HET LAND ACHTER DE BERGEN ELKE WEEK EEN DIER PANDA EN 'DE GRUBBEL POLLE, PELLI EN PINGO l ie en het geheim van het landhuis RAMMETJE FOK Ons vervolgverhaal door John Boland Tip voor het Zes jaar voor politiek gebed ZON TE HUUR door dr. Robert van Gulik DONDERDAG 16 DECEMBER 1965 21 (Vertaling Maraot Bakker) Fraaie kalender van Haarlemse r amateur-fotograaf 'j H. C. PHILIPS HOOGTEZON VERHUUR MEDISCH INSTRUMENTHANDEL VT'y zo, polie, klaasje kan 8u T hoepla, pellie, i M -408 <5 45) Hij liep door naar de badkamer en liet het water stromen. Claymore hoorde de schreeuwerige tenor van de Canadees boven het ruisen van het water uit. Claymore's vingers betastten de vorm van zijn revolver in de zak van zijn jekker. Hij zat met het wa pen in zijn maag; hoe langer hij het bij zich droeg, hoe groter de kans dat Leary erachter zou komen, dat hij gewapend was. Maar hij vond geen plek waar hij de revolver vei lig kon bewaren en toch bij de hand houden. Hij zette de moeilijkheid uit zijn hoofd; misschien zou hij later een of andere oplossing vinden. Leary kwam op blote voeten de slaapkamer binnen en droogde zich met een van de grote baddoeken die hun door de gastheren ter beschik king waren gesteld; hij liet een spoor van natte voetstappen op de glanzen de vloer achter. Nadat hij zich ge droogd had, kleedde hij zich haastig en hij bleef maar zijn monotone lied je neuriën. Zodra hij gekleed was, ging de deur open en Lydda kwam binnen. „Als u gereed bent," zei Lydda, „wilt u zich misschien zelf naar de grote zaal begeven? Wij Dienaren moeten naar Herpoli gaan. Daar heb ben wij iets te doen, maar het zal niet veel tijd in beslag nemen; wij zullen tijdig terug zijn om met u feest te vieren." „Wat is er aan de hand?" vroeg Leary. Lydda'" reuzenhand maakte een ge ruststellend gebaar. „Niets, er is niets aan de hand." „Het gaat toch niet over de mo tor?" „De motor?" De Eerste Dienaar lachte. „Nee, met de motor heeft het niets te maken. Het gaat om een bin nenlandse aangelegenheid, die geen uitstel lijdt en daarom laten onze He ren ons komen." De deur ging behoedzaam achter de reus dicht. „Zeg jonge, wat denk jij dat er gaat gebeuren?" Claymore had het niet kunnen zeg gen. Hij had de indruk gekregen, dat Lydda innerlijk pret om een of an der had. Een schelle Yademese stem deed hem verschrikt omhoogkijken. De Canadees had het ook gehoord, want hij vloog naar de badkamer en keek naar binnen. „Nee, daar is geen mens," mompelde hij. Hij keek de vroegere bankier aan. „Ik had dur ven zweren dat „Ik ook, Dat hoor ik nu al voor de tweede keer. Het zal een echo zijn of zoiets." „Onzin! Dat was geen echo. Waar van had het dan een echo moeten zijn? Het is hier zo stil als op het kerkhof. Mij te stil, snap je? Je kunt jezelf horen ademhalen." Hij keek Claymore met hal'f dichtgeknepen ogen aan. „Zeg, zouden de Dienaren er allemaal vandoor zijn gegaan?" „Waarom vraag je dat?" „Nu ja, ik zou die verblijven hier Willen inspecteren. Ik zou willen we ten hoe ze zelf leven." „Als je dat wilt weten, vraag dan of ze je willen rondleiden. Je hebt het alleen maar te vragen, zeggen zij steeds." Leary knikte ijverig, maar ver meed de blik van Claymore. „Zeker, ja zeker. Maar ik zou wel een beetje willen rondkijken zonder een van die kerels op mijn hakken." „Dat kun je wel willen, als je het maar niet doet." Het werd heel be daard gezegd, maar nadat Leary Claymore even had aangekeken, gaf hij toe. „Het was maar een grap, maat." „Als we ergens willen rondkijken, zou ik zeggen dat we het beter hier kunnen doen, in deze slaapkamer en fn de badkamer." Hij keek de Ca nadees recht in de ogen. „En dat meen ik, Geoff. Die stem... Hoe klonk