HET LAND ACHTER
DE BERGEN
HET KNECHTJE DAT NIET TELLEN KON
PANDA EN DE GRUBBEL
POLLE, PELLI EN PINGO
6
lï
té
1
ÖüaltDïsneyS
Rechter Tie en het öeheim van het landhuis
lïi
is
Ons vervolgverhaal
'*A
ZATERDAG 4 DECEMBER 1965
7
door John Boland
MIDDEN op het dak van een
groot huis staat een klein Pieter
mansknechtje. Hij kijkt niet erg
vrolijk. Wat zou er aan de hand
zijn? „Sintermeklaasje zeggen mij,
ik pakje gooien moet in schoor
steen. Zesde schoorsteen rechts",
moppert het kleine Pieterknechtje.
„Ik wel weten wat rechts zijn. Dat
aan deze kant". Hij zwaait met z'n
hand boven zijn hoofd.
„Maar nou ikke niet weten meer
hoe Hollands tellen moet. Mij pro
beren één twee zes.
tien. eh zes Nee, dat niet
goed zijn.
Eén drie twintig
vijf. zes Dat ook niet goed
zijn denken ik. Het waren wel be
ginnen met één dan waren
twee. En enneO, nou ikke
niet weten meer".
Wel vijf minuten staat Piet te
mopperen en te denken. Maar hij
weet het niet meer. Hij wéét het
niet meer!!!
Opeens begint Piets gezicht te
stralen. „Nou weten mij weer. Het
waren. één twee vijf. zes.
Hè-hè, gelukkig. Ikke moeten de
zesde schoorsteen hebben. Dat zei
Sinterklaas".
O die domme, domme Piet. Hij
telt de schoorstenen en hij doet
het nog verkeerd!!
BENZ1NEPOA
Die hebben een
BEETJE one N0D16!
BRAMMET JE FOK komt maandag weer
Elka
KLASSIEKE VERHALEN
DE DERPE MAN
QPDE BERG!'
door dr. Robert van Gulik
(Vertaling M argot Bakker)
35)
Op gezette afstanden werd de weg
die zij volgden gekruist door zijwe
gen, die iets smaller waren dan de
hoofdweg.
Alle gebouwen die hij kon zien, wa
ren volgens hetzelfde ontwerp ge
bouwd; kubussen waren het, die zich
tot twintig meter boven straatniveau
verhieven, waarop een kleinere ku
bus en daarop een nog weer kleine
re. Sommige van de stenen massie
ven bestonden uit vijf kubussen, an
dere uit zes of zeven. Gebouwen
naast elkaar hadden nooit dezelfde
kleur; er waren rode, blauwe, grijze,
gele, groene en crèmekleurige ge
bouwen.
„Waarom hebben die huizen geen
ramen?"
„Ramen?" Mohema fronste even
het voorhoofd en begon te lachen.
„Neemt u me alsjeblieft niet kwa
lijk. Ik moest even over het woord
nadenken het is hier sedert zo lang
in gebruik. Lang geleden hebben de
Heren al uitgemaakt dat ramen over
bodig zijn. U begrijpt wel dat het in
Yademos erg koud is in het donkere
seizoen. Ramen deden warmte van
binnen verloren gaan en het leek dus
nuttiger, huizen zonder ramen te
bouwen. Bovendien is het in de win
ter toch te donker om buiten iets te
zien; waarvoor zouden wij ramen
nodig hebben?"
„Maar de frisse lucht dan? De
ventilatie?"
„De lucht wordt automatisch weer
bruikbaar gemaakt, gefilterd en ge
zuiverd. De lucht bevat hier geen
stof of kiemen. Waarom dus openin
gen te maken, die alle door de He
ren ontworpen voordelen te loor zou
den doen gaan? Zij wees voor zich
uit. „Dat is het centrum van de stad.
Is het niet mooi?"
Zij bleven midden op een plein
staan, een plein van bijna tweehon
derd meter in het vierkant. Claymo
re keek om zich heen, nog steeds
met het dreunende ritme van de
trommels en het gedempte schetteren
van de trompetten in de oren. De
massieve gebouwen waren op een
vreemde manier ongetwijfeld mooi;
de kleuren waren geraffineerd geko
zen en leken ineen te vloeien om rot
sen van diverse tinten te vormen,
tinten die weerspiegeld werden in de
glanzende blokken witte steen, waar
mee het plein geplaveid was.
