IKONEN IN UTRECHT Prachtige expositie uit Zwitserse verzameling Een humanistische visie op het kerstfeest Het schorem viert kerstmis Nieuwe directeur N.H. Persbureau 14 VRIJDAG 24 DECEMBER 1965 Erbij Als in een orthodoxe kerkdienst de priester rondgaat om de ikonen te bewieroken, dan brengt hij ook een groet aan de aanwezige gelovigen. Dat is geen vriende- lijkheidsgebaar maar heeft te maken met een diep geloofspunt: in de gelovige mens eert de priester het beeld Gods. De mens is niet slechts een stoffelijk wezen, hij is een beelddrager Gods, een ikoon Gods. Wie de komende weken (tot eind januari) de ge legenheid aangrijpt om in ons land, en wel in het Aarts bisschoppelijk Museum in Utrecht (ondergebracht in het Centraal Museum), een unieke verzameling oude ikonen te bezichtigen, doet er goed aan zich tevoren terdege te beseffen wat hij of zij gaat zien. Goed, in het Westen zijn we de Oosterse ikonen meer en meer gaan bewonderen als kunstwerken en als zodanig zijn ze waardevol geworden, maar de echte waarde van een ikoon gaat dieper. Die waarde te beseffen maakt de be zichtiging van de Utrechtse tentoonstelling tot een feestelijke, verrijkende gebeurtenis. De weliswaar dure maar toch ook de andere opzichten kostbare catalogus, belangwekkende bijzonderheden overt de werken, kan daarvan een goede herinnering zijn, hij geeft vele KORT NIEUWS Het zijn werken die in het bezit zijn van de heer Walter Schweizer uit Lu- zern. Deze Zwitserse verzameling heeft als hoofdaccent werken uit de Balkanlanden. Ze zijn vervaardigd in de 16e, 17e, en 18e eeuw, in de perio de dus dat de Balkan onder Turkse heerschappij stond. Ook zijn er Ikonen uit Rusland te zien, in vele opzichten erg verschillend van die uit bijvoor beeld Roemenië. De Ikoon is voor de orthodoxe chris ten niet zo-maar een religieus kunst werk. Op het woord kunst wordt in dit verband nauwelijks de nadruk gelegd. De vervaardigers zijn meestal gee-i kunstenaars maar vaak veeleer lokale handwerklieden of eenvoudige kloos terlingen. De Ikoon is in de eerste plaats iets geheel anders. Dat hangt nauw samen met het orthodoxe geloof. Orthodoxie, heeft een oosters theo loog eens gezegd, is in wezen niet in de eerste plaats „rechte leer", maar „rechte lofprijzing". Vandaar dat in de orthodoxe kerkdienst een zeer gro te plaats is ingeruimd aan de lofprij zing. Trouwens men „houdt" geen kerkdiensten maar men „viert de H. Liturgie". De lofzang van de engelen, aangeheven in de kerstnacht, klinkt voort. Christus heeft zich een volk ver worven dat, om met prof. dr. Van Un- nik te spreken, „geniet van het aange brachte heil, en dankt en bidt en wacht tot het geloven zal overgaan in het aanschouwen, tot de nieuwe hemel en de nieuwe aarde werkelijkheid zullen zijn en het ganse verheerlijkte schep sel de grote lofzang zal aanheffen". Athanasius heeft het orthodoxe ge loof eens als volgt samengevat: „Hier toe is God mens geworden, opdat wij God zouden worden". Daarbij denkt de orthodoxe Christen graag aan Psalm 82:6 „Gij zijt goden, ja, allen zonen des Allerhoogsten". De mens is beeld drager Gods, gevallen in „Adam", ver heven in Christus. Daarom is de Ikoon een afbeelding van de mensgeworden God, van het door God verheerlijkte mensdom. Een Ikoon van Christus, van Maria, een Heilige (in wezen' zijn alle gelovigen heilig, sommigen echter zijn het zeer duidelijk, een proces ter heiligverkla ring is in de orthodoxe kerk dan ook niet nodig), is meer dan een „por tret". In de afbeelding van bijvoor beeld Christus komt Hijzelf tot de mens. De zichtbare wereld, zo zegt de or thodoxe gelovige, is een afspiegeling van de goddelijke realiteit. Johannes Damascenus heeft eens gezegd: „God Zelf schiep de eerste Ikoon van Zich zelf: namelijk de mens". Het doel van de mens-schepping was de mens-wor ding van God. Daarom kan deze mens wording afgebeeld en vereerd worden: de Ikonen. De eer die men de afbeel ding bewijst, bewijst men aan God. In het oosten kende men al vroeg de Ikonen, religieuze afbeeldingen van heilsfeesten en figuren uit de H. Schrift, vervaardigd op kleine, houten panelen. Ze werden al vroeg vereerd. De kerk meende, toen