HET LAND ACHTER
DE BERGEN
JAPANSE VROUW ONTWORSTELT ZICH MET
SUCCES AAN DE MANNEN-HEERSCHAPPIJ
Puzzel
PANDA EN DE
GRUBBEL
POLLE, PELLI EN PINGO
poTteTkytTirNiëriers aan mijn k ri< krijö zo'n pun Vkommaar bu mij,1 'oewei/Difc! en wat een uitlicht") gj?
VOOR HEM
KLAAR
KRAMMETJE FOK
Rechter Tie en het geheim van het landhuis
Ons vervolgverhaal
O
K
Oudste wet inzake de
luchtverontreiniging
door John Boland
Bijna in elk opzicht
gelijke rechten
BF
T
door dr. Robert van Gulik
VRIJDAG 3 DECEMBER 1965
ja potte speen
HET KLAAR [jyf
NOR*
DE* T
I *R0
ABIE
A I N
N TE
TEL
DER*
0 R A
SEND
S R A
1 N M
EUR*
RTER
BLEI
AART
LDE
L N E
EK G
TOKO
LEI
BONS
RM M
E AE
TEL*
EN I E
L I D 0
GAS
309
mWMWWMWWWWWW
'N fl f.
-
(Vertaling Maraot Bakker)
34)
Zij nam genoegen met zijn uitleg.
„Onze vorige bezoekers vertelden
hetzelfde. Zij vonden het gek, één
man vooral. Ik moest erom lachen."
Mohema legde haar hand op zijn
arm en bleef staan. „Is dit niet
mooi?" vroeg zij.
De stilte was overweldigend. Er
was letterlijk niets te horen behalve
het geluid van zijn eigen ademha
ling. Zelfs de rivier, die geen hon
derd meter van hen af stroomde, be-
spoelde geluidloos de oevers. Het was
angstwekkend en drukkend. Nooit te
voren was hij buitenshuis met zo'n
intense stilte geconfronteerd. Er zong
geen vogel, er zoemde geen insect,
het hoge gras, dat roerloos langs de
kant van de weg stond, ruiste niet.
Claymore voelde de stilte in zijn
oren dreunen.
De zwarte weg, geplaveid met een
zacht materiaal dat aan rubber deed
denken, liep kaarsrecht naar de veel
kleurige stad. Dieren of mensen wa
ren aan de rand van Herpoli en op
de velden niet te bespeuren. Hij keek
om naar het gebouw, dat zij verla
ten hadden. Het zwarte massief van
het Dienarenverblijf verhief zich
somber uit de vlakte en tekende zich
scherp af tegen de grijsgroene ach
tergrond van de wolken.
„Het is hier zo stil", zei hij. „Ik
wist niet, dat het buitenshuis zo stil
kon zijn."
„Het is niet stiller dan in ons ver
blijf."
„Misschien niet, maar daar ben je
binnenshuis. Daar verwacht je stilte."
Mohema kreeg belangstelling. „U
had dus niet verwacht, dat het bui
tenshuis stil zou zijn? U verwachtte
dat het hier veel rumoeriger zou
zijn? Waarom? Is het in het land
waar u woont, buitenshuis altijd ru
moerig?"
„Ja, er is altijd wel iets, dat la
waai maakt."
„O ja? Dat is hier heel anders. De
Heren willen hier geen geluid heb
ben." Haar arm beschreef een halve
cirkel, die het terrein waar zij ston
den omvatte. „Dit is een isolatiezone.
Er is hier geen ander geluid dan wat
we zelf produceren. Er is in deze
zone geen ontvangst."
„Ik vrees, dat u me dat iets dui
delijker moet uitleggen. Ik kan u niet
volgen." Lachend keek hij op haar
neer, genietend van de gave schoon
heid van haar huid. „Vergeet niet,
dat ik hier een vreemdeling ben."
Zij boog het hoofd, aanbiddelijk in
haar ernst en wroeging. „Ik zal mijn
onbekwaamheid aan Lydda rappor
teren. Ik kan u dit niet duidelijk ma
ken. Mijn intelligentie zal niet toerei
kend zijn om u naar waarde van
dienst te zijn."
