HET LAND ACHTER
DE BERGEN
IBO EN DE RASSENKWESTIE aanleiding tot
Puzzel van de week
I
1
M
L
h
I
SI
H
1
1
PANDA EN DE GRUBBEL
POLLE, PELLI EN PINGO
GROEN Co
BRAMMETJE FOK
Rechter Tie
en het geheim van
het landhuis
Koudegolf ligt
op de loer
door John Boland
Citaat uit interview
valse conclusie
door dr. Robert van Gulik
VRIJDAG 7 JANUARI 1966
7
Ons vervolgverhaal
5
2'
50
52
55
58
_B
je Her êehoord? teerob begint Tteerob istedik. geworden, vanaf morThu houdt het nooit
MORGEN METEEN VERMAGERINGSKUUR, 1 GEN eet HU NIET meer! Ih - -- \A TONDER
Centrale verwarming
„Duiker" oliebranders
„Duiker" aardgasketels
9
"""WWWMWUUUUt
(Vertalina Maraot Bakker)
62)
Maar ik geloof dat je dergelijke din
gen beter aan mij kunt overlaten,
Bob. We willen geen mislukkingen
meer hebben, hè?... En als we jou
een of ander laten opknappen..."
Leary trok met zijn schouders.
„Mag ik je erop wijzen, dat we
hier nooit gestrand zouden zijn, als
jij met je dronken kop
„Als je klassieke historie wilt be
handelen, knaap, doe je dat maar
met de inboorlingen. Die zijn er gek
cp, mij verveel je er alleen maar
mee." Hij zweeg, menend dat de En
gelsman iets wilde zeggen, maar
Claymore liet het bij een berustend
gebaar. „Best, maat. Doe jij maar
wat de grote baas zegt en dan zullen
wij het samen wel vinden."
De reparaties aan vleugeltip en
landingsgestel waren klaar en zij wa
ren zo keurig uitgevoerd, dat de be
schadigde plekken niet meer te vin
den waren. Leary wees Claymore
daar vol geestdrift op. „Als ze de
motor maar half zo goed bouwen, ben
ik al tevreden", verklaarde hij. „Het
enige waarover ik me bezorgd maak
is, of we voldoende ruimte voor de
start zullen hebben."
Een brede bevloeiingssloot begrens
de de vlakke strook, die zij als start
baan moesten gebruiken en het toe
stel zou de startbaan achterwaarts
niet kunnen verlengen, tenzij de smal
le sloot, waarin hun wiel was wegge
zakt, gedempt werd. „Als we Bront-
wy eens vroegen, die sloot te laten
dichtgooien," zei Leary. „Op het
ogenblik staat er nauwelijks voldoen
de wind voor een veilige start. Het
zou wel gaan als we harde wind had
den, maar van die kant hoef je hier
geen hulp te verwachten en daarom
zullen we er iets anders op moeten
vinden." Hij sloeg Claymore op de
schouder. „En we zullen wel weer iets
vinden, wat jij, compagnon."
Hierna liet Leary de scherts varen
en werd ernstig; hij keek Claymore
doordringend aan en probeerde ken
nelijk uit te maken, of hij hem nog
eens zou vertrouwen. „Heeft die
vrouw van jou een of ander over ons
vertrek gezegd?"
„Ik snap niet wat je bedoelt."
„Niet zo uit de hoogte doen, Bob.
Ik heb het over Mohema. Wat is er
gebeurd, toen je gisteravond een wan
deling met haar maakte? Heeft zij
dog iets over ons vertfëk gezegd?"
„Alleen dat het haar spg^t„ dat, we.
weggaan."
De piloot knikte en trok aan zijn
baard. „Ja, dat zei Brontwy ook. Ik
heb haar gevraagd met ons mee te
gaan," bekende hij.
Claymore bracht het tot een vage
glimlach. „Ik heb Mohema hetzelfde
gevraagd."
„O ja?" De piloot was zichtbaar
verbaasd. „Dat had ik niet achter je
gezocht. Je begint link te worden,
knaap. En wat zei ze?"
