I f f 111 Hetstmmet (jmuidet 6 Toen hij binnenkwam in de schemer stond zijn vrouw gebukt voor de haard. Zon der naar hem te kijken zei ze: Je zult nog een kit kolen moeten halen. Doe het maar liever voor het eten even. Hij zag de drie kinderen in de uitbouw van de woonkamer bezig met oude tijdschriften en scharen. Zij keken even vluchtig naar hem, maar zeiden niets. Het grote raam liet nog een spoor van grijs licht door en aan de overkant waren on telbare vierkantjes van de flats al hel verlicht. Hij drukte zijn voor hoofd tegen het glas en keek naar de kale kruinen van de bomen, die bijna tot de vijfde verdieping reik ten. Er sprongen voortdurend lich ten aan in het flatgebouw. Steeds meer ramen werden lichtende vlakken en achter het glas bewo gen figuren van mannen, vrouwen en kinderen. fjnOEN HIJ binnenkwam in de schemer stond zijn vrouw gebukt voor de haard. Zonder naar hem te kijken zei ze: Je zult nog een kit kolen moe ten halen. Doe het maar liever voor het eten even. Hij zette de kerstboom op het balkon achter de keuken. Er was tijd genoeg. De boom zou fris en groen blijven tot ver in het nieuwe jaar. EINDE Ze keek naar de ronde, witte klok boven de bar. Over drie kwartier. Waarom? Ik wacht op je in dat café. Ik heb graag gezelschap als ik een vrije avond heb. Haast je maar niet, ik wacht wel. Dan kan je lang wachten. Ik heb wel wat anders te doen. Ze keek hem een seconde aan met hier nogal warm. Geef maar hier, ik hang het op. Er was een kleine kapstok met drie haken vlak naast een deur. Ze ging naar een kast en haalde een fles te voorschijn en twee glazen. Ik schenk goedkoop. Voor niks krijg je nergens wat. Ze zou onmogelijk Janine hebben kunnen heten. Er was geen spoor van verstomd, er was een suizen en ruisen voor in de plaats gekomen en nu en dan een vloek. Janine kwam altijd onkreukbaar netjes en ontspannen te rug van haar reis. Dan nam ze een taxi aan het station en nooit was ze na tien uur binnengekomen. Ze zag er altijd rustig en soms zelfs zegevie rend uit. Er was nooit iets bijzonders gebeurd onderweg. En haar vader NU WAREN bijna alle ramen ver licht. De lichtpunten van de huiska merlampen vormden een regelmatige stippellijn van boven naar beneden, omdat alle lampen in de flats op dezelf de plaats in de kamers hingen. Op sommige avonden vormden ook de ver lichte schermen van de televisietoe stellen verticale stippellijnen, want de flats boden geen gelegenheid tot per soonlijke schikking van de meubi lering. Op sommige balkons zag hij donkere vormen van dennebomen. De bewoners hadden hun kerstbomen al aange schaft, omdat ze dan mooiere bomen konden kiezen. Later en vooral de dag voor Kerstmis moesten de kopers ge noegen nemen met het overgebleven uitschot. Het glas tegen zijn voorhoofd was koud en vochtig. Het hielp niet. Er was niet tegen te vechten. Het was niet te genezen of zelfs niet te verkoe len. Dat kolen halen zou hem al even min baten. Janine zou later zelf de kit uit het souterrain halen, nadat ze Bob naar beneden had gestuurd om te kij ken waar hij bleef. Hij zou de kit ge vuld voor de deur van het berghok zet ten. Janine zou het begrijpen. Laat Bob even met je meegaan. Hij vindt het leuk om kolen te schep pen. Nee. Ze wist het dus al. Janine was op gegroeid in het oosten en had de snel le, verstolen manier van denken die aan veenboeren eigen is. Voor negen kinderen had zij gezorgd, tot zij trouw de. Haar moeder was gestorven toen zij dertien was. Toen zij dertien werd, op haar verjaardag. De hemel vond dat dertien oud genoeg was om geen moeder meer te hebben en alleen voor negen kleine kinderen te zorgen in een proper, klein boerenhuis in het veen. Er was weinig