dit ernstige vor men aannam, hiertegen te moeten optreden en tot tweemaal toe werden verbodsbepalingen ingesteld. Er kwam zelfs een concilie aan te pas. De geboorte vgn Christus is tal loze malen door schilders vereeu wigd. Bij tal van Italiaanse mees ters ziet men bewogen voorstellin gen van het heilsfeit, dat de mens heid morgen gaat herdenken. Rechts hebben wij een voorbeeld afgedrukt van een zienswijze in Rusland. Het is de schildering „De geboorte van Christus", zoals die in de vijftiende eeuw door een anonieme schilder werd gemaakt. Zij is nu in de ver zameling van George R. Hann in het Amerikaanse Sewickley te vin den. Een voorbeeld van een nog veel oudere voorstelling door een anonieme schilder is onderaan deze pagina afgedrukt. Het is het „Evan- gelisarium van Sint Bernulfus, dat uit ongeveer 1050 stamt, uit de school Reichenau-Sankt Gallen. Verder vindt u de ikoon Moeder Gods Hodegetria"die men in aller lei stijlen kan aantreffen op de ten- tonstelling Roemenes en Servisch. Dit is de Russische „Moeder Gods van Tichwin", die uit de eerste helft van de zeventiende eeuw stamt. Hodegetria betekent „de wegwijzen de". Maria wijst naar het kind, dat in de ene hand een .wetsrol vast houdt en met de andere een zege nend gebaar maakt. De kerk nam het conciliebesluit ech ter niet aan. De gelovigen bleven trouw aan hun oude geloof ten aanzien van de Ikonen. Toen in 787 het zeven de algemene (oecumenische) concilie werd gehouden in Nicea bevestigde men dat geloof. Daarna beleefde de Ikoonkunst hoge bloei. Ze moesten evenwel volgens vaste wetten worden vervaardigd. HOEWEL de Ikonen uit verschillen de landen en verschillende tijden in het algemeen gesproken zeer op el kaar gelijken zijn er toch ook wezen lijke verschillen, samenvallend met landaard en culturele ontwikkeling. De tentoonstelling in Utrecht levert daar van. een boeiend beeld. Soms zit het verschil in gelaatsuit drukking. De Russische zijn vaak zo veel menselijker dan de Roemeense, vooral als men ze dan ook nog uit ver schillende eeuwen neemt. Boeiend is het ook te ontdekken dat in bepaalde perioden de achtergrondeft een rol gaan spelen, vaak met eigentijdse kerkgebouwen. Soms spelen daarnaast de randversieringen een grote rol. Mooi voorbeeld daarvan is de Moeder Gods Hodegetria (de Wegwijzende) met engelen en profeten, een Roe meens werk uit de 17e eeuw. Maria met kind zijn hier omgeven door enge len, in de randversiering ziet men de profeten afgebeeld. Legt men daar naast een Servische Moeder Gods Ho degetria, dan ligt alle nadruk op het kind, waarnaar Maria met de vingers wijst. Ook dit werk stamt uit de 17e eeuw, maar hier ontbreekt verder iede re versiering. Andere Ikonen laten Maria zien als de Moeder Gods Eleousa: der Teder heid. In principe verschillen de Ikonen die dit onderwerp uitbeelden niet van elkaar: maar toch roepen ze geheel verschillende gevoelens op. In een Roe meens werk uit de 19e eeuw liefkoost het kind bijvoorbeeld de moeder, ter wijl in een Roemeens werk uit de 18e eeuw daarvan geen sprake is. Prachtig van kleur en edel van lijn is de Christus Pantocrator. (Alheer- ser) 'n Griekse Ikoon uit de 17e eeuw, waarop Christus in priesterlijk gewaad van die tijd is uitgebeeld als de ko ning der koningen. Hoeveel simpeler is in wezen daarnaast een Servische Christus Pantocrator uit dezelfde eeuw. Op de tentoonstelling zijn verder heel mooi Ikonen te zien met bijbelse ver halen, oude triptieken, z.g. heilige deu ren, uitbeeldingen van heiligenlevens, reisikonostasen en zeer primitieve ach ter-glasschilderingen uit Roemenië. Men ziet er Ikonen die aan de wand werden gehangen, maar ook grote Ikonen die een plaatsje hadden op de Ikonostase: de scheidingswand die men in orthodoxe kerken kent tussen de ruimte, waar de gelovigen staan, en het altaar. Het altaar is namelijk de plaats waar de hemelse heerlijkheid werkelijkheid wordt. Dat ziet men met het geestelijk oog beter dan met het lichamelijke. Vandaar dat er een wand met Ikonen is opgetrokken, waarin zich deuren bevinden die slechts af en toe open gaan. Zo valt er in Utrecht veel moois te zien. Om tweeërlei reden: uit het oog punt