Zij leek dat zo erg te vinden, dat
Claymore haar snel geruststelde.
„Het ligt niet aan u, Mohema. Het
komt doordat ik alles hier zo vreemd
vind. Ik begrijp alles niet dadelijk!"
„Maar u zoudt toch liever een be
kwamer gids hebben dan ik ben".
„Bepaald niet!" Hij greep haar
arm. „Het ligt aan mij, niet aan u".
Hij wilde haar arm vasthouden,
maar durfde niet goed. „Toe, heb
een beetje geduld met me".
Mohema lachte al weer. „U bent
erg edelmoedig. Ik mag u wel dank
baar zijn. En nu zal ik proberen het
u duidelijker uit te leggen. De plek
waar we ons bevinden is wat wij een
stiltezone noemen. Radiogolven kun
nen er niet ontvangen worden en ge
luiden uit de stad dringen er niet
door. U moet weten dat de Heren
zo gecultiveerd zijn, dat zij zonder
muziek niet kunnen leven. En ge
luiden uit de richting van de Diena-
renverblijven mogen die muziek niet
storen en daardoor het genoegen van
de Heren bederven".
Het was heerlijk naar haar te kij
ken. De vorige avond had hij haar
leeftijd op omstreeks dertig jaar ge
schat; nu leek zij jonger. Maar toen
zij hem recht in de ogen keek, kreeg
hij weer een andere indruk. Haar
zachtblauwe ogen straalden een wijs
heid en mildheid uit, die niet pasten
bij haar jong gezicht.
Zij liepen door naar de stad, waar
van zij geen kilometer meer verwij
derd waren. De atmosfeer was zo
helder, dat het leek alsof hij de
dichtsbijzijnde gebouwen met de
hand had kunnen aanraken. Er was
geen centimeter grond verspild: het
gras, een halve meter hoog, groeide
tot aan de rand van het wegdek; al
leen in de bevloeiingskanaaltjes was
geen vegetatie te zien. Terwijl zij
verderliepen kreeg Claymore erg in
klanken, die hun tegemoet kwamen.
Het was een gedempt roffelen, alsof
er vele trommels tegelijk werden ge
roerd.
„We verlaten nu de stiltezöne",
legde Mohema uit. „Hoort u de mu
ziek van de Heren al?"
De klanken werden voortdurend
luider. Claymore kon inmiddels ook
het schetteren van trompetten onder
scheiden. Het was een hinderlijk
soort muziek; tromgeroffel over
stemd door trompetgeschal; meer
ritme dan melodie. Onbewust ver
snelde hij zijn pas om in het tempo
van de trommels te lopen.
Toen zij de eerste gebouwen be
reikten, dreunde de lucht van onop
houdelijk trommelen. Claymore keek
omhoog naar de gebouwen. Zij wa
ren van gepolijste steen opgetrok
ken; het gebouw rechts van hem was
rood, dat aan zijn linkerhand grijs.
Beide massieven verhieven zich
minstens honderdvijfentwintig meter
boven de begane grond. Nergens was
een ingang te bekennen; de enige
onderbreking van de gladde muren
werd gevormd door sierlijke tunnel-
vormige bogen, die van het ene ge
bouw naar het andere liepen. Er wa
ren veel van die bogen op verschil
lende hoogten boven de straat aange
bracht; de laagste bevond zich nog
geen twintig meter boven de grond.
„Wat zijn dat voor bogen?"
„Bruggen, overdekte bruggen. Als
een van de Heren zich van het ene
stadsgedeelte naar het andere wil be
geven, hoeft hij de straat niet op.
Dat is geriefelijk, als we in het
donkere seizoen zijn".
Er was niemand op straat behalve
zij zelf. Een trottoir was er niet; de
gevels van de gebouwen verrezen
aan de rand van de rijweg. Alles
was pijnlijk schoon; er viel niets te
bekennen van stof, vuil of afval; het
was alsof de stad speciaal voor zijn
bezoek was opgeruimd en geschrobd,
terwijl de gevelstenen waren ge
poetst tot zij glommen als spiegels.
(Wordt vervolgd).