veen meer daar. Mager gras, omzoomd door kreupelhout en hei. Haar vader leefde nog, zonder te weten waarom of waarvoor. Enkele keren per jaar ging Janine naar hem toe in het tehuis, waar hij zwijgend zat te dammen zonder ooit te verliezen. WAAROM GING Janine altijd al leen? Zij had nooit gevraagd of hij meeging. Soms vroeg zij een van de kinderen mee, maar op een toon alsof het als straf was bedoeld en de kinde ren weigerden. Janine verstond de kunst zich elegant te kleden. Ze bad een figuur als een meisje van achttien, al was ze twee endertig. Hij had zich voorgesteld hoe ze in de trein zat hooghartig, koel, met snelle gedachten over alles wat ze om zich heen zag, onmerkbaar geïn teresseerd en zich verdiepend in de mensen. Janine en de mensen. Waar schijnlijk wilde ze niet afgeleid wor den als ze op reis was. Ze maakte zich volkomen los van haar man en de kin deren en stevende als een schip door. een mistige zee, op eigen kompas. Of wilde ze de gelegenheid hebben om te flirten? Hij vroeg zich af hoeveel man nen verliefd op haar zouden zijn. Janine sprak er nooit over. Dat was de manier waarop ze hem bedroog. Steil en statig in haar rechte koers, elegant en charmant als een ranke schoener. Trots op haar uiterlijk en haar gedachten. Zij bedroog hem op een manier die hij haar nooit zou kun nen verwijten. Zij loog nooit. Zij zweeg. Bob, neem jij de kit en ga alvast naar beneden. Hier is de sleutel. Hij trok zijn voorhoofd los van het raam en nam de lege kit weg bij de haard. Bob ging weer terug naar zijn spel in de uitbouw. Janine streek een haarlok weg en stond even stil te den ken. Hij ging de kamer uit voordat zij in beweging kwam. De trap was don ker en het rook er naar gebakken uien. Hij drukte op de knop voor de verlichting en hield de kit voor zich uit, om niet tegen de leuning te stoten. MEVROUW FRANK was op de twee de etage bezig haar drempel te poet sen. Het was een gladde, stenen drem pel die door het poetsen een donker grijze kleur had gekregen. De andere drempels in de flat waren veel lichter van kleur. Mevrouw Frank was de eni ge die haar drempel met schoenpoets insmeerde en dagelijks minutenlang wreef. Die kolen die willen wat, zei me vrouw Frank bij wijze van groet. Zij bedoelde dat het extra romslomp gaf, als het stookseizoen weer was aange broken. Nou. Hij had geen zin om meer te zeggen dan dat ene woordje. Hij zou gemak kelijk een uur met haar kunnen praten en hij zou dan niet veel anders te doen hebben dan knikken en af en toe „zo is 't" zeggen. Mevrouw Frank was weduwe en had alleen maar een drem pel om van te houden. De drempel was koel en onaandoenlijk, maar hij be droog haar nooit. In het souterrain waren de kinderen van Most bezig met het slopen van een fiets. Twee jongens van ongeveer ne gen en een meisje, dat enkele jaren jonger was. Zij zag er precies zo uit als de jongens, even smerig en even ongedwongen. Ze droeg een spijker broek en een trui en haar haren waren kort geknipt. Hij bromde een antwoord op hun treiterend gegil „Dag meneer!" en stak de sleutel in het slot van het berg hok. De kinderen van Most lieten hun fiets in de steek en kwamen naar hem toerennen, maar hij had gehoord van hun grapjes en liet de sleutel niet in het slot, toen hij het berghok binnen ging. Daarop gingen zij teleurgesteld terug naar hun sloperswerk. Hij schepte de kit boordevol, lang zaam en weloverwogen, hopend dat het olotselinc over zou gaan en dat hij terug zou kunnen gaan naar Janine en de kinderen. Toen hij het berghok weer op slot deed, kwamen de kinderen van Most naar hem toe en zeurden in koor om de kit te mogen dragen. Natuurlijk. Janine zou het begrijpen. Er was niets aan