uai i a y nc t>add HOLLANDS DORP Onderwijs- perikelen iU IB mmM ft Erbij ft 15 i 11 Honderd jaar geleden overleed de eerste (gekozen) koning der Belgen „Mooie jongen, verlichte monarch en huwelijksmakelaar der vorsten ZATERDAG 11 DECEMBER 1965 Éjfv w 1 KAREL DE GROTE was het, die, zoals bekend, gelastte dat naast alle kerken en kloosters scholen moesten worden gesticht voor de jeugd. De ouders werden onder bedreiging met kerkelijke straffen verplicht, hun kinderen dit onderwijs te laten volgen. En ofschoon op goede gronden kan worden aangenomen dat met dit gebod wel eens de hand zal zijn gelicht, kan men hem toch wel be schouwen als de oervader der leer plichtwet. Tot de reformatie was de bezet ting dezer scholen met leerkrach ten geen al te zwaar probleem. Het staat bijvoorbeeld vast, dat in Heemskerk de Jansheren, die daar de zielszorg op zich hadden ge nomen, zich ook met het onderwijs belastten. Regel echter was, dat het „schrijfambt" bij „giftbrief" ver leend werd door de Ambachtsheer, de heer van het dorp. Op 14 maart 1476 verzekerde Maria, hertogin van Bourgondië, gravin van Hol land en Zeeland, aan haar onder zaten in Holland dat „de scholaste- rijen zouden blijven ter gifte van diese te voren gegeven hadden". Een en ander zou oorzaak worden van heel wat geharrewar toen na de reformatie de kerk overging in handen der gereformeerden, prak tisch geheel de bevolking katholiek bleef en de Ambachtsheer of Am bachtsvrouw op Assumburg bijna met de regelmaat van de klok af wisselend de nieuwe en de oude leer beleden. HKB ■Sg^ «éHmH Mr. H. J. M. Tonino M Vervolg op pagina 2,1 ZOALS vóór de reformatie was ook nadien het onderwijs een voorwerp van bijzondere zorg van de kerk. En met evenveel ijver als voordien de onder wijzers beproefd waren op hun zuiver heid in het katholicisme, werden ze na de reformatie aan de tand gevoeld op hun orthodoxie ten aanzien van de nieuwe leer. Al spoedig na de verwoesting van het dorp in 1573 - vriend en vijand hadden daar tijdens de strijd tegen Spanje aan meegewerkt werd met de wederop bouw begonnen. Daarbij werd de school niet vergeten. Onmiddellijk begonnen de moeilijkheden. Jonker Cornells van Assendelft, heer van Assumburg en Ambachtsheer van Heemskerk, de eni ge van zijn geslacht die de nieuwe leer aanhing, maakte nu de Jans heren niet met een nieuwe onderwijzer voor de dag konden komen van zijn „collatierecht" gebruik om de benoe ming van een gereformeerde school meester, tevens koster en voorzanger der gereformeerde gemeente, door te zetten. Hiertegen kwamen Schout en Schepenen in verzet. De Ambachtsheer had zich nooit bemoeid met de aanstel ling van de schoolmeester. Er was geen enkele reden, waarom hij zich zelf in deze gewijzigde omstandigheden wel het recht daartoe zou aanmeten. Het was een vrij nutteloos verzet, want ook Schout en Schepenen zouden nimmer de benoeming van 'n katholieke school meester kunnen doorzetten, nu de Sta ten van Holland aan de classis Haar lem der gereformeerde kerk een vin ger in de pap hadden gegeven. Toch zou ook in de toekomst het gemeente bestuur in zijn protesthouding volhar den, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de ge schiedenis van schoolmeester Cornelis Comelisz. Keijns. OP 27 FEBRUARI 1654 gaven Sche penen en schoolvoogden van „de Wou- de" bij Akersloot een gunstig getuig schrift mee aan Cornelis Keijns, die in Heemskerk ging solliciteren naar het beroep van schoolmeester. Zijn inkom sten aldaar zouden aanmerkelijk ho ger zijn, dacht hij. Maar de vroede va deren van Heemskerk voelden er wei nig voor een man, wiens belangrijkste recommandatie bestond uit de verkla ring dat hij „lijtmaet van de ware ge reformeerde Christelijke relijgie" was, in hun bijna totaal katholieke gemeen te tot opvoeder van de jeugd aan te stellen. Ze lieten zich geen kandidaat opdringen, zeiden ze. Doch ze vochten voor een van tevoren verloren zaak. Sinds 1640 immers was het onderricht in