Boven zijn hoofd tekende zich een
spinneweb van bruggen af, di.e h^t
plein waarop hij stond overspanden.
Die bruggen zagen er hier en daar
zo breekbaar uit, dat hij zich af
vroeg of zij veilig waren.
Het was zonder enige twifel in
drukwekkend. Maar Claymore koes
terde meer angst dan bewondering.
Er ging iets lugubers en dreigends
uit van die hoge gebouwen zonder
ramen, die zich aan alle kanten als
kleurige rotsen verhieven. Als de zon
had geschenen, zou de stad mis
schien een vriendelijker aanblik heb
ben geboden, en even kwam de dwa
ze gedachte bij hem op, dat die
grauwe wolk, die zich egaal boven
het spinneweb van bruggen uitstrek
te, enkel een kunstmatig achterdoek
was, door de inwoners van deze ver
bijsterende stad daar opgehangen
om in de stijl te blijven van alle ove
rige kunstmatigheid. Als er maar
één boom had gestaan, een kleine
heester desnoods, als er maar één
bloem had gebloeid, als er maar een
smal strookje gras was geweest, dat
de mathematische nauwkeurigheid
van het plein had doorbroken, dan
zou hij zich misschien thuis hebben
gevoeld in de stad.
Claymore besefte, dat zijn reactie
onlogisch was. Hij kreeg de kans
architectuur te bekijken, die ver
vooruit was op al wat hij zich had
kunnen voorstellen. Als hij de Bui
tenwereld weer kon bereiken en ar
tikelen over Yademos zou publice
ren, zou hij beroemd wdrden
waarschijnlijk de beroemdste ont
dekkingsreiziger uit de geschiedenis.
Hij glimlachte verbitterd. Alle roem,
die hij in de Buitenwereld zou oog
sten, zou los staan van deze ontdek
kingstocht.
„Is het niet mooi?"
Hij zette het vage angstgevoel van
zich af. „Ja, een prachtige plek".
„Valt dit te vergelijken met de
steden in de Buitenwereld?"
,,Ik zou het niet kunnen zeggen.
Het verschil is wel heel groot".
Het antwoord viel blijkbaar in
haar smaak. Zij gaf hem een wenk
haar te volgen en stak het plein
over. „We hebben ons doel bijna be
reikt. Het is een school voor de heel
jonge kinderen. De schoolopleiding
begint in Yademos, als het kind drie
jaar oud is. Het gaat dan naar een
kleuterschool en vier jaar later komt
het op de lagere school. Zo'n lagere
school gaan we nu bekijken".
Mohema bleef voor een van glan
zende gele steen opgetrokken ge
bouw staan en pas toen zij op twee
meter van de gevel waren, kon Clay
more de omtrekken van een ingang
onderscheiden. De Tweede Dienares
legde haar hand tegen de gladde
muur en een stenen plaat gleed naar
binnen en onthulde een hel verlichte
gang, die tot midden in het gebouw
doorliep. Wanden en plafond van die
gang waren met geschilderde figu
ren gedecoreerd en terwijl Mohema
hem de ingang binnenloodste, werd
Claymore overstelpt door het plotse
ling toenemende volume van de mu
ziek.
De klanken van trommels en trom
petten bonsden in zijn hoofd en ver
schrikt ging hij achteruit. De golf
van lawaai, die over hem heensloeg,
maakte hem het denken haast onmo
gelijk. Mohema- hield hem in haar
handpalm een of hnder voor.
„U stelt de muziek niet op prijs,
zoals de Heren", zei zij. „Het gaat
ons, de Dienaren, al niet anders. Het
is een teken van ons gebrek aan be
grip en waardering". Wat zij hem
voorhield waren tampons. Zij nam
er zelf twee en stak ze stevig in
haar oren, waarna zij wachtte tot
hij hetzelfde had gedaan. Voldaan
knikte zij tegen hem. „Zo kunt u er
tegen".
Hij volgde haar naar binnen, zon
der dat het tot hem doordrong dat
hij op de maat van de muziek liep.
De verlichting in de gang was van
zonlicht nauwelijks te onderscheiden,
maar hij kon geen lichtbron ontdek
ken. (Wordt vervolgd).
