HET LAND ACHTER
DE BERGEN
Politie begint zich af te vragen:
liet Foller zichzelf verdwijnen?
PANDA EN DE GRUBBEL
I
POLLE, PELLI EN PINGO
HAMMETJE FOK
TRICOT
Hechter Tie
en het geheim van
het landhuis
Meer comfort voor
treinreizigers
Kerstmis en de
slachtdieren
15
door John Boland
De onvindbare professor
Nieuwe gissingen
geen enkel spoor
Doorgestoken kaart
door dr. Robert van Gulik
fi
DINSDAG 21 DECEMBER 1965
Ons vervolgverhaal
(Vertalina Maraot Bakker)
niet veeu schuilplaatsen
het overhemd met de vele troeven
makkelijk
snel gewassen
zo droog
nooit strijken
nooit kreuken
lang meegaan
aangenaam ventilerend
4 gecontroleerd
alom verkrijgbaar
TV -rY.
«VS
«fWWkAIWWVWWWWWM
49) Met boosaardig glinsteren
de ogen voegde Leary eraan toe, „De
waarde dame was niet bij je, als je
je dat soms mocht afvragen. Die stak
ker, ze was helemaal overstuur. Niet
lollig voor een meid, als de kerel in
wie ze zin heeft van de kaart gaat,
juist als ze denkt dat hij haar aar
dig gaat vinden."
Hij haalde zijn vingers door zijn
baard. Peinzend zei hij, „Die bedien
den deden het handig; ik zou zeggen,
dat zij veel met dronken lui te maken
hebben, en dan heb ik het niet over
mezelf."
Claymore keek op zijn horloge. „Wat
gaat er vandaag gebeuren? Waar krij
gen we ons ontbijt?"
Hij had het nog niet gezegd of de
deur ging open en Mohema kwam de
slaapkamer binnen. Zij boog en be
groette hen lachend. Claymore's blik
vloog naar de piloot en van hem naar
Mohema. Zij was mooier dan ooit;
het haar was een kap van glanzend
goud boven de pauwblauwe mantel,
die zij over haar nauwsluitend pak
droeg.
„Ik kom u halen voor de ochtend
maaltijd," zei hij. „En daarna gaan
we naar Herpoli voor de sportwed
strijden."
Claymore sloeg de ogen neer onder
haar stralende blik. Als zij al teleur
gesteld of boos over zijn gedrag van
de vorige avond was geweest, was dat
uit haar gezichtuitdrukking en optre
den niet meer af te leiden. Hij volg
de haar naar de kamer, waar zij gin
gen ontbijten. Het was een kleine
achtkantige zaal, die de twee vliegers
nog niet gezien hadden. Het zaaltje
was fel verlicht en de vloer werd gro
tendeels in beslag genomen door een
grote ronde tafel, met tien stoelen er
omheen.
„Dit is onze raadzaal," vertelde Mo
hema. „In dit vertrek plegen de Die
naren overleg over de wijze, waarop
zij hun Heren het best kunnen die
nen". Er kwamen bedienden binnen,
die nog twee stoelen brachten en bla
den met eten en drinken aandroe
gen. Zodra zij de bladen op de tafel
hadden gezet, kwamen de andere
Dienaren binnen.
Nog eer zij met hun maaltijd klaar
waren, richtte Lydda het woord tot de
twee vliegers. „We hebben u hier ont
vangen omdat we van mening zijn, u
onze discussie te moeten laten aan
horen. Zoals u weet, zal vandaag het
sport'feest worden gehouden. Maar
wij Dienaren, hebben nog andere din
gen aan ons hoofd. Met diep leedwe
zen moet ik verklaren, dat de Heren
twee van hen als mogelijke rebellen
hebben aangegeven."
Claymore keek de kring van ge
zichten rond, zich bewust van een
plotselinge spanning. Hij zag Mohe
ma met de tong langs de lippen strij
ken en even kreeg hij de dwaze in
druk, dat zij een tijgerin was, die zich
gereedmaakte voor het bespringen
van het volgend dier, dat zij zou ver
slinden.
Leary keek van achter zijn bescher
mende baard de Eerste Dienaar on
bewogen aan. „Rebellen?"