de Heidelbergse Cathechismus op al le scholen verplicht gesteld en een „placcaet" de Staten van Holland en Westfriesland verbood bovendien na drukkelijk de aanstelling van andere dan gereformeerde schoolmeesters. ZES JAREN LANG is de zaak blijven hangen. De jeugd zat in die tijd praktisch zonder onderricht, de kerk zonder vaste voorzanger en kos ter. Keijns bleef solliciteren. Zijn ge loofsbrieven waren voortreffelijk. Do minee Jardenius, predikant te Wad- weijd, waar Keijns tijdelijk het school meestersambt waarnam, verklaarde in 1660, dat hij was: „een persoon van goede kennisse, ongemeen vast en be- vallich in de zangkunst, in penne-const niet van het minstevan vriendelij ken en lieftalligen ommegang met lij- ■uv V nen evennaasten enz. enz." Men kon niet beter wensen. Maar Schout en Schepenen van Heemskerk bleven hals starrig weigeren hem aan te stellen. In 1661 hakte de kerkeraad der gerefor meerde kerk de knoop door. De raad benoemde Keijns tot voorzanger en kos ter en nu duurde het niet lang of ook de Ambachtsheer nam het besluit om hem ook tot schoolmeester te benoe men, zulks lijnrecht in strijd met de verlangens van het gemeentelijk be stuurscollege. Doch de Schepenen kon den niets anders doen dan 't hoofd in de schoot leggen. Wie konden ze er tegen over stellen? Het was immers uitgeslo ten dat dit een paapsgezinde zou zijn! Keijns had dus zijn zin gekregen. Hij was nu schoolmeester, koster en voor zanger. Tezamen één functie, met één bezoldiging, te weten: Ten eerste: jaarlijks van elke land bouwer zes stuivers en van de min vermogenden drie stuivers. Dat geld moest hij zelf huis aan huis gaan halen en het bracht hem zegge en schrijven zeventig gulden per jaar op. Als ieder een betaalde tenminste. Vervolgens moest ieder kind, dat bij hem school liep; per kwartaal drie stuivers meebrengen. Opbrengst van de dertig schoolgaande kinderen ongeveer twintig gulden per jaar. Tenslotte kreeg hij „kerckmisgeld" van de kerk zelf, een bedrag van vijf entwintig gulden en van de armvoog den wat turven, als er over waren. Zijn totale inkomsten bedroegen dus hooguit honderdvijftien gulden per jaar en een stapeltje turven, als hij geluk had. Ofschoon het geld toen heel wat meer waard was dan nu, bleek al spoe dig dat Keijns zich ten aanzien van de verhoopte vermeerdering zijner inkom sten schromelijk vergist had. De sala riëring was maar heel pover. En daar had hij zich jarenlang druk om ge maakt! Daarbij kwam, dat de bevolking hem op pijnlijke wijze liet voelen, van de „opgedrongen" schoolmeester niet ge diend te zijn. Bij het ophalen van zijn salaris werd het hem dat voldoende duidelijk gemaakt. Hij mocht vaak blij zijn, dat hem alleen maar de deur voor zijn neus werd dichtgeslagen en hij niet de hond op zich kreeg afge stuurd. NA EEN JAAR LEGDE Keijns het bijltje er bij n^er. Hij bleef thuis in zijn stoel zitten, liet de kinderen de kinderen en <de kerk de kerk. Ze moes ten zelf maar zien, hoe ze het rooiden. Op hem behoefden ze niet meer te re kenen. De Ambachtsheer Hendrick de Renes- se was inmiddels overleden en zijn zuster Jonkvrouwe Anna de Renesse had zijn functie overgenomen. Ze zat er lelijk mee in, met deze zaak die door haar broer geforceerd was. Ze wil de hem echter niet afvallen en zij wend de zich met een verzoekschrift tot de Staten om de burgerlijke gemeente te bevelen aan meester Keijns een jaar lijks tractement van tweehonderd gul- de Staten op haar hand en ze kreeg gedaan, dat haar benoemingsrecht er kend werd en de Schepenen beloofden de schoolmeester te zullen bezoldigen, zoals zij had geëist. WAT ER TUSSEN partijen inmid dels was voorgevallen is niet be kend, maar na die tijd zien we zowel de Ambachtsvrouwe als de Schepenen optreden als hardnekkige verdedigers ÜMÜ den te betalen. Zodra Schout en Schepe nen hiervan hoorden protesteerden ze hevig bij de Ambachtsvrouwe. Zij wa ren 't immers niet geweest, die Keijns benoemd hadden? Had Anna's broer