AFRIKA WORSTELT MET DE TOEKOMST
ii
Krasse tegenstellingen
DINSDAG 4 JANUARI 1966
Indische^
Atlan
Oceaan
afr'ika CB^^^^Oceacm
Pan-Afrikanisme
Hechte basis
Politiek
Onderwijs
DOOR
JACQUES LEVIJ
EEN UTOPIE? Helaas wel,
waarschijnlijk. Maar dan een uto
pie die Europa voor een groot deel
zal moeten verwezenlijken, als het
in de toekomst wil ontkomen aan
een werkelijkheid in Afrika die het
leven van de volken in Europa tot
in zijn diepste wezen zal aantasten.
De toekomst van Europa ligt in
niet geringe mate in Afrika. D»
Europeanen zijn zich daarvan
nauwelijks bewust.
Habib Bourguiba (Tunesië)
Julius Nyerere (Tanzania)
Kenneth Kaoenda (Zambia)
Gamal Abdoel Nasser (Ver. Arab. Rep.)
AFRIKA HEEFT VOORGOED zijn entree gemaakt op het politieke
wereldtoneel. Dat is in 1965 wel bijzonder duidelijk geworden. Het
enorme continent dertig miljoen vierkante kilometer, drie keer
de oppervlakte van Europa, 250 miljoen inwoners is niet langer het
„donkere werelddeel", waar koloniserende Westerse mogendheden vrij
spel hebben. Het is als een reus die na eeuwen uit zyn slaap is ontwaakt
en die probeert of hij zijn ledematen vrg kan bewegen. Hij is zich niet,
of nauwelijks, van zijn krachten bewust. Dat ontwaken gaat gepaard met
DIE POGINGEN begonnen goed tien jaar
geleden, toen Mao tse-Toeng constateerde dat
,yAfrika voor de Aziatische revolutie moest
worden beschouwd als een aanvullend ter
rein". Afrika zelf heeft die woorden in 1965
geloochenstraft. Dit is een keerpunt in de be
wogen strijd van de Afrikaanse leiders om
zich te ontworstelen aan het koloniale ver
leden en in hun speurtocht naar de wegen en
middelen die tenslotte kunnen voeren naar de
ontwikkeling en de welvaart waarop hun vol
ken aanspraak maken en recht hebben.
Natuurlijk bestaan er in Afrika talloze
krasse tegenstellingen. Er zijn nog toestanden
en er leven nog opvattingen die stammen uit
het primitieve verleden. Want verleden én
heden én morgen zijn juist in Afrika
sterker van elkaar te onderscheiden en nauwer
met elkaar verbonden, hebben meer reliëf, dan
bijvoorbeeld in het Westen. Een ont
wikkeling die in het Westen honderden jaren
duurde, moet zich in Afrika in één of twee
generaties voltrekken. Van een harmonische
groei kan dan geen sprake zijn. Het gaat met
horten en stoten. Naast de eeuwenoude stam
verbanden, de onvoorstelbare armoede en de
onwetendheid van miljoenen, daar doorheen
als het ware, groeit met razende snelheid een
nieuwe, moderne wereld, gevuld met scholen
en universiteiten, ziekenhuizen en fabrieken,
met bibliotheken en landbouwmachines, met
denk- en levensvormen, geënt op het eigen
verleden, die inhoud en gestalte krijgen door
de voortdurende aanraking met het Westen en
het Oosten. Die nieuwe Afrikaanse wereld
hunkert naar aanzien, begrip en zekerheden.
TUNE5IE
CANARISCHE^f
^Eil^TFhff
ALGERIJE
EGYPTE
SE
GAMBIA
RANS
SOMALI LAND^S
SOEDAN
=f?RJ-^Guinea
-GUINEA
NIGERIA
5IERRA
LEONE
LIBERIA
ETHIOPIE
KENYA
DAHOMEY
5P. GUINEA
COMOREN
ANGOLA
ZAMBIA
ZUID-WESTj RHODESlËfV
AFRIKA I r&v /O
REUNION
SWAZILAND
MET DE EUROPESE ECONOMISCHE
GEMEENSCHAP GEASSOCIEERDE
LANDEN
0 km 1000
HET IS niet overdreven te stellen
dat het nieuwe maatschappelijke rit
me van Afrika, vooral, niet uitslui
tend, te vinden is in de steden, de be
volkingscentra van dit onafzienbare
landmassief. Zij kunnen het gemakke
lijkst de nieuwe opvattingen over
staatkundige, maatschappelijke en so
ciale emancipatie kristalliseren. Van
uit die steden wordt Afrika, langzaam
maar zeker, tot een werelddeel dat
een eigen gezicht krijgt, dat de ver
ouderde, ontoereikende en in ontbin
ding verkerende stamgebruiken en bin
dingen overboord zet. Dat gaat uiterst
moeizaam. Welke invloeden spelen
vooral een rol bij dit proces?