„Dat zij haar werk niet in de steek
kon laten."
„Ja, zoiets beweerde Brontwy
ook." Hij schudde het hoofd, onze
ker. „Ik weet het niet. Misschien zijn
ze van plan ons te laten gaan, mis
schien ook niet. Ik zou zeggen, dat we
nu eerst moeten nagaan wat voor
soort leger ze hebben."
„Waarom dat?"
„Ik wil wel eens zien, wat voor
soort wapens ze hebben, knaap. Het
zou geen kwaad kunnen als we wis
ten wat soort tegenstand die blaffer
van jou zal ontmoeten, als het erop
of eronder gaat."
Leary's verzoek de strijdkrachten
te mogen zien, werd toegestaan. Hur-
da, de Negende Dienares en minister
van de Strijdkrachten, trof de nodige
schikkingen; zij voorzag de twee vlie
gers en speciale kleding en nam hen
mee naar Herpoli. Aan de rand van
de stad staken zij zich in de spciale
pakken en deden tampons in de oren,
alvorens een van de kleurige gebou
wen binnen te gaan.
Hurda nam hen mee omlaag. Zij
koersten door een wirwar van gan
gen, daalden vele trappen af en raak
ten steeds dieper in de aarde. Aan
de voet van een uitzonderlijk lange
trap stuitten zij op een deur. Hurda
opende die deur en nam hen mee.
Zij bevonden zich in een lange ova
le tunnel, waardoor snelstromend
water zich verplaatste. Aan weers
kanten van de tunnel liepen richels,
ruim een meter boven het water.
Hurda liet hen over de richel lopen
aan de kant, waar zij waren binnen
gekomen. Een hoge fluittoon vervul
de de tunnel met lawaai en maakte
het spreken onmogelijk. De twee
mannen schuifelden achter Hurda
langs het smalle voetpad, zonder te
begrijpen, waar zij heen gingen. Zij
naderden de geluidsbron en geleide
lijk voelden zij een krachtige tril
ling in de bodem waarover zij liepen.
Ten slotte kwamen zij uit in een
open ruimte, waarschijnlijk het laag
ste niveau van het bouwwerk. Rijen
dikke zuilen stutten de zoldering en
dc ruimte tussen de zuilen werd in
beslag genomen door apparatuur, zo
te zien een groot aantal elektrische
generatoren. Geluid en hitte maakten
de ruimte tot een hel en Leary en
Claymore keken elkaar in paniek
aan. Tussen de apparaten zagen zij
alleen een paar jongens en meisjes.
Hurda keek met een trotse glim
lach naar die jongelui. Leary hield
zijn mond vlak tegen haar oor en
schreeuwde, „We zouden het leger
toch te zien krijgen?" Zij knikte,
lachte tegen hem en ging hen voor
naar een tweede tunnel. In de mond
bleef zij staan en wenkte de twee
mannen.
Zij liepen nog maar pas in de tun
nel, toen Hurda een aftakking na&i'
rechts aanwees. Honderd meter ver
der veranderde zij nog eens van rich
ting. Het lawaai van de generatoren
was nauwelijks meer te horen, maar
een andere onaangename gewaarwor
ding begon zich op te dringen. Zij na
derden kennelijk een riool.
De kleine tunnel, die zij doorliepen
kwam op een reusachtig riool uit. De
schelle lampen aan de zoldering ver
lichtten de oppervlakte van de donke
re waterstroom. Een ploeg van twaalf
kinderen stond tot aan de heupen in
de traag stromende rivier en was be
zig met langgesteelde bezems de wan
den schoon te maken, telkens een
stap verder door de bedding wa
dend. Claymore werd onpasselijk van
de stank.
(Wordt vervolgd)
„Ik wantrouw degenen die galmend
verklaren dat alle mensen gelijk zijn."
