard, treedt met in gang van de derde etappe, dat wil zeggen op 1 januari 1966, in wer king op politiek zo belangrijke ter reinen, als de landbouw, de han delspolitiek en het vervoer. Het is dan ook geen wonder, dat de Fran se regering, met deze voor haar kennelijk fatale datum voor ogen, juist nu met haar eisen ter tafel komt. MEN KAN generaal De Gaulle veel verwijten, maar niet dat hij nalaat tot de kern der dingen door te dringen. Zo heeft hij dan ook reeds vroeg de vraag aan de orde gesteld, of de „su pranationale" opzet van de EEG, waarbij commissie en wisselende raadsmeerderheden tezamen de lidsta ten en hun onderdanen kunnen binden, wel toepassing kan en mag vinden, wanneer het om werkelijk politieke be sluiten gaat. Zijn antwoord luidt on omwonden: neen. In politieke kwesties hebben naar zijn visie alleen de Zes staten gezamenlijk voldoende gezag, dragen alleen zij voldoende verant woordelijkheid om voor hun volken aanvaardbare besluiten te nemen. In de politiek en elk belangrijk econo misch besluit, aldus terecht de gene raal, is een politieke daad blijft una nimiteit van de Zes derhalve voor hem een onaantastbaar beginsel. DAARAAN verbindt de Franse presi dent de conclusie, dat 't bedrijven van politiek binnen de supranationale opzet van de EEG uitgesloten is. Alleen voor zover de Zes staten over de grote lij nen van het te voeren beleid eens zijn, hebben raadsmeerderheden en com missie een taak te vervullen ter uit werking van de technische details van die overeenstemming. In politieke za ken zijn zij slechts dienaren van de eensgezinde wil van de zes staten. Welnu, juist teneinde deze eensge zinde wil op politiek terrein op blij vende basis te organiseren en te ga randeren stelde generaal De Gaulle eind 1960 voor de Zes staten in een politie ke unie te verenigen. In deze unie zou een raad van staatshoofden en rege ringsleiders bij eenstemmigheid de te voeren politieke koers uitzetten, niet alleen in zaken van cultuur, defensie en het buitenlands beleid, maar even zeer in economische zaken die de EEG aangaan. Want politiek is in de opvat tingen van De Gaulle een onverbreke lijk samenhangend geheel, dat zich niet in afzonderlijke brokstukken laat scheiden. Alleen een dergelijke politie ke unie, zo stelde hij dan ook, zou de voortgang van de economische inte gratie kunnen verzekeren. ZIJN PARTNERS hebben dit plan afgewezen. Zij verzetten zich tegen De Gaulle's ideeën over de rol van Euro pa als continentale macht naast en los van de Verenigde Staten, ideeën die zij vreesden in deze unie opgedrongen te krijgen. En zij keerden zich ook tegen 'n uitholling van de EEG die zou wor den onderworpen aan de voogdij dezer unie, tegen De Gaull's visie op de EEG als een technische, a-politieke sa menwerkingsvorm. De vijf verschansten zich in, wat de generaal noemde, een „stuk tweeslach tigheid", waarin de Zes staten zich zouden onderwerpen aan de beslissing van een meerderheid, geïnspireerd door technocraten. Die constructie wierp hij verre van zich. Het leek hem een sprookje uit duizend en een nacht. Dat „stuk tweeslachtigheid" bestond toeh De Gaulle deze woorden sprak, alleen nog op papier. Politiek werd in de EEG op dat moment nog mét een stemmigheid bedreven. Maar dat wordt anders na 1 januari 1966, als het meer derheidsbeginsel zich gaat uitstrekken tot de landbouw-, de handels- en de vervoerspolitiek. En het merkwaar dige is, dat inmiddels in de vijf ande re landen De Gaulle's analyse van de zwakte van de institutionele opzet der EEG in brede kring, vaak nog onbe wust, als juist wordt ervaren, al luidt de conclusie, zo deze al wordt getrok ken, geheel anders. WAKKER GEWORDEN door het be sef dat straks in de EEG bij meer derheid van stemmen en met instem ming van de commissie besluiten kun nen vallen over het landbouwbeleid, waarmee miljarden zijn gemoeid, eist men democratisering van de gemeen schap. En wat_ is dat anders dan een poging uit de „tweeslachtigheid" te ge raken en het federatieve element commissie en Europees parlement te versterken? In tegenstelling tot de Franse president geloven immers ve len, dat het mogelijk is langs parle mentair-democratische weg een Euro pees politiek