van kunstgevoel, maar meer nog uit het oogpunt van het kennisnemen van een stuk godsdienstbeleving in kerken waarmee het westen juist in deze tijd meer en meer in contact komt. Hoe staan de humanisten tegenover het kerstfeest? In „Mens en Wereld" geeft de heer P. N. Kruyswijk een sa menvatting van de humanistische op vatting, die wij hier overnemen. Reeds in de naamgeving bestaat er onder humanisten verschil. Men kan „Kerstmis" vieren, zonder te doelen op „Christus", van wiens naam het woord is afgeleid. Ook spreekt men wel van Zonnewende of Midwinter, zonder te willen terugkeren tot natuur mystiek. Er is een behoefte, om deel te nemen aan eeuwenoude symboliek en daaraan een eigen inhoud te geven. Maar evenzeer komt het voor, dat men aan de mid winterdagen geen geestelij ke betekenis wil verbinden en ze en kel doorbrengt in vrijheid en gezellig heid. Iemands afkomst, waarvan hij iets wil overnemen of waartegen hij zich juist verzet, speelt dikwijls een rol: godsdienstig of atheïstisch; socialis tisch of individualistisch. Ook is er verschil door geaardheid en levensge woonte: traditioneel of experimenteel, praktisch of bezinnend, nuchter of ro mantisch. Uiteraard zouden hier nog vele andere schakeringen aan toe te voegen zijn. Bij de interne variatie komt nog on ze positie temidden van overwegend christelijke tradities. Menigmaal brengt de situatie mee, dat wij Kerst mis vieren in één verband met anders denkenden. Conflict, of zelfs maar dis cussie, behoren niet op het feest. Reeds aan het begin der voorbereidingen is daarom een bespreking nodig, waar men voor zijn overtuiging kan uitko men. Hetzelfde geldt voor een „gemengd" gezin en zelfs voor een milieu van geestverwanten, waar immers ook groot verschil van smaak kan zijn: wat is ieders speciale wens en in breng; wat kunnen we samen doen en op welke punten gaat ieder zijns weegs? Met geven en nemen trachten we een geheel te ontwerpen, waartoe zeker ook de vrijheid behoort van dege nen, die het feest apart willen vieren of het geheel afwijzen. Niet slechts verdraagzaamheid, maar belangstelling voor eikaars inzicht, en de wil om ieder tot zijn recht te laten komen dat typeert de humanistische inbreng. Eerder dan een bepaalde symboliek of een speciale naam voor het feest. HET vieren van de kortste dag vindt men bij de Joden en Romeinen, Germanen en Christenen; in culturen der oudheid en van de moderne tijd. Symboliek van licht en groen is niet aan een bepaalde godsdienst gebonden. Overal weet men het leven gedragen door krachten uit de zon. In landen ver van de evenaar, wordt haar terugkeer met vreugde begroet en dikwijls ook met verlevendigd besef van afhanke lijkheid en verwondering. De voorafgaande weken en maanden staan in het teken van toenemende huiselijkheid: naarmate de zon zich te rugtrekt, worden de mensen voor be houd van warmte en licht meer aange wezen op hun technisch vernuft en op onderlinge saamhorigheid. Tijdens de „donkere dagen" van het jaar besteedt men extra aandacht aan wie alleen staan -of gebrek lijden; privé zendt men elkaar heilwensen, publiek procla meert men wereldboodschappen van vrede en verzoening. Zakelijk moge dit alles niet veel zichtbare uitwerking hebben, symbo lisch geeft het uitdrukking aan gevoe lens die over heel de wereld verbreid zijn. De constellatie van natuur en sa menleving rondom dit jaarlijkse keer punt, geeft velen aanleiding tot inkeer, in besef van verbondenheid. Van „Oud op Nieuw" richt de bezinning zich dan vooral op ontwikkelingen in de tijd, door terugblik en vooruitzicht. De dag van Zonnewende en Kerst bepaalt ons meer bij het bestaan in zijn geheel, bij de menselijke situatie als zodanig. Overeenkomstig de opvattingen van de menselijke situatie, verschilt dus ook de inhoud die men aan dit feest verleent. In primitieve religies wordt de zon als godheid vereerd, in de strijd tegen duisternis en ondergang. Het christendom heeft van natuur godsdiensten de datum overgenomen, en deze gevuld met het vieren van Gods geboorte als mensenkind. Mo dem humanisme gaat uit van de men selijkheid zelf: Gedragen door natuur en traditie, maar uiteindelijk aange