te doen. Gaan jullie maar vast. Knoei niet teveel. Ik kom dadelijk. Joelend sjouwden de kinderen de zware kit te gen de trappen op. Hij blééf even staan. Misschien zouden zij omkijken om te zien waar hij bleef. Dat zou hem kunnen dwingen naar boven te gaan. Ze keken niet om. Hij deed het berghok weer open en greep de jas, die aan een spijker bo ven de kolenkist hing. Als Janine die jas zou hebben weggenomen, zou het moeilijker zijn geweest. Maar Janine hield niet van hulpmiddelen. Zij hield van een krachtige, beheerste en zelf bewuste man. Dergelijke mannen ont moette zij bij tientallen als zij op reis was. Zij hield van hen gedurende de uren van haar reis en dacht later aan hen terug. HIJ TROK haastig de jas aan en liep door de lange; schemerige gang langs de berghokken, tot hij bij het stenen trapje kwam voor de buitendeur. Hij stond stil en zocht naar zijn sigaret ten. Ze lagen boven. Hij moest siga retten kopen. Sigaretten kopen en te ruggaan. Er was niets dat natuurlijker en logischer zou zijn. Maar toen hij bij de sigarettenwinkel kwam, stopte daar de bus. Hij stapte in en zocht een hoekplaatsje aan de andere kant van de bus, waar hij de flats niet zou zien. ER WAREN DRIE plaatsen vrij aan de hoefijzervormige snackbar. Hij koos de achterste, vlakbij de koffie ketel en bestelde een loempia met een glas bier. Drie meisjes liepen af en aan van het keukenluik naar de klanten om de bar. Als het luik openging, kwam een dom, nieuwsgierig gezicht met een witte koksmuts erboven te voorschijn. Er werden etenswaren en dranken door het luik geschoven en de kok zei voortdurend „schat" tegpn alle drie de meisjes. Zij reageerden er nauwelijks op. Het leek hem vreselijk, dag in dag uit „schat" te worden genoemd door een zo dom, nieuwsgierig gezicht. Maar zij vonden het niet erg. Een van de meisjes was hoogblond, wit bijna. De andere twee hadden zwart haar en een van de zwarte had een hoge knoet, die met een blauw lint bijeengehouden werd. Zij trokken alle drie koele, mis prijzende gezichten en namen de be stellingen op met een automatisch knikje. Hij dronk zijn glas bier haastig leeg en bestelde dadelijk een tweede. De loempia was vet en gloeiend heet en rook hevig naar kool. Hij at er een der de deel van op en dronk nog twee glazen bier, voordat hij de rest naar binnen werkte. Wat 'n dorst, zei het zwarte meis je met de knoet. Hij sloeg de ogen op en zag dat ze hem aankeek. Het was de blik van Janine. De blik waarmee Janine in de trein naar flinke, zelfbe wuste mannen keek. Dat komt door dat hartige spul. Hij wees naar zijn bord. Wilt u nog wat anders eten? Nee- Het is wel voldoende. Geef me nog een bier. Of nee, een borrel liever. Ze maakte een gebaar van ergernis. Drie huizen verder is een café. Wij schenken alleen zwak. Afrekenen dan. Hoe laét ben je hier klaar? E ONTROUW een koude, grijze blik. De blik van Janine in de trein. Hij stond op zonder het wisselgeld te nemen, dat zij voor hem had neergelegd op de glazen plaat. Dag Janine. Hij zag haar verbazing, toen hij omkeek bij de deur. Het café was niet drie, maar vijf huizen verder. Het was bijna leeg en er hing de stilte van een rouwkamer. Het licht was gedempt, behalve boven het biljart aan het einde van de zaal, waar een witte lamp een groene vlak te bescheen. Een gin, alstublieft. De kelner had platvoeten waarop hij onhoorbaar voortschoo'f. Aan de bar zat een dronken man met wit haar, die voortdurend star glimlachte tegen een rijtje flessen. Hij had een plaats gekozen vlakbij het raam, waarvoor zware rode gor dijnen hingen. Hij wachtte een kwar tier. voordat hij een tweede borrel be stelde. Toen het meisje binnenkwam, had hij juist zijn vijfde