I
f
f
111
Hetstmmet (jmuidet
6
Toen hij binnenkwam in
de schemer stond zijn vrouw
gebukt voor de haard. Zon
der naar hem te kijken zei
ze:
Je zult nog een kit kolen moeten
halen. Doe het maar liever voor
het eten even.
Hij zag de drie kinderen in de
uitbouw van de woonkamer bezig
met oude tijdschriften en scharen.
Zij keken even vluchtig naar hem,
maar zeiden niets. Het grote raam
liet nog een spoor van grijs licht
door en aan de overkant waren on
telbare vierkantjes van de flats al
hel verlicht. Hij drukte zijn voor
hoofd tegen het glas en keek naar
de kale kruinen van de bomen, die
bijna tot de vijfde verdieping reik
ten. Er sprongen voortdurend lich
ten aan in het flatgebouw. Steeds
meer ramen werden lichtende
vlakken en achter het glas bewo
gen figuren van mannen, vrouwen
en kinderen.
fjnOEN HIJ binnenkwam in de
schemer stond zijn vrouw
gebukt voor de haard. Zonder naar
hem te kijken zei ze:
Je zult nog een kit kolen moe
ten halen. Doe het maar liever voor
het eten even.
Hij zette de kerstboom op het
balkon achter de keuken. Er was
tijd genoeg. De boom zou fris en
groen blijven tot ver in het nieuwe
jaar.
EINDE
Ze keek naar de ronde, witte klok
boven de bar.
Over drie kwartier. Waarom?
Ik wacht op je in dat café. Ik heb
graag gezelschap als ik een vrije
avond heb. Haast je maar niet, ik
wacht wel.
Dan kan je lang wachten. Ik heb
wel wat anders te doen.
Ze keek hem een seconde aan met
hier nogal warm. Geef maar hier, ik
hang het op.
Er was een kleine kapstok met drie
haken vlak naast een deur. Ze ging
naar een kast en haalde een fles te
voorschijn en twee glazen.
Ik schenk goedkoop. Voor niks
krijg je nergens wat.
Ze zou onmogelijk Janine hebben
kunnen heten. Er was geen spoor van
verstomd, er was een suizen en ruisen
voor in de plaats gekomen en nu en
dan een vloek. Janine kwam altijd
onkreukbaar netjes en ontspannen te
rug van haar reis. Dan nam ze een
taxi aan het station en nooit was ze
na tien uur binnengekomen. Ze zag er
altijd rustig en soms zelfs zegevie
rend uit. Er was nooit iets bijzonders
gebeurd onderweg. En haar vader
NU WAREN bijna alle ramen ver
licht. De lichtpunten van de huiska
merlampen vormden een regelmatige
stippellijn van boven naar beneden,
omdat alle lampen in de flats op dezelf
de plaats in de kamers hingen. Op
sommige avonden vormden ook de ver
lichte schermen van de televisietoe
stellen verticale stippellijnen, want de
flats boden geen gelegenheid tot per
soonlijke schikking van de meubi
lering.
Op sommige balkons zag hij donkere
vormen van dennebomen. De bewoners
hadden hun kerstbomen al aange
schaft, omdat ze dan mooiere bomen
konden kiezen. Later en vooral de dag
voor Kerstmis moesten de kopers ge
noegen nemen met het overgebleven
uitschot. Het glas tegen zijn voorhoofd
was koud en vochtig. Het hielp niet.
Er was niet tegen te vechten. Het was
niet te genezen of zelfs niet te verkoe
len. Dat kolen halen zou hem al even
min baten. Janine zou later zelf de kit
uit het souterrain halen, nadat ze Bob
naar beneden had gestuurd om te kij
ken waar hij bleef. Hij zou de kit ge
vuld voor de deur van het berghok zet
ten. Janine zou het begrijpen.
Laat Bob even met je meegaan.
Hij vindt het leuk om kolen te schep
pen.
Nee.
Ze wist het dus al. Janine was op
gegroeid in het oosten en had de snel
le, verstolen manier van denken die
aan veenboeren eigen is. Voor negen
kinderen had zij gezorgd, tot zij trouw
de. Haar moeder was gestorven toen
zij dertien was. Toen zij dertien werd,
op haar verjaardag. De hemel vond
dat dertien oud genoeg was om geen
moeder meer te hebben en alleen voor
negen kleine kinderen te zorgen in een
proper, klein boerenhuis in het veen.
