is dat niet net iets voor mij t
Hoe wordt u
een „antieke
auto"-rijder
en wat kost
die grap u?
HetsUuMMt Ijmidee Coumt
4
Maar vraag niet, hoeveel tijd,
geld en moeite, hoeveel angsten en
„natte ruggen" het de eigenaars
kost om hun karretjes jaar in-jaar
uit aan de praat te houden. Vraag
liever hoeveel vreugde en voldoe
ning zij daaruit putten, want die
zijn eindeloos en onverslijtbaar.
Een van hen formuleert het als
volgt: Koop een splinternieuwe
Rolls Royce Silver Shadow, een
Jaguar Super Sport of een Ferrari
Gr an Turismo en je rijdt langs lou
ter kwade gezichten waar de ja
loezie van afdruipt. Kruip in een
stokoude Bugatti, een prehistori
sche Steyf of een gammel „Klaver
blaadje", en iedereen straalt van
vriendelijkheid en bewondering. Ze
wuiven je na of je de Prins Zelf
bent
DE KRANT zucht dan maar
eens. Wat ze allemaal niet vragen
kunnen! Verwijs je zo'n brief naar
de Pionier Automobielen Club, of
ga je zelf informeren? Jawel, dat
doe je, en niet in de laatste plaats
omdat je ontdekt dat je zelf ook
wel eens precies wilt weten wat er
nu allemaal aan die romantische
antieke autosport vastzit, vanwege
je eigen dagdromen. En dan ontdek
je al gauw dat het houden en on
derhouden) van zo'n oude auto niet
alleen een tamelijk dure hobby is,
maar ook een bijzonder vermoeien
de. Meer een kwestie van „natte"
ruggen dan van rooie, als u be
grijpt wat ik bedoel.
MET DE KERSTGRATIFICATIE in uw zak en de
kinderbijslag in zicht is het tijd om eens lekker
te gaan dagdromen over een nieuw statussymbool. Dag
en nachtdromen zijn gratis en u kunt dus de teugels
der fantasie vrijelijk vieren: ons is niets te gek. Wat is
uw (volgende) intiemste verlangen: een vliegreis naar
de wintersport, een klein zeilbootje, de eerste termijn
van een bungalowtje aan de Plassen? Och nee, dat zijn
dingen die „iedereen" al heeft. U zoekt iets aparts, iets
wat nog vrijwel niemand bezit, een object dat algemene
bewondering en respect afdwingt! Misschien is dan
zo'n antieke automobiel iets voor u u weet wel: u
ziet ze ieder jaar voorbijtuffen in de PAC-traditierit
naar Zandvoort.
Een lezer schreef ons onlangs het volgende: „Ik zit
er tamelijk warmpjes bij. Ik kan dus aan de meeste
dingen meedoen, maar ik houd niet van modegrillen.
Nu heb ik wat „rooie ruggen" achter de hand, die ge
heel voor plezier of vermaak besteed kunnen worden.
Maar wat voor plezier? Nachtclubs verfoei ik, een eigen
jacht (of yacht) boeit me niet, een weekendhuisje
evenmin. Wel zou ik zo'n ouwe Rolls willen hebben,
dat was nou net iets voor mij. Alleen: hoe kom je aan
zo'n ding en wat gaat die grap me kosten? Ik heb er
geen idee van en daarom dacht ik: misschien kan de
krant mij inlichten!"
TEKST EN FOTO'S
HERMAN CROESEN
OUDE ROLLS...
DE LIEFDE voor de antieke auto
vindt in ons land zijn neerslag in
de Pionier-Automobielenclub P.A.C.
gevestigd te 's Graveland, Zuider-
eind 574 d., en opgericht in 1956 met
circa veertig leden. Thans 125 leden
met 165 wagens. Auto's, jonger dan
van het bouwjaar 1925, worden niet
toegelaten. Leden zijn o.m. aanne
mers, artsen, garagehouders, jour
nalisten, enkele jongelui z.b. en
loontrekkenden op allerlei niveau.