EEN VAN DE sterkste positieve
krachten is ongetwijfeld de grootse
conceptie die leeft in de harten van
vele Afrikaanse leiders: de droom
van de Afrikaanse eenheid.
Die vond 26 mei 1963 zijn verwoor
ding in het „handvest van de Afrikaan
se eenheid". 36 van de 37 autonome
staten van het continent Zuid-Afri-
ka uiteraard niet onderschreven dit
historische stuk dat in Addis Abeba
werd opgesteld. Het is niet overdreven
te zeggen dat deze verklaring en de
op haar gegrondveste Organisatie voor
Afrikaanse Eenheid een essentiële
schakel is in de keten van de ontwik
keling van een Afrikaans bewustzijn.
Dat pan-Afrikanisme heeft een ge
schiedenis waarvan de zichtbare oor
sprongen teruggaan tot het begin van
deze eeuw. Het waren vooral negers
uit West-Indië en de Verenigde Staten,
of Afrikaanse negers die buiten Afri
ka hun toevlucht hadden gezocht, die
tegen het eind van de negentiende
eeuw de ideeën en organisatievormen
ontwikkelden voor dit pan-Afrikanis
me.
In Londen werd in 1900 het eerste
internationale congres gehouden waar
op een, voor die tijd fel, protest tegen
de Europese koloniale politiek in Afri
ka onder woorden werd gebracht. Een
van de deelnemers aan dit congres
was de Amerikaanse neger dr. W. E.
B. du Bois die een van de leidende fi
guren van de pan-Afrika-beweging zou
worden. Opvallend was dat Britse zen
delingen dit protest steunden.
TUSSEN 1919 en 1927 werden nog
vier van zulke congressen gehouden,
alle buiten Afrika (Parijs, Londen,
Brussel en New York). Het aantal
deelnemers steeg steeds. Naast het
verzet tegen de koloniale exploitatie
van de Afrikanen en de rijkdommen
van het continent werd de aandacht in
toenemende mate geconcentreerd op on
derwijsvraagstukken, op de technische
ontwikkeling, op de deelneming van
Kwame Nkroemah (Ghana)
Afrikanen aan het bestuur en de recht
spraak, op de politieke meningsvor
ming die tot een Afrikaanse democra
tie moest leiden en op de wijze waar
op de verschillende rassen zouden kun
nen samenwerken als de koloniale on
derdrukking zou zijn beëindigd.
In 1937 werd in Londen een interna
tionaal Afrikaans secretariaat opge
richt. Dat fungeerde als verbindings
bureau voor de verschillende stromin
gen in de pan-Afrikaanse beweging.
Het gaf een blad uit, „Pan-Africa". In
1943 publiceerde dit secretariaat een
memorandum van dr. Azikiwe nu
president van Nigerië over „het At
lantisch Handvest en Brits-West-Afri-
ka." Jomo Kenyatta nu president
en premier van Kenia was een van
de leiders van dit secretariaat.
In 1945 werd een groot pan-Afri
kaans congres gehouden in Manches
ter. Dr. Nkroemah nu president en
premier van Ghana was een van
mannen die er sterk op de voorgrond
trad. In 1958 confereerden acht onaf
hankelijke Afrikaanse staten voor het
eerst op Afrikaanse bodem, in Accra,
de hoofdstad van Ghana. Sindsdien
is de moeizame worsteling voor de
Afrikaanse eenheid in een stroomver
snelling gekomen.
EEN ZEER sterke stimulans voor
de Afrikaanse nationalistische bewe
gingen was de oorlog. Westerse lan
den, waaronder alle mogendheden die
Afrika koloniseerden, waren in een
strijd op leven en dood gewikkeld. Por
tugal en Spanje waren de enige uit
zonderingen. De weerslag daarvan
werd in geheel Afrika gevoeld.