Deze uitspraak komt voor in 'n boekje van
een Amsterdams psycholoog, dat een
pleidooi voor apartheid op wetenschappe
lijke gronden wil zijn. Over het mislei
dende karakter van dit boekje hebben
wij onlangs in „ERBIJ" (13 november
1965) onze mening al gegeven. De geci
teerde uitspraak was volgens de schrijver
afkomstig van de bekende cabaretier
Wim lbo. Wij concludeerden daaruit dat
Wim lbo dus blijkbaar iets tegen de
donkere huidskleur moest hebben, wel
licht uit een soort „jalouzie de métier".
Achjteraf blijkt de geciteerde uitspraak in
derdaad van lbo afkomstig te zijn, maar
zij is gelicht uit een uitvoerige weerga
ve van zijn gedachtengang over de ras-
senstrijd in Amerika, zoals hij die in een
interview van „Het Vrije Volk" ten beste
gaf.
Op zijn verzoek publiceren wij hierbij
het interview van 1963 in zijn geheel,
omdat het een ander licht werpt op het
misbruikt citaat. Onze conclusie trekken
wij hierbij in, met onze exuses aan Wim
lbo.
Het interview volgt hieronder. De kop
pen luidden: „Ik wantrouw degenen die
galmend verklaren dat alle mensen ge
lijk zijn Anders maar gelijkwaardig
Wim lbo over het negerprobleem."
En de tekst:
Wim lbo heeft dit jaar voor de vijfde
maal een bezoek gebracht aan Ameri
ka. Hij werd daar geconfronteerd met
het grootste probleem in de VS, het ras
senvraagstuk. Boordevol indrukken kwam
hij in ons land terug. In zijn flat aan de
Nieuwe Herengracht te Amsterdam ver
telde hij aan onze verslaggever zijn er
varingen.
Ik wantrouw degenen, die galmend
verklaren, dat alle mensen gelijk zijn",
zegt Wim lbo. „Negers zijn anders dan
blanken. Ze zijn gelijkwaardig, maar
anders". Hij spreekt langzaam als om
zijn gedachten te ordenen.
„Het is moeilijk om over het neger
probleem te praten - om spontaan je
mening te zeggen. Maar ik moét erover
spreken.
Soms merk je, dat mensen een muur
opwerpen van gereserveerdheid, zodra je
openhartig wordt.
Hier in Nederland hebben de mensen
bovendien snel hun oordeel klaar over
het rassenprobleem. Natuurlijk is dat
goed. Rassenhaat kan alleen maar wor
den afgekeurd. Maar de veroordeling van
velen mist naar mijn gevoel echtheid. Ze
PUZZEL NO. I
1
2
3
4
1
6
7
8
9
11
14
16
17
,0
22
23
24
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
44
45
46
48
49
51
56
60
61
62
1 Horizontaal: 1. voorschoot;"''5: eens;
9. vjoorzetsel; 10. pers. vnw.; 12. vr. munt;
13. loot; 14. maanstand; 15. tijdperk; 17.'
deel v. d. hand; 18. voorzetsel; 20. roof
dier; 22. militaire rang; 25. waddeneiland;
28. water in Zeeland; 29. kloosterzuster;
30. titel; 31 harde bovenlaag; 33. hoeveel
heid; 35. glazen deksel; 38. pl. in Z.-Hol
land; 41. vorm van knellen; 42. kranten
jongen; 43. jongensnaam; 45. berichtbren-
ger; 47. afweren; 50. kluizenaar; 51. laatst
leden; 53. bijbelse naam; 54. precies; 55.
godsdienst; 56. ijzerhoudende aarde; 58.
Fr. onbep. vnw.; 59. als eerder; 60. aanw.
vnw.; 61. vogel; 62. oude munt.
Verticaal: 1. overschot; 2. vernis; 3. Fr.
onbep. vnw.; 4. wielrijder; 5. uitmuntend;
6. water in Friesland; 7. zijrivier v. d.
Donau; 8. houding; 11. witte delfstof; 12.
riant; 16. vertegenwoordiger; 17. het drin
gen; 19. deel v. e. bloem; 21. kleurloos;
23. deel v. Amerika; 24. schema; 26. enig
overgebleven; 27. maanstand; 32. zang-
noot; 34. bijb. naam; 35. vlug; 36. lekker
nij; 37. kleinood; 38. pl. in Utrecht; 39.