die nu volgens jou?" „Ach, weet ik veel. Het was een stem, meer niet." „Kan het een stem uit een luid spreker zijn geweest? „Best mogelijk. Hij keek Claymo re onderzoekend aan. „Denk je, dat daar een luidspreker opgesteld is?" Hij knikte naar de badkamer. „En wat dan nog? Zoiets is toch niet ver boden?" Leary trok aan zijn baard. „Het zal een of andere huisverbin ding zijn. Ja, dat moet het zijn; te lefoons zijn er niet, vermoedelijk zul len ze toch een soort radioverbin ding hebben." „Je kon wel eens gelijk hebben." De stem van Claymore klonk opge wekter! Zeg, Geoff, gaan we nog een eindje lopen voor het feest? Wat eet lust opdoen." Hij greep Leary bij de arm en werkte hem naar de deur, druk pratend om niet gedwongen te zijn naar het verzet van de piloot te luisteren. Hij hield zijn daverende monoloog vol tot zij de Verblijven uit •waren en halverwege de rivier waren gekomen. „Hoor eens, wat wil je feitelijk?" vroeg Leary en hij wreef over de plek waar Claymore's vingers hem had den omkneld. Nijdig keek hij zijn compagnon aan. „Geoff, hoe langer ik in dit land ben, hoe minder het me bevalt. We moeten zorgen dat we hier met spoed vandaan komen." „Wat drommel, heb je me naar bui ten gesleept om me dat te vertellen?" Zij hadden een plek bereikt, waar zij de kleurige gebouwen van Herpo- li en ook de zwarte weg, die kaars recht naar de stad liep, konden zien. De weg was verlaten en er was niets van leven te bespeuren; er was geen andere beweging waarneembaar dan het kabbelen van het rivierwater on der een lichte nevel. „Nee, dat heb ik niet," zei Clay more, ook min of meer nijdig. „Ik heb je meegenomen naar buiten, om dat ik ergens met je wil praten, waar we niet afgeluisterd kunnen worden. En als je het mij vraagt, is onze slaapkamer daarvoor de juiste plaats niet." „Denk je, dat we daar beluisterd worden? Zouden zij er microfoons hebben geplaatst?" „Iets in die geest, ja." Leary's hoofd sloeg achterover, ter wijl hij in lachen uitbarstte; zijn ro de baard tekende zich tegen de grij ze lucht af. „Tjonge!" zei hij. „wat soort driestuiversromans heb jij ge lezen?" (Wordt vervolgd) 'WMAAAAAAAIWWWWWVVIAIIIIAAIIIIAAAMIIVVWWWWWIIVIIWIAfWVVWWIlWIIVVWWVIIVIIWMIWWMIWVWWWWWVWIIVIIWWM/WVWWWWW UIT DE BONTE veelheid van kalenders, die in deze weken op onze schrijftafel neerdaalden kie zen wij er met uw permissie voors hands slechts een voor een korte bespreking. Het is een weekkalen der, uitgegeven door het publici teitsbureau Inter-Ava n.v. te Haar lem en verlucht met 52 knappe die- renfoto's van de 31-jarige Haar lemmer H. J. Vefdonk. Die kent u misschjen als een succesvolle auto verkoper in een Haarlemse show room, maar waarschijnlijk niet als [amateur-fotograaf, want in die laat ste kwaliteit pleegt hij niet aan de weg te timmeren. Integendeel: hij zoekt zijn motieven ver van de ge baande paden en de drukke auto wegen. Ieder vrij weekend en wel haast elke vakantiedag zwerft hij rond door de duinen en langs het stille strand, de Wadden, de Velu- we of een onzer spaarzame natuur- Wmmmm reservaten waar het wild en de vo gels nog betrekkelijk ongestoord hun eigen leven kunnen leiden. Die die- renjacht met kleinbeeldcamera en (40 cm) telelens is een der moei lijkste takken van de fotografie. Er komen schuilhutten, enorme statie ven en onuitputtelijk geduld bij te pas. Een extra handicap in ons kli maat is de meestél zwaar bewolk te hemel en het slechte, sterk-wis- selende licht. Men moet bovendien •zijn pappenheimers kennen, van elke diersoort de juiste benadering weten, anders is alle moeite tever geefs. Goede vogel- en wildfoto's uit onze eigen vrije natuur zijn dan ook zeldzaam en meestal het werk