Lydda knikte. „Ja. Het doet me leed,
dat u geconfronteerd wordt met de
minder bevredigende kant van het
bestaan in Yademos." Hij zuchtte
diep. „Sedert vele eeuwen trachten
wij, Dienaren, de misdaad uit te ban
nen, maar wij zijn daarin niet ge
heel geslaagd."
Het zweet brak Claymore uit. De
spanning nam toe, de sfeer werd
dreigend. Traag en onopvallend
maakte hij zijn boord los en trok het
van zijn hals. Er overviel hem een
tweede dwaze gewaarwording: de
atmosfeer was zo zwaar met elektri
citeit geladen, dat de geringste bewe
ging een weerlichtflits kon ontkete
nen.
De Eerste Dienaar richtte zich
nog eens tot hem. „Is dit in de Bui
tenwereld eveneens een probleem?"
Claymore's stem kraste bijna bij zijn
antwoord. „Ja, vroegere bezoekers
hebben ons ook reeds verteld, dat
het mensdom nergens volmaakt is,"
ging Lydda verder. „Het is een
vraagstuk, dat wij slechts ten dele
hebben kunnen oplossen. En juist nu
wij onze gasten het gelukkig bestaan
wilden doen kennen, dat de Heren
voor ons allen geschapen hebben,
moet hun genoegen bedorven worden
doordat hun Dienaren te onvolmaakt
zijn.
„Twee van de Heren zijn door hun
standgenoten als rebellen aangege
ven. Wij zullen hen dus moeten be
rechten en nagaan of de beschuldiging
juist is." Hij lachte vluchtig tegen
de twee vliegers. „Maar u kent het
strafrecht van Yademos niet. Een
ding zult u evenwel weten, want dat
geldt voor alle mensen: dat de vrij
heid van het individu wordt bepaald
door de vrijheid, die hij zijn mede
mensen laat. Elke Heer heeft een
taak jegens de andere Heren; schiet
hij in deze taak tekort, dan is hij niet
gerechtigd in hun stand te blijven. Bij
zeer schaarse gelegenheden doet er
zich iets dergelijks voor; een Heer ge
draagt zich niet waardig en wordt
berecht. Wordt hij onschuldig bevon
den, men stelt hem in vrijheid; blijkt
hij schuldig, hij wordt gevonnist."
Claymore slikte. „Wat wat is
het vonnis?"
„De dood."
Een kermende zucht klonk uit de
monden van mannelijke en vrouwe
lijke Dienaren om de ronde tafel. „De
dood." Het woord werd telkens op
nieuw gefluisterd, alsof de Dienaren
het heerlijk vonden het uit te spre
ken.
„U wilt zeggen dat er geen
lichter vonnis bestaat?"
Lydda boog het hoofd en zei op ern
stige toon, „Zo is het, meneer Clay
more."
Claymore likte langs zijn lippen.
„Wij hebben in de Buitenwereld
vroeger ook een dergelijke wet
gehad; maar dat was eeuwen ge
leden."
De Eerste Dienaar toonde belang
stelling. „Dit was mij niet bekend."
„Men sprak toen van Draconische
wetten. De dood was de straf voor
ongeacht welk misdrijf. Maar de wet
was te wreed te wreed." Bijna
had hij „onmenselijk" gezegd, maar
hij bedacht zich tijdig.
De Eerste Dienaar lachte vaag. „Ik
kan u verzekeren, dat deze wet hier
nodig is. Voor onze rebellen is het
geen al te wrede straf."
„Maar wat wil dat zeggen? Wat is
een rebel hier?"
(Wordt vervolgd)
Nieuwe verwikkelingen zijn er gerezen door het bericht van gisteren
rond het mysterie van de vermiste Amerikaanse professor Follis. Dat be
richt behelsde dat de 59-jarige Follis (die als voedingsdeskundige ver
bonden is aan het medisch centrum van het Walter Reed Hospital in
Washington) in gezelschap is geweest van twee mannen toen hij, kort voor
zijn verdwijning, in Amsterdam bij het Instituut voor tropische hygiëne
aankwam. Hij werd zondagmorgen 5 december voor het laatst gezien op
de hoek van de Herengracht en het Thorbeckeplein in Amsterdam en leun
de toen volgens getuigen stomdronken tegen een deur.