42. Panda vond het terecht een nare streek van de
Grubbel om de pruïlemand over hem uit te keren. En
nu hij akelig tussen de rommel op de grond zat, be
greep hij dat Joris Goedbloed misschien toch wel ge
lijk had en dat het wezentje streng aangepakt moest
worden. Hij zag dan ook met genoegen, dat Joris in
gespannen jacht maakte op de kleine schelm. „Terug
in uw kastje vrind!" riep hij daarbij ferm. „De si-
lencia nil nisi bonum, zoals reeds onze klassieke voor
gangers riepen wanneer zij hun leerlingen aan orde
en tucht herinnerden. Wij bevinden ons ten slotte ten
kantore van een Beschavingsstichting, en kunnen uw
grove lol hier niet gebruiken, Komaan.En op dat
ogenblik kwam hij (zoals hier boven is aangegeven)
te betreuren dat hij zijn wandelstok onbeheerd had ge
laten. „Graqra, helplach, traanoog!" kraaide de Grub
bel, wiens gevoel voor humor in het bijzonder geprik
keld werd wanneer hij oudere personen in een onwaar
dige positie kon brengen. Na zijn doel bereikt te heb
ben sprong hij, nog schuddend van de lach, op het
raamkozijn en keek naar buiten om te zien of daar
misschien nog iets vermakelijks te beleven viel. Welnu;
niet voor u of mij of andere bezadigde toeschouwers.
De koopman Moerbeier verkocht een pond lekkere hand
appeltjes aan mevrouw Smuls; dus, kortom, een situa
tie die op het gebied van lachwerk weinig scheen te
beloven. Maar de Grubbel, vindingrijk als steeds, zag
er wel iets in
NEEM,HU SMEET
SNEEUW
VOORDE
DE STAKKER
VERSCHRIKKÊ
S9V
vorm van sörtereri; 46. zijii" (Fn)';' et.
jongensnaam; 44. dubbelklank;.„45.
46. in aanzien houden; 48. tijdperk; 49.
deel v. d. vinger; 52. watering; 55. meis
jesnaam 57. onder het nodige voorbe
houd; 60. kindergroet.
Oplossingen uitsluitend per briefkaart,
dienen uiterlijk woensdag a.s. in ons be
zit te zijn.
is niet gebaseerd op eigen ervaringen.
Het is zo makkelijk als Nederlander
stelling te nemen tegen rassendiscrimina
tie. Het is makkelijk omdat wij niet in
Amerika wonen. Maar al te dikwijls
wordt gegeneraliseerd, worden alle Ame
rikanen over één kam geschoren, wordt
de situatie zwart-wit gezien. De situatie
is niet zwart-wit.
Pas als je verschillende malen in Ame
rika bent geweest en je persoonlijk bent
geconfronteerd met de rassenongelijkheid,
weet je, dat de problemen veel ingewik
kelder zijn dan je aanvankelijk dacht. Je
afwijzing van de discriminatie en dan
bedoel ik niet alleen van de discriminatie
van de negers in Amerika heeft ach
tergrond gekregen.
Je weet dan, dat het rassenprobleem
een emotioneel probleem is, dat al zo
oud is als de wereld zelf; je weet ook
dat vele tegenstanders zowel als voor
standers argumenten gebruiken en motie
ven hebben, die in wezen oneerlijk zijn
en dat de situatie hierdoor wordt vertroe
beld.
Na mijn terugkeer in Nederland heb ik
dikwijls met de gedachten gespeeld, wat
het Nederlandse volk zou doen, als het
in dezelfde situatie zou verkeren als de
Amerikanen. En ik heb geen antwoord
kunnen vinden op die vraag.