De verklaring van Churchill en Roo
sevelt van veertien augustus 1941 „le
galiseerde" het verzet van de Afrika
nen tegen hun koloniale meesters. In
die verklaring immers zeiden de twee
staatslieden dat hun landen op het
standpunt stonden dat alle volken het
recht hadden hun eigen regeringsvor
men te kiezen en dat het hun „vaste
wil" was overal de soevereiniteit en
het zelfbestuur te vestigen waar die
onder dwang waren verdwenen of wer
den tegengehouden.
Het verzet tegen de koloniale over
heersing had steeds een hechte basis
gevormd voor het pan-Afrikanisme.
Toen echter het koloniale stelsel op
het continent vrijwel was ineenge
stort en tientallen soevereine staten
hun moeilijke strijd om het harde zelf
standige bestaan waren begonnen, ver
toonde deze negatieve basis weldra gro
te scheuren.
Weliswaar verdwenen de schotjes
die de koloniale mogendheden om hun
Afrikaanse bezittingen hadden ge
bouwd. Daardoor konden de leiders
veel misbaar. Voor velen die het waarnemen is het een schokkende ge
waarwording. Zij kunnen het moeilijk verwerken. Voor velen die er direct
by zijn betrokken is het allemaal vol verwarrende verbijstering. De ge
wichtigste gebeurtenis in Afrika in 1965 is ongetwijfeld, ook omdat ze zó
bijzonder onopvallend, rustig bijna, haar beslag kreeg, dat in dit jaar de
energieke, geraffineerde en grootscheepse pogingen van communistisch
China om vaste voet te krijgen in dat werelddeel, schipbreuk leden.
verzet. Er zijn gebieden, waar dank zij
de zeer actieve gerichte hulp van de
Unesco de opvoedkundige, weten
schappelijke en culturele organisatie
van de Ver. Naties 't aantal scholen
in de loop van tien jaar meer dan ver
viervoudigd is. De bestrijding van het
analfabetisme heeft een waarlijk gi
gantische omvang aangenomen. Het is
geen abnormaal verschijnsel dat jonge
mensen in kleine dorpen ouderen de
eerste beginselen van het lezen en
schrijven bijbrengen. Maar alle goe
de bedoelingen ten spijt is dit een
aanpak die niet tot een tijdige oplos
sing kan leiden van het enorme vraag
stuk, waarvoor men zich ziet gesteld.
IN 1962 stelde de Unesco een diep
gaand onderzoek in naar het analfa
betisme in de wereld. Exacte cijfers
bleken moeilijk te verkrijgen. Maar
onomstotelijk kwam vast te staan dat
veilig kan worden aangenomen dat
tussen de zeventig en negentig per
cent van de Afrikanen kan lezen noch
schrijven. In vele landen waren en
zijn vrijwel alle vrouwen analfa
beet. Dit sombere beeld wordt iets
lichter als men ervan uitgaat dat het
percentage kinderen dat een schoolop
leiding ontvangt toch vrij groot is.
Maar ook in Afrika neemt het aantal
analfabeten nog toe! Men heeft niet
voldoende aanvaardbaar geschoolde
onderwijskrachten om alle kinderen
tussen de zes en veertien jaar elemen
tair onderwijs te geven. Het gaat om
zeker dertig miljoen kinderen. Waar
schijnlijk is dit enorme getal toch nog
wat aan de optimistische kant.
Keizer Haile Selassie van Ethiopië
heeft in 1959 in Addis Abeba op een
Afrikaanse onderwijs conferentie ge
zegd dat zeker 350.000 onderwijskrach
ten zouden moeten worden opgeleid
om alle kinderen van het continent
basisonderwijs te kunnen geven. Als
die onderwijzers er zouden zijn en
ze zijn er op geen stukken na zou
den zij ook moeten beschikken over
lesruimten en eenvoudige leer- en
hulpmiddelen. Een probleem dat vrij
wel onoplosbaar lijkt.
Voeg daarbij nog de ontstellende pro
blematiek die het geven van vakon
derwijs aan tientallen miljoenen met
zich brengt en het tot ontwikkeling
brengen van de verschillende vortttfeh
van voortgezet onderwijs om van de
hogescholen en universiteiten maar
niet te spreken en men krijgt enig
begrip voor welke uitdaging Afrika
alleen reeds in dit opzicht de wereld
stelt, vooral de democratische wereld.