Snobs zowel als fanatici, maar ook
rustige hobbyisten en verwoede
sleutelaars. Doel en enige onder
werp van clubconversatie: het hou
den en het onderhouden van antie
ke auto's en het organiseren, c.q.
deelnemen aan prestatietochten,
picnicritten en traditieritten in bin
nen- en buitenland. Onderlinge
hulpverlening bij technische moei
lijkheden en levendig contact met
overeenkomstige clubs in Engeland,
Duitsland, Frankrijk en Italië. Er
is een eigen cluborgaan „TUF-TUF"
en men is aangesloten bij de Inter
national Federation of Veteran Car
Clubs, die eens per jaar een „Main
Event" organiseert in telkens een
ander land. Vorig jaar was die Main
Event in Nieuw Zeeland. Een Pac-
lid uit Nederland, de heer Ten Cate
te Almelo, nam er deel aan. Hij
stuurde zijn pionier-auto in een
krat per schip naar Nieuw Zeeland,
vloog zelf „even" over en reed de
rit aldaar mee. De volgende dag
vloog hij terug naar Nederland, de
auto kwam na per boot. Volgend
jaar, bij de „M.E." in Ierland, zul
len vele Nederlandse PAC-ers zij»
voorbeeld volgen.
en miljonairs, die zich de weelde van
een Hisso veroorloven konden.
„En het onderhoud?"
NATUURLIJK kost het onderhoud de
eigenaars van al die oude beestjes, of
dat nu Rollsen, Spijkers, Hotchkissen
of Lancia di Lambdas zijn, veel hoofd
brekens. Banden zijn er nog wel eens
te krijgen, dankzij een Engelse rub
berfabriek die van tijd tot tijd een
klein partijtje incourante maten maakt
om de veteranen te gerieven. Maar
met onderdelen zit het niet zo leuk.
Zijn het uitgestorven merken of model
len dan moet elk onderdeeltje dat de
geest geeft, nagemaakt worden. Dat is
precisiewerk, waaraan meestal een in
strumentmaker of een fijnbankwerker
te pas moet komen maar dat soort
mensen heeft het meestal veel te druk
met ander werk. Vele PAC-leden kun
nen eigenhandig hun oude wagentje(s)
schroef voor schroef uit elkaar halen
en weer assembleren. Maar een gebro
ken as, een stel oudmodische kleppen
of een kaduk discuswiel vervangen, dat
is een andere zaak. Sommige liefheb
bers bezitten privé-draaibankjes waar
op zij wonderen van improvisatie ver
richten. Anderen helpen elkaar met
raad en daad bij het noodzakelijke her
stel- en revisiewerk. Maar eens komt
toch onafwendbaar de dag dat er geen
redden meer aan is. Dan verhuist het
object van hun vurige liefde naar een
autohiuseum of naar de sloper en
dan moet er in de meeste gevallen
weer een andere „oldtimer" komen,
als het éven kan van hetzelfde merk
als de zojuist „overledene".
De trots van alle autopioniers is nu,
dat tijdstip zo lang mogelijk uit te stel
len. En daarin slagen zij wonderwel,
zoals bijvoorbeeld de PAC traditierit
dit najaar weer eens duidelijk bewezen
heeft. Daarin reden bijvoorbeeld de
volgende „historische monumenten"
mee: een Hollandse Spijker anno 1906
(met ronde radiateur!), een „Pic-Pic"
(voor Piccard, Pictet et Cie) die rond
1910 in Zwitserland het levenslicht zag;
een Maurer Union (hierbij afgebeeld)
uit 1899, compleet met kaarslantaarns
en kettingaandrijving en vele ande
re die volgens de regelen der auto
kunst al lang van hun AOW hadden
moeten genieten.