In Washington heb ik met een vrouw
gesproken een schat van een mens,
aardig, hartelijk, oprecht. Natuurlijk
kwamen we terecht bij het onderwerp
rassendiscriminatie. Dat is onvermijdelijk
in de VS. Ik heb geprobeerd haar te be
grijpen ook toen ze me vroeg: „Hoe
zou je het vinden als je dochter met je
tuinman zou trouwen?" Want haar pro
bleem was dat beweerde ze tenminste
dat de neger in Amerika vrijwel altijd
de voor haar gevoel, sociaal minderwaar
dige beroepen uitoefende. Voor haar zou
het een klasseprobleem zijn. Ze begreep
niet dat haar argumentatie niet deugde
ook al omdat geen enkel beroep na
tuurlijk minderwaardig is.
Vaak ook zijn de argumenten met el
kaar in tegenspraak. Zo ontmoette ik
ongeveer een week voor de mars op
Washington een taxichauffeur, die me
toevertrouwde, dat hij de negers niets
dan goeds toewenste, als hij maar niets
met ze te maken zou hebben. Op de dag
van de mars was hij vast van plan te
staken. „Ze kunnen terug gaan lopen",
zei hij.
De gehele maatschappij is door het pro
bleem geïnfecteerd. In Harlem, de ne-
gerwijk van New York, ben ik een neger
meisje gaan opzoeken, een goede ken
nis van mij, die ik jaren niet had ont
moet. Bij het afscheid ze had me naar
het station van de ondergrondse ge
bracht omhelsde ik haar. Uit sponta
neïteit. Op dat moment werd ik me be
wust van de blikken die zowel negers als
blanken op me wierpen. Ik was een „out
cast".
Nu vraag ik mezelf af, als ik in de
gelegenheid was geweest haar nogmaals
te ontmoeten, zou ik dan weer op dezelf
de wijze afscheid van haar hebben geno
men. Als ik dat gedaan zou hebben, was
fiat'. ~e'ën" 'dërttonstr<¥tie "geureest en dus
geen spontaan gebaar. Als ik haar die
tWdedë rriattl alleen een hand zou heb
ben gegeven, zou dat ook niet juist zijn
geweest. Het is een vicieuze cirkel.
De Amerikaanse jeugd neemt veelal
een geheel ander standpunt in dan de
volwassenen. Op een bijeenkomst van jon
ge mensen heb ik een meisje van zestien
jaar horen zeggen, dat Amerika verdeeld
Advertentie
OVERVEEN
TELEFOON 54855
(Van onze weerkundige medewerker)
De extreme koudegolf van november,
met strenge vorst en flink wat sneeuw,
zijn wij na de lange regenbui van ruim
zes weken, die december natter maakte
dan in 200 jaar is voorgekomen, al bijna
vergeten. Vele schaatsliefhebbers hopen
dat er nu spoedig nog een vorstperiode
komt. De kans daarop is na een zeer
koude november het grootst in januari.
Geheel Scandinavië ligt in de greep
van een koudegolf. Bij een fikse noord
oostenwind komen ook Nederland en het
grootste deel van Duitsland in deze kou
de lucht. De vorst die momenteel in ons
land voorkomt is meer een gevolg van
uitstraling bij windstil en helder weer en
niet van transportkou uit het noorden.
Normaal hebben wij in West-Europa
van Kerst tot omstreeks 6 a 8 januari
zacht weer. Daarna wordt het meestal
kouder, zo rond de 10 de. Gemiddeld is d«
periode van 20 tot 31 januari de koudste.
De kans dat Nederland op de schaats
komt is nog vrij groot. Er komt vaak een
koudegolf na een periode van regenrijk
weer met hoge waterstanden. December
is bijzonder nat geworden. Zowel De Bilt
met 205 mm. alsook Den Helder met
170 mm neerslag; Groningen met 144;
Vlissingen met 149 en Maastricht met
176 mm zijn in meer dan 120 jaar niet zo
nat geweest. Normaal geeft december 60
tot 75 mm regen in ons land; nu viel er
gemiddeld over heel Nederland 175 mm.
neerslag. Ook in onze omgeving was het
zeer regenrijk: Haarlem 187, Vijfhuizen
172, Schiphol 165, Amsterdam 202, Hoofd
dorp 151 en IJmuiden 152 mm.
was en dat de ouders daar schuldig aan
waren.
