HET LAND ACHTER DE BERGEN Grof wild ie Oosiv Afrika met de oederöaeö bedreigd Renniesl PANDA EN DE GRUBBEL II POLLE, PELLI EN PINGO KRAMMETJE FOK A Rechter lie en het Ëeheim van het landhuis Lucratief wijsje 13 Ons vervolgverhaal door John Boland door dr. Robert van Gulik MAANDAG 13 DECEMBER 1965 (Vertaling Maraot Bakker) Vurig pleidooi voor meer wild-reservaten In „De Levende Natuur" heeft dr. M. F. Moerzer Bruijns, hoofd van het R.I.V.O.N. (rijksinstituut voor veldbiologisch onderzoek ten behoeve van het natuurbehoud) een beschouwing gewijd aan de „nationale parken" in Oost-Afrika, naar aanleiding van de in Nairobi gehouden algemene vergadering van de internationale unie voor het behoud van de natuur en de natuurlijke welvaartsbronnen (I.U.C.C.N.). Hl - sMÊt Brandend maagzuur? helpen direkt! neen, rolschaatsen is hele- j klaasje wil rolschaatsen <M 42) Claymore keek zijn compagnon wantrouwend aan. Hij had Leary nog nooit die luchtige schertsende toon horen aanslaan. Niets wees erop, dat de piloot nog maar enkele uren ge leden laveloos dronken was geweest. „Ik dacht, dat je vanmorgen wel hier zou blijven." „Waarom dat?" „Je was stomdronken gisteravond." Leary hief de handen op, alsof hij onaangenaam getroffen was. „Toe Bob, doe me een plezier. Is dat nu iets om tegen je compagnon te zeg gen? We zijn toch vrienden? We zit ten samen in het schuitje." Hij lach te en zijn tanden glinsterden in zijn baard. „Ik was gisteravond mis schien een beetje aangeschoten, maar dat heeft mij niet belet vanmorgen aan de slag te gaan." „Het doet me genoegen het te ho ren." „Je krijgt nog meer te horen, dat je genoegen zal doen, jongen." Hij liet de schertsende toon varen en werd ernstig. „Hoor eens, Bob. We boffen. En hoe. Die lieden zorgen voor alles. Vleugel, landingsgestel, de motor en wat er meer te doen valt." Claymore hapte naar lucht. „En ik meende, dat zij niets mochten aanraken dan het landingsgestel." „Dat heb ik gezegd, maar toen wist ik nog niet waartoe zij in staat zijn. Zie je, die Heren, zoals zij zich noemen, die kunnen elke monteur die ik ooit gekend heb, maken en bre ken. Je hebt nog nooit zulke handige lieden gezien." Zijn geestdrift werk te aanstekelijk. „Zij knappen een karwei stukken vlugger op dan ik vroeger ooit heb meegemaakt. Van morgen bijvoorbeeld. Ik kom bij het vliegtuig en wat denk je dat ik zie? Veertig man, in plaats van de twin tig die ik gevraagd had. En het ta kelmateriaal stond al klaar; ik hoef de het sein maar te geven en zij be gonnen het vliegtuig recht te zetten. Zoiets heb je nog nooit gezien, Bob! Binnen het half uur hadden zij het toestel uit die sloot, hadden ze stut ten onder vleugels en romp gezet om het toestel horizontaal te houden en hadden zij het wiel van het landings gestel gedemonteerd" „En de motor? Weet je zeker, dat zij er verstand van hebben?" Leary stak zijn duim op, wijzend naar het plafond. „Je hebt de mo toren gezien, die zij in hun museum hebben staan." Hij lachte verheer lijkt. „Nu moet je niet schrikken, maar onze motor is er geweest. Die heeft zo'n klap gehad dat je wel van schroot kunt spreken." Hij zag dat Claymore een schok kreeg. „Geen reden tot paniek, jongen. Onze vrien den maken alles voor ons in orde. Raad eens wat ze gaan doen? Zij bouwen een nieuwe motor voor ons, ter vervangening van de oude. Ja wel, net wat ik zei, ze gaan een nieuwe motor voor ons bouwen. Vol gens Brontwy hebben ze er een week voor nodig. Denk je dat in!" „Geen tekeningen, geen gezanik, geen prototype, dat gedemonteerd moet worden; niets van dat alles. Zij maken gewoon een nieuwe mo tor voor ons en die is over een