HET ONDERZOEK van de politie naar
zijn verdwijning heeft tot nu toe aan het
licht gebracht dat prof. Follis, op weg
naar een congres in Teheran, vrij
dagmorgen om twaalf minuten over acht
op Schiphol arriveerde. Om half tien
kwam hij aan bij hotel Schiller op het
Rembrandtplein in Amsterdam. Na zich
verfrist te hebben ging hij weer op weg.
Tegen elf uur kwam hij bij het instituut
voor tropische hygiëne aan. Na een ge
sprek met zijn Amsterdamse collega prof.
Enquêteurs met vragenlijsten bela
gen tot nog toe voornamelijk onze
huisdeuren. Binnenkort kan men ook
op de stations en in de treinen geën
terd worden door dergelijke nieuws
gierige lieden. De vragen die zij de
reizigers zullen stellen behelzen onder
andere: Bevalt u de sfeer op dit sta
tion? Vindt u de aanwijzingen dui
delijk genoeg? Was de conducteur
wel beleefd? Zit u lekker in dit
nieuwe rijtuig? en dergelijke. Al die
vragen maken deel uit van een studie,
op touw gezet door de Internationale
Unie van Spoorweg-medici, naar „de
psycho-fysiologie van de reizigers".
Men wil onderzoeken welke factoren
het reizen geestelijk en/of lichamelijk
vermoeiend of bezwaarlijk maken en
welke maatregelen hierin verbetering
kunnen brengen. De resultaten van de
ze studie zijn van groot belang voor de
internationale spoorw egmaatschappij-
en, wier liefste wens het is, dat de
treinreizigers zich ook onderweg
„thuis" zullen voelen. Een en ander
wordt uiteraard ten dele geïnspireerd
door de concurrentie van het vliegtuig
en van de particuliere auto die de
spoorwegen de laatste jaren steeds
meer inkomsten kosten. Door verho
ging van het comfort willen de spoor
wegmaatschappijen „meer passagiers,
maar vooral tevreden passagiers"
kweken. Ook zal de reizigers gevraagd
worden, meer dan tot nu toe hun klach
ten en verlangens aan de spoorwegdi
rectie kenbaar te maken. Vooruitlo
pend op deze plannen hebben wij al
vast het volgende privé-ver\a.nglijst)e
opgemaakt: a. speciale tienerrijtuigen
met beatmuziek; b. betere foto's in
compartimenten; c. treinraampjes
waardoor men echt naar buiten kan
kijken.
29. Ten tweede male moesten Panda en Joris Goed-
bloed de geteisterde Opzichter Vanondere overeind hel
pen. „Wat naar voor hem allemaal!" zei Panda me
delijdend. „Laten toe hem even op die stoel zetten,
dan kan hij een beetje bijkomen!" „Het is dat gij het
voorslaat, makkertje", antwoordde Joris Goedbloed,
„maar anders zou ik deze potsenmaker op slag de
deur wijzen, nulli volere rumor in casa, zoals onze
Leermeesters reeds zeiden wanneer zij geen rumoer
in hun huis wensten. Wat vermeet gij u wel ruwaard,
hier als beschonken door mijn eenvoudige doch nette
woning te tuimelen?" „De Mbanga-Wanga vruchten...
„siste de opzichter, geschokt, maar nog niet verslagen.
„Ik wil mijnrecht! Ik sta er op datMaar ach,
de beklagenswaardige rechtzoeker stond nergens op.
Hij zat zelfs nergens meer op, want de kwaliteit van
zijn stoel had de Grubbel gelegenheid gegeven tot het
uithalen van een van zijn grappen. Het pretlachen van
dit wezentje ging echter verloren in het daverend ge
weld waarmee de grote Vanondere opnieuw ten val
kwam. „Dit wordt te erg" riep Panda; maar Joris
nam het woord en sprak ferm: „Mijn makkertje hier
zegt het! Dit wordt te erg. Enige lompheid wil ik nog
wel goedertieren door de vingers zien, maar thans moet
ik toch werkelijk een vervolging wegens huisvrede
breuk overwegen, waarbij een schadevergoeding voor
vernield meubilair niet achterwege mag blijven!"
