HET LAND ACHTER
DE BERGEN
OUDEJAARSDAG
PANDA EN DE G1UBBEL
POLLE, PELLI EN PINGO
OP
cl»
I
X
ÖJaltDïsney'S
Reehter 1 ïe en het geheim van het landhuis
't
Ons vervolgverhaal
VRIJDAG 31 DECEMBER 1965
door John Boland
WF&ZWd
BRAMMETJE FOK
komt maandag weer
/hij heeftop mum
l TAART ÖEZ6T6M
Maps Valk
KLASSIEKE VERHALEN
'"o A
k&
yt.
gaveren.
door dr. Robert van Gulik
Mwmiwwmiwwwwwmm
vwwwwifVKiA/wim
(Vertaiina Maraot Bakker)
57)
Claymore uitte alleen een onsamen
hangend protest en de Canadees ging
verder, „Je bent niet meer dan een
kwart van de poen waard; maar
mocht je daar binnen in die schedel
nog rare plannen hebben, laat ik je
dan twee dingen zeggen. Ten eer
ste weet je niet waar het geld is.
En ten tweede weet je niet waar de
blokhut staat, al zou je het geld vin
den"..
Voor het eerst leek Claymore hem
te verstaan. „Ja knaap, net wat ik
zei: Jij weet niet waar de blokhut
staat. Ja, weet ik wel, ik heb je de
hut op de kaart aangewezen. Laten
we zeggen, dat ik niet al te nauw
keurig ben geweest. Het gaat er
niet om, dat ik je ronduit wilde be
driegen Bob, het is alleen, dat ik
graag een of andere verzekering af
sluit. Verzekeringen zijn goed; je
kunt er niet buiten". Hij haalde het
mes weer te voorschijn. „Maar jet
moet natuurlijk wel een goede ver
zekering zijn". Hij stak het mes om
hoog. „Neem dit nu. Het ziet er niet
uit als een verzekeringspolis, weet
ik wel. Maar het is er een, Bob, het
is er een. Een een goeie. In geval
van nood ben je er aardig veilig
mee. En het doet zijn wérk zonder
de buren op te schrikken, als je me
kunt volgen".
Hij stak het mes weer in de sche
de en kwam dichterbij; hij sloeg
Claymore op de schouder. „Kop op,
makker, het had erger kunnen aflo
pen". Leary lachte al weer en leek
het incident achteraf nogal grappig
te vinden. „Ik had op dit ogenblik
dood kunnen zijn. Wat zou jij dan in
de puree hebben gezeten!" De pi
loot liep om het toestel heen en keek
naar de boot met de wachtende be
manning. Waarschijnlijk hadden de
bedienden niets van de ruzie kunnen
zien; het toestel had de twee vlie
gers aan hun blik onttrokken. „Nu
ga je mee", commandeerde Leary;
„we moeten aan de overkant met die
juf Ilred babbelen. Zij zal daar er
gens wel een paar kaarten van het
land hebben liggen en een kaart is
precies wat wij nodig hebben om
bier vandaan te komen".
Eer zij de Verblijven haddep be
reikt, was Claymore enigszins tot
zichzelf gekomen. Hij was nog over
stuur en deed alles wat zijn compag
non hem opdroeg of voorstelde,
maar hij beefde niet meer en de
zenuwtrek, die zijn mondhoeken om
de zoveel tellen zijwaarts had ver
plaatst, was tot rust gekomen; nu en
dan verwrongen zijn lippen zich nog
even. Pas toen zij bij Ilred op be
zoek waren, voelde Claymore zijn
verbitterde haat jegens de Canadees
weer opkomen. Leary moest dood.
Op zichzelf had hij dat allang gewe
ten, maar nu had hij haast gekregen.
Het was dom van hem geweest, met
een ander wapen dan zijn blote han
den te dreigen; die zouden het kar
wei zonder enige hulp voortreffelijk
hebben gedaan. Claymore rilde van
genot, terwijl hij zich voorstelde, dat
hij de strot van de piloot al in zijn
greep had; als het zo ver was zou
het een verrukkelijk ogenblik zijn.
Ilred gaf een soort college.