van gespecialiseerde vakfotografen. De treffende, karakteristieke die ren- en vogelopnamen in de ka lender „Nederlands wild in het vrije veld" (waarvan hierbij een proeve) tonen aan dat de heer Ver donk zich als „gewoon amateur" in dat kleine gezelschap van spe cialisten uitstekend kan handha ven. Zijn werk heeft trouwens al in wijde kring belangstelling gevon den: de nieuwe druk van Thijsse's standaardwerk „Vogelzang" is met foto's van Verdonk verlucht en aan Paris-Match verkocht hij een serie kleurendia's ter illustratie van twee artikelen over het vogelleven. En tenslotte zijn er vergevorderde plannen voor een foto-expeditie naar Zweden over de kraanvogel trek, en voor een plaatwerk in kleur en zwart-wit, dat volgend jaar bij een nog niet te noemen uitgeverij het licht zal zien. STEL U BENT bij een vriend of re latie op een etentje genodigd. U laat u de exquise spijzen en dranken goed smaken en na het dessert zegt u vol daan: „nou, welbedankt hoor ik moet 's opstappen. Maar nog èffe wat meenemen". En met die woorden graait u vliegensvlug de overgebleven delicatessen van de dis, knoopt ze in uw zakdoek en gaat welgemoed uws weegs In de middeleeuwen echter behoorde een en ander tot de goede toon. Gra vin d'Aulney vertelt in een reisbe schrijving van een copieus feestmaal, waarop uitvoerig werd gegeten en ge schranst. Na dertien gangen kwam het einde in zicht, maar voor men zich terugtrok, pakten de dames heur ba tisten zakdoekjes en vulden die met de resterende lekkernijen, de bonbons, de taart, het gave fruit en allerlei malse hapjes, aldus de gastheer beduidend, dat zij intens van de goede gaven ge noten hadden en dat thuis nog eens dunnetjes over zouden doen. Een vreemd gebruik? Misschien toch niet zo heel erg dwaas, want in de middeleeuwen werden spijs en drank beschouwd als geschenken des hemels, die men niet mocht verspillen; laat staan weggooien, dat werd als een doodzonde beschouwd. En wij? Wij weten hoe het hoort. Daarom belanden al onze overgebleven eetwa ren, de restanten van kerst- en an dere feestmalen, in de vuilnisbakken. Zonde eigenlijk. Wie begint ermee om dat oude zin volle gebruik in ere te herstellen? Met een plastic zak of een schoudertas doe je wonderen. Je kunt trouwens al vóór het diner met inladen beginnen, zo lang de gastheer het niet merkt dat is nog wel zo hygiënisch. In Oost-Duitsland maakt men niet straffeloos grapjes ten koste van het communistische regiem. Dat ondervond een dertigjarige Oostberlijner, die in een ogenblik van onbedachtzaamheid zijn oordeel over het leven in de heil staat had neergelegd in een politiek gebed, dat als volgt luidde: Onze lieve Heer, maak me blind, opdat ik de Muur niet vind; Onze lieve Heer, maak me doof, opdat ik „RIAS" niet geloof; Onze lieve Heer, maak me stom, opdat ik niet in het tuchthuis kom; Ben ik dan doof en stom en blind, dan ben ik Ulbrichts liefste kind. (RIAS is een zender in West-Berlijn) Dit „gebed" een variant op het kindergebed „Lieber Herr, mach mich fromm damit ich in den Himmel komm" ging van mond tot mond. Iemand bracht de maker aan en de man kwam voor de rechter. Hij kreeg zes jaar gevangenisstraf, aldus meldt een commissie van onderzoek van de vrije juristen in West-Berlijn, die ver grijpen tegen de rechten van de mens in Oost-Duitsland registreert. Advertentie reeds vanaf 10,— per maand Wagenweg 124 Telefoon 14461 Schoterbosplein 19 Tel. 51088 HAARLEM 25. Toen Panda naar de oude autobus was gesneld en deze betrad, viel zijn blik onmiddellijk op Joris Goedbloed. Zijn voldoening deze gevonden te hebben was zo groot, dat hij niet de tijd of de moeite nam om zich af te vragen hoe het kwam, dat de gezochte er zo ontredderd uitzag en kennelijk een hulpkreet op de lip pen had. Inplaats daarvan sprak Panda ferm: „Zo, daar heb ik je! Weglopen, hè, en stelen, hè? En mij in moeilijkheden brengen Moeilijkhedenkreunde Joris. „Spreekt gij van moeilijkheden, harteloos baas- ke? Kijk dan eens daarginds, dan ziet ge een ware moeilijkheid!" Panda keek in de aangegeven richting, en het lachen verging hem, evenals trouwens zijn boosheid. „W-w-w-wat is d-d-d-dat?" stotterde hij.