dat niet gedaan en dat nog wel tegen het advies van het gemeentebestuur in en dus volslagen onbevoegd? Ze meen den tenslotte dat het het beste was, en bloc af te treden. Anna moest zelf maar voortmodderen. Maar opnieuw moesten de Schepenen het hoofd buigen. Anna de Renesse*had Meester hield van een glaasje. Kroegtafreel te Heemskerk, ge schilderd op dienblad. Het dorp had toen 1300 inwoners en 16 cafés, nu 24.000 en 8. van schoolmeester Keijns, ofschoon hij het er allerminst naar maakte. Om te beginnen bleek, toen hij zijn werkzaamheden hervat had, dat hij he lemaal niet de man van „vriendelijken en lieftalligen ommegang met zijner evennaesten" was, zoals in de laatste aanbevelingsbrief was beweerd. Hij was in hoge mate aan de drank verslaafd en dat zou nog niet het ergste ge weest zijn als hij geen kwade dronk ge had had. Aantekeningen, berustende op het gemeentearchief, vertellen van een voorval in 1665 toen Lucas Barentz zijn bruiloft vierde in de „herbarge van de Star". Keijns was stomdronken tussen de bruiloftsgasten komen vallen, had met de kroezen brandewijn rondgesme- ten, de feestvierders uitgevloekt en toen hij met vereende krachten naar buiten gewerkt was had hij de ramen van de herberg ingeslagen en zo'n mis baar gemaakt, dat het huizen ver ge hoord werd. EEN PAAR dagen later was hij met hangende pootjes teruggekomen om excuus te maken en de schade te ver goeden. Voor straf had hij gedurende enige weken de kerkelijke bediening koster en voorzanger niet mogen waarnemen. Maar veel geholpen heeft het niet. Omstreeks Kerstmis van het zelfde jaar zaten een aantal dorpelingen voor een buurpraatje gezellig bij de dorps- kleermaker „drinckende een soopje", zoals toen gebruikelijk was. Keijns was van de partij, kreeg waarschijnlijk een „soopje" te veel naar binnen en begon zonder enige aanleiding tegen een van de anderen uit te varen. Ditmaal was het jonkheer van Poelenburg tegen wie hij wrok bleek te koesteren. Hij dreig de hem zijn „beek op te snijen" en kon slechts met grote moeite weerhouden worden, Poelenburg te lijf te gaan. INMIDDELS BLEEK, dat niet alleen wijntje teveel aandacht van Keijns kreeg, maar dat ook trijntje niet vei lig bij hem was. Achteraf kwam uit, dat hij al in zijn vorige standplaats op een zedendelict betrapt was. In Heems kerk was de kerk de plaats waar hij met een zekere Guurtje Verhamme in tieme betrekkingen onderhield. Haar vader, een kruidenier, was gerefor meerd kerkmeester en de man maakte er begrijpelijkerwijze nogal wat mis baar over, alhoewel het allerwegen be kend was dat Guurtje in die dingen al eerder vrij gemakkelijk geweest was. Keijns ontkende en wist nu zowaar bijgestaan door Schout en Schepenen de zaak dermate ingewikkeld te maken dat het Hof van Holland er aan te pas moest komen. Ondanks alles wat „Schoolvoorbeeld" van moderne onderwijsbehuizing: de J. S. Bach- school in Heemskerk. Vroeger hokte de jeugd in een schuurtje bijeen. Keijns al had uitgehaald, staken bij de Hoge Heren zowel het gemeentebestuur als de Ambachtsvrouwe de handen voor hem in het vuur. Keijns had „de school en kerekendienst eenige jaeren herre- waerts bedient en waergenomen tot ge noegen van ons en onse ingesetenen"! De classis Haarlem liet zich door die verklaring geen zand in de ogen strooi en en deed hem weten, dat hij beter deed, zich niet meer in de kerk te ver tonen. MAAR OOK NU trad Anna de Re- nesse voor hem in het krijt en tenslot- eindigde het proces voor het Hof met zijn vrijspraak. De classis Haarlem echter was daar niet door overtuigd en heeft nog jarenlang getracht hem te verhinderen zijn kerkelijke bediening uit te oefenen. Dikwijls tevergeefs, want in Schout en Schepenen, en voor al in de Ambachtsvrouwe had hij mach tige beschermers. KEIJNS HEEFT later in Heems kerk goed geboerd. In letterlijke zin want hij was tegen de eeuwwis seling eigenaar van verschillende lan derijen maar ook wat zijn aanzien betrof. In 1686 werd hij