„Onze gehele historie, onze gehele
cultuur" zei zij, „ligt in deze biblio
theek opgeslagen." Zij bevonden
zich in een van de jjiime zalen,
waaraan het gebouw zo rijk was,
maar in plaats van schaars gemeu
beld te zijn, was in deze zaal de
vloer ten volle benut voor rekken met
boeken en tussen de rekken waren de
paden maar erg nauw. Er bevonden
zich vermoedelijk honderdduizenden
boeken en documenten op de plan
ken en Leary floot bewonderend.
„Hier kun je iemand wel een poos
je aan het lezen houden", zei hij.
„Mag ik hier en daar eens iets in
kijken?"
Claymore stak geen hand uit om
de piloot te helpen bij het zoeken van
een kaart; hij keek toe, terwijl de
Canadees het ene boek na het ande
re van de planken nam. Leary sloeg
een boek open, doorbladerde het
vlug en zette het weer weg. Een
boek was erbij, dat kennelijk een
technisch onderwerp had, want er
stonden talrijke tekeningen in. De
piloot bekeek die tekeningen aan
dachtig, er verscheen een verbaasde
rimpel boven zijn neus en hij zette
het boek weer op de plank.
Ilred zei vlug lange reeksen statis
tische gegevens op, energiek als
steeds. Het leek haar oprecht genoe
gen te doen, dat iemand belangstel
ling voor die bibliotheek toonde en
toen Leary haar een rechtstreekse
vraag stelde, glunderde zij.
„Is er een bij, waarin een kaart
van Yademos voorkomt?" vroeg hij,
ïr. een handgebaar de planken in zijn
nabijheid omvattend.
„We hebben er hier een paar". Il
red ging naar een andere rij boeken
rekken. „Hier vindt u alle kaarten
van ons land". Zij nam een boek,
sloeg het open en liet hem een paar
kaarten zien, waarna zij hem het
boek overhandigde. Zonder belang
stelling te tonen sloeg hij de ge
kleurde bladzijden om. De meeste
beeldden overeenkomstige land
schappen af, vlak terrein, doorsne
den door bevloeiingskanalen. Maar
midden in het boek vond hij een
kaart van het hele land.
Claymore kwam dichterbij en
tuurde op de kaart, nauwelijks in
staat zijn blijdschap te verbergen.
De pas, die de enige onderbreking
vertegenwoordigde in de hoge wan
den van rotsen en ijs, waardoor het
land werd ingesloten, stond duidelijk
aangegeven. Zij moesten de pas in
het uiterste zuidwesten van het land
zoeken, terwijl Herpoli ongeveer in
het centrum lag. Claymore's hart be
gon vlugger te kloppen. Leary zag
er opgewonden uit. Hij had kenne
lijk gevonden wat hij zocht.
„Wilt u soms een grotere kaart
Zien?" vroeg Ilred. „Ik zal u de
grootste laten zien, die we bezitten"
Zij wenkte hen met zich mee. „Volgt
u me maar". Voor hen uit liep zij
naar een grote katheder.
Leary greep Claymore bij de arm.
„Ik geloof dat we heel hard boffen,
knaap", fluisterde hij.
(Wordt vervolgd)
^i.>nfsWfWWVWWWIWIUWWWWMWWWIAWM«WWMWWWWAWM\AAAAWWWWWWW<AA<WWWWWMWWWWW^
ACNES WILDE OP DIE oudejaars
dag schaatsen, al had het gedooid en
was de ijsbaan die morgen gesloten.
Maar Agnes zei dat ze buiten de stad
een stuk ondergelopen land wist waar
een vriendinnetje van haar al naar toe
was. Alfred ging niet mee. Alfred stak
zijn neus buiten het raam. liet rook
naar dooi, zei hij. Eik uur smolt er
meer ijs weg. Hij geloofde niet, dat er
nog ergens geschaatst kon worden.
En Agnes moest ook zonder moeder
gaan, want die had haar tennisoch-
tend. Nu waren de overdekte banen
waar moeder speelde vlak bij het land
dat Agnes bedoelde, zodat Agnes en
moeder wel gezellig samen tot aan de
tennishall gingen. Vandaar ging Agnes
alleen verder. Maar toen ze op de be
wuste plaats aankwam bleek daar he
lemaal geen ondergelopen land te zijn.
„Vorig jaar", zei een voorbijganger
tegen Agnes, „kon je hier schaatsen.
Nu is die plek verlegd", en hij legde
uit waar het land was, dat haar vrien
dinnetje waarschijnlijk bedoelde.