ZO'N
treffelijke staat toen de heer Geesink
ze inspecteerde. Hij kocht ze beide;
de koopsom mag niet genoemd wor
den. Dat geldt ook voor de prijs waar
voor hij later een der twee gevaarten
doorverkocht aan een andere liefheb
ber. In de andere doen hij of zijn
vrienden steevast aan elke traditierit,
„picnictocht" en veteranenrallye mee,
als hij tenminste niet het pronkstuk uit
zijn „collectie" berijdt: de machtige
Hispano Suiza anno 1924 van wijlen
prins Hendrik der Nederlanden; een
„cabrio-limousine" die leeg bijna drie
ton weegt en welker zes reusachtige
cylinders (100x140 boring en slag) per
3000 meter één liter benzine verslinden.
Een pronkjuweel, erkennen ook zijn
jaloerse PAC-vrienden en dan komt
onvermijdelijk het sterke maar ware
verhaal van een dergelijke „Hisso"
(maar dan in 12-cylinder uitvoering
die anno 1931 in recordtijd van Parijs
naar Nice vice versa reed. Terug in
Parijs, werd het kolossale geval on
middellijk een showroom aan de
Champs Elysees binnengereden, waar
men een groot vel wit papier onder
het bemodderde chassis en de nog
warme motor schoof om te zien of er
na deze krachtproef misschien ergens
een druppeltje olie zou lekken. Het pa
pier, u voelt het al, bleef maagdelijk...
DESONDANKS: niets voor u of mij.
Al daarom niet, wijl er nooit een His
pano Suiza te koop of te ruil is, op de
ganse wereld niet, zeggen de kenners.
Wat de heer Geesink dan wel voor
zijn prinselijke Hisso betaald mag heb
ben? Het is ons niet onthuld. Wel, dat
alleen een chassis-met-motor van dit
merk in de twintiger jaren al zo'n 1900
vooroorlogse ponden sterling kostte.
Daarmee toog men dan naar een dure
„carrossier" die de wagen afbouwde
en aankleedde, liefst met de exclusief
ste materialen. Het waren dan ook
vrijwel alleen Indische nabobs, ge
kroonde en ongekroonde staatshoofden
ge jaren: een der karakteristieke kwa
liteiten van de „Best car in the
world". Nu zijn oude Rolls'en juist
door hun oerdegelijke constructie min
der zeldzaam dan men denkt. Boven
dien zijn er, met name in Engeland,
diverse lieden die om den brode of uit
pure liefde oude RR-onderdelen verza
melen, repareren en namaken. Er be
staan zelfs nog werktekeningen van
de oudste typen en om al die
redenen is een Rolls Royce-op-jaren
vaak aanzienlijk goedkoper dan vete
ranen van „uitgestorven" merken.
Maar om er een op de kop te tikken,
dat valt niet mee.
Een Eibergense textielfabrikant, de
heer H. J. J. Geesink, lid en voorzit
ter der technische commissie van de
PAC is (onder meer) een Rollslief-
hebber. Hij heeft er nu drie in zijn
stal, alle in tiptop-conditie en zoals dat
heet klaar-voor-da-weg. Het jongste
exemplaar, een 1920-er, verwierf hij
een paar jaar geleden in een Engelse
plattelandsgemeente. De eerste en eni
ge eigenaar, een excentrieke oude heer,
had twee Rollsen van precies hetzelf
de jaar, type en kleur bezeten, op
dezelfde dag gekocht en om beurten
bereden. De oude heer was nu overle-
MAAR LAAT ons bij het begin begin
nen. Het begin, dat inderdaad neer
komt op dit kernprobleem:
„Hoe kom je aan zo'n ding?"
Mistroostig hoofdschuddend zeggen
de deskundigen: „In Nederland is
praktisch niets meer te vinden, tenzij
je terecht komt bij een der spaarzame
garagehouders er is er o.a. een
in Bloemendaal die zich gespecia
liseerd hebben op de handel in „old
timers". Maar die laten zich dan ook
dik tot héél dik betalen voor hun goe
de diensten. Waarmee echter niet ge
zegd wil wezen dat het afzetters zijn.