gezag te creëren, dat de noodzakelijke politieke verantwoorde lijkheid kan dragen voor het nemen .van politiek besluiten waarmee slechts een deel der regeringen instemt. HET CONFLICT dat de zes ver deeld houdt, is derhalve van zeer fun damentele aard. Helaas kan men be paald niet optimistisch zijn over de standvastigheid van de vijf ten over staan van de Franse eisen. De aarze lende poging tot versterking van het parlementair-democratisch karakter van de gemeenschap, een duidelijk al ternatief tegenover de conclusie die De Gaulle trekt uit de onvolkomen institu tionele opzet van de EEG, hebben de vijf reeds op de lange baan gescho ven. Zij zijn zelfs bereid tot een ge- U sprek over de Franse eisen tot her ziening van het institutioneel bestel van de EEG buiten aanwezigheid van de commissie. Dat gesprek zo verklaarde Spaak gaat immers over politieke zaken, niet over technische problemen. Beter had zelfs De Gaulle de positie van de commissie niet kun nen typeren. MOET MEN inderdaad niet toegeven, zo hoort men reeds hier en daar ver luiden, dat het overstemmen van een groot land in zaken van vitaal belang onaanvaardbaar, zo niet ondenkbaar is. Waarom dan Frankrijks eis niet in te willigen en een gentlemen's agreement te sluiten, dat iedere lid staat in zo'n geval het recht van veto geeft? En welke regering zou niet hei melijk, diep binnenin, een zucht van verlichting slaken, indien de dreiging van meerderheidsbesluiten, hoe theo retisch ook, op deze elegante wijze wordt afgewend. Elk land heeft zo zijn eigen vitale belangen, Nederland het ver voer, Duitsland de landbouw, Italië de handelspolitiek ten opzichte van zuid vruchten producerende landen, die het dan beter beschermd weet. Deze redenering lijkt aantrekkelijk. Maar zij miskent de betekenis van het meerderheidsbeginsel voor de voort gang van de Europese integratie. Na tuurlijk zal het streven ook onder de werking van het meerderheidsbeginsel gericht blijven op voor alle aanvaard bare compromissen. Maar de dreiging van een meerderheidsbesluit zal elke regering tot grotere inschikkelijkheid bewegen: zij weet immers nooit of het zwaard van Damocles toch niet zal vallen. Is een regering er evenwel bij voorbaat zeker van, dat haar veto de totstandkoming van een meerderheids besluit kan verhinderen, dan vervalt deze stimulans. Degradeert men dan voorts nog de commissie tot een colle ge van deskundigen, dan ontneemt men elke vaart aan de besluitvorming. Had Mansholt zich niet als politicus gedragen, dan zou de landbouw nim mer zo goed uit de verf zijn gekomen. (Van onze correspondent) Hoe kom je ertoe, geboortekaart jes te sparen? „We hebben een grote familie", zegt Ans. „Thuis hadden we zo'n veertig kaartjes en die mocht ik van mijn moeder heb ben, op voorwaarde dat ik ze net jes zou inplakken. Toen dat een maal gebeurd was, kwamen er steeds kaartjes bij. Ik schreef men sen van wie ik bijvoorbeeld in de krant las, dat ze een baby hadden gekregen of ik ook een kaartje mocht hebben. En vaak stuurden ze me niet alleen de aankondiging maar ook bijzonder leuke brieven en foto's van hun baby's". DE COLLECTIE is boeiend, om dat het allemaal zo menselijk is. Een man en een vrouw doen de wereld kond dat er in hun gezin een baby is geboren. De een doet dat met een strak, wit kaartje, de ander met een knots van een kaart, vol bloemen en tierelantijn tjes. Er zijn mensen die het heel simpeltjes doen. Er is ook een echt paar Kievit, dat „de komst van het eerste kievitsei" meedeelt en de il lustratie van dat kaartje pas dan helemaal bij de originele tekst. Een ander gezin stuurde Ans te Wilt een kaartje, waarop een was lijn met twee „grote-mensenbroe- ken" eraan en daartussen een luier broekje. Dat was vier jaar geleden. Het laatste kaartje, net gearriveerd, toont vier broekjes, al lemaal een ander maatje, tussen de kledingstukken van vader en moeder. Je moet er maar op ko men. Ans is heel trots op de twee kaartjes van de Bussumse vader die voorpaginanieuws maakte met zijn dochtertje, dat per vergissing eerst voor een zoon werd aange zien. „Ik kreeg wel 40 aanvragen voor kaartjes en zoveel had ik er niet. Dus heb ik maar geloot en u behoort tot de gelukkigen", zo schreef de vader aan Ans. Er zijn dus kennelijk nog meer mensen die deze leuke hobby beoefenen. Kijk, daar is de geboorte-aankon diging van de dochter van t.v.