1 i t Het woord is vlees geworden en het heejt onder ons ge woond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heer lijkheid als van den eniggeborene des vaders, vol van genade en waarheid, Johannes heeft van hem getuigd en heeft ge roepen, zeggende: deze was het, van wien ik zeide: die na mij komt, is voor mij geweest, want hij was eer dan ik. Immers uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade; want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen. Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren zoon, die aan den boezem des vaders is, heeft hem doen kennen. Johannes 114-18 IN ONZE DAGEN loopt men graag te hoop rondom de leuze: „het gaat om de wereldse betekenis van het evangelie". Prak tisch betekent dat meestal, dat men vraagt of het evangelie en het geloof ook een eigen positieve bijdrage kunnen leveren in de oplossing van de problemen en de opheffing van de noden, waar aan de moderne mensheid lijdt. Men bouwt daar dikwijls een achtergrond van theoretische overwegingen omheen, welke hierop neerkomen, dat men aan het traditionele christendom verwijt, dat het de zaak van het evange lie en het geloof veel te veel heeft opgeborgen in een aparte pro vincie, genaamd „de godsdienst". De dingen worden dan vervluch tigd in de innerlijkheid van de ziel of de eeuwigheid van de hemel. Maar volgens de bijbel gaat het om de concrete realiteit van het aardse leven. Daar moet het geloof wat te betekenen hebben; als het daar niets te betekenen heeft, dan heeft het in het geheel geen betekenis, zo zegt men dan. Aan deze praktische en theoretische gezichtspunten moet men onvermijdelijk nog een essentieel ge zichtspunt toevoegen. Het is aldus te omschrijven: geloven is een zaak van leven, van doen, van omgaan met de wereld. Het is niet een zaak van praten. Ook niet een zaak van denken. Zeker niet een zaak van voelen. Alleen in de daadwerkelijke existentie geschiedt het geloof of het geschiedt niet. DEZE OPVATTINGEN gaan van een enorme veronderstelling uit. Namelijk, dat de wereld de moeite waard is. Het evan gelie wordt gemeten aan de vraag, of het wat te betekenen heeft voor de wereldse werkelijkheid. Dan alleen is het volgens de gangbare gedachtengang van onze tijd de moeite waard. Maar dat veronderstelt, dat die wereldse werkelijkheid zelf in ieder geval wel de moeite waard is. Waar halen we die zekerheid vandaan? Waarom behoor ik mij in te spannen voor de opheffing van de noden van de mensheid? Wie garandeert mij, dat het zin heeft, te zoeken naar een oplossing van haar problemen? Is existeren werkelijk beter dan zelfmoord plegen? Is de aarde beter dan de hemel, het zijn dan het niets, het lichaam dan de ziel, het sociale vraagstuk dan de mystiek? Verreweg de meeste mensen beantwoorden deze en dergelijke vragen zonder enige aarzeling bevestigend. Of liever, zij beant woorden ze niet. Zij stellen die vragen niet eens. Zij gaan er zonder meer van uit, dat het zo is. Een kluizenaar, die z'n leven lang God en z'n ziel zoekt, houdt men voor een zonderling. Een sociaal werker, die naar een onderontwikkeld gebied gaat, drukt veel meer de onbetwijfelde zin van het mensenbestaan uit. Op de kerstdagen is het goed, toch eens even stil te staan in deze roezige jacht van de moderne gedachten. Is het werkelijk zo, zoals we denken, dat het is? En waarom is het zo? Waarom is m'n naaste een belangrijke realiteit? Waarom is het de moeite waard, te wer ken aan de verbetering van de wereld? Heeft die wereld dan zelf een betekenis? DAT ZIJN ECHT, wat men kan noemen „laatste vragen". Met ervaring en redenering, met feiten en bewijzen komen we terzake van deze vragen niet zo bar ver. De wetenschap bij voorbeeld levert in de beantwoording van deze vragen geen en kele bijdrage! Zij is zelf bezig met de verbetering van de wereld. Zij gaat dus van de veronderstelling uit, dat het de moeite waard is, haar te verbeteren. Zelfs de veronderstelling, dat het de moeite waard is haar te onderzoeken, is een