tot Schepen benoemd en in 1690 zelfs tot Schout. Maar die weelde heeft hij blijkbaar niet kunnen dragen, want nog in het zelfde jaar werd hij door de Ambachts heer wegens wangedrag geschorst. In 1698 schijnen de wolken weer verdre ven te zijn, want ondanks de bezwa ren van de classis Haarlem werd hij dat jaar aangesteld tot kerkmeester der gereformeerde gemeente. Een no tabele dus. Inmiddels vindt men zijn naam herhaaldelijk op de schepenrol- len wegens geschillen over een gekocht paard, de huur van landerijen, over verkochte percelen zaad enz. Hij had niet altijd ongelijk, maar toch blijkt hieruit, dat hij een lastig heerschap was. En de vraag blijft, wat het toch geweest is, dat Ambachtsheer en -vrouwe en het college van Schout en Schepenen er toe gebracht heeft, hem na die dag van verzoening door dik en dun de hand boven het hoofd te hou den. LEOPOLD I OP ZONDAG 10 december 1865, dus nu honderd jaar geleden, be gonnen 's middags om 12 uur overal in België de klokken te luiden. De langzame zware slagen verkondigden het volk dat in de morgenuren „na een lange, vreedzame en roemrijke regering" was overleden Leo pold I, gekozen koning der Belgen. GEKOZEN KONING ja. Want Leo pold was van geboorte een Duitse prins, het achtste kind van Frans van Saksen-Coburg en de wonderschone prinses Augusta von Rensz-Ebersdorff. Hij zag het levenslicht in 1790 en groei de dus op in het napoleontische tijd vak. Een van zijn zusters was ge trouwd met de Russische grootvorst Konstantijn, een tweede zuster met hertog Alexander van Württemberg die officier was in het Russische leger en de beroemde en beruchte tsarina Ka tharine de Grote had hem Leopold, toen hij vijf jaar was, laten inschrij ven als kadet bij een harer regimen ten kurassiers. Het was dus niet vreemd dat men er aan het hof in Saksen over dacht de jonge prins in de Russische legers militaire ervaring te laten opdoen. Toen hij vijftien jaar ge worden was, meldde hij zich dan ook in het militaire hoofdkwartier van tsaar Alexander, dat toen gelegerd was ten noorden van Wenen. Napoleon had juist een Oostenrijks leger van 25.000 man gedwongen te capituleren; hij had Wenen bezet en rukte nu Mo ra vië binnen. De met Oostenrijk ver bonden Russen hadden zich tactisch teruggetrokken en wachtten verster kingen af. Maar de tsaar, tuk op krijgsroem, nam het opperbevel op zich ging onbesuisd tot de aanval over en werd verpletterend verslagen bij Austerlitz. Leopold van Saksen, die voor de eerste maal kruitdamp had geroken, keerde teleurgesteld naar huis terug. IN DE VOLGENDE jaren moesten vele Duitse vorsten Napoleons heer schappij erkennen. Met wijs inzicht in de menselijke natuur verhief de Fran se keizer enkele Duitse hertogdommen tot koninkrijken en breidde hun gebied met dat van kleine vorsten uit. Zo bond hij Beieren, Württemberg en ook Saksen aan zich en zo zien we prins Leopold in 1807 plotseling in Parijs op duiken, waar men hem weldra zag schitteren in de salons van Joséphine de Beauharnais, de keizerin en haar dochter Hortense, de wel een weinig wufte vrouw van Napoleons broer Lo- dewijk, die in 1806 koning van Holland was geworden. Beide dames, zegt een biograaf, waren niet onverschillig voor mannelijk schoon en Leopold voldeed op dat gebied aan hoge ja, aan de hoogste eisen. Jong en onervaren als we mogen aannemen dat de 17-jarige was, liet hij zich onmiddellijk door Hortense's charmes betoveren. Zij werd zijn eerste minnares. Maar wel dra hing haar amant de huik naar de wind en koos de zijde der opnieuw te gen Frankrijk verbonden mogendhe den. Maar Hortense bleef zich de knappe jonge officier herinneren en sprak dikwijls over hem met haar zoon, die later keizer Napoleon II en Leopolds verbitterde tegenstander zou worden. De gelieven zagen elkaar nog eenmaal terug, toen Leopold in het gevolg van Alexander in 1814 Pa rijs binnentrok en Napoleon naar El- ba werd verbannen. Maar zij had toen meer oog voor de tsaar