Het is moeilijk je te ontworstelen aan
je opvoeding. En toch gebeurt dat op het
ogenblik bij vele jonge mensen in Ameri
ka. De jeugd is het niet eens met de ras
senscheiding in de maatschappij. De
jeugd. Maar dat is een nieuwe generatie.
En voordat die jongeren zijn opgegroeid,
kan er zoveel gebeuren.
Het is begrijpelijk, dat vele negers in
Amerika na zoveel jaren als ongelijke te
zijn behandeld, nu in korte tijd volkomen
gelijkheid op alle gebieden eisen. Maar
die eis Js onredelijk, omdat je een maat
schappij niet van de ene dag op de andere
kunt veranderen.
Het rassenprobleem irt de VS is een
probleem waar je niet makkelijk uit
komt, waarmee je worstelt als je ermee
geconfronteerd wordt.
Ik ben tegen elke vorm van discrimina
tie, maar ik wantrouw degenen die gal
mend verklaren, dat alle mensen gelijk
zijn."
61. Mevrouw Yie valt voor Rechter
Tie op haar knieën. „Vindt toch eerst
mijn zoontje, edelachtbare! De hemel
weet waar die huismeester is, misschien
is hij wel helemaal beneden in het dal,
bij de koeliesHij ging daar vaak
heen, om een oog op hun werk te hou
den En intussen komt mijn arme kind
misschien om van honger en. dorst.
Ik smeek u.Rechter Tie strijkt na
denkend langs zijn baard. Dit is inder
daad een moeilijk probleem. Hij weet dat
de rotsen doorzeefd zijn met gangen, ga
ten en grotten; het is onbegonnen werk
om te trachten door dat doolhof de weg
te vinden. Mevrouw Tie heeft haar zoon
tje wel horen huilen, maar dat betekent
nog niet dat hij werkelijk vlak bij is, want
men kan absoluut niet aan op de vreem
de echo's en geluidseffecten hier Aan
gezien ze de huismeester nergens hebben
gezien, moet hij wel bij de koelies onder
in het dal zijn. En om die te overmees
teren. zijn de soldaten nodigToch
moet hij deze ongelukkige vrouw helpen,
zij heeft al genoeg geledenAha, ja,
dat is natuurlijk de oplossing! Hij zegt
tegen Tsjiao Tai: „Vlug, ga terug naar
het landhuis, Tsjiao Tai! Je sluit Pao op
in de paardenstal en dan kom je hier
terug, met de hond!"
422. Nu de chauffeur zich eenmaal had
laten ontvallen, dat hij in dienst was van
een barones verwachtte Bram bij een
klein paleis, toch minstens een gróót huis
te worden afgezet.
Hij kon dan ook moeilijk zijn verbazing
verbergen, toen de wagen stilhield bij
een oude schuur, waarvan de ene plank
de andere moest steunen om instorting te
voorkomen.
Ehwoont hier een barones?" vroeg
Brammetje voorzichtig. Maar de chauf
feur was er één keer ingelopen en hij was
niet van plan nog maar één woord tot
Bram te zeggen.
Langzamerhand kreeg Bram er spijt
van dat hij zich met deze merkwaardige
zaak had ingelaten. Het zou hem nu nog
wel zéér verbazen als er iets van een
avontuur te wachten stond.
Iemand had hem daarover gerust kun
nen stellen. Maar die iemand stond ach
ter een boom. en hij deed niet de minste
moeite om de aandacht te trekken.
Het was de chauffeur uit de andere wa
gen die steeds achter hen aan had gere
den. Maar de man had nu andere kleding
aangetrokken, die deed denken aan verre
landen en geheimzinnige bergen...
„Via assasciona caramba Brama Fo-
ka", gromde de man. Wij weten helaas
niet, wat dat betekent. Maar hij lachte
en erg vals bij.