Er was weinig veen meer daar. Mager
gras, omzoomd door kreupelhout en
hei. Haar vader leefde nog, zonder te
weten waarom of waarvoor. Enkele
keren per jaar ging Janine naar hem
toe in het tehuis, waar hij zwijgend
zat te dammen zonder ooit te verliezen.
WAAROM GING Janine altijd al
leen? Zij had nooit gevraagd of hij
meeging. Soms vroeg zij een van de
kinderen mee, maar op een toon alsof
het als straf was bedoeld en de kinde
ren weigerden.
Janine verstond de kunst zich elegant
te kleden. Ze bad een figuur als een
meisje van achttien, al was ze twee
endertig. Hij had zich voorgesteld hoe
ze in de trein zat hooghartig, koel,
met snelle gedachten over alles wat ze
om zich heen zag, onmerkbaar geïn
teresseerd en zich verdiepend in de
mensen. Janine en de mensen. Waar
schijnlijk wilde ze niet afgeleid wor
den als ze op reis was. Ze maakte zich
volkomen los van haar man en de kin
deren en stevende als een schip door.
een mistige zee, op eigen kompas. Of
wilde ze de gelegenheid hebben om te
flirten? Hij vroeg zich af hoeveel man
nen verliefd op haar zouden zijn.
Janine sprak er nooit over. Dat was
de manier waarop ze hem bedroog.
Steil en statig in haar rechte koers,
elegant en charmant als een ranke
schoener. Trots op haar uiterlijk en
haar gedachten. Zij bedroog hem op
een manier die hij haar nooit zou kun
nen verwijten. Zij loog nooit. Zij zweeg.
Bob, neem jij de kit en ga alvast
naar beneden. Hier is de sleutel.
Hij trok zijn voorhoofd los van het
raam en nam de lege kit weg bij de
haard. Bob ging weer terug naar zijn
spel in de uitbouw. Janine streek een
haarlok weg en stond even stil te den
ken. Hij ging de kamer uit voordat zij
in beweging kwam. De trap was don
ker en het rook er naar gebakken
uien. Hij drukte op de knop voor de
verlichting en hield de kit voor zich uit,
om niet tegen de leuning te stoten.
MEVROUW FRANK was op de twee
de etage bezig haar drempel te poet
sen. Het was een gladde, stenen drem
pel die door het poetsen een donker
grijze kleur had gekregen. De andere
drempels in de flat waren veel lichter
van kleur. Mevrouw Frank was de eni
ge die haar drempel met schoenpoets
insmeerde en dagelijks minutenlang
wreef.
Die kolen die willen wat, zei me
vrouw Frank bij wijze van groet. Zij
bedoelde dat het extra romslomp gaf,
als het stookseizoen weer was aange
broken.
Nou.
Hij had geen zin om meer te zeggen
dan dat ene woordje. Hij zou gemak
kelijk een uur met haar kunnen praten
en hij zou dan niet veel anders te doen
hebben dan knikken en af en toe „zo
is 't" zeggen. Mevrouw Frank was
weduwe en had alleen maar een drem
pel om van te houden. De drempel was
koel en onaandoenlijk, maar hij be
droog haar nooit.
In het souterrain waren de kinderen
van Most bezig met het slopen van een
fiets. Twee jongens van ongeveer ne
gen en een meisje, dat enkele jaren
jonger was. Zij zag er precies zo uit
als de jongens, even smerig en even
ongedwongen. Ze droeg een spijker
broek en een trui en haar haren waren
kort geknipt.
Hij bromde een antwoord op hun
treiterend gegil „Dag meneer!" en
stak de sleutel in het slot van het berg
hok. De kinderen van Most lieten hun
fiets in de steek en kwamen naar hem
toerennen, maar hij had gehoord van
hun grapjes en liet de sleutel niet in
het slot, toen hij het berghok binnen
ging. Daarop gingen zij teleurgesteld
terug naar hun sloperswerk.
Hij schepte de kit boordevol, lang
zaam en weloverwogen, hopend dat het
olotselinc over zou gaan en dat hij
terug zou kunnen gaan naar Janine en
de kinderen. Toen hij het berghok weer
op slot deed, kwamen de kinderen van
Most naar hem toe en zeurden in koor
om de kit te mogen dragen.
Natuurlijk. Janine zou het begrijpen.
Er was niets aan te doen.