DE HUIDIGE Afrikaanse leiders
voelen over het algemeen niet voor
het communisme als politiek systeem.
Ze aanvaarden materiële hulp van com
munistische landen, vooral van de Rus
sen en hun satelieten, omdat elke
hulp in de situatie waarin hun landen
verkeren hoogst welkom is. Maar ze
staan bepaald niet te springen in ruil
daarvoor zich politiek sterk te confor
meren aan de communistische opvat
tingen over staat en maatschappij.
Juist omdat Peking-China op dat po
litieke aspect van de hulp zo de na
druk legde, keerden de Afrikanen zich
van de Volksrepubliek China af.
Er lopen door Afrika nog vele
scheidslijnen. Een deel van de nu au
tonome staten is nauw verbonden met
de EEG. Een deel van die geasso
cieerde landen heeft een sterke bin
ding aan Frankrijk. Andere Afrikaan
se landen maken deel uit van het
Britse Gemenebest. In de Afrikaans
Arabische staten heerst een niet gerin
ge tweespalt. De strijd om de hege
monie in de Arabische Liga is in vol
le gang. Economisch zijn de verschil
len hemelsbreed. Dat geldt zowel de
graad van ontwikkeling als het aanwe
zige economische potentieel.
Het Westen is tot op heden niet in
staat gebleken voor geheel Afrika een
enigszins aanvaardbaar hulpprogra-
gramma op lange termijn op te stel
len. Er is veel versnippering en kenne
lijk een onvoldoende begrip voor de
omvang van de vraagstukken. In som
mige gevallen is er zelfs onwil.
Men realiseert zich waarschijnlijk
niet dat de toekomst van het Westen,
van Europa als geheel, onverbrekelijk
gebonden is aan Afrika. Lenin heeft
daarop al eens gewezen, toen hij erop
zinspeelde dat het democratische West-
Europa zou kunnen worden overwon-
van het nieuwe Afrika over de grenzen
heenkijken en vrij contact met elkaar
hebben. Maar ze konden zich niet los
maken van een verleden dat voor de
verschillende gebieden van het conti
nent totaal andere uitgangspunten en
achtergronden had. De Fransen, om
maar een voorbeeld te noemen, kolo
niseerden anders dan de Britten. In
hun gebieden was en bleef het Frans
de voertaal van de ontwikkelde Afrika
nen. Deze meeste Franse gebieden as
socieerden zich uit economische over
wegingen met de EEG. De Britse ge
bieden haastten zich lid te worden van
het Britse Gemenebest.
De ontwikkelingskansen van de nieu
we Afrikaanse landen lopen hemels
breed uiteen, alleen reeds door de gro
te verscheidenheid van economische
mogelijkheden. Arabisch Afrika heeft
in ieder-geval het voordeel dat de lan
den die er deel van uitmaken elkaar
tenminste kunnen verstaan. Dat is dan
letterlijk bedoeld. Want de geschiede
nis van de Arabische Liga heeft wel
duidelijk bewezen dat het politiek be
paald niet alles koek en ei is. De po
gingen van Nasser om die Liga te be
heersen zijn op niets uitgelopen. Men
voelt niet voor een nieuwe koloniale
meester, ook al zetelt hij in het eigen
werelddeel. De niet-Arabische landen
zijn huiverig om met de Arabische
Afrikanen in zee te gaan. Het verle
den met zijn onmenselijke sla venraids
van Arabische slavenhandelaars speelt
daarbij nog een niet geringe rol.
DE DROOM van de Afrikaanse een
heid leeft. Het is echter wel duidelijk
dat hij nog lang niet aan concrete ver
wezenlijking toe is. Nkroemah is een
van zijn grootste profeten. Maar zijn
positie in Afrika is niet sterk meer
sinds hij gedwongen werd in het eigen
land Ghana als een dictator te
gaan regeren.
WELLICHT het grootste probleem
waarvoor de nieuwe én de oude lan
den van Afrika zich gesteld zien, is het
vinden van een positief antwoord op de
vraag van het organiseren van een on
derwijssysteem dat zo snel mogelijk
voldoende kundige krachten kan kwe
ken. Onderwijs is in Afrika 'n sleutel
woord, veel meer nog dan in het Wes
ten. Moderne maatschappelijke, eco
nomische en staatkundige vormen kun
nen slechts tot volle ontwikkeling ko
men, als ze worden gestuwd en gedra
gen door vrouwen en mannen die ge
leerd hebben ze te hanteren, die er
mee kunnen werken.