week klaar." Hij keek Claymore in het onbewogen gezicht. „Heb jij er wel enig benul van, hoe lang het vlugste bedrijf dat ik ken daarover zou doen? Twee jaar, als het meeliep. Twee jaar!" „En jij gelooft hen natuurlijk," zei Claymore nuchter. „Knaap, ik zou alles geloven wat die lui me over motoren vertellen. Ze hebben me vanmorgen nog een Raar typen laten zien." Hij boog zich naar voren. „Bob, ze zijn hier vijf tienhonderd jaar geleden al opge houden het met motoren te doen en dat waren dan nog motoren, waarvan wij thuis niet eens hadden kunnen dromen. Zo ver zijn ze ons vooruit." Leary zweeg plotseling en keek peinzend naar de punten van zijn schoenen. Claymore dwong zich tot een lach. „Mij wilde je niet geloven, toen ik je vertelde wat ik aan won derbaarlijks had gezien," zei hij. „Maar je bent blijkbaar van gedach ten veranderd. Zeg eens, zijn er nog meer punten waarop je tot andere gedachten bent gekomen? Je over weegt per ohgeluk toch niet, de winter in Yademos door te brengen?" Wat de Canadees tevoren had ge zegd, was al een schok voor Clay more geweest; zodra Leary weer zijn mond opendeed, kreeg hij een felle schrik. „Die Brontwy," zei de piloot dromerig, „dat is een liefje- Het zou zo kwaad niet zijn hier de winter door te brengen, met haar in de buurt." Claymore keek zijn compagndn scherp aan, denkend aan een grap. Maar Leary leek te menen wat hij gezegd had. „Ik dacht, dat jij je aan één vrouw hiejd, Geoff." De piloot schonk geen aandacht aan de spot in Claymore's stem en vatte de aanmerking letterlijk op. „Doe ik Maar die juf heeft iets, maat. Wanneer zal Hilda ooit met me over motoren praten, zoals Brontwy dat doet?" Het was te ho ren, dat dit onderwerp hem na aan het hart lag. „Ja hoor eens, Geoff, je bent toch niet werkelijk van plan hier te blij ven?" „Nee, natuurlijk niet. Zodra de re paraties achter de rug zijn, gaan we weg." Pas daarna was Claymore gecust, „Goed zo." Hij wreef krachtig zijn handen. „Dat is dan voor elkaar en we hoeven ons niet meer bezorgd te maken." Hij wachtte juist lang ge noeg om zijn volgende opmerking een toevallig karakter te geven. „Ik wil aan de overkant van de rivier eens gaan kijken, hoe zij werken." „Wat nu, jongen? Zorgen over de poen?" Hij begon te lachen, toen hij Claymore een kleur zag krijgen. Hoef je niet te doen, dat geld is volkomen veilig, niemand zal het aanraken. Ze gebruiken hier geen geld, snap je? Hebben ze ruim dui zend jaar geleden al afgeschaft. Zij kunnen er niets mee doen." „Wie heeft je dat verteld?" „Brontwy." „Je hebt blijkbaar hele gesprekken met die vrouw gehad." (Wordt vervolgd). IN ZIJN ARTIKEL bespreekt dr. Moerzer Bruijns de mogelijkheden tot behoud van de wilde fauna, vooral van de grote zoogdieren, die in Oost-Afri ka, (Kenya, Uganda en Tanganyi ka) plaatselijk "nog in grote aantallen voorkomen. Het grote wild, aldus dr. Bruijns, wordt evenwel ook in Oost- Afrika in zijn voortbestaan ernstig be dreigd. DIE BEDREIGING komt van ver schillende kanten. In de eerste plaats is er de geleidelijke uitbreiding van het cultuurlandschap door de toename van de bevolking, dan de ontwikkeling van grootscheepse projecten (bv. met irrigatiewerken) waardoor grote gebie den met hun fauna voor het natuurbe houd verloren gaan. Verder vormt in de savannen en steppengebied de vee teelt van de Massai met hun steeds V. V.V S-.V." .V.V.V. ggMgggftM toenemende kuddes, hun te veelvuldi ge branden en een stelselmatige over- begrazing een zeer ernstige bedreiging. Tenslotte zijn er ontstellende verliezen door stroperij. HET IS derhalve van het grootste be lang, aldus de auteur, dat er zo snel Geen