Wil uw jongste ook lang haardan is
hier uitkomst: een Winnetoupruik,
waarmee hij desgewenst ook voor
Bcatle kan spelen. De nieuwe bijdrage
aan de pruikentijd kost drie gulden
(in de speelgoedzaken)
TOKIO (AP). De knappe, jonge studente zat in het
restaurant met haar vriend te praten en een biertje te
drinken. Twintig jaar geleden, toen de tweede wereld
oorlog pas voorbij was, zou een dergelijk gedrag van een
meisje haar ouders diep hebben gekrenkt. Maar thans
slaat niemand acht op zo'n paartje en zelfs niet op het
feit, dat het meisje bier drinkt. Dit is een bewijs van de
verbijsterende verandering in de positie van de Japanse
vrouw in nauwelijks twintig jaar.
BIJ HET EINDE van de oorlog waren
2,3 miljoen Japanse huizen totaal ver
nield en de voornaamste taak van een
vrouw was, te trachten voor haar man en
haar kinderen iets te eten te krijgen.
Duizenden vrouwen waren genoodzaakt,
juwelen en kostbare kimono's te verko
pen die zij in de jaren, toen deze zaken
voor de oorlog werden gevorderd, hadden
achtergehouden. In 1945 ging 75 percent
van het schrale huishoudgeld volledig op
aan voedsel.
PUZZEL No. 47
Horizontaai: 1. zangnoot; 4. vogel; 7 bit
ter vocht; 9. deel v. e. muziekinstrument;
11. Engels telwoord; 12. trottoir; 13. moed;
15. reptiel; 17 soort weefsel; 19. voorzetsel;
20. kleverige substantie; 23. roofdier; 24.
voedsel; 25. bejaard; 27. stierendoder; 28.
bevel; 29. jongensnaam; 30. schrede; 31.
koud; 32. voor; 33. vernis; 35, verdelgings
middel; 37. onvruchtbaar; 38. kundig; 40.
zwaardvis; 42. voorzetsel; 43. bloeiwijze;
44. ingebeeld meisje; 46. water in Brabant;
47. nihil; 51. Nederlander; 53. omroepver
eniging; 54. wapen; 56. beetje; 57. myth,
figuur; 59. telwoord; 61. omslag; 62. Franse
verzetsorganisatie.
Verticaal: 1. deel v. e. japon; 2. hoef
dier; 3. onderricht; 4. persbureau; 5. zang-
noot; 6. voertuig; 7. Eng. voegwoord; 8.
soort onderwijs; 9. Soc. Econ. Raad; 10.
opstootje; 11. reukwater; 14. vervoermid
del; 15. transportonderneming; 16. deel v.
e. motor; 17. visnet; 18. meisjesnaam; 21.
gehalte; 22. vruchtennat; 23. beroep; 26.
Germaanse godheid; 28. overschot; 33. pl.
14. Panda was nu dus Officieel Toezichthouder over
Joris Goedbloed, en het is dan ook begrijpelijk dat hij
met trots vervuld was toen hij zijn deemoedige pupil
het bureau van Commissaris Overthoofd uit leidde.
„Ga maar met die verstokte luilak naar de haven",
riep de commissaris hem na; „daar is altijd werk te
vinden en hij kan er met zijn zweet een eerlijke bo
terham verdienen." Dat leek Panda een uitmuntend
plan, maar ze hadden de politiepost nog maar nau
welijks verlaten of Joris sprak: „Denk niet, baaske,
dat ik in mijn nieuw en edel leven wars zou zijn van
het flinke aanpakken waarvan zojuist gerept werd;
maar ge zult me nog even moeten verschonen. Ik her
inner me namelijk net, dat ik nog enkele dringende
zaken te regelen heb; ik moet dus nu afscheid van u
nemen om me een héél andere kant uit te reppen.
Maar Panda liet zich deze keer niet foppen, en hij zei
streng: „Nee, Joris, ik ben nu je Toezichthouder en je
moet doen wat ik zeg! We gaan naar de haven om
werk voor je te zoeken, en als je niet gewillig mee
komt laat ik je meteen weer door de politie oppak
ken!" „Wat harde taal van wien ik eens als vriend
gekoesterd heb.mompelde Joris nog terneergesla
gen maar hij schikte zich in het onvermijdelijke en
even later naderde het tweetal dus het terrein van
Joris' toekomstige werkzaamheden.