wezen op eigen creativiteit. Het bestaan, niet meer tot God her leid, wordt des te directer als wonder en verantwoordelijkheid ervaren. Zo krijgt een kaars de betekenis van men selijke zorg en intimiteit, wanneer het licht der natuur het verst geweken is. De kerstman dankt zijn rode winter- pak aan de gloed van vuur en vro lijkheid. En het kind in de stal repre senteert, zo gezien, het onbescherm de leven, in onbegrensde solidariteit. Niet aan één openbaring in het bij zonder verbonden, maar aan al het menselijke in de wereld, kan men het feest meer dan ooit in zijn volle bete kenis vieren zonder ertoe verplicht te zijn. Symboliek wordt leugen, inzo- verre ze niet ondergeschikt blijft aan onze daad en houding in de levens werkelijkheid. DE werkelijkheid manifesteert zich in dit feest "vooral door een sfeer van openheid en rust. Midden in het win terseizoen is er nu gelegenheid om tot zichzelf te komen, en beschikbaar te zijn voor elkaar. Ontspanning en in keer kunnen leiden tot verruiming in eigen werk en leuzen, in de omgang met anderen en in iemands kijk op het bestaan als geheel. Opzettelijkheid wordt licht een hin derpaal. Gezinnen die aanvankelijk zochten naar een bewuste zingeving vinden menigmaal het eindpunt in vrijheid en gezelligheid. Kinderen uit een milieu waar het kerstmaal hoofd zaak was, ziet men als volwassenen wel zoeken naar meer geestelijke in houd. Vooral kleuters zijn gesteld op enig ritueel, bijvoorbeeld ieder met een eigen kaars te mogen optrekken naar de kerstboom of naar een feestelijk versierd ontbijt. Voor anderen is een wandeling in de natuur het hoogte punt. Van de talloze mogelijkheden zijn hiermee slechts enkele genoemd. De betekenis van sparregroen en kaarslicht is juist door haar eenvoud en algemeenheid voor de meesten van ons wel te aanvaarden. Meer gespe cialiseerde symbolen, zoals de chanoe- kakandelaar of het kind in de kribbe, kunnen in humanistische zin worden opgevat maar ook afgewezen. Het hangt er maar vanaf, welke gevoels- verbindingen een zinnebeeld oproept voor een bepaalde persoon of kring. Ontvankelijkheid voor meer dan één traditie, betekent tegelijk een gezonde relativering ervan. Zodoende zal een humanistische stijl zich in verschei denheid ontwikkelen, door de vinding van enkeling en groep. Wat versiering betreft, is soberheid of uitbundigheid meer een kwestie van persoonlijke geaardheid, dan van le vensovertuiging. Bij het aanrichten van een feestmaal ligt, tussen onthou ding en overdaad, de kunst in het wel verzorgde. Gastvrijheid jegens alleen staanden is voor de kerstviering even typerend, als daarnaast de gelegenheid om in kleine kring eens zonder be slommeringen bij elkaar te zijn. Met ieders medewerking dient ook de huis vrouw zoveel mogelijk ontheven te wor den van haar dagelijkse werkzaamhe den. Door het naar binnen gerichte karak ter van dit feest, komt aan het muzi kale aspect bijzonder belang toe. Van het kerstlied bestaan folkloristische uitgaven en kunstzinnige bewerkingen, waarbij het godsdienstige motief is op genomen in menselijke vertedering of speelse fantasie. Terwijl buiten de spe ciale kerstmuziek er nog veel meer te vinden is, dat past bij de stijl die men zoekt. Ook voor verhalen, gedichten of le- ketoneel behoeven we ons niet tot spe ciale winter- of kerstthema's te bepa len. Echte menselijkheid kan zowel in het avontuurlijke en humoristische als in het ernstige en bewogen genre tot uitdrukking komen, aldus de heer Kruyswijk in „Mens en Wereld". WWUVW\rtAA/\AAAAAAA/\/\rtlW\rtAAAAA/\A/\AA/tAAAAAAAHAAAAAA/V\AAA/MIAAA/V/UV\/IAAAA/VAAftAA/W\l\AI\/W\/WU\( Het breed moderamen van de gene rale synode der Nederlandse hervorm de kerk heeft, daartoe gemachtigd door de generale synode en op voor dracht van de raad voor de zakep van pers en publiciteit, tot directeur van het persbureau der Nederlandse hervormde kerk benoemd de heer C. Timmer, sociaal-economisch redacteur bij het dagblad Het Parool. Deze benoeming moet gezien wor den in het licht van het reeds enige tijd bestaande voornemen om het ac cent van de werkzaamheden- van het persbureau meer dan tot dusver te leggen op de voorlichting