zelf, die haar op opvallende wijze het hof maakte en haar daardoor in de gelegenheid stel de haar eigen belangen en die van haar familie op voortreffelijke wijze te behartigen. Want zo was Hortense wel. MAAR HET bleef niet bij Parijs. Alexander bracht ook een bezoek aan Londen en daar leerde Leopold een an dere jonge vrouw kennen, prinses Charlotte, de dochter van de Prins van Wales, de latere koning George IV. Daar zijn vader, George III, Leopold als jonge man en (links) met Charlotte in een schouwburg- loge in Londen. zinnig was, trad hij als regent op. Hij was de slechtste vorst die ooit over Engeland heeft geregeerd en een beul voor zijn dochter. Nu was zij geen ge makkelijk meisje, dat moet worden toegegeven. Zij was impulsief, grillig, 'opvliegend en heerszuchtig. Toen zij zeventien was, wilde haar vader haar uithuwelijken aan de prins van Oran je, de latere koning Willem II, maar zij was verliefd op prins August van Pruisen en weigerde. Dat had geweldi ge scènes ten gevolge, ja, vluchtpar- tijen, achtervolgingen, opsluiting en al wat daarbij behoort. Opeens verscheen Leopold ten tonele, juist toen aan Charlotte was meegedeeld dat prins August al getrouwd was. Leopold trad voorzichtig en verstandig op. Zijn knappe verschijning maakte indruk op het opstandige prinsesje, maar even eens zijn vormelijkheid, zijn correcte optreden. Al was hij dan geen Engels man, een gentleman was hij zeker. Ir 1816 werd het huwelijk gesloten en de 26-jarige Duitse prins had alle reden aan te nemen dat hij eens als prins gemaal mede leiding zou geven aan een wereldrijk. Leopold en Charlotte waren dol op elkaar, wat niet belette dat zij soms met gebalde vuisten en fonkelende ogen voor hem stond om zich dan plotseling snikkend in zijn ar men te werpen en te beloven dat zij alles zou doen wat hij wilde. „DE PRINSES koestert zo'n grote liefde voor haar man", schrijft een tijdgenoot, „dat de omvang ervan al leen te vergelijken is met die van de schaatsschuld" Helaas duurde hun ge luk slechts kort. In 1817 beviel de prinses van een dood kindje en stierf enige uren later. OFFICIEEL waren daardoor de ban den tussen Saksen-Coburg en Engeland verbroken. Leopold verliet evenwel zijn nieuwe vaderland niet. Weldra ontstonden nieuwe relaties: in 1818 trouwde zijn zuster Victoria met de hertog van Kent, ook een zoon van George III en een jaar later werd uit dat huwelijk een dochter geboren die als koningin Victoria meer dan zestig jaar over Engeland en zijn koloniën zou regeren. Leopold was haar oom. Hij was meer dan dat. Tot zijn dood toe zou de koningin hem beschouwen als haar vaderlijke vriend en goede raadsman. Gedurende een aantal jaren reisde Leopold veel. Op het Weense Congres had hij tal van Europese staatslieden leren kennen; de politiek begon hem steeds meer te boeien als een interes sant schaakspel. In Parijs, in Berlijn, in Wenen en in Italië verdiepte hij zijn kennis van de staatkundige situatie in vele landen. Troost voor zijn vroeg tijdig weduwnaarschap schonk hem de schone Duitse actrice Karoline Bauer, maar het morganatische huwelijk waaraan hij dacht, kwam niet tot stand. De politiek won het van de lief de. IN DEZE JAREN had Griekenland het Turkse juk afgeschud. In 1830 was het een zelfstandige staat geworden, als zodanig erkend door de grote mo gendheden. Men zocht naar een ge schikte koning voor het nieuwe rijk en het oog viel op Leopold. Maar na ve lerlei besprekingen en langdurige aar zeling weigerde hij de hem aangebo den troon. Waarom? In april 1830 was George IV ernstig ziek geworden. De mogelijkheid was niet denkbeeldig dat Victoria hem zou opvolgen onder re gentschap van oom Leopold, „ïl mio secondo padre of liever Solo padre, want hij is net mijn eigen vader die ik niet heb", zoals zij schreef. Maar de regels der erfopvolging wezen de troon toe aan de derde zoon van Geor ge III, die als William IV nog zeven

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 15