stropers of „plezierjagers"maar natuurbeschermers die in Kenya het bedreigde wild naar veiliger revieren „verhuizen". Per jeep worden de dieren opgespoord en achtervolgd. Een welgemikt schot uit het injectiegeweer verdooft de giraffen gedurende enkele uren. In bewusteloze toestand worden zij dan op vrachtwagens naar hun nieuwe jachtterrein meestal een natuurreservaat getransporteerd (onderste foto). mogelijk maatregelen worden geno men die een verder teruglopen van de wilde fauna voorkomen. Een van de beste maatregelen is volgens hem het stichten van nieuwe en het ver groten van bestaande nationale parken natuurreservaten) NATIONALE PARKEN zijn in deze landen van veel vitaler betekenis voor het jjehoud van de soorten dan men gewoonlijk denkt. Er resteert name lijk veel minder van de vroegere fabelachtige rijkdom aan dierensoor- ten dan men algemeen denkt. Gelukkig ontmoet men steeds meer begrip voor het zinvolle van dit be houd. Ook bij de regeringen van de jonge Afrikaanse landen, die ten dele al samenwerken met de internationale dierenbeschermingsorganisaties als de IUCCN, ten dele hun bereidheid daar toe kenbaar gemaakt hebben. Moeilijker wordt de landverhuizing als de wilde dieren uit een over stroomd gebied gered moeten worden. De meesten slagen erin, het hoofd zwemmend of wadend boven water te houden, maar een injectieschot is dan niet mogelijk. Hier wordt een zich hevig verzettende zebra door jacht opzieners in een bootje geënterd. (Van onze correspondent) BONN. Tweemaal per avond weerklinkt de herken ningsmelodie van het Duitse televisienieuws, de „Tages- schau" door de luidsprekers van de televisieapparaten. Iedere keer weer verdient de componist van deze melodie 100 mark. Dat is 200 mark per avond of 72.000 mark per jaar. De geluk kige incasseerder van dit bedrag is de 56-jarige Hans Carste, diri gent van het Rias-orkest voor lichte muziek. IN 1956 zochten de redacteuren van de „Tagesschau" naar een pas sende herkenningsmelodie voor hun uitzendingen. Ze vonden in de ar chieven van de „Norddeutsche Rundfunk" een compositie van veertien minuten voor hammond orgel en orkest, die drie jaar eer der in opdracht van de „Süddeut- sche Rundfunk" in Stuttgart was vervaardigd. Hieruit werd een goed in het gehoor liggend melodietje ter inleiding van de nieuwsuitzen dingen gekozen. De componist heet te Franz Friedrich Haring, met pseudoniem Carste. DE WEINIGE uitverkoren maten uit het concert voor Hammond-or gel en orkest werden pas lucratief toen in 1960 het aantal televisiekij kers in de Bondsrepubliek de drie miljoen had overschreden. De Duit se Bond voor de muziekauteursrech- ten, de GEMA, kon toen hogere ho noraria voor haar leden eisen. De televisiestations betalen elke maand voor iedere televisie-abon nee aan de GEMA 6 pfenning, (de radio-omroepen 8 pfenning) De GEMA incasseerde dan ook dit jaar 7 miljoen mark bij een stand van elf miljoen betalende televisiekij kers. MAAR NU is de GEMA zo ja loers geworden op de inkomsten van Hans Carste, dat zij plannen beraamt om tot een nieuwe verde ling van de inkomsten te komen. Voorlopig werd een commissie be noemd die de komende zomer ver slag zal uitbrengen. De ere-voorzitter van de GEMA verklaarde in verband met deze stappen echter: „Iedereen heeft eens geluk in zijn leven". De ere voorzitter heet dan ook Hans Car ste. En hij gaat voort: „Natuur lijk verdien ik meer dan de ande ren. Maar het is niet meer dan wat mij, net als ieder ander, voor dit soort van uitzendingen rechtma tig toekomt". VWWIAMAIWWWWWWSIWWWWyWWW\AAAAIVWVtf\IMAIWIIIItfVWVSM Advertentie 22. Zodra Opzichter Vanondere in telefonisch