BEGRIJP NIET WAAR PELWE EN
KLAASJE 2.I4N?
KUK MAAR EENS 60ED, 016
VERMAKEN ZICH VAST
ONDERWATER
ZE ZIJN DAN WEET IK HET WERKELIJK.
ERNlET<A NIET,,.OP DEZE BOOT ZIJN TOCH
Oomen verdween hij. Waarheen is onbe
kend.
Tegen half negen 's avonds verscheen de
hoogleraar in een tegenover het politie
bureau Singel gelegen Indische restaurant.
Om kwart voor tien begon een nieuwe pe
riode, waarin zijn gangen duister zijn. Om
elf uur dook hij echter weer op in een bar
aan de Reguliers-dwarsstraat.
Daar ontmoette hij de 45-jarige „uit
gaande" vrouw Wally, met wie hij het
etablissement een half uur later verliet
om een nachtclub aan het Rembrandt
plein te gaan bezoeken. Om half vier le
verde de vrouw Follis, die normaal vrij
wel geen alcohol gebruikte, en ook ver
der een sober leven leidde, dronken af in
zijn hotel.
Men moest hem op bed deponeren en
zijn schoenen en jas uittrekken.
Hoewel niemand hem het hotel heeft
zien verlaten, werd hij zaterdagmiddag
om half drie gezien in een juwelierszaak
in de Heisteeg. Hij bekeek een paar rin
gen, waarvan hij er naar zijn zeggen één
aan een vriendin cadeau wilde doen en
ging zonder iets gekocht te hebben weer
zijns weegs. De vraag is weer waarheen?
Tot half negen is de politie zijn spoor
opnieuw bijster. Toen kocht hij in een ca
fetaria bij het Rembrandtplein een bal ge
hakt. Daarna begon hij een tocht langs
de verschillende aan het plein gelegen ca-
ïé's. Om elf uur verscheen hij tenslotte
in de hal van het hotel Schiller, waar hij
kennelijk op iemand (Wally) wachtte.
Daarna bezocht hij nog enkele bars, tot
hij tenslotte volledig verdween.
Sindsdien is geen spoor meer van hem
ontdekt. De politie houdt het nog steeds
voor mogelijk dat prof. Follis per onge
luk te water is geraakt en verdronken is
maar deze veronderstelling wordt steeds
onwaarschijnlijker. Vandaag, ruim veer
tien dagen na zijn verdwijning, is zijn
stoffelijk overschot nog steeds niet ge
vonden. De politie begint dan ook meer
en meer rekening te houden met de mo
gelijkheid van een misdrijf. Wanneer men
van de veronderstelling „moord" uitgaat
is de vraag echter: waar bleef het corpus
delicti?
EEN ANDERE mogelijkheid, waarmee
men in politiekringen speelt, is ontvoe
ring naar het oosten. De recherche van
het bureau Singel staat dan ook niet al
leen in haar belangstelling voor de ver
dwijning van prof. Follis. Nederlandse in
lichtingendiensten stellen op hun beurt
'n onderzoek in. Dit ondanks officiële ont
kenningen van Washington dat prof. Fol
lis betrokken zou zijn bij het werk van de
Amerikaanse geheime dienst of speciale
regeringsopdrachten zou hebben.
Het is in dit verband opmerkelijk dat
de Leidse hoogleraar prof. Querido, met
wie de heer Follis een afspraak had voor
de maandag na zijn verdwijning, dadelijk
de Amerikaanse ambassade waarschuw
de toen zijn collega niet op kwam dagen.
In verband met de mogelijkheid van „ge
heim" werk door prof. Follis houdt men
er ook rekening mee dat zijn verdwijning
in verband kan staan met de recente
moorden op de Japanse vertegenwoordi
ger Yutaka Kameda (koffermoord) en de
Engelse filmregiseur Claude Berkely,
naar de daders waarvan de Amsterdam
se politie nog steeds zoekt.