'WWWWWWVWAIWWIWIVWWIIWWWWIAIWWMVIAIWI/VVWIWAWWWWVWIAAIWMIIWWWIIWWWtlllllWIIMVIAWIIIIIWWIAIWW
Kijk, daar loopt Piet over de da
ken. Hij praat en praat: „Deze lange
schoorsteen Sint zeker bedoelen. O
la dat zijne hele hoge schoorsteen.
Piet ver klimmen moeten, „maar aar
dige mensen ijzertjes gemaakt hebben
aan hoge, verre pijp. „Dank'ie wel
mensen. Da's heeeel lief." Met de zak
op zijn rug klautert Piet de schoor
steen op. Zou dit domme Pieje nou
heus niet begrijpen dat hij de verkeer
de schoorsteen heeft? Hij klimpt wa-
15-87V-g5^-
15. Zodra Panda met Joris Goedbloed het haventer
rein betrad, wendde hij zich tot de portier om zijn
verlangens kenbaar te maken. „Ik heb gehoord", zei
hij, „dat hier voor flinke aanpakkers goed werk te vin
den is. ~Dat is precies wat ik nodig heb voor deze on
der toezicht gestelde persoon„Ja, toe maar,
■wrijf het maar in tot zelfs bij het ondergeschikte per
soneel. prevelde Joris; maar niemand lette op
hem, en de portier sprak welwillend: „Een nieuwe ar
beidskracht? Uitstekend! Dan moet u even met op
zichter Vanondere spreken Opzichter! Een klant
je!" En op die kreet kwam er een innemende figuur
naar hen toe. „Aha!" sprak deze vergenoegd. „Het is
altijd een plezier om een nieuw lid toe te laten tot
onze frisse werkers. Prachtig werk, heren, en altijd in
een moderne, opgewekte stemming!" Panda was blij
dit te horen, en de enige die niet in de opgeruimdheid
deelde was Joris, die de algemene bedrijvigheid met
sombere blik opnam. „Beilo", dacht hij, „moet ik
straks mijn onbetaalbare persoonlijkheid inzetten voor
het onontwikkeld hanteren van waardeloze goederen?
Tot welk een diepten toch wordt een briljant edelman
als ik door de hedendaagse maatschappij terugge
bracht. Maar Panda zei blij: „Ik denk dat onze
Joris Goedbloed precies degene is die u zoekt, opzich
ter Vanondere; hij is net een nieuw leven begonnen en
heeft beloofd dat hij zijn uiterste best zal doen".
MUM ROLSCHAATSEN fuePEN Zo[j
JA, DAT HE6FT 6eHOLP6N - DAWlT)
JP VA/PI. PD LLP -WALAl
m»\i"|iinii|iii [nmii rm
IK GELOOF, DAT IK
MIJN BENZINEPOMP
6A SLUITEN
y
J957-G
rempel in de pijp van de wasfa
briek!!!
DE MAAN glinstert hoog aan de
lucht. De maan kan ook niet praten,
anders had ze het vast wel gezegd.
„Pfffft pfffft hóge schoorsteen
zijn", zucht Piet. Even rusten. Wel
vasthouden moeten. Anders ik
plof. vallen neer naar beneden."
Met zijn twee zwarte handjes houdt
het knechtje zich stevig vast. De zak
heeft hij vastgebonden op zijn rug. Zo
kan hij allebei z'n handen gebruiken.
Hij moet zeker nog de helft klimmen.
Jonge, jonge, wat een pijp is het toch.
„Welken kindje toch zo'n lange
schoorsteenpijp op huis hebben staan",
moppert Piet. Maar dan dan be
gint hij te lachen. Daar heel in de
diepte ziet Piet nog een ander knechtje
van Sint staan. „O laoei, oei,
oei, oei", roep Piet. „Kijken jij hoog
in lucht jij hoger nog kijken
ja. jij mij zien?" Het andere
knechtje van de Sint kijkt verbaasd
naar boven. Wat is dat nou? Daar zit
me die kleine Pieterknecht op de pijp
van de wasfabriek!!!
VLUG RENT het tweede Pietje naar
de Sint, die rustig, op een plat dak,
in zijn boek zit te schrijven. „Sin
ter. Sinterklaas gauw, komt u
mee", stottert de tweede Piet. „Het
kleine knechtje zit op de pijp van de
wasfabriek!!" Met een grote stap én
een zwaai van zijn been zit Sint
hupop de schimmel enhup,
hop, hup, hop daar zijn ze al bij
de hoge schoorsteenpijp. „O la oei oei
Sinterklaasje. mij zo vlug klaar
zijn", schreeuwt het kleine knechtje.