voor zich ge kregen. Het was niet het meisje uit de snackbar, maar een blondje in een donkergroene mantel, veel kleiner en heel tenger. Zij keek vrijmoedig rond, nadat zij de deur achter zich dichtge trokken had, en een vage glimlach gaf haar bleke gezicht iets uitnodigends. Hij knikte voorzichtig, toen hij haar blik ontmoette. Zij trok de wenkbrau wen op en draaide zich snel om, maar later koos zij een tafeltje tegenover hem, zodat hij haar voortdurend kon aankijken. Ze bestelde sherry en zoute amandelen en stond weer op om haar mantel uit te trekken en op te hangen. Hij handelde impulsief en misschien onder invloed van de drank, toen hij snel op haar toeliep en haar mantel overnam. Mag ik bij u komen zitten? Als u daar plezier in hebt Nee, niet Janine. Ze was kinderlijk en onhandig in haar gebaren, maar niet verlegen of teruggetrokken. Haar jongensachtige figuur was strak om lijnd door een bruin truitje en tweed rok van dezelfde kleur. Hij zag dat haar nagels abnormaal lang en spits waren en haar vingers dun als pot loden- Saaie boel hier. Ik ben hier voor 'f eerst. Is 't er altijd zo stil? Ze nam een sigaret van hem aan en haalde de rook diep in. Op dit uur wel. De meeste men sen eten nu thuis. U bent zeker op reis? Hij knikte. Hij was al op reis zo lang als hij leefde en waarheen wist hij niet. Moet u niet eten? Ze wees op de amandelen. Dat is m'n avondmaal. Ik lunch altijd warm. 's Avonds heb ik weinig tijd. Ze bleef hem even aankijken met iets van spot in haar blik. Werkt u 's avonds? Zo zou je 't kunnen noemen. HAAR KAMER was niet ver. Er' stonden hoge, donkere huizen in de straat waar vroeger advocaten en dok ters moesten hebben gewoond. Er was een ruim portaal waar fietsen stonden en een trap met gebeeldhouwde leu ning. Op de tweede trede lag een speel goedbeertje. Janine en de kinderen hadden een zwijgende afspraak dat ze nooit een woord repten over zijn af wezigheid. Er waren tijden geweest dat de kinderen hun woordenwisseling hadden gehoord. Ze waren toen nog erg jong en ze zouden het intussen volko men vergeten hebben. Hoe heet je eigenlijk, blondje? Hij wachtte ademloos en ijzig twee seoonden, omdat hij verwachtte dat ze „Janine" zou zeggen. Ze stopte de sleutel in haar tas en draaide een hou ten bordje om dat aan de binnenzijde van de deur hing. „Thuis J.G." stond er op. Noem me maar Henny. Of bedenk maar een mooiere naam. Liefde maakt vindingrijk. Liefde. Ze liep voor hem uit de trap op en keerde zich tweemaal lachend naar hem om, met de vinger op de lippen. Er lag geen loper op de trap, maar de treden waren van oud, zwart eikehout en kraakten niet. Ze passeer den tweemaal een overloop waar jas sen en mantels aan kapstokken hingen. Ergens klonk gedempte muziek van een radio o'f een platenspeler. Haar kamer was klein en overdadig druk gemeubileerd. Een grote staande schemerlamp was het enige lichtpunt en wierp een gelige schijn op het di- vanbed en de kleine, ronde tafel in het midden, Aan de muren hingen vreemd soortige knutselwerkjes van raffia en vilt, dierenfiguren en poppen met rie ten rokjes en een borduurwerkje in een lijst. Doe gerust je colbert uit. Het is koelheid of hooghartigheid in haar oog of haar gezicht. Ze was bedrijvig en gastvrij en verkocht goede waar. Het was warm in de kamer, er was geen raam dat uitzicht gaf op flats met kerstbomen of televisietoestellen. Een vierkante, omsloten kamer met warm te en twee lichamen. Met twee zielen en één gedachte. Je bent sterk en stevig. Je bent een man. Je bent sterk, een sterke man. Kom. Een echte man. O Ze deed een snelle stap van hem weg en schonk de glazen vol, terwijl ze lachte zonder reden. Je houdt niet van