Agnes ging op pad, haar schaatsen,
een voor, een achter, 'over een schou
der. Dit stuk land bleek allerminst
dicht bij moeders tennisbaan. Een
maal buiten de stad moest ze over
brokkelige, bevroren bouwgronden,
waar geen eind aan leek te komen. Ze
zocht moeizaam een weg over de har
de aardkluiten en om steenharde zand
heuvels heen.
Aangekomen bij het stuk land bleek
het ongeschikt om er op te schaatsen.
Her en der blonken de plassen dooi-
37. Panda was zo verbouwereerd door de nieuwe hou
ding van Joris Goedbloed, dat hij zich zonder tegen
spraak door deze als afscheid de hand liet drukken.
„Ge zijt bedankt, baaske" sprak Joris; „Ik ontken niet
dat ge behulpzaam hebt willen wezen, maar er is thans
geen enkele reden meer waarom, ik u nog verder zou op
houden. Immers een rijke en volle taak wacht mij.
Zelfzucht en oppervlakkigheid zijn voorgoed uit mijn
leven gebannen. En ach.' wellicht wordt het nog
zwaar.maar hoe schoon wordt niet de beloning! Pro-
fitia longa, labor brevis, mag ik wel aan de Ouden ont
lenen. Ik mag mij thans met al mijn zorg en liefde
er aan wijden om van deze kleine wilde een beschaafd
en ontwikkeld persoon te maken; niet eenvoudig, maar
een fraaie plicht.Meegesleept als hij was door zijn
edele gevoelens, lette Hij een ogenblik niet goed op de
Grubbel, die onmiddellijk de kans aangreep om een
pretje te maken. „Hihihihi!" gierde het wezentje. „Wat
lolgrap! Schutstaan! Hoed plat! Haha!" „Je ziet", zei
Joris een beetje verdrietig, „dat ik mijn opvoedkundige
taak zo snel mogelijk moet beginnen.Toen Panda
nu het autokerkhof verliet, was hij nog niet helemaal
gerust op alles. Hij kende Joris langer dan vandaag,
en daarom kon hij al die mooie woorden niet zonder
meer geloven. Er stak waarschijnlijk iets achter Jo
ris voerde weer iets in het schild, maar Panda wist
niet wat. Hij zou het al spoedig te weten komen.
■JAIK MOET VJEL
ANDERS KR116 IK
KAS PER NIET
0MH006 1
iO,8EN JE JE SPIEREN
AAN HET OEFENEN,
POUE1? J
water ojl het ijs. Agnes zag haar vrien
dinnetje niet eens meer.
„Er zijn vast nog berijdbare sloten",
zei een grote jongen met ijzeren noren
in zijn hand en een ijspet op. Hij liep
meteen met grote stappen weg. Agnes
volgde hem op een holletje. Ze kon
hem bijhouden tot aan de eerste sloot.
Buiten adem deed ze daar haar
schaatsen onder en gleed eindelijk
over het ijs weg.
Maar ze was nauwelijks goed op
dreef of in de verte naderde een poli-
tie-agent. Alle ijs was onbetrouwbaar,
ook op de sloten, zei hij. Ze moest
eraf. Agnes trok een pruillip, maar het
hielp niet. De agent waarschuwde niet
voor zijn plezier, maar voor haar le
ven, zei hij. En dus krabbelde Agrfes
met tegenzin tegen de wal op.
Teleurgesteld ging ze terug. Voor de
tweede keer manoeuvreerde ze tus
sen de aardbulten, ze gleed uit over
spiegelgladde Stukken en zakte plotse
ling in kuilen, die opgevuld waren
met sneeuw. Op de heenweg had ze
deze moeilijkheden niet eens zo ge
merkt. Ze zuchtte moedeloos. Ze kreeg
het koud.
Er waaide een vochtige wind, die
haar gezicht afkoelde. In haar Wanten
was sneeuw binnengekomen. De
sneeuw was ijskoud en smolt in haar
handpalmen. Bij het snuiten van haar
neus waaide haar zakdoek weg. Ze had
de moed niet om er achteraan te gaan,
ze haalde haar neus maar op. Op het
laatst viel ze nog languit met een
smak, die in haar hoofd nadreunde,
op de bevroren grond.
De tranen sprongen in haar ogen.