„Mij komen zo direct." Maar zo lang
wacht Sint niet. Hij maakt van zijn
handen een toeter en roept: „Kom
vlug naar beneden, aap van een
knecht. Ik schrik me een mijter
Hupla, vlug een beetje!!"
Het kleine knechtje begrijpt er niets
van. Nu was 'ie er bijna enen
nou moet hij weer naar beneden!!
Even later staat de kleine Pieterbaas
weer op het dak. „Was mij niet op de
goede pijp?", vraagt hij verlegen.
WA Sb
„Tel jij eens tot tien", zegt Sint Nico-
laas streng. "Eentweevijf
zes twintig acht.... tien",
mompelt het Pietje.
„Dat dacht ik wel", moppert de
Sint." Jij moet maar weer opnieuw
tellen leren in het Hollands. Wat heb
ik aan een Piet die niet tellen kan
Voorlopig moet je maar dicht bij mij
blijven en m'n boek vasthouden. Over
een jaartje zullen we eens zien of het
beter gaat".
"Ik nog maar kleine Pieterknecht
zijn", zegt het Pieterbaasje verlegen.
"Mij woord-boek Hollands-Spaans ko
pen". „Dat lijkt me verstandig", mop
pert Sint Nicolaas. Maar zijn ogen
lachen. Want lang boos zijn?? Dat kan
Sint niet!!!
DE DERDE MANSBERG
WAT? GAAT DE2E
\DONeEKTMETONS
GELEEI?e>
GETRAIND
IIC
I
NADAT RUDI NOS WAT GEGETEN EN GEKUST HAD
ALPINISTEN AAW
GOED DAN
HOEWEL IK HET
NOG STEEDS
DWAAS VIND
EEN LEERLING
MCE TE NEMEN
IN KURTAL VOLGT MEN DE KLIM NOG
W STEEDS...
3EGINT H'J MET DE ERVAREN
DE GEVAARLIJKE KLIM
LATEN WE EERST
HIEP. EENS
WAT
MAN
itn/.
HET IS RUDI DIE DWAAS
VAN EEN NEEF VAN Mil
PROBEERT DE CITADEL
TE 0EDWINGEN
NATUURLIJK
RUDl
IKGAONMIDDEU-'JK NAAR
DE JDRIE MANNEN OP DE EEPG HOREN
PLOTSELING EEN HEVIG GEROMMEL
ONDERNEMING
MAAR
34. „Ja, het spijt me echt, meneer
Yie!" zegt Rechter Tie wat verlegen.
„Maar ik zal u helemaal geen last ver
oorzaken. Mijn klerk gaat nu dadelijk
naar het dorp om medicijn voor me te
kopen, en hij zal ook mijn dieet voor me
koken alleen wat rijstepap. Morgen
ochtend hoop ik dan weer op de been te
zijn." Yie kijkt zeer verslagen. Hij bijt op
zijn lip, dan zegt hij: „Nou, ik moet dit
dadelijk aan mijn broer gaan rappor
teren." Zodra Yie weg is, neemt de rech
ter het schrijfgerei van de muurtafel en
gaat zitten. Hij doet wat water op de
inktsteen, wrijft over de inktsteen en be
vochtigt zijn schrijfpenseel. Terwijl hij
schrijft, zegt hij tegen Tsjiao Tai die
nieuwsgierig over zijn schouder kijkt:
„Mijn voorgewende ziekte moet ons tijd
geven deze moordzaak grondig te onder
zoeken, Tsjiao Tai. En zonder de verden
king van onze gastheren op te wekken,
hoop ik!" Als de rechter de brief onder
tekend heeft, geeft hij hem aan Tsjiao
Tai en zegt: „Deze brief breng je nu
dadelijk naar de militaire wachtpost. Er
staat in, dat de veertig soldaten van de
grenswacht zich onopvallend, in kleine
groepjes, naar het bos hier verderop on
der aan de berg moeten begeven en zich
daar verdekt moeten opstellen. Als ik ze
nodig heb, zal ik op het dak van het
poortgebouw een fakkelsein geven."
„Waarom die militaire macht, edelacht
bare? Er zijn hier toch maar zes men
sen