Gaan jullie maar vast. Knoei niet
teveel. Ik kom dadelijk. Joelend
sjouwden de kinderen de zware kit te
gen de trappen op. Hij blééf even
staan. Misschien zouden zij omkijken
om te zien waar hij bleef. Dat zou
hem kunnen dwingen naar boven te
gaan.
Ze keken niet om.
Hij deed het berghok weer open en
greep de jas, die aan een spijker bo
ven de kolenkist hing. Als Janine die
jas zou hebben weggenomen, zou het
moeilijker zijn geweest. Maar Janine
hield niet van hulpmiddelen. Zij hield
van een krachtige, beheerste en zelf
bewuste man. Dergelijke mannen ont
moette zij bij tientallen als zij op reis
was. Zij hield van hen gedurende de
uren van haar reis en dacht later aan
hen terug.
HIJ TROK haastig de jas aan en liep
door de lange; schemerige gang langs
de berghokken, tot hij bij het stenen
trapje kwam voor de buitendeur. Hij
stond stil en zocht naar zijn sigaret
ten. Ze lagen boven. Hij moest siga
retten kopen. Sigaretten kopen en te
ruggaan. Er was niets dat natuurlijker
en logischer zou zijn. Maar toen hij
bij de sigarettenwinkel kwam, stopte
daar de bus. Hij stapte in en zocht
een hoekplaatsje aan de andere kant
van de bus, waar hij de flats niet zou
zien.
ER WAREN DRIE plaatsen vrij aan
de hoefijzervormige snackbar. Hij
koos de achterste, vlakbij de koffie
ketel en bestelde een loempia met een
glas bier. Drie meisjes liepen af en aan
van het keukenluik naar de klanten om
de bar. Als het luik openging, kwam
een dom, nieuwsgierig gezicht met een
witte koksmuts erboven te voorschijn.
Er werden etenswaren en dranken
door het luik geschoven en de kok zei
voortdurend „schat" tegpn alle drie de
meisjes. Zij reageerden er nauwelijks
op. Het leek hem vreselijk, dag in dag
uit „schat" te worden genoemd door
een zo dom, nieuwsgierig gezicht.
Maar zij vonden het niet erg. Een van
de meisjes was hoogblond, wit bijna.
De andere twee hadden zwart haar en
een van de zwarte had een hoge knoet,
die met een blauw lint bijeengehouden
werd. Zij trokken alle drie koele, mis
prijzende gezichten en namen de be
stellingen op met een automatisch
knikje.
Hij dronk zijn glas bier haastig leeg
en bestelde dadelijk een tweede. De
loempia was vet en gloeiend heet en
rook hevig naar kool. Hij at er een der
de deel van op en dronk nog twee
glazen bier, voordat hij de rest naar
binnen werkte.
Wat 'n dorst, zei het zwarte meis
je met de knoet. Hij sloeg de ogen op
en zag dat ze hem aankeek. Het was
de blik van Janine. De blik waarmee
Janine in de trein naar flinke, zelfbe
wuste mannen keek.
Dat komt door dat hartige spul. Hij
wees naar zijn bord.
Wilt u nog wat anders eten?
Nee- Het is wel voldoende. Geef
me nog een bier. Of nee, een borrel
liever.
Ze maakte een gebaar van ergernis.
Drie huizen verder is een café.
Wij schenken alleen zwak.
Afrekenen dan. Hoe laét ben je
hier klaar?
E ONTROUW
een koude, grijze blik. De blik van
Janine in de trein. Hij stond op zonder
het wisselgeld te nemen, dat zij voor
hem had neergelegd op de glazen
plaat.
Dag Janine.
Hij zag haar verbazing, toen hij
omkeek bij de deur.
Het café was niet drie, maar vijf
huizen verder. Het was bijna leeg en
er hing de stilte van een rouwkamer.
Het licht was gedempt, behalve boven
het biljart aan het einde van de zaal,
waar een witte lamp een groene vlak
te bescheen.
Een gin, alstublieft.
De kelner had platvoeten waarop hij
onhoorbaar voortschoo'f. Aan de bar zat
een dronken man met wit haar, die
voortdurend star glimlachte tegen een
rijtje flessen.
Hij had een plaats gekozen vlakbij
het raam, waarvoor zware rode gor
dijnen hingen. Hij wachtte een kwar
tier. voordat hij een tweede borrel be
stelde. Toen het meisje binnenkwam,
had hij juist zijn vijfde voor zich ge
kregen.