„Fijn oudjaar", dacht ze bijna hui
lend. Eindelijk bereikte ze de begaan
bare weg. Ze besloot naar het tennis
park te gaan. Eerst naar moeder. Ze
trof niemand in de overdekte hall. Al
le banen lagen onbespeeld en verlaten.
Ze liep door naar de cantine. Daar zat
rond een tafel een groepje vrolijk la
chende en pratende dames bij koffie
en oliebollen. Het rook heerlijk en ze
hadden de grootste pret. En daarbij
zat Agnes' moeder.
Die keek het eerste ogenblik niet
aardig, toe ze Agnes ontdekte. Want
moeder wilde niet gestoord worden on
der het tennissen. Maar Agnes vertel
de van haar droeve mislukkingen die
morgen. En alle dames kregen mede
lijden met haar en ze trokken een stoel
voor haar bij naast moeder. Ze gaven
haar een oliebol. En bij de volgende
ronde kreeg ze er tegelijk met alle da
mes nog een.
Voor ze daar in hapte verzuchtte ze
blij: „Hè, nu is het een gelukkigs
oudejaarsdag."
DE DERDE MAN
KLIMT SAXO
■SLAAP
NOS^IAPEU
DEGIDS-SAXOZETZ'JW POGINGEN) ALLEEN
VOORT... MAAR WEET NIET CAT RUDI HEM
VOLGT
.TERWIJL IK DIE
MOORDENAAR VAK)
EENBERSPlEB
--^BEDWONGEN
VIND
NAAR
NIET
...via een Besneeuwde
RbTSWAMD GVJDT HV OMLAAG
EN VALT NEER BB EEN
SPLEET IN DE ECTS
RU PI WAAGT -ZPN LEVEN OM
DE ONGELUKKIGE GIDS TE
HELPEN.i TTTVGK HEB
kAN/SEEN HUtf»
jf-r SHe lpen ?J een aoiTOadl
PLOTSELING öL'JDT EEN VOET
VANSAxourr. huwilzch
NOG VASTGP'JPENMAAR HET
MISLUKT.
T'V
in in»
wük Wsiicy ï'riMlaeUont
ld HnwrviJ
DERDE
eEGE TEGE>
MOET... NIE
MAND KAN
VF.RSLAAfJ
RUDI PAKT HET ROpe^SHIKT VAN ZjJN
VADERWAARVAN i-Pj GEDROOMD HEEFT
CAT HET EENS OP DE "TOP VAN CE CITADEL
ROU WAPPEREN
ALS WE NIET SAMEN
NAAR 0OYEN KUNNEN,
CAN GAAN WE SAMEN,
NAAR BENECEU
peeULT EEN
HELD WORDEN
DE OVERWINNAAR
VAN DE CITADEL,
DE 'ZULT DE VADERS
DOOD WREKEN!
VERVOU3T
56. Rechter Tie neemt de situatie op.
Hij meent, dat nu het ogenblik gekomen
is om tot de aanval over te gaan. Hij
schudt moedeloos zijn hoofd en zegt gela
ten tegen de pseudo-Yie: „Ja, ik moet toe
geven dat het een zorgvuldig opgezet plan
is. U is ons te slim af geweest, meneer.
Maar Rechter Tie heeft scherpe ogen,
weet u. U kunt beter de een of andere
aanwijzing achterlaten, die uw verhaal
over ons zogenaamd ongeluk hier beves
tigt." Rechter Tie wijst met zijn voet
naar een lage struik die vlak op de rand
van de afgrond groeit en vervolgt: „Bij
voorbeeld deze struik hier, maar dan half
ontworteld. Hier gebeurde het, zegt u dan
tegen Rechter Tie. Die man met de baard
probeerde zich nog aan deze struik vast
te grijpen, maar de tak brak af en hij
stortte naar beneden voordat ik hem kon
bereiken." De pseudo-Yie kijkt de rech
ter eens aan. „Dat is waarachtig geen
gek idee, diender!" zegt hij waarderend.
Hij legt zijn zwaard op de grond en buigt
zich over de struik. Met beide handen
probeert hij die half uit de grond te trek
ken. Daarop had Rechter Tie gewacht.
Hij geeft de bukkende man een trap, die
hem met een luide gil in de afgrond doet
storten. Meteen keert Rechter Tie zich
om naar de jammerende Tsjiao Tai en
roept: „Pao wil ik levend hebben!"