Ook spionage wordt niet onwaarschijn
lijk geacht. Tenslotte vraagt de politie
zich af of prof. Follis niet komedie ge
speeld heeft om opzettelijk te ver-
dwnijen, in opdracht van zijn geheime
werkgevers of voor een „vlucht" naar het
oosten. De keuze kan dan op Amsterdam
als plaat van verdwijning zijn gevallen
omdat de twee moorden op buitenlanders
de verwarring zouden vergroten.
Misschien kan de politie met het ant
woord op de vraag, wie de twee mannen
waren die de hoogleraar vergezelden toen
hij bij het instituut voor tropische hygië
ne kwam, een tipje van de mysterieuze
sluier, die het geval Follis bedekt, op
lichten.
Books y
KTOCKETBOOKsj jj
Ter voorkoming van veel onnodig die
renleed adviseert de Nederlandsche
Vereeniging tot Bescherming van Die
ren de bezitters van konijnen, kippen,
kalkoenen, ganzen enzovoorts, die zij
voor Kerstmis geslacht willen hebben,
zich in verbinding te stellen met de
poelier ter plaatse, die de dieren pijn
loos en vakkundig tegen een kleine
vergoeding wil doden. Ook kan men
zich hiervoor tot het abattoir wenden.
Advertentie
48. Zodra ze bemerken, dat de rechter
en Tsjiao Tai nog in leven zijn, vertrek
ken ze om te beraadslagen. Tsjiao Tai
heeft een barstende hoofdpijn, maar hij
is toch druk bezig te proberen zijn han
den los te krijgen. Tevergeefs. „Pao en
Yie hebben ons vakkundig vastgebonden,
edelachtbare!" bromt hij. „En ons ook
nog voor ezels uitgescholden!" „Het is
alles mijn schuld, Tsjiao Tai! Ik had na
tuurlijk op de uitkijk moeten staan, ter
wijl jij met dat hangslot bezig was. Ove
rigens is Yie niet de echte Meneer Yie,
maar een handlanger van Pao, die zich
voor Yie uitgeeft. De echte Yie is in zijn
eigen slaapkamer vermoord!" „Dat was
dus het lijk in de rotsspleet!" zegt Tsjiao
Tai. „Inderdaad. Na de moord is de
oude, trouwe huismeester met Mevrouw
Yie en haar zoontje gevlucht. Wij hebben
Pao's boeven die hen achtervolgden, in
het bos op de vlucht gedreven, maar
Pao zelf heeft hen achterhaald voor ze de
militaire wachtpost bereikten.„Dit
zogenaamde huismeester hier is dus ook
een boef!" zegt Tsjiao Tai kwaad. „Daar
ziet hij er dan ook wel naar uit! Maar
hoe redden we ons uit deze situatie, edel
achtbare? Die twee schoften zeiden dat
ze straks terugkomen om ons af te ma
ken."
411. Zodra Bram het goede schip Ko-
kanje langs de kade had gestuurd, kwa
men de soldaten van El Presidento om
het Oervuur te halen.
In triomf werd de reusachtige kaars
van boord gedragen. Van de toren van
het kasteel af werd de trompet gestoken.
Vlak achter de kaars liepen de schurken,
vergezeld van Brammetje Fok, die nog
steeds als de onbetrouwbare Knoesteve-
ger was vermomd.
„Hierheen, hierheen," riep El Presiden
to kraaiend. Hij schraapte zijn keel, alsof
hij een lange toespraak wilde houden.
Maar zó groot was zijn verlangen om het
Oervuur te proberen, dat hij met enkele
zinnen volstond:
„Mannen, jullie hebben het land en mij
een grote dienst bewezen. Neem deze zak
ken goud en maak er een gepast ge
bruik van. En vergeet niet er belasting
van te betalen.
Op een erepodium mochten de vuurdie
ven toekijken, hoe plechtig het grootste
stuk vuurwerk werd onthuld, dat ooit door
El Presidento was besteld.
„Nu ik het Oervuur heb kan ik het ein
delijk afsteken," zei El Presidento. „Man
nenbreng de kaars hier. Het geluk
kigste ogenblik van mijn leven is aange
broken."