praten, merk ik. Mij best. Ik hou van alles. Praten en zwijgen. Wat je maar wilt. Drink nou eerst je glas leeg. Léég zei ik. Goed, goed, wacht even. Ze hing haar kleren zorgvuldig over een stoelleuning, terwijl ze zacht een wijsje floot. Zijn slapen bonsden en hij had willen huilen, maar hij vond geen argument voor tranen. Ze kwam naar hem toe en smoorde hem bijna in haar felle, plotselinge omarming. Hij kon vaag haar gezicht vlak onder het zijne zien, haar geslo ten ogen, haar roodgevlekte wangen, haar hoog opgetrokken wenkbrauwen, haar smartelijke masker. Haar mond zag hij niet, maar hij voelde haar lip pen die haar warme ziel lieten over- glippen in zijn wezen. Een man Een sterke man Een man. Hij hief zijn hoofd op omdat zijn spieren zich spanden. Zijn blik viel over haar blonde haren heen op de deur. De deur waarnaast zijn colbert hing. Al zijn bloed scheen zich samen te persen achter zijn oogleden. Hij zag hoe de deur zich langzaam opende. Een naakte, behaarde arm reikte door de smalle opening naar zijn jas. Zijn portefeuille. De arm verdween aan de binnenzijde van het kledingstuk. ZIJ GILDE toen hij sprong,maar hij was sneller dan de arm. Hij klauw de en beet zich vast in de arm en sleurde de man naar binnen. Het zwa re lichaam viel boven op hem en hij voelde een klap tegen de zijkant van zijn huofd, die hem razend maakte van pijn. Hij vocht als een wilde tegen de hele wereld, tegen Janine en tegen het verraad en tegen de valse warmte van de kamer en tegen zichzelf. De tafel sloeg om en de fles rolde over de vloer, terwijl de glazen in scherven vielen. Het meisje gilde als een heks. Hij scheurde het hemd van zijn tegenstan der aan stukken, terwijl zijn keel als in een bankschroef werd dichtgeperst. Zijn hand raakte de gevallen fles en hij greep de ranke, glazen hals. De slag vernielde de schedel van de man en de drank spatte uiteen in bloed. De bankschroef verslapte. Hij stond op, wist dat hij gewonnen had van een dode. Het gegil verstoorde zijn zegepraal. Het meisje lag op haar rug en gilde zonder adem te halen, met haar vuisten tegen de wangen gedrukt. Hij rukte de handen weg van het bleke gezicht en zijn handen sne den het gillen af met een felle, mee dogenloze greep- Hij bleef knijpen tot het lichaam niet meer bewoog. Hij had gewonnen van twee doden. De kamer was warm en rommelig, als na een fuif. Het bloed droop traag door de verwarde haren op de vloer en de drank doorweekte het tapijt. Het blauwe gezicht van het meisje was op- zijgevallen, langs de kant van het bed. ER DRONG gerucht tot hem door van buiten. Stemmen en voetstap pen ergens ver weg in het huis of bij de buren. Hij greep zijn colbert en trok het haastig aan, veegde zijn arm af aan het tafelkleed en kamde zijn haren. Terwijl hij zich kleedde, kwa men de geluiden dichterbij. Hij trok tenslotte zijn overjas aan en opende de deur. De trap en de portalen waren donker en leeg, maar dichtbij was het geluid van stemmen en voetstappen. Hij holde de trap af en passeerde de overlopen. Achter zich hoorde hij een deur opengaan en een vrouwenstem zei op hoge toon: Ik weet zeker dat het bij Henny was. Daar loopt een ke rel. Hij rende als een bezetene en zijn voetstappen sloegen roffels op het eikehout. Een man verscheen uit het niets en stond halverwege de onderste trap in een houding van gespannen af wachting. Hé, hé, wacht jij 's effe De man vloekte toen hij omverge lopen werd en bleef verbaasd op de onderste trede liggen, met zijn benen door de spijlen van de leuning Het speelgoedbeertje lag nu in de hal. HIJ RUKTE de deur open en rendf de donkere straat op. Hij liep tegen een berg van duisternis omhoog naar de jagende wolken helling