* Maar dat ivist Joris ook niet:'„Het is het toedoen van jouw vriend, die Opzichter Vanondere", zei hij veront waardigd. „Dat laag persoon stelde me een kistje ter hand, zeggend dat het kostelijk Mbanga-Wanga fruit bevatte maar zie wat er uit gekropen komt! Een gedrocht!" „Geen drocht! Grubbel!" kraaide het uit het kistje afkomstige wezentje dat hen zoveel vrees inboezemde. „Klein ongelukkie dat Grubbel in kissie gekoom. Hahaha! Ongelukkige grap, ja. Grubbel graag grap. Grubbel gek op dolpret!" 16 SLAPEN - HET 6E0 IS KLAAR1. 86N WEER MOE l AU ER 15 EEN CACTUS IN HET QEt>; 196 7-J. WEL BEDANKT, E6ELT1E, NU ZAL KLAASJE ME VOORLOPIG WEL MET RUST LATEN 44. Rechter Tie en Tsjiao Tai zijn door de geheime deur een smalle, donkere gang binnengegaan. Tsjiao Tai neemt de schraagbalken eens op bij het licht van zijn lantaarntje. „Dat ziet er allemaal splinternieuw uit, edelachtbare!" „Ja," beaamt de rechter, „deze gang moet zeer kortgeleden zijn gebouwd." Verderop wordt de gang plotseling hoger en breder. Dik spinrag hangt aan de zwartgeblaker de zolderbalken en het ruikt er naar aarde en vermolmd hout. „Deze gang moet oer oud zijn!" roept Tsjiao Tai uit. „Ik zou„Stil!" fluistert Rechter Tie. „Hoor je niets?" Ergens voor hen uit komt een zacht gekreun uit de duister nis. Als ze op hun tenen verder lopen, zien ze een hoge, ronde grot, in tweeën gedeeld door een hek van dikke houten balken. Aan de deur hangt een ijzeren hangslot. Aan de overkant van de grot is een donkere opening die op een ande re gang wijst. Rechter Tie en Tsjiao Tai horen een vrouwenstem vanachter de tra lies die op doffe toon zegt: „Zijn jullie daar weer? Mij kan je slaan zoveel als jullie maar wilt, maar spaar tenminste mijn kind!" „Wie.wat.begint Tsjiao Tai, stomverbaasd. Maar Rechter Tie onderbreekt hem. „Licht me bij!" Hij gaat vlug op het hek toe en probeert door de houten tralies te onderscheiden wie zich in dat donkere hok bevindt. Hij ziet vagelijk achterin een vrouw tegen de rots wand staan. 408 Lang duurde het gesprek, dat Bram met de Vuurkoning voerde. Uitvoerig legde de Koning uit, dat El Presidento een dolle liefhebber was van vuurwerk. Hoe harder de knallen, hoe beter, en hoe meer licht hoe mooier. „Altijd wil hij groter vuurwerk hebben dan andere landen", zei de Koning hoofd schuddend. „En mij was al ter ore geko men, dat hij nu zulke grote stukken vuur werk heeft laten maken, dat ze door ge woon vuur niet meer te ontsteken zijn. Daarom wilde hij het Oervuur hebben, maar het is te gevaarlijk om dat uit han den te geven." „Hmmm", zei Bram bedenkelijk. „We moeten El Presidento eens een lesje ge ven. Misschien mag ik een voorstel doen?" Dat mocht.en wat Bram voorstelde werd ook spoedig uitgevoerd. De volgen de morgen voer het goede schip Kokanje terug, bestuurd door Bram die zich weer als Knoesteveger had vermomd. En ach ter de Kokanje dobberde de kandelaar met het Oervuur. Tenminste... het léék het Oervuur. Maar als je door de kaars heen kon kijken zou je zien, dat het één der Vuurmanne- tjes was, die zich als Oervuur had ver momd. Er stond El Presidento vermoedelijk een rare verrassing te wachten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 21