over de her vormde kerk ten behoeve van pers, ra dio en televisie. De heer Timmer, als directeur op volger van mejuffrouw C. A. de Vlie ger, die het persbureau zal verlaten in verband met het bereiken van de pen sioengerechtigde leeftijd, zal in op dracht van de raad voor de zending van de Nederlandse hervormde kerk te vens belast zijn met de voorlichting aangaande het zendingswerk van deze kerk. Voordat hij in dienst trad van Het Parool heeft de nieuwe functionaris bij enkele andere dagbladen gewerkt en was hij enige tijd als voorlichtings functionaris verbonden aan het Chris telijk Nationaal Vakverbond. De heer Timmer zal op 16 april 1966 in functie treden. De generale synode van de Oosten rijkse Evangelische Kerk, die de beide stromingen van de Augsburgse (luther se) en Helvetische (calvinistische) be lijdenis bundelt, heeft zich na rijp be raad in meerderheid uitgesproken voor de toelating van vrouwelijke kandida ten in de theologie tot het predikambt. Onder de rooms-katholieken bestaat het gebruik om thuis in de kersttijd een miniatuur-kerststal in te richten. De pro testanten, die nu eenmaal een beeldenstorm achter de mg hebben, voelen daar als regel minder voor maar naar mijn mening is een kerststal toch altijd nog zinvoller dan een kerstboom. In het oorspronkelijke kerstverhaal komt namelijk wel een stal voor maar van een boom is geen sprake. Dat tot de inventaris van een kerststal het Kind, Maria, Jozef, de herders en de wijzen behoren is aan geen twijfel onderhevig, maar men zou kunnen discussiëren over de op stelling van de os en de ezel, daar deze dieren er immers bij de gratie van de traditie bij staan. In de discussie sta ik evenwel volledig aan de kant van de os en de ezel, want het is mijn vaste overtuiging dat deze dieren welwillend de be valling hebben gadegeslagen om daarna goedig de ruif af te staan en om hun voer, hier of daar nonchalant neergelegd, op een ongebruikelijke plek te verorberen. De os en de ezel hebben er zéker bij gestaan, want zij ont breken op de kritieke ogenblikken nooit. Als de goddelijke wet aan het joodse volk gegeven wordt, dan worden de os en de ezel apart vermeld: „Op de sabbat zult gij niet arbeiden, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw os, noch uw ezel". En als de profeet Jesaja in een stralend visioen een blik gegund wordt in de toekomstige aarde dan ziet hij op de nieuwe schepping de os en de ezel wandelen. Over de profeet-dichter Jesaja gesproken, deze heeft het in het begin van zijn geschrift ook nog in een ander verband over de os en de ezel. Hij stelt dan die dieren ten voorbeeld aan de mensen: „Deze dieren weten tenminste wie hun eige naar is en zij kennen de krib van hun meester, maar de men sen hebben zelfs daarvoor geen begrip". Nu is het Hebreeuw se verzamelwoord voor os en ezel „schoorwechamoor" en wij kennen dat woord als schorremorrie en schorem. Dus wordt het schorem ons tot voorbeeld gesteld en uit de kerstge schiedenis weten we dan ook dat het schorremorrie de weg naar de krib heeft gevonden, want in de stal van Bethlehem treffen wij de herders aan en zij waren destijds bepaald geen zachtaardige jongens maar uitschot. Het kerstfeest is eigenlijk helemaal geen feest voor keu rige mensen, die in hun verlegenheid dan ook meestal niet beter weten te doen dan van het Christus-feest een christelijk fuifje te maken en van de kerstdagen christelijke snipper dagen. Wil men het écht vieren dan dient men bereid te zijn om van ossen en ezels te leren en moet men bereid zijn tot het schorem te worden gerekend. Zelf heeft het Kind het nader hand zo uitgedrukt: „Degenen die (menen) gezond (te) zijn hebben de dokter (Mij) niet nodig, maar degenen die ziek zijn". Er is slechts één categorie mensen die werkelijk kerstfeest kan vieren. Deze kunst verstaan alleen maar diegenen die met zichzelf zijn vastgelopen en nu hunkeren naar vrede en vrijheid, naar licht en liefde. Zij kunnen dit alles vinden in een stal, tussen de os en de ezel, tussen het schorremorrie. Ik wens u een gelukkig en zalig en vrolijk kerstfeest! DS. D. TER STEEGE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 14