Het was niet het meisje uit de
snackbar, maar een blondje in een
donkergroene mantel, veel kleiner en
heel tenger. Zij keek vrijmoedig rond,
nadat zij de deur achter zich dichtge
trokken had, en een vage glimlach gaf
haar bleke gezicht iets uitnodigends.
Hij knikte voorzichtig, toen hij haar
blik ontmoette. Zij trok de wenkbrau
wen op en draaide zich snel om, maar
later koos zij een tafeltje tegenover
hem, zodat hij haar voortdurend kon
aankijken. Ze bestelde sherry en zoute
amandelen en stond weer op om haar
mantel uit te trekken en op te hangen.
Hij handelde impulsief en misschien
onder invloed van de drank, toen hij
snel op haar toeliep en haar mantel
overnam.
Mag ik bij u komen zitten?
Als u daar plezier in hebt
Nee, niet Janine. Ze was kinderlijk
en onhandig in haar gebaren, maar
niet verlegen of teruggetrokken. Haar
jongensachtige figuur was strak om
lijnd door een bruin truitje en tweed
rok van dezelfde kleur. Hij zag dat
haar nagels abnormaal lang en spits
waren en haar vingers dun als pot
loden-
Saaie boel hier. Ik ben hier voor
'f eerst. Is 't er altijd zo stil?
Ze nam een sigaret van hem aan en
haalde de rook diep in.
Op dit uur wel. De meeste men
sen eten nu thuis. U bent zeker op
reis?
Hij knikte. Hij was al op reis zo
lang als hij leefde en waarheen wist
hij niet.
Moet u niet eten?
Ze wees op de amandelen.
Dat is m'n avondmaal. Ik lunch
altijd warm. 's Avonds heb ik weinig
tijd.
Ze bleef hem even aankijken met
iets van spot in haar blik.
Werkt u 's avonds?
Zo zou je 't kunnen noemen.
HAAR KAMER was niet ver. Er'
stonden hoge, donkere huizen in de
straat waar vroeger advocaten en dok
ters moesten hebben gewoond. Er was
een ruim portaal waar fietsen stonden
en een trap met gebeeldhouwde leu
ning. Op de tweede trede lag een speel
goedbeertje. Janine en de kinderen
hadden een zwijgende afspraak dat ze
nooit een woord repten over zijn af
wezigheid. Er waren tijden geweest dat
de kinderen hun woordenwisseling
hadden gehoord. Ze waren toen nog erg
jong en ze zouden het intussen volko
men vergeten hebben.
Hoe heet je eigenlijk, blondje?
Hij wachtte ademloos en ijzig twee
seoonden, omdat hij verwachtte dat ze
„Janine" zou zeggen. Ze stopte de
sleutel in haar tas en draaide een hou
ten bordje om dat aan de binnenzijde
van de deur hing. „Thuis J.G." stond
er op.
Noem me maar Henny. Of bedenk
maar een mooiere naam. Liefde maakt
vindingrijk.
Liefde. Ze liep voor hem uit de trap
op en keerde zich tweemaal lachend
naar hem om, met de vinger op de
lippen. Er lag geen loper op de trap,
maar de treden waren van oud, zwart
eikehout en kraakten niet. Ze passeer
den tweemaal een overloop waar jas
sen en mantels aan kapstokken hingen.
Ergens klonk gedempte muziek van
een radio o'f een platenspeler.
Haar kamer was klein en overdadig
druk gemeubileerd. Een grote staande
schemerlamp was het enige lichtpunt
en wierp een gelige schijn op het di-
vanbed en de kleine, ronde tafel in het
midden, Aan de muren hingen vreemd
soortige knutselwerkjes van raffia en
vilt, dierenfiguren en poppen met rie
ten rokjes en een borduurwerkje in een
lijst.
Doe gerust je colbert uit. Het is
koelheid of hooghartigheid in haar oog
of haar gezicht. Ze was bedrijvig en
gastvrij en verkocht goede waar. Het
was warm in de kamer, er was geen
raam dat uitzicht gaf op flats met
kerstbomen of televisietoestellen. Een
vierkante, omsloten kamer met warm
te en twee lichamen. Met twee zielen
en één gedachte.
Je bent sterk en stevig. Je bent
een man. Je bent sterk, een sterke
man. Kom. Een echte man. O
Ze deed een snelle stap van hem
weg en schonk de glazen vol, terwijl
ze lachte zonder reden.