veronderstelling. Mocht deze niet juist zijn, dan vervalt elke zin van de wetenschap. Terzake van die laatste vragen moet de mens een keuze doen. Dat doet hij dan ook. In alle feitelijkheid. Hij vergeet alleen meestal, dat het een geloofskeuze is. Hij doet alsof zijn keuze van zelf spreekt, maar dat is zelfbedrog. Wanneer onze kritische zin totaal ontwaakt is, kunnen we met dit zelfbedrog niet langer vrede hebben. Laten we onze positie als mens in de wereld compleet onder ogen durven zien! Zij is ten slotte, in haar fundamenten, zaak van geloof Wie dan verder gaat en wil doordringen tot verheldering en tot uitbouw van zijn geloofskeuze, komt onvermijdelijk terecht bij de grote wereldgodsdiensten en de wijsgerige systemen. Beamen zij de stelling, dat de wereld de moeite waard is Het gaat niet aan, in dit korte bestek alle religies en filosofieën de revue te laten passeren. Wel kunnen we met stelligheid be weren, dat er nergens een zo zwaar accent op de naaste en de wereld is gelegd, als in het christendom en in de door het christe lijk geloof gestempelde filosofie. HET EVANGELIE VAN DE KERSTDAG is de oorsprong van dit zware accent. De boodschap van de vleeswording van het eeuwige Woord in een concreet historisch feit geeft aan de wereld een enorme betekenis. Daarom moeten we niet alleen spreken van de wereldse betekenis van het evangelie. Als we het daarbij laten, zetten we de zaak op z'n kop. We moeten nog veel meer spreken van de evangelische betekenis van de wereld. Daarmee bedoelen we dan de betekenis, welke het evangelie geeft aan de wereld. In simpele woorden gezegd, is dit toch het evangelie: de tijd is vervuld. Dat wil zeggen: de tijd is vol ge worden. Zij is niet leeg meer, niet loos, daarom ook niet ijdel, onder andere ook niet meer zinloos. Waarvan is zij vol geworden Van het heilEr is verlossing. De mens en de wereld kunnen be staan. Door het kwaad heen, ook als dit kwaad zonde heet. Door het verderf heen, ook als dit verderf dood heet. Het leven is ver lost. Dat wil zeggen: het is omgezet in het eeuwige leven. Daarom is het fijn, om er te zijn. Een mens kan er zijn. Tot in alle eeuwig heid. Voor Gods aangezicht. Dat geldt niet alleen voor de enkele mens. Het geldt ook voor de gemeenschap van de mensen. Zelfs voor het menselijke geslacht. Het rijk van God is en wordt opgericht op de aarde. Het gaat ergens naar toe. Er is een doel. Het eschaton, de toekomst is het trekpunt en de samenvatting van het historische proces. Er is een sociaal ideaal. Er is een zicht op de zin van de geschiedenis. De kerk is de rode draad, die door het verhaal loopt. Zij is de draagster van het evangelie van het in Christus verschenen heil. In de prediking geeft zij het door, van het ene geslacht op het andere. Zo ontstaat de apostolische traditie. De kerkgeschiedenis is zendingsgeschiedenis. Daarin ligt niet de zin van de wereldge schiedenis. Maar deze licht daar wel in op. Niet Christus is de zin van het historische proces, maar het rijk van God. DEZE HELE ZINGEVING van leven en wereld voltrekt zich in het christelijk geloof met een laatste accent. Het geldt alles voor Gods aangezicht. Het wordt zelfs beleefd als daad en gave van God. Hij zelf is in zijn Zoon ingegaan in onze tijd. Incarnatie Vleeswording De Eeuwige in de tijd In deze bijkans mythische beelden is een betekenis van de wereld uitgedrukt, als in geen enkele godsdienst of filosofie is te vinden. Maar het is niet alleen God, die aan de gang is. De mensen zijn ook aan de gang gezet. Hun handelen heeft een volle zin ge kregen. Zij weten nu door Christus wat het ware en goede is. Zij willen het ook. Ja zelfs: zij kunnen het. Door de Geest. Zij zijn allen op weg gezet naar het rijk. De geschiedenis is de ene, grote pelgrimstocht der mensheid geworden. Zij zoeken het ware vaderland. Dat vaderland is: deze aarde, in haar door Christus verloste staat. Prof. dr. A. A. van Ruler. Er Het evangelie be-tekent de wereld f 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 13