con tact met Panda was gekomen, begon hij uitdrukking te geven aan zijn ongenoegen. „Wat is dat voor een gladakker die je mij geleverd hebt?" riep hij uit. „Ik ben nog zo goed om die nïksnut het lichtste karweitje te geven, maar ik heb me nog niet omgekeerd of hij smeert hem al met een steekwagentje en een kistje Mbanga-Wanga fruit! Dienstveriet, contractbreuk en diefstal! Daar zal wat zwaaien! Je hebt maar te zor gen dat die misselijke mislukkeling meteen weer terug komt, met de Mbanga-Wanga en met het steekwagen tje, en anders roep ik de politie, dat beloof ik je!" Nadat hij dit gezegd had, smeet Opzichter Vanondere de hoorn op de haak, zodat Panda in grote verslagen heid bij het toestel achterbleef. „Slecht nieuws, vrees ik?" opperde Jollypop. „Waarschijnlijk over dat...eh... individu waar wij ons maar al te veel mee inlaten?" „Het ergste is," zei Panda, „dat ik, als zijn Toezicht houder, verantwoordelijk voor hem ben en zelf erge last kan krijgen als ik hem niet terugbreng in het rechte spoor. Maar waar is hij ergens?" Welnu; Joris Goedbloed was intussen aangeland in de ruimte, die hem tot tijdelijk tehuis diende, en beproefde daar met een breekijzer zijn krachten op het fruitkistje. „Toch eens zien welke exotische vruchten die aardige opzich ter me zo gul geschonken heeft", mompelde hij glim lachend. i46t-G. MAAL Nl&T^EUK' J HEBBEN 1 Jy ZO, NODE ARMEN OVER ELKAAR EN VOORUIT 41. Na zijn vruchteloos bezoek aan de ziekenkamer nuttigt Rechter Tie samen met Tsjiao Tai zijn kom avond- rijst. Zijn trouwe helper heeft stie- kum een paar lekkere stukjes vlees en ge zouten groente onder in de kom rijstepap gelegd. Nadat ze een kopje thee hebben gedronken, heeft de rechter Tsjiao Tai er op uitgestuurd om na te gaan waar de be woners van het landhuis zich ophouden. Terwijl hij op diens terugkomst wacht, haalt Rechter Tie zijn beroemde zwaard Regendraak uit de schede en inspecteert het gave lemmet. Dan komt Tsjiao Tai binnen; „Pao, Yie en de huismeester zitten nog altijd samen te smiespelen in Pao's kamer, edelachtbare. Ik kon geen woord opvangen. Accacia doet een dutje in de stoel bij, het bed van de zieke land heer". "Dan staat ons niets anders te doen dan nog wat te wachten, Tsjiao Tai. Wachten is nu eenmaal de helft van een serieus onderzoek!" Tsjiao Tai gaat zit ten en schenkt zich een kop thee in. Na een tijdje vraagt hij: "Wie is nu eigenlijk de vermoorde man die ik in de rotsspleet vond, edelachtbare?" Rechter Tie glim lacht. Als ervaren jager moet jij het ant woord op die vraag toch zelf kunnen af leiden, Tsjiao Tai! Ga nog maar eens rondkijken waar iedereen nu is!" 405. ALS BRAM NIET ZO SNEL omlaag was gegleden, en als er niet zo'n rook tussen het gesteente had gehangen, had hij misschien nog op tijd de 'valstrik be merkt, welke voor hem was opgesteld. Nu was er evenwel niets meer aan te doen. Zonder tijdig te kunnen remmen gle den Bram en Karo een kooi binnen, waar van het luik ogenblikkelijk dichtklapte. Zelfs Tutu was niet snel genoeg om uit deze val te ontsnappen. Voordat iemand zelfs een kreet kon sla ken zette de kooi zich op slingerende wie len in beweging. Door een doolhof van gangen kwam Bram ten slotte in een rui mere grot terecht, waar het licht plot seling verblindend werd. Niet door de lampen, maar door dege nen, die de kooi opwachtten. Het waren wonderlijke vuurmannetjes, die zich op kleine voetjes voortbewwogen. Eén der Vuurmannen droeg een kroon van vonk jes, en Bram begreep meteen, dat dit de Koning moest zijn. Knarsend en piepend kwam de rijdende kooi tot stilstand.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 13