Je houdt niet van praten, merk ik.
Mij best. Ik hou van alles. Praten en
zwijgen. Wat je maar wilt. Drink nou
eerst je glas leeg. Léég zei ik. Goed,
goed, wacht even.
Ze hing haar kleren zorgvuldig over
een stoelleuning, terwijl ze zacht een
wijsje floot. Zijn slapen bonsden en hij
had willen huilen, maar hij vond geen
argument voor tranen.
Ze kwam naar hem toe en smoorde
hem bijna in haar felle, plotselinge
omarming. Hij kon vaag haar gezicht
vlak onder het zijne zien, haar geslo
ten ogen, haar roodgevlekte wangen,
haar hoog opgetrokken wenkbrauwen,
haar smartelijke masker. Haar mond
zag hij niet, maar hij voelde haar lip
pen die haar warme ziel lieten over-
glippen in zijn wezen.
Een man Een sterke man
Een man.
Hij hief zijn hoofd op omdat zijn
spieren zich spanden. Zijn blik viel
over haar blonde haren heen op de
deur. De deur waarnaast zijn colbert
hing. Al zijn bloed scheen zich samen
te persen achter zijn oogleden. Hij zag
hoe de deur zich langzaam opende.
Een naakte, behaarde arm reikte door
de smalle opening naar zijn jas. Zijn
portefeuille. De arm verdween aan de
binnenzijde van het kledingstuk.
ZIJ GILDE toen hij sprong,maar
hij was sneller dan de arm. Hij klauw
de en beet zich vast in de arm en
sleurde de man naar binnen. Het zwa
re lichaam viel boven op hem en hij
voelde een klap tegen de zijkant van
zijn huofd, die hem razend maakte van
pijn. Hij vocht als een wilde tegen de
hele wereld, tegen Janine en tegen het
verraad en tegen de valse warmte van
de kamer en tegen zichzelf. De tafel
sloeg om en de fles rolde over de vloer,
terwijl de glazen in scherven vielen.
Het meisje gilde als een heks. Hij
scheurde het hemd van zijn tegenstan
der aan stukken, terwijl zijn keel als
in een bankschroef werd dichtgeperst.
Zijn hand raakte de gevallen fles en
hij greep de ranke, glazen hals. De
slag vernielde de schedel van de man
en de drank spatte uiteen in bloed. De
bankschroef verslapte.
Hij stond op, wist dat hij gewonnen
had van een dode. Het gegil verstoorde
zijn zegepraal. Het meisje lag op haar
rug en gilde zonder adem te halen,
met haar vuisten tegen de wangen
gedrukt. Hij rukte de handen weg van
het bleke gezicht en zijn handen sne
den het gillen af met een felle, mee
dogenloze greep- Hij bleef knijpen tot
het lichaam niet meer bewoog. Hij had
gewonnen van twee doden.
De kamer was warm en rommelig,
als na een fuif. Het bloed droop traag
door de verwarde haren op de vloer
en de drank doorweekte het tapijt. Het
blauwe gezicht van het meisje was op-
zijgevallen, langs de kant van het bed.
ER DRONG gerucht tot hem door
van buiten. Stemmen en voetstap
pen ergens ver weg in het huis of bij
de buren. Hij greep zijn colbert en
trok het haastig aan, veegde zijn arm
af aan het tafelkleed en kamde zijn
haren. Terwijl hij zich kleedde, kwa
men de geluiden dichterbij. Hij trok
tenslotte zijn overjas aan en opende de
deur. De trap en de portalen waren
donker en leeg, maar dichtbij was het
geluid van stemmen en voetstappen.
Hij holde de trap af en passeerde de
overlopen. Achter zich hoorde hij een
deur opengaan en een vrouwenstem
zei op hoge toon: Ik weet zeker dat
het bij Henny was. Daar loopt een ke
rel.
Hij rende als een bezetene en zijn
voetstappen sloegen roffels op het
eikehout. Een man verscheen uit het
niets en stond halverwege de onderste
trap in een houding van gespannen af
wachting.
Hé, hé, wacht jij 's effe
De man vloekte toen hij omverge
lopen werd en bleef verbaasd op de
onderste trede liggen, met zijn benen
door de spijlen van de leuning Het
speelgoedbeertje lag nu in de hal.