Vergeet niet dat zij op zeer hoge kos
ten zitten: Dure reizen naar het bui
tenland om antieke karretjes op te
sporen, hoge transportkosten en dan
tenslotte de kostbare reparatie
of beter gezegd: restauratie want
soms verkeren die wagens in zo'n ver
regaande staat van ontbinding dat vrij
wel alles erin vernieuwd moet wor
den."
In het buitenland „zit" nog wel wat,
zeggen ze maar dan moet je de
weg weten. Die weg loopt meestal via
een andere liefhebber, een PAC-lid,
die regelmatig contact heeft met ve
teranen-autoclubs in Engeland, Duits
land, Frankrijk, Italië. Zulke lui krij
gen dus wel eens tips, dat er ergens
wat te koop is. Maar meestal ruilen
zij onderling, net als postzegelverzame
laars, de zeldzame exemplaren. De
vraag overtreft bijna overal het aan
bod, vooral in de laatste paar jaren.
Je boft dus echt als je nog wat moois
op de kop weet te tikken
Maar ook dan kom je voor rare din
gen te staan. Wij stellen u voor de
heer A Martini, directeur van een
transportbedrijf en lid (tevens voorzit
ter Evenementencommissie) van de
PAC.
Deze heer koesterde al sedert jaren
de droom, een wagen te bezitten die,
net als hij, Martini zou heten. Nu be
stond er lang geleden in Zwitserland
een fabriekje, dat auto's van het merk
Martini vervaardigde. In de crisisja
ren gaf het bedrijf bij gebrek aan or
ders de geest, zonder zelfs een onder-
delendepot of een service-apparaat na
te laten. Een handvol Martini's heeft
de slijtageslag tot kort voor wereld
oorlog no. II volgehouden, maar toen
de heer Martini enkele jaren geleden
op zoek ging naar zo'n witte raaf, bleek
er nergens meer een te vinden. Heel
Zwitserland reisde hij af achter va
ge tips aan, maar alles tevergeefs.
Tot een postbode hem vertelde, dat er
ergens in een dorpje nog een Martini
bij een boer moest zitten. De boer
werd opgespoord, de Martini ook. Al
leen: het achterstuk was eraf gezaagd,
de achteras verdwenen, de radiateur
vervangen door een wezensvreemd
exemplaar, het stuurwiel spoorloos.
Het restant deed dienst als landbouw
trekker.
Desondanks had de heer Martini er
wel zin in, mits de boer ook de ont
brekende onderdelen zou opsporen. De
ze lachte eens. De meneer uit Holland
moest maar eerst het gehavende cas
co kopen, daarna zou men »vel verder
zien. De heer Martini kocht en dokte
op. Toen kwam na veel vijven en zes
sen de oorspronkelijke radiateur te
voorschijn, van de hooizolder. Ook
'die verwisselde van eigenaar voor een
flink bedrag. De boer grijnsde en pro
duceerde de geamputeerde achterste
ven, roestig maar intact. Toen ook
die koop beklonken was, volgden het
stuurwiel en de portierkrukken. Nu
ontbrak nog één vitaal onderdeel:
de authentieke achteras. Jawel, die
had de boer ook nog, maar die zat on
der zijn mestkar. En als de Holland
se meneer die ook wilde hebben, dan
moest hij maar flink over de brug ko
men want wat had de boer nu aan
een mestkar zonder achteras.
De heer Martini kwam over de brug.
Hij schreef een forse cheque uit, maar
hij beklaagde zich niet. Want tenslot
te kan hij zich nu de anige Martini
ter wereld noemen die een echte Mar
tini berijdt en dat is zo ongeveer
hetzelfde als een postzegelverzamelaar
die Mauritius heet en de Blauwe Mau-
ritius-zegel bezit.