op, helling af, langs witte gezichten en trippelende schaduwen en lichten. Het gegil was maakte het altijd heel goed, al wa» hij eenzaam Zo gaat het, als je oud wordt. Daar moet je op rekenen. Janine kon zich met alles verenigen, als het te be rekenen was. Hij strompelde voort te gen de zwarte, eindeloze helling op, in de hoop dat daarboven een krater zou zijn waarin hij zich zou kunnen ver bergen. De krater was een flat met vele verlichte vlakken. Hij zag zijn huisdeur. Hi] dook weg in een portiek en keek naar de schaduw van Janine en vier mannen in uniformen. Werd Janine gearresteerd wegens ontrouw in gedachten en begeerten? Janine en de mannen wachtten op hem. De porte feuille! Zijn naam en adres waren in de kamer gevonden. De krater! Hij stond aarzelend in de duisternis, die zwart was als een man in begrafenis kleren. Het was een man in een zwar te jas, die zijn arm greep en zei: „Geen verzet". Terwijl hij zich losrukte, hoorde hij de voetstappen van de vier mannen aan de overkant, die snel de straat overstaken. Hij rende weg en het was alsof hij het blonde meisje hoorde gil len, maar het was snerpender en schriller. Halt! Hij rende door, struikelend en glij dend in het zand van een plantsoen dat doordrenkt was van de regen. Het schot klonk kinderachtig en droog, als of het een grap was. Vlak na elkaar nog twee schoten. Twee grappen van kinderachtige mannen met pistooltjes, die achter hem aanreden in een zwar te auto. Hij stond stil en keerde zich om. Dat vierde schot hoorde hij niet, maar hij voelde de geweldige slag te gen zijn borst en het was alsof hij met zijn gezicht in een felverlichte kerst boom viel. De lichtjes spatten uiteen, hij spatte met hen mee en verloor zich zelf in duizend richtingen. DE KERSTBOOMLICHTJES trok ken zich snel uit duizend richtingen sa men naar één middelpunt. Een lichte vlek vlak onder zijn gezicht, een meis jesgezicht met rose vlekken en een hij gende mond. Hij zag de kamer, de fles en de glazen op tafel en keek naar de deur. De arm kwam door de opening zonder geluid en de hand trok zich snel terug met de portefeuille- Hij bewoog zich niet. Het meisje kreunde, ofschoon ze geen pijn had. Hij bleef roerloos kijken naar de deur, naar de hand die de portefeuille nu weer in het jasje stopte. Het meisje lag stil en angstig naar hem te kijken. Hij stond op en kleedde zich aan. Het meisje neuriede beschaamd en verlegen, om dat ze niet gewend was met een naakt geweten te staan. Je vrind heeft al voor me afgere kend. Ze protesteerde niet en ruimde dt glazen weg, terwijl hij zijn jas aan trok. Ik wil je nog bedanken. Het ga jt goed. Hij trok de deur achter zich dicht en liep over het donkere portaal naar de trap, die zwak verlicht werd door een plafondlampje op de lagere overloop. Hij haastte zich niet. Hij hoorde stemmen en muziek achter de deuren die hij passeerde. Op de onderste trap kwam een man hem tegemoet. Halverwege gingen ze elkaar voorbij. De man droeg een zwarte hoed en een donkere jekker. Ze gingen voor elkaar opzij en groetten elkaar mompelend. In het portaal bij de buitendeur brandde een helder licht. Er waren nog twee fietsen bij gekomen en in een hoek stond een opgevouwen kinderwagen. Het speel goedbeertje lag nog op de tweede tre de, maar nu in een hoek. Hij ging naar buiten en liep kalm tussen de mensen en de lichtvlekken van etalages onder een inktzwarte he mel. Op een plein voor een kerk wat een kerstbomenmarkt in een wit licht van carbidlampen. Hij koos zorgvuldig een boompje van de juiste maat. Het moest in de uit bouw op een kastje komen te staan en het plafond was niet bijzonder hoog.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 30