IIIA/.C.,, ii.•'11^ IK1 Hull MCV Alt I UAI\CDTJC y UCQIVMItl
WA6£N V6RIUAK6N, HIJ
IS ZO OM praktisch!
1956-F.
IN MUN N£K,ALSi VAOERTie
IK RIJD iOOIEVAAR1.
HEB IK NU i J
in Utrecht; 34. Eng. telwoord; 36. wijze; 37.
Spaanse titel; 38. zangstem; 39. inhouds
maat; 41. huisdier; 43. kleinst deelbare
deeltje; 45. Nederlander; 48. bar; 49. in
dat geval; 50. heidemeertje; 52. lidwoord;
54. beteuterd; 55. jongensnaam; 58. kinder-
groet; 60. bevel.
Oplossingen, uitsluitend per briefkaart,
dienen uiterlijk woensdag a.s. in ons bezit
te zijn.
BEHALVE dat zij moesten zwoegen om
haar gezinnen in stand te houden, waren
de vrouwen van Japan nog gebonden aan
de zeventiende-eeuwse gedragsregels van
de „onna daigakoe" (de moraal voor
vrouwen) volgens welke geduld één van
de voornaamste deugden van de zwakke
sekse was.
De ergste vergrijpen waaraan een
vrouw zich schuldig kon maken waren
volgens deze regels „gebrek aan volg
zaamheid, ontevredenheid, neiging tot
roddelen, jaloezie en onnozelheid".
DE REGELS eisten van de vrouwen
volstrekte gehoorzaamheid aan haar va
ders vóór het huwelijk, aan haar echtge
noten tijdens het huwelijk en aan haar
zonen als zij weduwe waren. Ofschoon
menige oudere man misschien met groot
heimwee op die dagen terugziet, zijn zij
in Japan onherroepelijk voorbij.
ER VINDEN nog wel veel door de ou
ders bekokstoofde huwelijken plaats,
maar ze raken meer en meer in onbruik.
Terwijl een vrouw in 1945 een paar ny
lons in vier jaar kon kopen, koopt ze nu
gemiddeld twee dozijn per jaar. Twintig
jaar geleden liet zij zich slechts eens in
de twee jaar permanenten, thans op zijn
minst drie keer per jaar. Twintig jaar
geleden liep de vrouw in het openbaar
twee of drie stappen achter haar man, nu
loopt zij naast hem en sommige mannen
vrezen dat ze probeert hun vóór te gaan
letterlijk en figuurlijk.
De na de oorlog ingevoerde grondwet
heeft de vrouwen het stemrecht toegekend
maar weinigen beschikten in de eerste ja
ren over tijd en energie om veel aandacht
aan de politiek te schenken. Tegenwoor
dig stemmen evenveel vrouwen als man
nen en hebben zeven vrouwen zitting in
het Lagerhuis en vijf in het Hogerhuis
van het parlement.
MET HET TOENEMEN van de vrije
tijd begon de Japanse vrouw zich bij
clubs aan te sluiten. Thans zijn 11,5 mil
joen vrouwen lid van op zijn minst 34.177
clubs, verspreid over het gehele land.
Vijftig maand- en weekbladen zijn uit
sluitend voor vrouwen bestemd. In de in
houd vindt men artikeltjes over onderwer
pen als hoe een vrouw mannen kan aan
trekken en hoe het geslachtsleven voor
en na het huwelijk moet worden geregeld.
Het aantal vrouwen, dat aan universi
teiten en hogescholen studeerde, bedroeg
in 1946 rond 18.000. Het vorige jaar waren
het er bijna 225.000.
Een handicap bestaat nog: de Japanse
vrouw verdient voor hetzelfde werk meest
al veel minder dan de man. Maar de
zeer actieve vrouwenbonden doen veron
derstellen dat gelijkberechtiging ook op
dit punt niet lang meer op zich zal la
ten wachten.