-om- roepster Ageeth Scherphuis. Daar de kaartjes van de twee jongste kin deren van Mies Bouwman, daar de uit Canada afkomstige kaart van een kleindochter van prof. De Quay. ER ZIJN gekochte kaartjes en eigen ontwerpen. In geboortekaartjes is ook een soort mode: jaren ge leden waren vooral de tekeningen van Anton Pieck en de kaartjes met „kanten"-randjes heel erg in trek; momenteel houdt men het meer in gestileerde figuren en een iets eenvoudiger uitvoering. Sommi- de stamboom van hun kleintje, weer des tamboom van hun kleintje, weer een andere mevrouw nam de moei te, elk kaartje met een lapje, waarop een geborduurd wiegje te beplakken. n Tachtig kaartjes van tweelingen geboortes en 15 van drielingen sie ren de collectie. Er zijn ook aan kondigingen van echtparen, die een kindje adopteerden en die zich door het sturen van een kaartje nog meer „echte ouders" voelden. ER ZIJN veel buitenlandse kaart jes, onder meer uit de Verenigde Staten, België, Duitsland, Algiers. Op haar brieven met felicitaties aan Farah Dibah, Prinses Grace van Monaco en Josephine Charlotte van Luxemburg kreeg Ans te Wilt allervriendelijkste bedankjes, die uiteraard ook werden ingeplakt. „Het is in die kringen misschien geen gewoonte kaartjes te sturen", meent ze, „maar met die brieven ben ik ook erg blij". Haar oudste kaartje dateert van 1935, het laatste van deze maand. Plakboek nummer 9 is nog lang niet vol. Mocht u inmiddels niet beslo ten hebben ook geboortekaartjes te gaan verzamelen, stuur dan de kaartjes, die u wellicht nog ergens hebt liggen maar aan Ans te Wilt, Plantsoensingel Noord 62 in 's-Hee renberg. Ze zijn in goede handen, daar kunt u verzekerd van zijn. ZOU MEN aan de Franse eisen te gemoet komen, dan spant men het su pranationale paard achter de inter gouvernementele wagen. Het is duide lijk wie deze wagen op den duur dan zal trekken: het Franse paard. Want getrokken moet er worden. Het be drijfsleven binnen de EEG schreeuwt om voortgang. En de landen buiten de EEG eisen van haar duidelijke standpunten in zaken van handelspoli tiek en ontwikkelingshulp. Het enige land dat het binnen de EEG een Frans leiderschap zou kunnen betwisten, Duitsland, wordt in het voeren van een krachtige politiek belemmerd door de hypotheek van de „Wiedervereinigung". IN DIE omstandigheden heeft alleen het veto van Frankrijk reële betekenis. De ervaring in de E.E.G heeft dat reeds bewezen. En onder de dreiging van het Franse veto lopen de vijf ern stig gevaar van beslissing tot beslis sing meer en meer in het vaarwater van de Franse buitenlandse politiek te verzeilen. Want de Franse president heeft beter dan wie ook begrepen, dat elke belangrijke beslissing van de E.E.G. of het nu de handelspolitiek, dan wel het landbouwbeleid betreft, haar weerslag heeft op de verhouding met de buitenwereld. Er er kan geen twijfel over bestaan dat het Franse ve to in dienst zal staan van het grote doel van De Gaulle's buitenlandse po litiek: de schepping van een continen taal Europa onder de natuurlijke lei ding van Frankrijk, dat zich aan de „feodale" invloed van de Verenigde Staten heeft ontworsteld. Door het uitspreken van een veto kan hij verhinderen dat de EEG een an dere dan de door hem gewenste koers gaat varen, zo hij niet al, door alleen maar daarmee te dreigen, zijn part ners die koers bij stukjes en beetjes kan afdwingen. De angst voor een uit treden van Frankrijk uit de EEG, die nu reeds de geesten ondanks alle flin ke woorden rijp maakt voor concessies, zal als een loden last op de vijf blij ven drukken, en de weg der concessies is eindeloos. Elke concessie aan Frank rijk luidt immers nieuwe Franse eisen in: en steeds weer geldt hetzelfde klemmende argument om toe te geven. Mil#7 ZO SLAAT Frankrijk de vijf met de stok die zij het zelf ter beschik king stellen. Want de EEG zonder Frankrijk moge, althans op lange duur, geen aanvaardbare propositie zijn, dat land kan het evenmin zonder (Vervolg zie pagina 15

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 14