HIJ RUKTE de deur open en rendf
de donkere straat op. Hij liep tegen een
berg van duisternis omhoog naar de
jagende wolken helling op, helling af,
langs witte gezichten en trippelende
schaduwen en lichten. Het gegil was
maakte het altijd heel goed, al wa»
hij eenzaam
Zo gaat het, als je oud wordt.
Daar moet je op rekenen. Janine kon
zich met alles verenigen, als het te be
rekenen was. Hij strompelde voort te
gen de zwarte, eindeloze helling op, in
de hoop dat daarboven een krater zou
zijn waarin hij zich zou kunnen ver
bergen. De krater was een flat met
vele verlichte vlakken. Hij zag zijn
huisdeur. Hi] dook weg in een portiek
en keek naar de schaduw van Janine
en vier mannen in uniformen. Werd
Janine gearresteerd wegens ontrouw
in gedachten en begeerten? Janine en
de mannen wachtten op hem. De porte
feuille! Zijn naam en adres waren in
de kamer gevonden. De krater! Hij
stond aarzelend in de duisternis, die
zwart was als een man in begrafenis
kleren. Het was een man in een zwar
te jas, die zijn arm greep en zei:
„Geen verzet".
Terwijl hij zich losrukte, hoorde hij
de voetstappen van de vier mannen
aan de overkant, die snel de straat
overstaken. Hij rende weg en het was
alsof hij het blonde meisje hoorde gil
len, maar het was snerpender en
schriller.
Halt!
Hij rende door, struikelend en glij
dend in het zand van een plantsoen
dat doordrenkt was van de regen. Het
schot klonk kinderachtig en droog, als
of het een grap was. Vlak na elkaar
nog twee schoten. Twee grappen van
kinderachtige mannen met pistooltjes,
die achter hem aanreden in een zwar
te auto. Hij stond stil en keerde zich
om. Dat vierde schot hoorde hij niet,
maar hij voelde de geweldige slag te
gen zijn borst en het was alsof hij met
zijn gezicht in een felverlichte kerst
boom viel. De lichtjes spatten uiteen,
hij spatte met hen mee en verloor
zich zelf in duizend richtingen.
DE KERSTBOOMLICHTJES trok
ken zich snel uit duizend richtingen sa
men naar één middelpunt. Een lichte
vlek vlak onder zijn gezicht, een meis
jesgezicht met rose vlekken en een hij
gende mond. Hij zag de kamer, de
fles en de glazen op tafel en keek
naar de deur. De arm kwam door de
opening zonder geluid en de hand trok
zich snel terug met de portefeuille- Hij
bewoog zich niet. Het meisje kreunde,
ofschoon ze geen pijn had. Hij bleef
roerloos kijken naar de deur, naar de
hand die de portefeuille nu weer in het
jasje stopte. Het meisje lag stil en
angstig naar hem te kijken. Hij stond
op en kleedde zich aan. Het meisje
neuriede beschaamd en verlegen, om
dat ze niet gewend was met een naakt
geweten te staan.
Je vrind heeft al voor me afgere
kend.
Ze protesteerde niet en ruimde dt
glazen weg, terwijl hij zijn jas aan
trok.
Ik wil je nog bedanken. Het ga jt
goed.
Hij trok de deur achter zich dicht en
liep over het donkere portaal naar de
trap, die zwak verlicht werd door een
plafondlampje op de lagere overloop.
Hij haastte zich niet. Hij hoorde
stemmen en muziek achter de deuren
die hij passeerde.
Op de onderste trap kwam een man
hem tegemoet. Halverwege gingen ze
elkaar voorbij. De man droeg een
zwarte hoed en een donkere jekker. Ze
gingen voor elkaar opzij en groetten
elkaar mompelend. In het portaal bij
de buitendeur brandde een helder
licht. Er waren nog twee fietsen bij
gekomen en in een hoek stond een
opgevouwen kinderwagen. Het speel
goedbeertje lag nog op de tweede tre
de, maar nu in een hoek.
Hij ging naar buiten en liep kalm
tussen de mensen en de lichtvlekken
van etalages onder een inktzwarte he
mel. Op een plein voor een kerk wat
een kerstbomenmarkt in een wit licht
van carbidlampen.
Hij koos zorgvuldig een boompje van
de juiste maat. Het moest in de uit
bouw op een kastje komen te staan en
het plafond was niet bijzonder hoog.