OPLOSSING PUZZEL No. 46
A R MP L EIT E R K L M
RAAP* TE
K A A R S A
•SNOOD*
S T 0 N S T
N E S T R
A A L T T A
KMARUW
K I N K K A
E D 0 P N
N T F I E T
•RAFEL*
G E B I T V
IDEE* SL
TEL* STA
De prijswinnaars
blad.
vindt u elders in dit
Advertentie
Reeds in het begin van de veertiende
eeuw, om precies te zijn in 1306, vaardig
de Koning Edward I van Engeland een
wet uit waarbij het stoken van kolen tot
een halsmisdaad werd verklaard, omdat
gebleken was dat de ontwijkende ver
brandingsgassen giftig voor mens en dier
waren.
Deze wet was een schoolvoorbeeld van
inzichtloze wetgeving, zij zette de voort
gaande technische ontwikkeling geduren
de enige eeuwen op dood spoor. Het
duurde namelijk tot 1760, toen James
Watt patent nam op zijn stoommachine,
alvorens energie uit fossiele brandstof kon
worden opgewekt. De stoommachine gaf
de stoot tot de industriële revolutie
en bood aan steenkool de kans om voor
het eerst een belangrijke rol in de indu
striële bedrijvigheid te spelen.
33. Toen Tsjiao Tai hun kamer kwam
binnenstormen, was Rechter Tie juist be
zig bij het wasstel zijn toilet te maken.
Hij stond nog in zijn nachtgewaad en was
bezig zijn lange baard uit te kammen.
Haastig vertelt Tsjiao Tai hem over zijn
ontstellende vondst: „Ik heb het lijk na
tuurlijk dadelijk weer netjes met stenen
bedekt, edelachtbare." De rechter knikt
langzaam. „Gisteravond hoorde je stem-
'eroes bij de rotswand achter de keuken,
rsjiao Tai, en zo pas het huilen van een
kind. Nee, je hoeft niet bang te zijn dat
je zintuigen je in de steek gaan laten. Ik
denk dat Hij wordt onderbroken
door Tsjiao Tai die door het open raam
naar buiten kijkt. „Pas op, edelachtbare!
Daar komt onze vriend Yie aanzetten!"
„Goede morgen, heren!" zegt Yie met een
vriendelijke glimlach „Uio paarden
staan gereed, u kunt dadelijk na de
ochtendrijst Rechter Tie maakt een
buiging en zegt beleefd: „Excuseer mijn
nachtgewaad, meneer Yie! U moet weten
dat ik vannacht een aanval van mijn oude
leverkwaal heb gekregen. Ik zal het bed
moeten houden." Wat is dat nou??"
roept Yie ontsteld uit. „Dat dat kan
niet! U moet vandaag nog Ik be
doel, u weet toch dat we al een zieke
hebben hier in huis?"
■t
5*
L
PIB
399. Om Brammetje te kunnen redden
had Tutu de onbetrouwbare Knoesteveger
even moeten stallen. Daar de papegaai
zo gauw geen beter plaatsje wist, had hij
de man over het topje van de mast ge
vouwen.
Brullend spartelde Knoesteveger op
duizelingwekkende hoogte om vrij te ko
men.
„Haal me er af, laat me d'r uit, help!"
riep hij luid. Ditmaal klonk zijn hulpge
roep heel wat echter, dan toen hij zich
als schipbreukeling had voorgedaan.
Natuurlijk liet Bram hem niet lang zo
hangen. Maar onze zeeman zorgde er wel
voor, dat Knoesteveger met touwen on
schadelijk werd gemaakt.
Vanuit een hoekje van de kajuit keek
de man toe, terwijl Bram, voor de spiegel
van uiterlijk veranderde. Langzamerhand
ontstond een gezicht, dat hij maar al te
goed kende en zijn ogen werden rond
van verbazing.
Met eenvoudige middelen slaagde Bram
er in om steeds meer op Knoesteveger
te gaan lijken. Er was maar één ver
schil. en Karo maakte hem daarop
attent.
„Je baardje, Bram.
„Daar weet ik wel iets op," zei Bram.
Karo schrok.
„Mram.je wilt je baardje toch niet
gaan afscheren?" Daar gaf Bram geen
antwoord op.