Wat kost me zo'n grap?"
DE MARKTWAARDE van antieke
auto's wisselt uiteraard naar gelang
van de ouderdom, staat van onder
houd en graad van zeldzaamheid. Een
Citroën„schuitje" of .Klaverblaadje"
van het fameuze model A (in 1920 ge
lanceerd), is niet erg in aanzien, om
dat er vandaag-de-dag nog honderden
van dit type auto's langs 's Heren De
Gaulle's wegen schijnen te rollen. Dat
bewijst in ieder geval dat het een bui
tengewoon goede en solide auto was.
Maar toch trekt de echte pionier er
zijn neus voor op, omdat die A-tjes
zo weinig zeldzaam zijn. Dat drukt de
prijs en hier valt dus wel eens een
koopje te halen.
EEN ANDER VOORBEELD is het
wereldvermaarde T-Fordje, dat in 1915
de revolutie der massa-fabricage in
luidde. Het was de eerste wagen voor
Een der knalgele tweeling-Rolls
Royces 1920, die in koppelverkoop
naar ons land kwamen.
de-man-in-de-straat: in de twintiger
jaren kostte de „Tin Lizzy" slechts
295 dollar en het geval liep als een
klok. Er zijn er dan ook vijftien
miljoen van verkocht, tot volle tevre
denheid van hun berijders. Merkwaar
dig genoeg hebben slechts oetrekkelijk
weinig T-Fordjes de tweede wereldoor
log overleefd. Ook daarom staat dit
„trouwe machinebeest" nog altijd in
hoog aanzien bij de liefhebbers. Er
zijn zelfs binnen de veteranenclubs
aparte fanclubs van T-model-eigenaars
gesticht.
WAT PRIJZEN betreft, is er dit ac
tuele voorbeeld: Een Utrechts PAC-lid
kocht in 1963 een goed-onderhouden
Tin Lizzy anno 1924 voor drieduizend
gulden. Van een mede-lid heeft hij er
onlangs een bod op gehad van zesen-
half mille en dat laat hij niet lo
pen, want zo'n liefhebber is hij nu
óók weer niet.
DE ROLLS ROYCE, oud of nieuw, is
nog altijd „het" statussymbool voor
de dure jongens of wie daarvoor wil
len doorgaan. In de jaarlijkse PAC-
traditieritten ziet men er nog vele
meerijden, of liever: mee-zoeven, want
hoe hoogbejaard zo'n „Silver Ghost"
of „Phantom I" ook is, als zijn baas
hem goed onderhoudt, rijdt hij ook nu
nog even „onhoorbaar" als in zijn jon-
De Duitse Maurer Union 1898, met
4 pk motor, ketting aandrijving en
kaarslantaarns is een vaste deel
nemer aan de jaarlijkse Traditierit
van de P.A.C. Het verticale hulp
wieltje onder het stuur dient om
onderweg de kettingspanning te
wijzigen, bijvoorbeeld bij terug- en
opschakélen.
den en zijn erfgenamen boden de bei
de knalgele „Silver Ghosts" ter over
name aan, maar alleen in één koop,
want zo had de oude heer het in zijn
testament bepaald. Hijzelf was destijds
de eerste automobilist in zijn dorp ge
weest, maar omdat hij de spot en na
ijver van zijn dorpsgenoten vreesde,
had hij meteen maar twee identieke
Rolls'en gekocht. Als de ene dan ka
pot zou gaan of weigeren te starten,
zou hij de andere kunnen nemen.
De oude baas was een zorgzaam rij
der. Geen van zijn tweeling-auto's
heeft ooit de dienst opgezegd, maar
toch reed hij ze beurtelings volgens
een strak schema. Na zijn dood wezen
beide tellers nagenoeg hetzelfde aantal
mijlen aan.
De twee erfstukken waren in voor-