Het gezicht van het nieuwe Afrika
over twintig jaar wordt getekend door
het onderwijs dat de jonge generatie
Afrikanen nu ontvangt. In dit verband
is er heel veel reden die toekomst met
zorg tegemoet te zien. Er is, juist op
het gebied van het onderwijs, sinds
1945 in Afrika veel, onnoemelijk veel
nen door een omsingeling die ook van
uit Afrika moest plaats hebben.
Men vergeet in de Westeuropese wel
vaartsstaten maar al te gemakkelijk
dat de politieke democratie die men
er niet overal kent, in de loop
van eeuwen tot ontwikkeling is geko
men. Het is onredelijk van de Afri
kaanse leiders te eisen dat zij die
democratische vormen nu in hun lan
den vestigen. Veelal zijn de bouwste
nen ervoor niet aanwezig, zoals een
ontwikkeld begrip voor de publieke
zaak, voldoende kundige leiders die
politieke partijen inhoud geven, een
getraind ambtenarenkorps, een tot het
maken van een werkelijke keuze op
gevoed kiezersvolk. Men zal er in het
Westen goed aan doen met wat meer
welwillendheid, en vooral begrip, ta
gaan staan tegenover die landen die
noodgedwongen min of meer dictato
riale bestuursvormen hebben gekozen.
Hadden zij werkelijk de mogelijkheid
een andere keuze te maken? En ligt
een groot stuk schuld hiervoor niet
juist bij die Westerse landen die gedu
rende vele tientallen jaren gewoon ver
zuimden de voorwaarden te scheppen
die nodig waren om in hun Afrikaanse
koloniën politieke democratieën te ves
tigen. Ook nu nog weigeren de mees
te Westerse staten de Afrikanen dui
delijk te maken dat zij aan hun zijde
staan, zonder voorbehoud. Zuid-Afri-
ka, Angola en Rhodesië zijn heel zie
ke plekken op het enorme continent.
Maar het Westen deinst ervoor terug
ze radicaal uit te snijden. Dat is in
de ogen van vele Afrikanen een dui
delijke keuze tégen Afrika en vóór de
blanke superioriteit. Ook met die situa
tie heeft Afrika de wereld in 1965 ge
confronteerd. Wat kan Europa daarte
gen doen? Het zou kunnen proberen
ook uit welbegrepen eigenbelang
een Afrikaans hulpprogramma op te
stellen dat zich over decennia uit
strekt en dat fondsen, en vooral men
sen, ter beschikking stelt om Afrika
door de Afrikanen zelf tot ontwikke
ling te laten brengen. Dat programma
zal minstens dienen te omvatten:
steun voor de landhervormingen;
0 stimuleren van particuliere inves
teringen
0 technische bijstand gericht op de
beperkte Afrikaanse mmoge-
lijkheden;
0 uitwisseling van kennis en studen
ten;
0 onderwijsvoorzieningen op ver
schillend. niveau, waarbij veel na
druk moet vallen op het vakon
derwijs;
afbreken van tariefmuren voor
Afrikaanse produkten.
een continentaal verdedigingsak
koord;
0 versterking van de diplomatieke
posten met deskundigen die een
hartelijk begrip hebben voor de
problemen van Afrika en die be
reid zijn te midden van de Afri
kanen te leven en te werken.
Het opzetten en uitwerken van zulk
een hulpprogramma eist dat de Euro
pese mogendheden een Europese pool
gaan vormen, dat zij bereid zijn mee
te doen aan een opzet die ver uitgaat
boven de doelstellingen van groeperin
gen als de EEG, EVA en Comecon.
Het lijkt ook van niet gering belang
van het begin af te pogen ook het
oostblok van communistische staten in
de opzet en uitwerking van zulk een
programma te betrekken.
Houari Boumedienne (Algerije)
Hendrik Verwoerd (Zuid-Afrika)
Moboetoe (Kongo)
Ian Smith (Rhodesië)
Hassan II (Marokko)
Hailé Selassie (Ethiopië)